"Hij die bij machte is jullie te versterken naar mijn evangelie"
(Rom. 16:25;SW)
Beste lezer, ik vraag me af of het belang van deze zinsnede, "mijn evangelie," ooit uw hart lang genoeg gegrepen heeft om u te doen vragen naar waarom Paulus gebruik maakte van zulk een uitdrukking? Om de gedachte verder te ontwikkelen, kwam het ooit bij u op dat de Schrift meer dan één evangelie naar voren zou kunnen brengen? En dan, als Paulus' evangelie hetzelfde is als dat wat door Petrus, Jakobus en Johannes uitgedeeld werd, is het dan niet aanmatigend van de kant van Paulus om achter hen om het zijn evangelie te noemen? Is het wel eens bij u opgekomen dat men kan preken en er op aandringen een evangelie te "gehoorzamen" dat voor het heden terzijde is gesteld, of dat in de toekomst van kracht zal zijn?
Met deze vragen werkend in uw gedachten, verlang ik er naar een studie te presenteren over een van de meest belangrijke onderwerpen in heel het boek van God, maar tegelijk het meest genegeerde en verwarde, dat wij met zekerheid het evangelie kunnen kennen dat God heeft bevolen voor de huidige, geheime, bedeling, en waardoor wij versterkt mogen worden in de bewustwording van Zijn rechtvaardigheid en gevestigd worden in Zijn vrede.
Het woord "evangelie" betekent letterlijk GOED-BERICHT, blijde boodschap, of goed nieuws. Het is voor ons allen zo bekend dat we de toepassing er van als eenduidig aanvaarden, zonder vragen te stellen. Dit is een bron van serieuze verwarring en een vorm van onderwijs waardoor het Christendom onuitsprekelijk geestelijk verlies heeft geleden.
In de Schrift lezen we van "het evangelie van het koninkrijk," "het evangelie van het koninkrijk van God," "het evangelie van de Besnijdenis," "het evangelie van de Onbesnedenheid," "het evangelie van de genade van God," "het evangelie van God," "het evangelie van de heerlijkheid van de blije God," Paulus' "mijn evangelie," "het evangelie van Christus," "het evangelie van de heerlijkheid van Christus," "het geheimenis van het evangelie," "een andersoortig evangelie, dat geen ander is," en "het aionisch evangelie."
Door de meerderheid van Gods heiligen, inclusief predikanten en leraren, wordt als vanzelfsprekend aangenomen dat al deze uitdrukkingen verwijzen naar één en hetzelfde - gewoon het evangelie! Ik erken nederig dat het langdurig mijn deel was in het uitoefenen van zulk armzalig vakmanschap in de dienst van de Heer, en dat alles te wijten was aan het blindelings volgen van traditie! Maar toen ik, door Zijn genade, er toe werd gebracht een gewetensvolle studie te maken van de Schrift door een "patroon van gezonde woorden," gehoor gevend aan het belang van iedere uitdrukking, dat mijn bediening werd veranderd.
Door geen aandacht te schenken aan de waarschuwingen van de Schrift om onderscheid te maken van de dingen die verschillen en "het woord der waarheid recht te snijden," vinden we dat velen een evangelie preken dat nu in afwachting is, voor de toekomst, of zij mengen het onderwijs van twee of meer, daarmee "een andersoortig evangelie, dat niet een ander is" voortbrengend, waarvan de leraar, ook al zou hij een engel uit de hemel zijn, onder de dubbele anathema van de Schrift ligt!
De verschillende verwijzingen in de Schrift naar de evangeliën vinden uitdrukking onder vijf verschillende kopjes:
- Het evangelie van de Besnijdenis
- Het evangelie van de Onbesnedenheid
- Het geheimenis van het evangelie
- Een andersoortig evangelie, dat geen ander is
- Het aionisch evangelie
We stellen nu voor nauwkeurig elk van deze evangeliën in onze studie te overwegen, ze toedelend aan hen aan wie de Schrift duidelijk toewijst.
De Schrift spreekt van "het evangelie van de Besnijdenis," en om hier geen fout te maken zullen we een beroep doen op de Schrift voor informatie over wie de Besnijdenis zijn; dan zullen we het evangelie vaststellen dat bij hen hoort. De eerste maal dat het genoemd wordt zou de zaak voor eens en altijd moeten vastleggen.
