Het evangelie van de besnijdenis => Israel | | Het evangelie van de onbesnedenheid = > heidenen |
Door Petrus
(één van de discipelen van Jezus) | | Door Paulus (voormalig bestrijder van de gemeente) |
Om hen die op de aarde zijn te verzoenen (Gen. 12:2,3) | 1. | Om hen die in de hemelen zijn te verzoenen (Efe. 3:10) |
Naar de profeten (Hand. 3:24,25) | 2. | Was een geheim (todat bekend gemaakt in Efe. 3:8-10) |
Naar de traditie | 3. | Onbekend |
Jezus is Dienaar van de besnijdenis (Matt. 15:24) | 4. | Eerstgeborene van alle schepselen (Kol. 1:15) |
Heersen op aarde (Openb. 5:10) | 5. | Heersen over de hemelen (Efe. 2:6.7) |
Petrus werd in Israel geroepen (Matt. 4:18) | 6. | âulus werd buiten Israel geroepen (Hand. 9:3) |
Het werd onder de Israelieten verkondigd (Jak. 1:1; 1 Pet. 1:1) | 7. | Het werd aan de natiën verkondigd (Efe. 3:8) |
Redding doorheen Israel (Hand. 10:30-32) | 8. | Redding buiten Israel om (Hand. 13:6-12; Rom. 11:15) |
Heiligen worden de bruid van Christus genoemd (Joh. 3:29; Openb. 21:9) | 9. | Heiligen worden het lichaam van Christus genoemd (Efe. 5:30) |
Aardse heerlijkheid (1 Kor. 15:40; Joh. 3:12) | 10. | Hemelse heerlijkheid (1 kor. 15:40; Joh. 3:12) |
Onderscheid in ras is belangrijk (Matt. 19:28; Openb. 21:12) | 11. | Onderscheid in ras is onbelangrijk (1 Kor. 12:13; Gal. 3:28) |
Gelovigen zijn bekend vanaf de nederwerping van de wereld (Openb. 17:8) | 12. | Gelovigen zijn bekend van vóór de nederwerping van de wereld (Efe. 1:4) |
Gelovigen worden eerst geroepen, dan gekozen (Matt. 22:14) | 13. | Gelovigen worden eerst gekozen, dan geroepen (Rom. 8:30) |
Moeten de wet houden (Micha 4:2) | 14. | Niet onder de wet (Rom. 6:14) |
Waterdoop is vereist (Hand. 2:38) | 15. | Waterdoop is niet vereist (1 Kor. 1:17; 12:13) |
Moeten opnieuw geboren worden (Joh. 3:3) | 16. | Zijn een nieuwe schepping (2 Kor. 5:17) |
Zonden worden vergeven (Luk. 11:4) | 17. | Zijn niet eens schuldig (dwz. ze zijn gerechtvaardigd - Rom. 5:1) |
De oneerbiedigen worden veroordeeld (2 petr. 2:5,6) | 18. | De oneerbiedigen worden gerechtvaardigd (Rom. 4:5) |
Moeten werken hebben, anders is geloof dood (Jak.2:20) | 19. | Moeten niet werken, alleen geloof hebben (Rom. 4:5) |
Moeten overwinnaars zijn om de tweede dood te ontlopen (Openb. 2:12) | 20. | Van de tweede dood gered door genade alleen (Efe. 2:8,9) |
Moeten anderen vergeven als ze willen dat God hen vergeeft(Matt. 6:15) | 21. | Gaan genadevol met anderen om, omdat God genadevol met hen is omgegaan (Efe. 4:32) |
Verwachten genade (1 Petr. 1:13) | 22. | Staan in de genade (Rom. 5:2) |
Nog niet geopenbaard wat ze zullen zijn (1 Joh. 3:2) | 23. | Weerspiegelen de heerlijkheid van God (2 Kor. 3:18) |
Zijn openbaarwording is hun verandering (1 Joh. 3.2) | 24. | Zijn openbaarwording is hun openbaarwording (Kol. 3:4) |
Opgeroepen hun zorgen op Hem te werpen (1 Petr. 5:7) | 25. | Opgeroepen in niets zorgen te hebben (Filip. 4:6) |
Opgeroepen in Hem te blijven (1 Joh. 2:26) | 26. | Met hem gestorven; Hij kan Zichzelf niet ontkennen (2 Tim. 2:12,13) |
Hebben meestal problemen om Paulus te begrijpen (2 Petr. 3:15,16) | 27. | Begrijpen meestal beide evangeliën (2 Kor. 12:11) |
Moeten waakzaam zijn (Luk. 12:37; Hebr. 9:28) | 28. | Waken of slapen (1 Thess. 5:10) |
Kunnen beschaamd worden bij Zijn komst (1 Joh. 2:28) | 29. | Zullen bij Zijn komst veranderd worden (1 Thess, 4:15-17; 1 Kor. 15:52) |
Zullen door de dag des toorns gaan ((openb. 7:1-17) | 30. | Zijn niet tot toorn gesteld (1 Thess. 5:9) |
Zullen Christus op aarde ontvangen (Hand. 1:11,12; Zach. 14:4) | 31. | Zullen Christus in de lucht ontmoeten (1 Thess. 4:17) |
Geredden zullen blijven, ongeredden zullen weggenomen worden (Matt. 24:39-41) | 32. | Geredden weggenomen worden, ongeredden zullen achterblijven (1 Thess. 4:17) |
Zullen een koninkrijk van priesters zijn over de volkeren (Openb. 2:26,27; Jes, 61:6) | 33. | Zullen een lotdeel hebben te midden van de hemelingen (Efe. 2:6) |
Zullen de aarde vullen met de heerlijkheid van de kennis van God (Hab. 2:14) | 34. | Zullen Gods wijsheid bekendmaken aan de hemelingen (Efe. 3:10-12) |
Zullen de twaalf stammen van Israel oordelen (Mar. 19:28) | 35. | Zullen engelen oordelen (1 Kor. 6:3) |
Zullen toegang hebben tot de tempelpleinen (Openb. 7:15) | 36. | Zullen toegang hebben tot de Vader Zelf (Efe. 2:18) |