De in dit artikel gebruikte vertaling van Gods Woord is de NBG van 1951
|
Aangaande het begrip uitverkiezing zijn er in het christendom, over het algemeen, twee visies (met
hierop een aantal verschillende varianten):
de Calvinistische visie: God heeft enkelen uitverkoren om eeuwig te leven en de rest gaat naar
"de hel" (en zijn daartoe dus ook voorbestemd, en dus: uitverkoren).
- de evangelische visie: deze schuift het hele begrip uitverkiezing onder het tapijt. De mens heeft
immers een "vrije wil" en "kiest zelf zijn bestemming."
Zonder diep op deze visies in te gaan, wil ik laten zien wat de Schrift zegt over 'uitverkiezing'.
In de eerste plaats, natuurlijk, is Christus door God uitverkoren om allen levend te maken
(1 Korinthiërs 15:22) en alle vijandschap teniet te doen (1 Korinthiërs 15:26) en alle vijanden te
onderschikken en te verzoenen (Kolossenzen 1:20).
Óók het volk Israël is uitverkoren door God, namelijk uitverkoren uit alle volken (o.a. Deuteronomium
7:6; 14:2). Hen zijn de woorden van God toevertrouwd (Romeinen 3:2) en andere genadegeschenken
(Romeinen 9:4,5; 11:29).
Uitverkiezing is dus een bijbels begrip. De vraag zou echter altijd moeten zijn: waartoe is iemand of
iets uitverkoren? En wat gebeurt er met de anderen, die niet uitverkoren zijn? Is uitverkiezing ten
koste van de anderen of is het juist ten gunste van de anderen?
Een schitterend voorbeeld vinden we in Genesis 12. Abraham werd uitverkoren door God. Maar
waartoe? Opdat God Abraham zou zegenen en de rest zou vervloeken of verdoemen?
"De HERE nu zeide tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het
land, dat Ik u wijzen zal; Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken,
en gij zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en
MET [letterlijk: in] U ZULLEN ALLE GESLACHTEN DES AARDBODEMS GEZEGEND WORDEN.
- Genesis 12: 1-3
God beloofde aan Abraham dat alle geslachten van de aardbodem in hem gezegend zouden worden.
Dát is uitverkiezing!! Uitverkiezing is ten gunste van de ander. God koos Abraham uit, omdat Hij hem
wilde gebruiken om allen te zegenen, omdat Hij allen op het oog heeft.
In Romeinen 1-8 zet Paulus uiteen dat het evangelie bestemd is voor EEN IEDER die gelooft
(Romeinen 1:16). De exclusiviteit van de Jood, aan wie de wet was gegeven, is hiermee voorbij.
Gerechtigheid van God is openbaar geworden buiten de wet om (Romeinen 3:21).
De vraag die zich vervolgens opdringt is: maar hoe zit het dan met Israël, Gods uitverkoren volk? Heeft
God Zijn volk verstoten?
"Ik vraag dan: God heeft Zijn volk toch niet verstoten? Volstrekt niet!"
Romeinen 11:1
Paulus beantwoordt deze vraag in Romeinen 11:1 met een volstrekt niet! en licht dit ook verder toe in
de hoofdstukken 9-11. Paulus legt uit hoe door de ongehoorzaamheid van Israël, redding/heil naar de
natiën is gegaan. De terzijdestelling van Israël is tijdelijk en de beloften die aan hen door God zijn
gedaan, zullen in de toekomst alsnog vervuld worden.
In Romeinen 9 lezen we: "Want toen de kinderen [Jacob en Ezau] nog niet geboren waren en goed noch
kwaad hadden gedaan – opdat het VERKIEZEND VOORNEMEN Gods zou blijven, niet uit werken,
maar uit de Roepende – werd tot haar gezegd: De oudste zal de jongste dienstbaar zijn, gelijk
geschreven staat: Jakob heb Ik liefgehad, maar Ezau heb Ik gehaat [= terzijde gesteld, op de tweede plek
gesteld]." - Romeinen 9: 11-13
Hier gaat het over Jacob en Ezau. Paulus geeft aan dat God van tevoren Zijn keuze al gemaakt had,
voordat de kinderen geboren waren en ook maar iets goeds of kwaads hadden gedaan, opdat het niet
uit werken van de mens zou zijn, maar uit de Roepende, uit God dus.
En dan vervolgt Paulus met:
"Wat zullen wij dan zeggen: Zou er onrechtvaardigheid zijn bij God? Volstrekt niet! Want Hij zegt
tot Mozes: Over wie Ik Mij ontferm, zal Ik Mij ontfermen, en jegens wie Ik barmhartig ben, zal Ik
barmhartig zijn. Het hangt dus niet daarvan af, of iemand wil, dan wel of iemand loopt, maar van
God, die Zich ontfermt. Want het Schriftwoord zegt tot Farao: Daartoe heb Ik u doen opstaan,
opdat Ik in u Mijn kracht zou tonen en Mijn naam verbreid zou worden over de gehele aarde. Hij
ontfermt Zich dus over wie Hij wil en Hij verhardt wie Hij wil."
Romeinen 9:14-18
De conclusie die je uit dit gedeelte zou moeten trekken is dat God alles bepaalt, dat er niets buiten
Hem om gaat en dat er geen macht of kracht is die buiten Zijn controle ligt.
Ook farao, die Gods volk niet wilde laten gaan, en dus inging tegen Gods wil, past perfect in Gods
plan, in Zijn bedoeling. We lezen zelfs dat God van tevoren tegen Mozes zegt dat farao niet zal
luisteren en dat God Zelf, farao's hart zal verharden (Exodus 4:21). God wilde in farao Zijn kracht tonen
en gebruikte hem hiervoor.
