Dit derde deel van het gedrag deel van Efeziérs geeft uitdrukking aan het derde verzoek van Paulus' gebed in hoofdstuk 1: "verlicht zijnde de ogen van jullie hart, in jullie waargenomen hebbend wat de hoop is van Zijn roeping en wat de rijkdom van de heerlijkheid van Zijn lotbezit in de heiligen is, en wat de overtreffende grootte van Zijn macht is in ons die geloven, overeenkomstig de inwerking van de kracht van Zijn sterkte, welke Hij heeft ingewerkt in de Christus, Hem wekkend vanuit doden en Hem doen zittend aan Zijn rechterhand, temidden van de ophemelsen" (Efe. 1:18-20).
Er zijn op z'n minst negen woorden in Efeziërs die verbonden zijn met de gedachten aan kracht of sterkte, en vier daarvan zijn ingesloten in dit ene verzoek: de allesoverstijgende grootheid van Zijn kracht (dunamis); de werkzaamheid (energeia) van de macht (ischus) van Zijn kracht (kratos). Er zijn ook vier verschillende woorden voor kracht en sterkte in Paulus' oproepen om te staan tegen geestelijke krachten in hoofdstuk 6, aan het einde van dit deel. Er zijn twee van de drie gebieden van deze brief die een concentratie van deze woorden bevatten. Het laatste deel van hoofdstuk drie is de sectie van het leerstellige deel van het boek dat het derde verzoek van het gebed bevat. Daarin komen vijf verschillende woorden van kracht voor, sommige er van meer dan eens.
Het eerste vers van ons deel is 5:18, en het leest als volgt: "En bedrinkt je toch niet aan wijn, waarin liederlijkheid is, maar wordt vervuld met geest" (Efe. 5:18). Aan het einde van hoofdstuk drie in ons overeenkomend deel geeft Paulus een ander gebedsverzoek dat met dit vers overdacht zou moeten worden: "opdat Hij aan jullie zal geven overeenkomstig de rijkdom van Zijn heerlijkheid, om in macht krachtig gemaakt te worden door Zijn geest tot in de innerlijke mens, opdat de Christus in jullie harten woont door het geloof, in liefde geworteld en gefundeerd zijnde, opdat jullie in staat zullen zijn, samen met alle heiligen, te grijpen wat de breedte en lengte en diepte en hoogte is, bovendien de overtreffende liefde van de kennis van Christus te kennen, opdat jullie vervuld zullen worden tot in al de volheid van God" (Efe. 3:16-19).
In 3:16 worden we trouw gemaakt met kracht in onszelf - in onze innerlijke persoon - door de Geest van God. In 5:18 zouden we gevuld moeten worden met God's Geest. Die volheid van God's Geest in ons geeft ons de kracht om ons leven te leven op een wijze die God een genoegen doet, en het controleert al onze relatie-banden. In hoofdstuk 3 zagen we dat we de versterking van God's Geest in ons nodig hebben om de dimensies van het evangelie te grijpen en te verstaan, de liefde van Christus en de volheid van God's doelstelling.
God's Geest versterkt ons mentaal en opent onze waarnemingen om de waarheid te ontvangen en te grijpen. En de Geest van God versterkt ons om in staat te zijn elke dag te wandelen op de wijze waarin God wil dat we gaan. Dit definieert de aard van de kracht waarvoor Paulus in hoofdstuk 1 bad.
De verzen 5:18-21
A1. En bedrinkt je toch niet aan wijn,
B1. waarin liederlijkheid is,
A2. maar wordt vervuld met geest,
B2. sprekend in psalmen en lofzangen en geestelijke liederen,
C1. tot julliezelf
B3. zingend en muziek makend in jullie harten,
C2. voor de Heer,
B4. altijd dankend voor alles in de naam van onze Heer, Jezus Christus,
C3. aan de God en Vader,
B5. onderschikt wordend in de vrees van Christus,
C4. aan elkaar...
Volgend op B2 en B5 zijn de C leden teruggetrokken van de normale volgorde van de tekst om de overeenkomende kenmerken van de lijst van zinnen uit te lichten.
Dronken zijn van wijn neigt ons onderschikt te maken aan de lagere motieven en verlangens in ons. Gevuld zijn met de Geest regeert ons ook, maar op een veel betere manier. "...word vervuld met geest" is een gebiedend commando en in de kontekst van genade komt het bij ons over als een oproep. Dit ideale commando zou nutteloos zijn als we niet in staat zouden er aan te gehoorzamen. Maar Paulus levert de middelen voor ons om de opdracht op te volgen. Beginnend met B2 vertellen alle B's ons de methode die we gebruiken om onszelf te vullen met de Geest. Beginnend met C1 vertellen alle C's ons de betrokken relatie.
