Geloof: het kleinste en het grootste

door J. Philip Scranton

   
Het derde hoofdstuk van Romeinen houdt zich bezig met de onderwerpen van schuld en veroordeling. Maar met de verkondiging van Gods genade en rechtvaardigheid treedt Paulus de blijdschap binnen die komt met vrijheid van schuld en oordeel(Rom. 4:7,8). De overgang is die van de tekortkomingen van het vlees naar die van het uitzicht van het geloof.

De kleinheid van geloof.

Eenvoudig gesteld is het geloof een verwachting. Geloof is iets kleins. God gebruikt ons geloof omdat het past bij Zijn genade(Rom. 4;16) en en alle eer aan Hem toeschrijft. Mensen geloven allerhande dingen, sommige waar, andere onwaar. Sommigen geloven dat wratten door een virus komen, terwijl anderen geloven dat wratten het gevolg zijn van het beetpakken van padden. En er bestaat een menigte aan geloven over hoe je ze weer kwijt kunt raken. Maar er is geen speciale waarde of eer in het geloven van het een of het ander. En zo zit het ook met het geloof van gelovigen. Er is geen persoonlijke eer of verdienste in het geloven van God. Hij is trouw en ons vertrouwen waard. Iedereen zou in Hem moeten geloven; het is in feite dwaasheid om Hem niet te geloven. En het geloof dat men heeft, heeft men feitelijk als genadegeschenk van God ontvangen(Efe. 2:8,9). Daarom is dit kleine ding - geloof, dat een leidende en controlerende factor moet zijn in het leven van een gelovige, het allerkleinste ding dat God besloten heeft te gebruiken, opdat Zijn genade verhoogd moge worden.

De grootheid van geloof

Toch is geloof ook iets groots. Geloof is als het kraaiennest op een schip van waaruit het land het eerst wordt gezien. Geloof is als de wortel die steeds verder uitspreidende en klimmende takken van zekerheid worden gevoed. Geloof is de rots die de golven nooit kunnen breken of wegspoelen, een rots waarop de vuurtoren van de verwachting stevig staat. Geloof is de vijf zintuigen van de geest, die het de gelovige in staat stellen te genieten van wat hij of zij nog niet heeft ontvangen. Zo is het geloof God''s unieke voorziening voor het heden. Geloof is de imitatie van de God Die "het niet zijnde tot aanzijn roept"(Rom. 4:17). Geloof is de fundering en de wortel van de verwachting(Rom. 4:18). Geloof is iets dat leven vernieuwt en verfrist(Rom. 4:20).

Geloof is geen exacte wetenschap. Kennis is iets heerlijks; het leidt, vertroost en bemoedigt. Kennis over hoe iets werkt kan ons in staat stellen een probleem op te lossen. De kennis dat de uitkomst van een gebeurtenis tot iets goeds zal leiden, kan, als de omstandigheden moeilijk zijn, een grote troost zijn. Maar hoe kan iemand kennis hebben van iets dat hij nog niet gezien of ervaren heeft? Abraham kon geen kennis hebben van wat God in de toekomst zou doen, alleen door het te beredeneren of te berekenen. Maar Hij kon geloven dat wat God beloofde ook werkelijk zou gaan gebeuren. Daarom vervangt, voor de gelovige, het eenvoudig geloof in wat God zal gaan doen de kennis die verworven wordt door ervaren en beredenering. Geloof wordt de basis voor actie door de gelovige, net zoals kennis een basis voor handelen is in het dagelijks leven. Het geloof waarvan in de Bijbel wordt gesproken is altijd een geloof dat verbonden is met verwachting. Geloof dat het heelal bestaat vereist geen enkele verwachting; men kan daar een voortdurende zekerheid over hebben door het gebruik van de zintuigen. Maar geloof in Christus als Redder is geloof dat onverbrekelijk verbonden is met verwachting. "Want in die verwachting zijn wij behouden"(Rom. 8:24;CV). "Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men verwacht"(Hebr. 11:1;CV).

Geloof is dan een geschenk en een machtiging van God dat de gelovige een doel voor ogen stelt. En geloof is het begin van een nieuwe ordening binnen het individu, een wandel die eerder overeenkomt met de geest dan met het vlees. Geloof is iets dat geen vleselijke barrières kent en iets dat God eer geeft.
   


© www.hetbestenieuws.nl