"En Elohim zegt tot Abraham: "En jij zult Mijn verbond houden, jij en jouw zaad na jou, gedurende hun geslachten. Dit is Mijn verbond met jou, dat jij zult houden tussen Mij en tussen jullie en tussen jouw zaad na jou: jullie moeten besneden worden, al die mannelijk zijn. En jullie besnijden het vlees van jullie voorhuid, en het wordt tot teken van het verbond tussen Mij en tussen jullie. En een zoon van acht dagen zal door jullie besneden worden, al het mannelijke, gedurende jullie geslachten, die geboren is in jullie huishouding of iedere zoon van een vreemdeling, verkregen door zilver, hij die niet van jouw zaad is. Om besneden te zijn zal hij besneden worden die geboren is in jouw huishouding of verkregen met jouw zilver. En het wordt Mijn verbond in jullie vlees, tot een aionisch verbond. En de onbesneden mannelijke, hij van wie niet het vlees van zijn voorhuid is besneden, deze ziel wordt afgesneden van zijn volk. Hij hief Mijn verbond op."
(Gen. 17:9-14;SW)
Laten we luisteren naar Paulus:
"Herinnert jullie daarom dat ooit jullie, de natiën in het vlees, die onbesnijdenis genoemd werden door die besnijdenis genoemd worden in het vlees, gedaan door handen, dat jullie, vóór die era, zonder Christus, vervreemd waren van het burgerschap van Israel en gasten van de verbonden van de belofte, geen verwachting hebbende en zonder God in de wereld"
(Efe. 2:11,12;SW)
Deze Schriftgedeelten zullen volstaan om aan te tonen dat het zaad van Abraham naar het vlees, waarvan ieder mannelijke besneden is aan het vlees van zijn voorhuid, de Besnijdenis is. In de tweede plaats was het evangelie dat hen betrof, hun belofte verbonden, Messias en koninkrijk, zeer zeker "het evangelie van de Besnijdenis." Schriftuurlijke bevestiging hiervan wordt geleverd door Paulus aan de Galaten, zeggend:
"Maar integendeel: waarnemend dat mij het evangelie van de onbesnijdenis was toevertrouwd, net zoals Petrus van de besnijdenis, want Hij die werkt voor Petrus in het apostelschap van de besnijding, werkt ook voor mij in de natiën"
(Gal. 2:7,8;SW)
Hier leren we dat aan Petrus het evangelie van de Besnijdenis was toevertrouwd, dat in Hem werkte voor het apostelschap van de Besnijdenis. Maar waar vond dat plaats? Het antwoord is te vinden in de afsluitende dagen van de aardse bediening van onze Heer aan de Besnijdenis (Rom. 15:8). Zoals we al eerder aangewezen hebben, in het dertiende hoofdstuk van Mattheüs, toen de natie Israel, de oudsten en leiders van het volk, de heersers en de bouwers, de boodschap van de Messias verwierpen, citeerde Hij Jesaja's plechtige woorden en sloot Hij de deur van het koninkrijk tegen hen. Dan vertelt Hij de discipelen de "geheimen van het koninkrijk van de hemelen," gebeurtenissen die gaan spelen na Zijn kruisiging en opstanding. Dit wordt gevolgd door een belangrijke gebeurtenis in het zestiende hoofdstuk van Mattheüs, dat maar weinig begrepen wordt, tenzij we het strikt toepassen op wie het toebehoort. Houd in gedachten dat Christus alleen was gezonden tot de verloren schapen van het huis van Israel, dat Hij een dienaar werd van de Besnijdenis ten behoeve van de waarheid van God, om de beloften aan de vaderen te bevestigen, en, dat Hij overal ging om het evangelie van het koninkrijk te preken. Nadat Zijn verkondiging verworpen was en de deur was gesloten, vinden we Hem bezig met het aan Petrus toevertrouwen van de "sleutels van het koninkrijk van de hemelen," met het gezag om te openen en binden en losmaken, met de zekerheid dat zijn daden in de hemel bekrachtigd zullen worden (Matt. 16:18,19). Het zou amusant zijn, ware het niet zo beklagenswaardig ernstig, de manier te zien waarop predikers van vandaag aannemen dat deze uitspraak van de Here Jezus aan Petrus met gelijke kracht op hen toepasbaar is!
De Heer droeg de sleutels van het koninkrijk van de hemelen over aan Petrus, en met hem aan "de elf" (Matt. 18:18), maar aan niemand anders. Dit is het moment waarop Petrus het evangelie van de Besnijdenis werd toevertrouwd. Dit kan geen ander evangelie zijn dan "het evangelie van het koninkrijk van de hemelen" (Matt. 3:2; 4:23), dat oorspronkelijk door Johannes de Doper werd verkondigd.