De Here Jezus vertelde ons dat liefde de sleutel was om de wet te vervullen. Liefde beheerst relaties. De Torah zei God lief te hebben met heel ons hart, ziel, kracht en denken; we zouden onszelf liefhebben; we zouden onze naasten als onszelf liefhebben. Al Paulus' instructies die in deze opdracht met de Geest vervuld moeten worden, worden gegeven in termen van relaties, gelijk aan de relaties die noodzakelijk waren om de wet te vervullen. C, 1 t/m 4, noemt de relaties voor ons: onszelf, de Heer, onze God en Vader, en elkaar. Dus terwijl de vervulling van de wet opgesomd werd in de juiste relatie met God, onszelf en naasten, verandert Paulus dit een beetje om te presenteren wat we de vervulling van genade zouden kunnen noemen of het leven in de Geest. Hij voegt de relatie van het Heer zijn van Christus toe. Hij benadrukt dankbaarheid aan God, wat liefde vooronderstelt, maar ook de terugblik op het kruis. En hij past het liefhebben van de naaste aan tot een wederzijdse onderschikking aan medeleden van het lichaam van Christus. Het is duidelijk dat wij nog steeds van onze naasten zouden houden, inclusief ongelovigen, maar er is hier een speciale nadruk op onze relatie met de mede-gelovigen. De wederzijdse onderschikking van gelovigen aan elkaar ondersteunt in het bijzonder de eenheid van Joden en heidenen waarop Paulus doorheen de brief de nadruk op legde.
B4 zegt letterlijk God te danken voor alles. Het woord 'dingen' is toegevoegd. Maar omdat de kontekst zoveel met interpersonale relaties bezig is, kan het goed zijn het toegevoegde woord te laten vallen. Dan zouden we niet zo geneigd zijn de dankzegging alleen toe te passen op levensomstandigheden, en aan dankzegging voor mensen voorbij te zien.
De verzen 5:22-6:13
5:22-24
A1. De vrouwen, laat hen onderschikt worden aan de eigen mannen, als
aan de Heer,
B1. want de man is hoofd van de vrouw,
C1. zoals ook Christus hoofd is van de ekklesia.
C2. En Hij is de Redder van het lichaam.
B2. Maar zoals de ekklesia onderschikt wordt aan Christus,
A2. zo ook de vrouwen aan de mannen, in alles.
Hier wordt getoond dat het Heer zijn van Christus het leidende principe is voor onze levens en gedrag. Onze relatie met Hem loopt over in onze levens om ons leiding te geven in wat ook onze situatie zal zijn. De C.V. van het O.T. heeft een verandering gemaakt in Genesis 3:16 die door de LXX wordt bevestigd en ik geloof dat het ook door dit vers in Efeziërs wordt bevestigd. Het leest: "En tot jouw man is jouw impuls en hij heerst over jou"(Gen. 3:16). Het is herstel door de echtgenoot in plaats van een verlangen van de echtgenoot, zoals sommige vertalingen het hebben. Wanneer we Adam zien als vertegenwoordiger van Christus en Eva als vertegenwoordiger van de Ekklesia, dan springen de parallelle gedachten van de pagina. Door de echtgenoot was het herstel en de heerschappij - Christus is het Hoofd, Heerser - en Redder.
Het parallellisme van het chaisme is duidelijk. A1 en A2 spreken van de onderschikking van de vrouw aan de echtgenoot. B1 en B2 nemen ons mee in de vergelijking van de relatie van de echtgenoot en zijn vrouw, gemodelleerd naar de relatie van Christus met de ekklesia. C1 en C2 tonen dat de positie van hoofdschap die Christus over de ekklesia heeft, door Hem werd ingewijd toen Hij de Redder van het lichaam (de ekklesia) werd. Zijn hoofdschap werd door God aan Hem gegeven toen Hij Zijn gehoorzaamheid completeerde en God's liefde toonde. Liefde is de basis van de man/vrouw relatie. Hoofdschap van de echtgenoot is een tijdelijk ambt, totdat wij allen in Christus tot perfectie komen. Hoofdschap is gebaseerd op het geven van iemand's zelf.
