|
"Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was"
(Filip. 2:5)
Wat is dit een overweldigende opdracht! Wie denkt Paulus wel dat we zijn, dat we echt Christus' gezindheid kunnen tonen in onze levens? Een worm kan net zo goed proberen een adelaar te imiteren! Paulus, geef ons een voorbeeld dat het een beetje doffer maakt! Geef ons een voorbeeld met voeten van klei, zodat we ons er wat gemakkelijker mee kunnen identificeren! We hebben de Heer van harte lief, en we wensen in alles als Hem te zijn, maar hoe kunnen wij wedijveren met Iemand Die in de vorm van God was en de heerlijkheden van de hemel achter liet?
Paulus moet de immensheid van deze opdracht gevoeld hebben, want hij liet ons een ander voorbeeld na: zichzelf. In het volgende hoofdstuk spreekt Paulus over zichzelf, zichzelf vergelijkend met en tegenstellend aan Christus, en door dat te doen geeft hij ons een voorbeeld dat we wat gemakkelijker kunnen navolgen.
Christus was onlosmakelijk verbonden met de vorm van God. Wij kunnen ons nauwelijks de bijhorende heerlijkheden voorstellen die toevallen aan Degene Die het Beeld is van de onzichtbare God, de Schittering van Zijn heerlijkheid, het Embleem van alles wat Hij is. Zulk een majesteit gaat ons begrip te boven! Maar toch hebben ook wij onze heerlijkheid: de heerlijkheid van het vlees, waarin zovelen al hun vertrouwen stellen. Paulus was er goed van voorzien. Ja, hij muntte uit boven de meest vurigen in godsdienstig erfvermogen en vroomheid. En in de ogen van de mensen zou Paulus' religieuze status zeker als "winst" omschreven kunnen worden. Maar zoals Christus echte goddelijke heerlijkheden opgaf toen Hij Zich ontledigde, zo gaf ook ons meer nabije voorbeeld de vergankelijke heerlijkheden van menselijke eerbiedwaardigheid op, zichzelf ledigend van het soort dingen waarin het vlees zijn vertrouwen stelt.
Na Zichzelf ontledigd te hebben van alle Hem toebehorende heerlijkheid en gezag, bleef Christus niets anders over dan de vorm van een slaaf aan te nemen. En Paulus schept er een groot genoegen in dat na te volgen. Herhaaldelijk noemt hij zichzelf de "slaaf van Christus Jezus." Voor Christus was het aannemen van de vorm van een slaaf een grote stap naar beneden. Maar voor Paulus en ons is het innemen van de positie van een slaaf in Zijn dienst een grote promotie! We staan waarschijnlijk te ver verwijderd van de slavernij om de gedachte van het verheerlijken van een slaaf volledig te verstaan, maar het was een echte werkelijkheid. Slaaf te zijn van iemand die rijk en machtig was, kon iemand een veel belangrijker positie in het leven geven dan dat men een arme vrije was. Het is voor onze uitbundige vreugde dat wij slaven zijn van Degene Die de Genieter is van het lotdeel van allen. En wij beamen de gevoelens van de Psalmist, die zei:
"Want een dag in uw voorhoven is beter dan duizend elders; ik wil liever staan aan de drempel van het huis mijns Gods dan verblijven in de tenten der goddeloosheid.
"
(Psalm 84:10)
Maar onze slavendienst aan Christus is ook een alles overstijgende verheffing uit een beschamende knechtschap, die ons stevig vasthield. De Here Jezus zei: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde"(Joh. 8:34). En ook Paulus vertelt ons dat toen we gehoorzaam waren aan de zonde, we slaven van de zonde waren, maar nu we bevrijd zijn van de zonde, zijn we slaven van de Rechtvaardigheid geworden(Rom. 6:16-18).