God is GOD. Het Griekse woord voor God is 'Theos' dat letterlijk 'Plaatser' betekent. Het Hebreeuwse
woord dat vertaald wordt met 'God' is 'Elohim', dat 'Beschikker' betekent. God is dus de Beschikker,
de Plaatser. Hij doet wat Hij wil. Hij is genadevol voor wie Hij wil en Hij is barmhartig voor wie Hij wil
(Romeinen 9:15), maar Hij verhardt ook wie Hij wil (Romeinen 9:18). Zoals farao en ook, weliswaar
tijdelijk, het volk Israël (Romeinen 9:17; 11:7).
Romeinen 9 zegt ook dat God dit zo doet, omdat Hij de Pottenbakker is en wij de klei. HIJ is de
Schepper en wij zijn Zijn schepselen. Zie Romeinen 9:19-23. De Schepper heeft macht over Zijn
schepselen, zoals de Pottenbakker macht heeft over de klei.
Terug naar de voorgaande verzen in Romeinen 9. In vers 14 vraagt Paulus of er onrechtvaardigheid is
bij God. Als wij deze verzen zouden isoleren en alleen uit deze verzen conclusies zouden trekken en
hieruit zouden concluderen dat uitverkiezing ten koste gaat van anderen, dan zou het antwoord
moeten zijn: Ja. Maar Paulus' betoog is nog niet voorbij en hij legt uit in Romeinen dat juist door
het struikelen van Israël, de redding naar de natiën is gegaan.
"Ik vraag dan: zij zijn toch niet zo gestruikeld, dat zij wel vallen moesten? Volstrekt niet! Door hun
val is het heil tot de heidenen gekomen, om hen tot naijver op te wekken."
Romeinen 11:11
Let goed op wat hier staat! Israël is gestruikeld en hierdoor is het heil bij de heidenen/natiën terecht
gekomen, maar met deze omweg heeft God ook weer Zijn uitverkoren volk Israël op het oog. Want
hier staat namelijk dat dit is "om hen tot naijver [= jaloezie] op te wekken!"
"Betekent nu hun val rijkdom voor de wereld en hun tekort rijkdom voor de heidenen, hoeveel te
meer hun volheid!"
Romeinen 11:12
Wat Israël nu tekort komt, zal in de toekomst aangevuld worden. Zij zijn gestruikeld en God zal hen
oprichten. Ze zijn nu een volk in ongeloof, maar God zal Zijn wet in hun binnenste schrijven en ze
zullen weer Gods volk zijn (Jeremia 31:33-34).
"Want, indien hun verwerping de verzoening der wereld is, wat zal hun aanneming anders wezen
dan leven uit de doden?"
Romeinen 11:15
Israëls verwerping en verharding blijkt Gods weg te zijn voor de verzoening van de wereld! Wat zal
hun aanneming (letterlijk: terugneming) door God, anders zijn dan leven uit de doden!
"Zij zijn naar het evangelie vijanden om uwentwil, naar de verkiezing zijn zij geliefden om der vaderen wil. Want de genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk."
Romeinen 11:28,29
God heeft Israël uitverkoren om een zegen te zijn voor de volkeren. Dit doet Hij via een omweg: een
tijdelijke verharding van Israël (Romeinen 11:25). Maar Gods beloften aan Israël zullen worden
vervuld. God komt niet terug op Zijn beloften. Hij is geen mensenkind, dat Hij berouw zou hebben
(Numeri 23:19).
"Want evenals gij eertijds aan God ongehoorzaam waart, maar nu ontferming hebt gevonden door
hun ongehoorzaamheid, zo zijn ook dezen nu ongehoorzaam geworden, opdat door de u betoonde
ontferming ook zij thans ontferming zouden vinden."
Romeinen 11:30,31
Elk schepsel, elk volk is ooit God ongehoorzaam geweest, maar ongehoorzaamheid is dé voorwaarde
om ontferming en barmhartigheid van God te verkrijgen. Hoe zouden wij weten wat verzoening is, als
wij niet weten wat vijandschap is?
"Want God heeft hen allen onder ongehoorzaamheid besloten, om Zich over hen allen te
ontfermen."
Romeinen 11:32
God heeft hen allen (letterlijk staat hier in de grondtekst: 'de allen') op het oog en heeft daarom allen
onder ongehoorzaamheid opgesloten. In het verband van Romeinen 11 gaat allen over de Joden en
de natiën. God komt tot Zijn doel met alle natiën. Zijn liefde omvat allen!
En dan roept Paulus het uit:
"O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn
beschikkingen en hoe onnaspeurlijk Zijn wegen! Want: wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie is
Hem tot raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding
ontvangen moet?"
Romeinen 11:33-35
Wij kunnen Gods wegen niet bedenken, wij kunnen ze niet bevatten. Wij zien niet altijd de reden
waarom God de dingen uitwerkt, zoals Hij ze doet. Maar Hij is God en Hij is goed en Hij bepaalt in Zijn
wijsheid hoe Hij Zijn plan uitwerkt. En de uitkomst is voor allen goed, gegarandeerd!
"Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid
[letterlijk: tot in de aionen/eeuwen]! Amen."
Romeinen 11:36
God volvoert Zijn plan met succes. Hij brengt alles tot het doel waar Hij het hebben wil. Daarin werkt
alles mee, ALLES. Hij werkt alles naar de raad van Zijn wil (Efeziërs 1:11).
Alles is uit Hem (bestaat door Hem), alles is door Hem (heeft zijn bestaan in Hem) en alles is tot Hem
(heeft Zijn voortbestaan in Hem). Hem zij alle eer daarvoor!