5:25-28
A3. De mannen, hebt de vrouwen lief,
B3. zoals ook Christus de ekklesia liefheeft en Zichzelf overleverde
ten behoeve van haar,
C3. opdat Hij haar zou heiligen, reinigend in het bad van het water in
de uitspraak,
D1. opdat Hij Zelf de ekklesia glorieus voor Zichzelf zou
presenteren,
C4. geen vlek of rimpel of iets van zulke dingen hebbend, maar opdat
zij heilig en smetteloos zal zijn.
B4. Zo zijn ook de mannen verschuldigd hun eigen vrouwen lief te hebben
als hun eigen lichamen.
A4. Die de eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief.
A3 en A4 spreken van de echtgenoot die zijn eigen vrouw liefheeft. In B3 en B4 dient de echtgenoot zijn vrouw lief te hebben als zijn eigen lichaam, op de wijze waarop Christus Zijn eigen lichaam opgaf voor de ekklesia of kerk. C3 spreekt van Christus die Zijn eigen lichaam reinigde - de kerk, en C4 spreekt van het lichaam van Christus als zijnde gereinigd. Het doel van de reiniging en de focus van de schets is dat Christus een verlost gezelschap aan Zichzelf zou presenteren in het beheer van de nieuwe schepping.
De verzen 5:29-33
A5. Want niemand haat ooit zijn eigen vlees, maar hij voedt het op en
koestert haar, zoals ook Christus de ekklesia, want wij zijn leden van
Zijn lichaam.
B5. In plaats daarvan zal een mens zijn vader en moeder verlaten en zal
samengevoegd worden met zijn vrouw, en de twee zullen tot in
één vlees zijn.
A6. Dit geheim is groot, maar ik spreek met betrekking tot Christus en de
ekklesia. Evenwel: laat ook jullie een ieder voor zich zijn eigen vrouw
zo liefhebben als zichzelf, maar dat de vrouw de man zal vrezen.
Deze verzen brengen Paulus' illustratie van het toepassen van het Heer zijn van Christus op de huwelijks-relatie tot een einde. De illustratie van Adam wordt ons voor ogen gebracht met het citaat uit Genesis. Adam was alleen totdat God Eva schiep. En Adam was niet in staat God's opdracht de aarde te vullen en onderschikken te vervullen totdat Eva aanwezig was. Op gelijke wijze was de eenzaamheid van Christus iets dat Hem overkwam toen Hij ons vlees aannam, verleid werd als wij en stierf zoals wij doen. Nu heeft Hij dingen gemeen met de mensheid die verder gaan dan wat Hij deelt met het geestelijke gebied. En het is in God's plan dat Hij het koninkrijk niet completeert voordat Hij het lichaam heeft samengesteld dat in dat werk zal functioneren als Zijn complement.
De Genesis passage levert een interessante vraag op. Waarom staat er niet dat de vrouw haar ouders zou verlaten en aan haar echtgenoot toegevoegd zal worden? Is dat niet net zo waar als dat de man zijn familie verlaat? Misschien zit het antwoord in het feit dat de man Christus vertegenwoordigt en dat Hij zoveel achterliet om met ons verbonden te worden. Wij, daarentegen, blijven waar we zijn totdat wij voldoende verheldering ontvangen om Hem te aanvaarden Die alles alles achter liet om naar ons toe te komen.
Op een zelfde wijze zondigde en stierf ook Eva. God voorzag in een offer en bedekking voor haar schaamte. Dan, nadat deze dingen voorbij gegaan waren, werd ze Levende (Eva) genoemd. Na al deze dingen baarde zij kinderen en hielp ze Adam hun opdracht van God te vervullen. Het is na onze ervaring met zonde en dood, en na onze ervaring van het komen God's offer ten behoeve van ons te kennen, dat we tot leven komen. En het is in dit leven, onder het Heer zijn van Christus, dat we komen tot een bewustwording van het zijn van God's lotdeel en leven in Zijn kracht. En in de uitoefening van Zijn kracht zullen we met Christus werken om het koninkrijk te completeren. In de uitoefening van Zijn kracht zullen we functioneren als het complement van Degene Die het al in allen completeert.
De verzen 6:1-4
A1. Kinderen, gehoorzaamt jullie ouders, in de Heer, want dit is rechtvaardig.
B1. Eer jouw vader en moeder. Dat is het eerste voorschrift met een
belofte, opdat het wel voor jou zal worden en jij lange tijd
op de aarde zou zijn.
A2. En vaders, irriteert jullie kinderen toch niet, maar voedt hen op in
de discipline en attendering van de Heer.
