Erkenning van Universele Verzoening
Deel 1
door Ernest L.Martin - 1982
bewerkt door David Sielaff - 2002

Er is een terechte vraag die vele mensen stellen betreffende de betrouwbaarheid van welke bijbelse leer dan ook, en die is in het bijzonder van toepassing op een redding van de gehele mensheid naar Christus. Het is deze: "Als de leer duidelijk aanwezig is in de Bijbel, gelóófden Christenen het later, in het bijzonder zij die leefden in de eerste paar eeuwen na Christus?" Het antwoord betreffende universele redding is een klinkend: JA! Het was algemeen bekend onder vele Christelijke geleerden van de vroege eeuwen dat deze leer de rots was onder het Christelijk geloof. Dit onderzoek toont aan dat universele verzoening herkent en erkent werd door velen in de eeuwen na Christus!

De doctrine van een universele verzoening naar Christus wordt duidelijk onthult in de Bijbel. Er zijn vele delen van de Schrift die geheel zijn toegewijd aan deze zaak, en als mensen eenvoudig zouden geloven wat ze lezen (in plaats van hun eigen theologische concepten in de tekst in te voegen, en hun verlangen de traditie voort te zetten), dan zou er nauwelijks twijfel rijzen aan het feit van deze bijbelse leer. Dit is in het bijzonder zo indien de mensen de factor van genade op de juiste wijze zouden toepassen in ieder aspect van de redding van de mens naar God. De bijbelse leer van genade, wanneer ze ten volle wordt verstaan, vereist een universele redding in Christus. Het Nieuwe Testament toont genade in redding (zonder enig werk van de mens), en die redding heeft haar aanvang in Christus, wordt door Christus onderhouden en zal voltooid worden door de exclusieve macht van Christus (Rom.11:36).

De apostel Paulus leerde op de meest duidelijke wijze, dat onze redding (en die van de gehele wereld) aan ons werd gegeven vóór de grondlegging van de wereld (2Tim. 1:9). Wat werd gegeven als gave vóór de geboorte, zal niet worden weggenomen door werken in dit leven(1Kor. 3:15; 5:5). Toch nemen de meeste Christenen aan dat iedere mens gedeeltelijk (of in geheel) door "werken" moet bijdragen aan zijn redding. Dit is niet waar! Redding komt aan allen door middel van de genade, en genade is iets dat de tegenstelling is van "werk". Het is Gods gave, zonder menselijke werken (Rom. 11:5-6).

Het is een feit dat Christus al de werken deed die nodig waren om voor ons onze redding te verkrijgen. [Zie het artikel "The Way of Salvation in the Christian Gospel" voor een heldere uiteenzetting van deze materie(in het Engels).] En aangezien Christus Zijn werk volbracht voor het gehele menselijke ras, is het logisch dat allen hun redding zullen ontvangen die werd gegeven vóór de grondlegging van de wereld(2Kor. 5:19; 2Tim.2:4-6; 1Joh. 2:2). Dat is de eenvoudige leer van het Nieuwe Testament!

En werkelijk, vele Christelijke leiders geloven tegenwoordig dat Christus op een dag de totaliteit van de wereld naar Zichzelf toe zal verlossen. Nog niet zo lang geleden sprak ik met een Presbyteriaanse dominee met vlekkeloze theologische geloofsbrieven van een van de Ivy League universiteiten, en hij vertelde me dat een volle 95% van alle dominees die hij kende, persoonlijk geloofde in een universele redding door Christus - hoewel de meeste van hen dit geloof geheim hielden, aangezien het niet algemeen geaccepteerd wordt in de denominatie. Ik heb er niet de minste twijfel over dat het percentage in andere denominaties ook hoog zal zijn. Ook maar iets minder dan dit zou niet overeenkomen met de liefde en houding die door Christus ten toon werd gespreid voor de wereld die Hij schiep (Joh. 3:16-17).

Het is zeker waar, God oefent oordeel over kwaaddoeners (en dit kan zeer zwaar zijn), maar deze tuchtigingen zijn tijdelijk en correctief van aard. Maar wat zijn de traditionele interpretaties inconsequent! Het wordt over het algemeen geloofd dat wanneer mensen sterven, ze onmiddellijk hun oordeel ontvangen door of naar de hemel of naar de hel (of een vagevuur) te gaan. Maar de Bijbel leert zoiets niet! De mens werd sterfelijk geschapen en moet in het graf blijven totdat de opstanding er is van de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen(Hand. 24.15). In het graf is niemand in leven(werken doende, kennis of wijsheid hebbende; Prediker 9:10). Van alle mensen die ooit hebben geleefd, bezit alleen Christus onsterfelijkheid(1Tim. 6:16). Voor wat betreft de mensheid: de apostel Paulus zei dat wij allen stervelingen zijn en moeten wachten tot de wederopstanding uit de dood bij de tweede komst van Christus om een hersteld leven te hebben(1Kor. 15:53-54). De mens is niet onsterfelijk, want het is mogelijk zowel de ziel als het lichaam te doden(Matt. 10:28).