"Jullie hebben waargenomen wat in heel Judea besproken wordt, beginnend in Galilea, na de doop die Johannes verkondigt: Jezus van Nazareth, hoe God Hem zalft met heilige geest en kracht, Die door het land ging, goed doende en allen genezend die getiranniseerd zijn door de Lasteraar, dat God met Hem was."
(Hand. 10:37,38;SW)
Het is het goede nieuws dat de God van de hemelen Zich ten doel heeft gesteld een koninkrijk op te richten, hier op aarde, zowel politiek als geestelijk, alle koninkrijken van de mens omvattend "onder heel de hemelen," waar Messias Ben David zal zitten op de troon van Zijn Vader naar de Davidische belofte (2 Sam. 7:1-16), waarvan Jeruzalem de hoofdstad zal zijn, herbouwd met heerlijke en schitterende schoonheid, waar de zonen van Israel het koninkrijk zullen bezitten, met alle volken en landen aan hen onderschikt, als priesters van JAHWEH en dienaren van God, wanneer zij zullen heersen tot de kennis van de heerlijkheid van JAHWEH de aarde zal bedekken zoals de wateren een bedekking over de zee vormen. Het betreft het goede nieuws dat JAHWEH de beloften aan de vaderen gaat vervullen en het koninkrijk aan Israel herstellen, de politieke soevereiniteit die van hen was weggenomen en aan de heidenen gegeven, beginnend bij Nebukadnessar, "totdat de tijden van de natiën gevuld zullen zijn"(Luk. 21:24;SW).
De Schrift brengt drie verkondigingen van dit "evangelie van het koninkrijk" naar voren - twee in het verleden en één in de toekomst.
De eerste begon met de voor-verkondiging vanuit Galilea door Johannes de Doper(Hand. 10:37), en ging voort met de bediening van Christus en Zijn discipelen, eindigend met Zijn verheerlijking op de heilige berg, nadat Hij was verworpen door de bouwers van de natie (Matt. 13.14,15; Hand. 13:23-27).
De tweede begon op de Pinksterdag, toen Petrus, de sleutels gebruikend die aan hem waren toevertrouwd, opstaande met de elf, aan heel het huis van Israel verkondigde "dat God Hem én Heer én Christus maakte, deze Jezus die jullie kruisigen"(hand. 2:36;SW). De twaalf beginnen de bediening in Jeruzalem, en die gaat door heel Judea en Samaria, dan naar de grenzen van het land. Dit is zo ver als de Pinksteropdracht (Hand. 1:8) door de twaalf reikte, waarvan volledig verslag wordt gedaan in het achtste hoofdstuk. Paulus werd buiten het land geroepen en kreeg opdracht het naar hen in de verstrooiing te brengen. Maar net als bij de Messias en de twaalf in het land werd het verworpen. De deur naar het koninkrijk werd opnieuw dicht geslagen en ook voor de tweede maal door Jesaja's plechtige boodschap, bij de afsluiting van het boek Handelingen (28:26-28); en het koninkrijk, met de koninkrijksverkondiging, wordt uitgesteld.
Hier zal het niet ongepast zijn de waarheid te benadrukken dat Israel nog steeds als natie terzijde is gesteld, tot de volle maat van de natiën in zal gaan (Rom. 11:25-27). Paulus zegt: "Want de liefde van Christus dringt ons, dit oordelend: dat één ten behoeve van allen stierf, dus zijn zij allen gestorven" (2Kor. 6:14;SW). Op dezelfde basis benadrukken wij het feit dat als de natie Israel, als zodanig, afgebroken wordt, verhard, verblind, in de doelstelling van God, tot het volle complement van de natiën zal ingaan, dan zal alles wat hen toebehoort - hun belofte verbonden, priesters, Koning en koninkrijk, het evangelie van het koninkrijk, de brieven die rechtstreeks aan hen werden geschreven, als zodanig, met hen zeer zeker opgeschort zijn. Daarom staat het vandaag brengen van het Besnijdenis-evangelie van het koninkrijk gelijk aan het preken van een evangelie dat strikt betrekking heeft op Israel en hun koninkrijk, dat nu in afwachting is tot andere doelen in Gods aionische bedelingen zijn vervuld. De waarheid van dit alles wordt kenmerkend gedemonstreerd aan allen die gewetensvol aandacht willen schenken aan wat staat geschreven.