De verzen 6:5-9
A1. Slaven, gehoorzaamt de heren overeenkomstig het vlees, met vrees
en siddering, in eenvoud van jullie hart, als aan Christus,
B1. niet overeenkomstig ogenslavernij, als mensenbehagers,
maar als slaven van Christus,
C1. de wil van God doende vanuit de ziel,
B2. met welgezindheid slaaf zijnde als voor de Heer en niet voor mensen,
A2. waargenomen hebbend dat in het geval dat ieder goed zou doen, dit
opgehaald zal worden bij de Heer, hetzij slaaf, hetzij vrije.
A3. En heren, doet dezelfde dingen naar hen toe, het dreigement loslatend,
B3. waargenomen hebbend dat de Heer van hen en van jullie in de hemel is,
A4. en bij Hem is geen aanzien des persoons.
De verzen 6:10-17
A1. Voor het overige, mijn broeders: wordt bij machte gemaakt in de Heer en in de kracht van Zijn sterkte.
B1. Trekt de volle wapenrusting van God aan, opdat jullie kunnen staan
tegen de methoden van de duivel,
C1. want aan ons is niet het conflict tegen bloed en vlees,
C2. maar tegen de overheden, tegen de autoriteiten, tegen de
wereldkrachten van deze duisternis, tegen de geestelijke dingen van
de boosaardigheid in de ophemelsen.
B2. Vanwege dit: neemt de volle wapenrusting van God op, opdat jullie
kunnen weerstaan in de boosaardige dag en,
A2. alles bewerkend, blijven staan.
A3. Staat dan, jullie lende omgord wordend met waarheid
B3. en het borstharnas van de rechtvaardigheid aangetrokken wordend,
C3. en de voeten geschoeid wordend in de gereedheid van
het evangelie van de vrede,
B4. in alles het deurvormig-schild van het geloof opnemend, waarmee jullie
alle gloeiend gemaakt zijnde projectielen van de boosaardige
kunnen uitdoven.
A2. En ontvangt de helm van het redden en het zwaard van de geest, die
een uitspraak van God is,
De verzen 1-4 en 5-9 gaan recht door zee en we zullen geen commentaar op ze geven, anders dan te zeggen dat deze voorbeelden zijn van hoe de kracht van de Geest uit te oefenen in verschillende relaties.
In de verzen 10-17 zijn A1 - A2 bijzonder nauwgezet. A1 begint met drie verschillende woorden voor de kracht van de Heer, en A2 sluit af met de oproep in die sterkte te staan. C1 vertelt ons tegen wie wij niet moeten worstelen en C2 vertelt ons tegen wie wij wel moeten worstelen. B1 en B2 hebben zoveel punten van vergelijking dat we ze in de kaart hieronder zullen tonen.
B1 | B2 |
Trek de wapenrusting van God aan | Neem de wapenrusting van God op |
Om jou in staat te stellen | Opdat jij in staat gesteld kan worden |
Om op te staan | Om op te staan tegen |
De krijgslisten van de tegenstander | In de boze dag |
De kaart sluit af met de woorden 'In de boze dag." Dit roept 5:16 in herinnering. "De periode uitkopend, want de dagen zijn boosaardig." Door te leven zoals Paulus ons hier opdracht geeft, kunnen we voor God de tijd uitkopen waarin we leven. De woorden van een lied jammeren: Vandaag is verdwenen met de wind," de gedachte gebruikend dat tijd niet heroverd kan worden om een verloren liefde te beklagen. Paulus' radicale gedachte is hier dat we nú het koninkrijksleven kunnen leven, voordat Christus terugkeert en deze huidige boze dag doen tellen voor God en Christus en het komende koninkrijk. We worden opgeroepen beheerders te zijn in de tijd waarin God onder ons zal leven. Hij is in alle ernst al in ons en door onze verzegeling. Zit niet zomaar wat en wacht op Christus' wederkomst, maar gebruikt de kracht van God's Geest in ons om het toekomstige leven nu te leven. "Strijd de ideale strijd van het geloof, pak het aionische leven vast tot in welk jij werd geroepen, en belijd de ideale belijdenis in het zicht van vele getuigen" (1Tim. 6:12).
A3 en A4 werden zeer eenvoudig gepresenteerd en mogen ook andere behandelingen verdienen. Deze werkwoorden komen voor in de "middle voice," wat de gedachte met zich draagt iets voor jezelf te doen. We zouden deze speciale nadruk als volgt kunnen uitdrukken: Staat dan, wanneer je jezelf omgord hebt met waarheid en wanneer je de borstplaat van rechtvaardigheid hebt aangetrokken om je zachte organen te beschermen, en wanneer je de sandalen van vrede on je voeten hebt gedaan, en wanneer het grote schild van geloof je in staat heeft gesteld alle vurige pijlen van de boze geblust te hebben die hij op jou heeft afgevuurd, en dan kun je voor jezelf die redding ontvangen die als een cruciale helm en het machtige zwaard is, maar in werkelijkheid is het zwaard een uitspraak van het levende woord van God.