Het werkwoord ontledigen wordt versterkt door de drie volgende zinsvormen: de vorm van een slaaf aannemen, komen in de gelijkenis van de mensheid, en, bevonden worden als een mens. Elk van deze zinsvormen definieert een verdere en diepere stap in de vernedering van Christus. Hij was onafscheidelijk verbonden met de vorm van God. Toen nam Hij de vorm aan van een slaaf. Er zijn hemelse wezens die dienstknechten zijn, en toch zijn ze veel hoger dan welke mens ook. Maar Christus' vernedering verwijderde Hem volledig uit de hemelse gewesten. Hij werd gelijk aan de mensen. Toch was dit niet de gelijkenis van de mensen waarvan we lezen in de openingsverzen van de Bijbel, toen de mens rondwandelde onder de bomen van de hof die God had geplant. Verre daarvan! Christus werd zelfs gevonden in de huidige staat van een mens, die al eeuwenlang in zonde en verdorvenheid verzonken was.
Paulus' gezindheid weerspiegelt ook die van Christus in deze opeenvolgende stappen. Hij schat alles dat hem winst is, en verband houdt met het vlees, in als verlies. Dan gaat hij een stap verder: niet alleen dat wat berust op vertrouwen in het vlees, maar alles wordt beschouwd als verlies, vanwege de superioriteit van de kennis over Christus Jezus. Deze kennis over Christus omvat kennis over Hem in Zijn verhoging, alsook in Zijn vernedering, omdat onze kennis over Hem niet naar het vlees is. En toch verlangt Paulus nog steeds naar meer. Het vlees ziet in het kruis niets anders dan schande en zwakte. Maar voor Paulus is dat geen hindernis; hij wenst in Christus gevonden te worden. Ziet de wereld dat als onwenselijk, dwaas of zwak, het zij zo! Paulus wil geen identiteit van zichzelf, maar alleen die identiteit die gebaseerd is op het werk van Christus. Oh, hoe graag doet Paulus de naam en schande van Christus aan! De verachting van de wereld is minder dan een kleinigheid voor iemand die zich verheerlijkt in Christus.
En wat is het een zegen gevonden te worden in Christus! In Hem hebben we geen rechtvaardigheid uit onszelf. Het is veel beter: wij hebben de rechtvaardigheid van God, door het geloof van Jezus Christus. Dit is niet een rechtvaardigheid die verworven is door de inspanningen van het vlees onder de wet - een rechtvaardigheid die niets anders vraagt dan menselijk respect. Hier hebben we een rechtvaardigheid die ons kroont met rechtvaardiging en verzoening met God, een rechtvaardigheid die ons versterkt met leven!
"..heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises - ...Hem te kennen en de kracht zijner opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden, of ik, aan zijn dood gelijkvormig wordende."
(Filip. 2:8; 3:10)
Christus is de openbaring van God en het kruis van Christus is het hoogtepunt van die openbaring. Om Hem te kennen moeten we, op de een of andere manier en tot in zekere mate, de liefde realiseren die zich bukt van de hoogten van de hemelen tot de laagste diepten van een zondige, vuile Aarde. Alleen een foutloze, pure en loyale liefde zal zo'n schande en lijden verduren voor zulke onwaardige voorwerpen. En zonder enige twijfel zullen zij, wanneer zo'n liefde wortel schiet in de harten van de geliefden, de kracht van Zijn opstanding ter hand nemen om gemeenschap te hebben met Hem in Zijn lijden, en een te worden aan Zijn dood.
Terwijl dit het einde lijkt te zijn van Christus' voorbeeldige gezindheid, is er toch nog een andere stap in de vergelijking.
" Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke voor Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods."
(Hebr. 12:2)
En de Vader verhoogde Hem, Hem een naam gevend boven alle naam(Filip. 2:9,10). Paulus' geest van dienstbetoon(3:11-14) straalt zijn vurigheid uit.
"..zou mogen komen tot de opstanding uit de doden. Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ik ook door Christus Jezus gegrepen ben. Broeders, ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, maar een ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen voor mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus."
(Filip. 3:11-14)
Onze verwachting zou een dringende motivatie moeten zijn.
"Laten wij dan allen, die volmaakt zijn, aldus gezind zijn. En indien gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren."
(Filip. 3:15)
|
|