De enige hoop die de mensheid heeft voor een toekomstig leven, is te worden opgewekt uit de doden -en let er op dat het Nieuwe Testament leert dat het een opwekking is uit de DODEN, niet uit een levend bestaan in de hemel, vagevuur of hel! Ja, zelfs Christus was gedurende drie dagen dood als gevolg van de kruisiging. Zijn geest (adem of levens-principe) keerde terug naar God in de hemel, terwijl Christus zelf tijdens die periode van drie dagen in het graf bleef.

[Op geen enkele manier mag het zo worden begrepen dat Jezus, als een soort ontlichaamde geest, ging prediken tot de engelachtige geesten die gevangen zijn in de diepten van de aarde. De mensen moeten precies lezen wat staat in 1Petrus 3:18-19. Petrus zegt dat Christus eerst werd levend gemaakt(levend gemaakt uit de dood) en toen (en alleen toen) predikte hij tot de geesten in het gevang.]
Het is zo dat, om een opstanding uit de doden te doen plaatsvinden(zoals de Bijbel dat leert), de individuen in hun graven eerst dood moeten zijn - niet in leven in een hemelse heerlijkheid of in een vurige kwelling!
De tegenspraak binnen de traditionele mening is duidelijk. Over het algemeen wordt gedacht dat bij het overlijden, mensen onmiddellijk naar de hemel, vagevuur of hel gaan. En dan, door een onbekende reden, moeten ze "herenigd" worden met hun dode lichamen, die uit het stof der aarde zullen worden opgewekt. Hedendaagse exegeten moeten op een dubbele wijze naar dit "leven krijgen" grijpen, want het Nieuwe Testament is duidelijk omtrent de noodzaak dat onze lichamen uit de doden worden opgewekt bij de tweede komst van Christus. Maar hoe kunnen we worden opgewekt uit de doden, als we al in leven zijn in hemel of hel? Niemand kan dit verklaren. En dat verbaast ons niet! De doctrine is niet Bijbels! Ze is er om de leer van Plato over de onsterfelijkheid van de ziel te bevestigen. Maar, mensen die zijn gestorven zijn nog steeds in hun graf, in afwachting van een opstanding van de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen(Hand. 24.15). En dat omvat alle rechtvaardige mensen uit het verleden, zoals koning David (van wie wordt geprofeteerd dat hij een heerlijk bestaan zal hebben in de opstanding).
"Mannen broeders, men mag vrijuit tot u zeggen van de aartsvader David, dat hij en gestorven en begraven is, en zijn graf is bij ons tot op deze dag....
Want David is niet opgevaren naar de hemelen,"

Hand. 2:29, 34(NBG)
Ook Christus zei:
"En niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon des mensen." (Joh 3:13;NBG)
Maar waarom noemen we deze zaken over de toestand van de doden in een artikel over de universele redding? Er is een goede reden, want de Bijbel maakt het, in niet mis te verstane woorden, duidelijk dat al de doden op een dag een roep van Christus zullen ontvangen en uit hun graven zullen komen!

"Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen,
en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel."

Joh. 5:28-29;NBG)
Wat we hier willen benadrukken, is het feit dat allen deel zullen nemen aan de opstanding. Er zal geen geen toewijzing van beloningen of bestraffingen zijn(of corrigerende handelingen door God), totdat de opstandingen gebeuren, en allen levend zullen staan voor de rechterstoel van Christus (Rom. 14.10).

En wat zal het uiteindelijke resultaat zijn van deze procedure, die door God in beweging wordt gebracht? Het betekent dat alle intelligente wezens, overal in het universum, God zullen aanbidden en openlijk (en uit hun eigen verlangen) naar de plaats komen waar zij Christus als Heer en Heiland zullen belijden.

"opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel[overal in het heelal] en die op de aarde[alle aardse wezens] en die onder de aarde zijn[de engelen die in het Tartarus zijn],
en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!"
(Philippenzen 2:10-11;NBG)
Door middel van deze belijdenis door alle intelligente wezens op aarde en in het universum zal het worden begrepen dat dit uiteindelijk zal uitlopen op een spontane aanbidding van Christus, vanwege de redding waarin Hij voor allen voorziet. Men zou moeten opmerken dat het woord "belijden", zoal gebruikt in de Oude en Nieuwe Testamenten, altijd staat binnen de context van een vrije uitdrukking (niet afgedwongen) door hen die het "belijden" uitoefenen. Ja, zelfs de apostel Paulus zei dat geen enkel individu in staat is eerlijk te belijden dat Jezus Heer is, zonder dat dit wordt bewerkt door de Heilige Geest(1Kor. 12:3). Paulus gaat verder door in Philppenzen 2.13 te zeggen(nadat hij gesteld heeft dat allen in het universum op een dag Christus zullen belijden en aanbidden),
"want God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt."
Deze Schriftplaatsen zijn krachtig en tonen ons dat God "het willen" om Christus te aanvaarden zal voorzien in alle schepselen. Alle dingen zijn voorbestemd te worden zoals God(1Kor. 15:28).
"Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid!"
(Rom. 11:36;NBG)

“om, ter voorbereiding van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder een hoofd, dat is Christus, samen te vatten,”(Efe. 1:10;NBG)

“en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde[de totaliteit van het universum], hetzij wat in de hemelen is[alles in en onder de aarde]
(Kol. 1:20;NBG)

"Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde."
(Joh. 3.17;NBG)
Ernest L. Martin

Deel 2 van "De erkenning van de Universele Verzoening"




www.hetbestenieuws.nl