Er zal echter, in de toekomst, een derde verkondiging van het evangelie van het koninkrijk zijn, nadat de ekklesia die het Lichaam van Christus is, compleet gemaakt is en verzameld voor onze Heer, Leven en Hoofd, te midden van de hemelingen. Het zal tijdens de bedeling van "toekomende verontwaardiging" zijn (Matt. 3:7;SW), en de "grote benauwing" (of "grote verdrukking" - Matt. 24:10-22;SW), die de laatste helft van de zeventigste zeven van Daniëls zeventig zeveners profetie zal beslaan (Dan. 9:24-27). De verkondiging zal uitgevoerd worden door een trouw overblijfsel van Israel, aan wie geloof en mededogen zal worden getoond, nadat het volle complement van de natiën zal zijn ingegaan (Rom. 11:29-32). De Here Jezus vertelde het in verband met de grote benauwing van Israel, door de natiën, in de eindtijd, zeggend:
"En dit evangelie van het koninkrijk zal verkondigd worden in heel de bewoonde Aarde, tot een getuigenis aan al de natiën, en dan zal de voleinding komen"
(Matt. 24:3-14;SW)
De hele context laat zien dat de boodschap van de Heer betrekking heeft op de zonen van Israel en niet op de natiën; de natiën haten, vervolgen en doden hen omwille van Christus' Naam, maar een trouw overblijfsel zal, middenin de grote benauwdheid, het evangelie van het koninkrijk verkondigen als een getuigenis aan alle natiën; dan zal het "einde van de huidige boze aion" komen, wanneer de Messias zal komen en verlossing zal brengen aan Israel, de komende aion zal inluiden en het verbond en koninkrijk voor hen bevestigen, zoals staat geschreven.
De luide en hardnekkige roep, vandaag, om "terug te gaan naar het oude Jeruzalem-evangelie," als een standaard motto van trouw aan de waarheid, wordt in werkelijkheid maar weinig herkend als een slogan voor afvalligheid! Het mag dan wel goed klinken voor die er de nadruk op leggen, maar het negeert wat staat geschreven en gaat terug naar en berooft de beloften van anderen!
Zonder enige twijfel is de vraag die nu om onze aandacht vraagt: Hoe kunnen wij de evangeliën voor vandaag kennen?
Hiervoor stellen wij voor de enig goddelijk gekozen, geroepen, door de heilige geest afgescheiden en opgedragen met een bijzonder missie voor de natiën in deze bedeling van het geheim, het antwoord te laten geven. Ongeveer twintig maal spreekt de Schrift van Paulus als de verkondiger en een apostel en een leraar van de natiën in kennis en waarheid (2Tim. 1.11).
Na zijn bekering, als Saul, was hij verbonden met die apostelen die rechtstreeks uit het Judaïsme geroepen waren - de twaalf - en gedurende de Handelingen periode verkondigde hij het evangelie van het koninkrijk in de synagogen buiten het land aan hen in de diaspora - Joden en proselieten.
In het dertiende hoofdstuk van Handelingen lezen we van zijn afscheiding voor het werk waartoe hij was geroepen, en als Paulus gaat hij naar de natiën, zijn eerste boodschap rechtstreeks predikend aan de natiën in Antiochië in Pisidië, waar hij voor het eerst melding maakt van zijn grootse leer van rechtvaardiging, het bijzondere evangelie waarvoor hij was afgescheiden, en dat hij met graagte "mijn evangelie" noemde. Maar we moeten in gedachten houden dat Paulus, zoals we hebben aangeduid in hoofdstuk VIII, vanaf zijn afscheiding in Handelingen dertien, een tweevoudige bediening uitvoerde, tot de afsluiting van de Handelingen periode. In de synagogen, buiten het land, verkondigde hij het evangelie van het koninkrijk als getuige aan de Joden en heidense proselieten die daar bijeen kwamen. Na verdreven te zijn predikte hij het evangelie van God - rechtvaardiging door geloof - aan allen die naar hem wilden luisteren, Joden zowel als heidenen (Hand. 13:2; Rom. 1:2; Gal. 1;11,12; Rom. 1:16,17: 3:21-26 en 4:25-5:2).
Maar laat er aan gedacht worden dat dit evangelie - rechtvaardiging door geloof - nooit door de twaalf werd gepreekt. Dit is het punt waar alle verwarring vandaan komt. Door het vermengen van het evangelie van het koninkrijk (dat vergeving brengt) met het evangelie van de genade van God (dat rechtvaardiging, vrijspraak en zuivering brengt), wordt er een "andersoortig evangelie, dat geen evangelie is" geproduceerd, een vervalst evangelie met een vloek voor allen die het preken!