A2 en A3 geven de oproep te staan en A4 sluit af met redding. B3 en B4 geven ons beide de beschermende elementen van het kuras, of borstplaat, en het schild van geloof. Bij C3, het kernpunt, zouden we in vrede moeten wandelen met hen die rondom ons zijn. A3 t/m C3 schijnen zeer gemakkelijk toegepast te kunnen worden op onze tastbare wereld van menselijke relaties, terwijl B4 beweegt in het geestelijke dat ook overal rondom ons is.
Het derde verzoek van het gebed was dat we de allesoverstijgende grootheid van Zijn kracht voor ons die geloven zouden waarnemen. Als we die kracht waarnemen zullen we er naar en in handelen. Dit handelen wordt benadrukt door de middle voice vorm van deze werkwoorden. De Here Jezus Christus versloeg de Tegenstander in de wildernis, niet door de kracht van lichamelijke handelingen, maar door een soort kracht die voor iedereen beschikbaar en bruikbaar is - de kracht van God's uitspraken, God's zwaard. Dit is dezelfde soort kracht waarvoor Paulus bidt dat we die zullen waarnemen.
De eerste mensheid - Adam en Eva in de hof - was naakt en zij slaagden er niet in de heilige plaats waar zij leefden te dienen en te bewaken (Gen. 2:15). Wij zijn de nieuwe mensheid. Wij zijn niet naakt. Wij zijn gekleed in de volle wapenrusting van God. In de hof van Eden deed Hij "de cherubs verblijven ten oosten van de tuin van Eden met de vlam van het zwaard dat zichzelf keert, om de weg naar de boom van het leven te bewaken"(Gen. 3:24). Het zwaard is God's zwaard (Heb. 4:12; Ps. 149:6; Jes. 49:2; Openb. 1:16; 2:12, 16; cf. Richt. 3:20, 21). Nu zijn we niet alleen gekleed in God's wapenrusting, maar ons is ook Zijn zwaard gegeven opdat wij bewakers van leven zullen zijn. Met Jezus Christus als onze Heer zullen we de oppositie overwinnen die tegen ons is opgesteld, en we zullen leven brengen aan de schepping door hen onder het hoofdschap van Christus te brengen.
Gebed voor Paulus, de verzen 6:18-20
A1. door alle gebed en smeekbede biddend bij elke gelegenheid,
B1. in geest, ook tot in het waakzaam zijnde in alle volharding en smeekbede
aangaande al de heiligen
B2. en ten behoeve van mij,
C2. opdat aan mij het woord gegeven zal worden
D2. bij het openen van mijn mond, om in vrijmoedigheid
E2. het geheim van het evangelie bekend te maken,
ten behoeve van welk ik een ambassadeur ben in een keten,
D3. opdat ik daarin vrijmoedig zal zijn,
C3. als het voor mij bindend is te spreken.
De verzen 6:21-24
A1. Opdat echter jullie ook de dingen overeenkomstig mij zullen waarnemen,
wat ik verricht,
B1. zal Tychikus, de geliefde broeder en trouwe bediende in de Heer,
aan jullie alles bekendmaken, die ik naar jullie toe zend voor
ditzelfde doel,
A2. opdat jullie de dingen aangaande ons zullen weten en hij de harten van
jullie zou bemoedigen.
A3. Vrede voor de broeders en liefde met geloof, vanaf God, de Vader,
en van de Heer, Jezus Christus.
A4. De genade zij met allen die onze Heer, Jezus Christus,
liefhebben in onvergankelijkheid. Amen!
Het patroon in de verzen 18-20 is progressie. Het gebed dat voor Paulus wordt verzocht is dat dit evangelie van God's genade dat hij hen verklaarde mag bloeien, ondanks de tegenstand waaronder hij leed.
In de verzen 21-24 willen we alleen commentaar geven over de eenheid waarmee de brief eindigt. In het openingsvers richtte hij zich tot twee groepen: de gelovige heiligen (Joods) en de getrouwen, of gelovigen, (van de natiën). Hij sluit af door vrede af te roepen over alle broeders en genade over allen die onze Heer Jezus Christus liefhebben. Hij opent met een oproep tot genade en vrede, en sluit af met een zegen van vrede en genade.
Door naar Appendix deel 1...
Terug naar de index.