In een van zijn brieven spreekt Paulus over een paar van zijn vrienden als "mannen die mij tot troost zijn geweest" (Kol. 4:11). Hij was in de gevangenis en in zijn eenzaamheid hadden deze mannen hem aangemoedigd en hem kracht gegeven. Zij waren vriendelijk tegen hem geweest en hun vriendelijkheid had hem getroost.
Hij noemt er drie bij naam die hem in het bijzonder op deze wijze hadden geholpen. De eerste was Aristarchus, die hij "mijn medegevangene" noemt. Misschien verbleef hij vrijwillig bij Paulus in de gevangenis. Zonder twijfel toonde hij op vele wijzen liefde. Iemand heeft een vriend gedefinieerd als "de persoon die komt wanneer heel de wereld weggegaan is." Dat is wat Aristarchus voor Paulus is geweest.
Een ander die een troost voor hem was geweest was Markus. We zijn blij dat Paulus dit schreef, want vele jaren eerder had Markus hem in de steek gelaten en de apostel wilde hem niet weer vertrouwen. Het is fijn te weten dat Markus lang en goed genoeg leefde om het vertrouwen en de aanhankelijkheid van zijn oude vriend terug te winnen.
Er is een andere naam in deze erelijst, "Jezus, die Justus genoemd wordt." Er wordt geen hint gegeven over de manier waarop hij de apostel tot troost is geweest. Misschien was hij alleen maar vriendelijk voor hem geweest, niets doende dat opgeschreven kon worden, en toch was zijn leven vol van kleine, zachte bedieningen die Paulus hielpen dapperder en blijer zijn ketenen te verdragen. Deze man was tenminste zijn vriend geweest en alleen al een vriend zijn wanneer men vrienden nodig heeft is iets heerlijk de moeite waard. Iemand heeft gezegd: "Het grootste ding dat een mens kan doen voor zijn Hemelse Vader is vriendelijk zijn voor een paar van de andere kinderen van de Vader."
De vrienden die Paulus noemt waren een troost voor hem, want zij sympathiseerden met hem met een sympathie die niet opdringerig, niet overgedienstig was, hem niet altijd herinnerend aan zijn ketting en gevangenis, maar die zichzelf manifesteerde in rustige, niet uiterlijk vertoon gebruikende, inspirerende wijzen. Het woord troost is van een wortelwoord dat versterken betekent. Het is als ons "hartversterkend" in de oude betekenis, iets dat aanspoort, iets dat de circulatie stimuleert, dat de pols sneller doet lopen, het leven voller maakt. Paulus' vrienden waren een hartversterking voor hem, niet zijn lijden verminderend noch zijn lasten verlichtend, maar hem dapperder en sterker makend voor volharding. Zij waren voor hem een troost.
Paulus was zelf een mooi voorbeeld van een man die een troost was voor anderen. Wat moet zijn leven, met al zijn rijke volheid en genius voor vriendschap, geweest zijn voor hen die in persoonlijke gemeenschap met hem kwamen!
Wat een voorrecht was het voor zijn mede-vaklui met hem te mogen werken bij hun tentenmaken! Zijn aanwezigheid moet het werk lichter doen schijnen en de atmosfeer van de werkplaats helderder. We beginnen niet ons bewust te worden wat het voor ons betekent met bepaalde mensen te leven, hen als vrienden te hebben, te mogen drinken van de volheid van hun leven.
Iemand schreef van Phillips Brooks, na diens dood:
"We wisten niet hoeveel God met ons wandelde!"
Op dezelfde wijzen wisten mensen niet hoeveel van God met hen wandelde toen zij Paulus als hun metgezel, vriend en leraar hadden. Hoe nauwer wij zijn leven en woorden bestuderen, des te meer vinden wij in hem en in zijn leringen over liefde, over de delicate verfijningen van liefde, over alle zachtmoedigheid en vriendelijkheid.
Het dertiende hoofdstuk van 1 Korinthiërs is zo weergaloos als een plaatje. Het is als een droom in haar schoonheid, maar het was een droom die werd gerealiseerd in het eigen leven van de schrijver.
Liefde is geduldig en zacht. Liefde is niet jaloers of opscheppend of trots of grof. Liefde eist niet haar eigen zin. Liefde is niet prikkelbaar, en ze houdt geen verslag bij van wanneer ze onrecht aangedaan wordt.
Sommige mensen prijzen dit heerlijke beeld van liefde, maar denken er niet aan er naar te leven. Wat een troost zouden we voor elkaar zijn wanneer we het onderwijs van dit grote hoofdstuk in al onze dagen werkelijk zouden leven!
Sommige mensen hebben liefde in hun hart, terwijl zij in houding, in spraak, in uitdrukking zachtheid missen. Paulus leert ons niet alleen een vriendelijk hart te hebben, maar genadevolle omgang.
Wij veroordelen liegen zo goed als we kunnen, maar we vergeten dat ook grofheid een zonde is, net als gedachteloosheid, onhoflijkheid, bedillerigheid, scherpte in spraak of toon.
Paulus noemt alle dingen op die liefelijk zijn onder de ideale kwaliteiten van het Christelijke karakter. Zij die zo zachtmoedig, bedachtzaam, mooi leven zullen altijd een troost zijn voor anderen met wie zij leven.
We kunnen al onze taken getrouw doen, gewetensvol, ons deel van de lasten en zorgen dragend, en toch, als we niet aangenaam zijn om mee te leven, falen wij in de meest essentiële kwaliteit van de liefde. Een niet liefhebbende geest - fronsende en kille blikken, scherpe, ongeduldige woorden - wegen zwaarder dan het precieze dienstbetoon dat zoveel doet om op een praktische manier te helpen. Wat de persoon is bederft de waarde van wat hij doet.
Het ideale leven is er een dat een troost is voor anderen en ook een hulp. Het is genadevol en winnend in in haar geest. Het is een zegen voor allen die het aanraakt. Het maakt iemand tot trooster, niet alleen in zijn eigen huis, waar zelfs zijn hond een aangenamer leven heeft, maar ook onder zijn buren, en in het kantoor of de fabriek waar hij werkt.
Zijn wij tot troost? Zijn de jongens en meisjes tot troost voor hun moeders en vaders? Of kwellen zij hen, ergeren zij hen, houden ze hen 's nachts wakker met vrees? Zijn echtgenoten en echtgenotes echt troost voor elkaar? Zijn wij troost voor onze buren, vriendelijk, nadenkend, verplichtend, altijd klaar om te helpen en genadevol te zijn?
Het wordt het kenmerk van een heer genoemd dat hij nooit aanstoot geeft aan een ander. Een Engelse dichter noemde Jezus "de meest ware heer die ooit ademde.: Hij gaf nooit aanstoot aan wie dan ook. Liefde kenmerkte Hem in alle omstandigheden en ervaringen. Zelfs toen Hij verraden werd was Hij nog steeds een heer. Toen Hij aan het kruis genageld werd bad Hij voor Zijn beulen. De liefde verliet Hem nooit. Hij was altijd troost voor anderen.
Wij, als leden van Christus' Lichaam, zouden zo vol van Zijn geest moeten zijn, onze levens zo doordrenkt met Zijn genade en liefde, dat wij troost zullen zijn voor alle mensen, en, bovenal, troost voor God!