Nadat Paulus en Barnabas het evangelie hadden gepreekt in Lystra, Derbe en het land rondom, "En sommigen, afdalend van Judea, leerden de broeders dat: Indien je niet besneden zou zijn naar het gebruik van Mozes, kun je niet gered worden"(Hand. 15:1;SW). Na heel wat opschudding en discussiëren met hen, gaat Paulus, in overeenstemming met de beslissing van de broeders in Antiochië en een speciale onthulling, op naar Jeruzalem en legt aan hen van naam het evangelie voor dat hij verkondigde onder de natiën (Gal. 2:2).
Uit Paulus' verslag van deze bijeenkomst, in zijn Galatenbrief, leren we dat:
"voor hen simuleren wij zelfs geen uur van onderschikking, opdat de waarheid van het evangelie voort zou blijven bestaan bij jullie"
(Gal. 2:5)
Aan de andere kant verkreeg Paulus de volle erkenning van zijn apostelschap van hen van naam, zoals hij de broeders in Galatië vertelt:
"en van degenen die de reputatie hebben iets te zijn. Wat zij eens waren, niets daarvan is voor mij van belang; °God ziet niet naar het gezicht van de mens, want mij legden de aanzienlijken niets op. Maar integendeel: waarnemend dat mij het evangelie van de onbesnijdenis was toevertrouwd, net zoals Petrus van de besnijdenis, want Hij die werkt voor Petrus in het apostelschap van de besnijding, werkt ook voor mij in de natiën, en de genade kennend die mij geschonken werd, geven Jakobus en Cefas en Johannes, die verondersteld worden als pilaren, mij de hand van gemeenschap, dat wij gaan naar de natiën, doch zij naar de besnijdenis"
(Gal. 2:6-9;SW)
Bij deze bijeenkomst besluit Jakobus (niet de apostel), de broer van de Heer, die het leiderschap van de ekklesia in Jeruzalem op zich had genomen, bevelen te maken en die naar hen onder de natiën te zenden die geloofden (Hand. 15:19-32). Paulus en Barnabas, met anderen, worden met deze bevelen weggezonden. Op dat moment ontstaat er een scherpe onenigheid tussen Paulus en Barnabas. Paulus kiest Silas en, na door de broeders overgedragen te zijn aan de genade van God, hoort al spoedig de roep uit Macedonië en gaat naar nieuwe velden.
Vanaf die tijd tot aan de afsluiting van de Handelingenperiode, is er een steeds wijder wordend onderscheid tussen de ekklesia (uit-geroepenen) uit de Besnijdenis en de ekklesia uit de Onbesnedenheid. Paulus, zoals we uit zijn brieven leren, preekt "het evangelie van God ... over Zijn Zoon," waarvoor hij was afgezonderd "voor de geloofsgehoorzaamheid onder alle natiën, omwille van Zijn Naam" (Rom. 1:1-6;SW), dat hij "het evangelie door mij gebracht"(Gal. 1:11;SW) noemt, "het evangelie ... dat ik verkondig in de natiën"(Gal. 2:2;SW), "mijn evangelie"(Rom. 2:16; 16:25;2 Tim. 2:8).
Dit is, uiteraard, "het evangelie van de genade van God," alleen aan de apostel Paulus gegeven om te getuigen. Het is het goede nieuws dat Christus, verworpen en gekruisigd, tot een zondoffer voor de wereld werd gemaakt, dat Hij was opgewekt uit de doden vanwege onze rechtvaardiging, en door de verlossing die God in Hem bewerkte, door geloof in Zijn bloed, zijn wij gerechtvaardigd van alle dingen en kunnen we vrede hebben en kunnen we ons verheerlijken in de verwachting van de heerlijkheid van God. Niets als dit is te vinden in de geschriften van de Besnijdenis.
Dit evangelie wordt op vele manieren beschreven. Het wordt "het evangelie van God" genoemd in Romeinen 1:1, omdat het ontstond in Zijn liefde; "het evangelie van Christus" in 2 Korinthe 10:4, omdat het voortvloeit uit Zijn offer, en omdat dit het enige doel van evangeliegeloof is. Het wordt "het evangelie van de genade van God" genoemd in Handelingen 20:24, omdat het hen redt die de wet vervloekt, en hen rechtvaardigt aan wie nooit beloften of verbonden werden gegeven. Het wordt "het evangelie van de heerlijkheid van Christus" genoemd in 2 Korinthe 4:4, omdat het betrekking heeft op Hem Die Zijn vooraanstaande plaats in heerlijkheid verliet, Zichzelf ontledigde, de vorm van een slaaf aannam, komend in de gelijkenis van de mensheid, Zichzelf nederig maakte, gehoorzaam werd tot aan de dood, zelfs de dood van het kruis, om welke reden God Hem verhoogd heeft aan Zijn rechterhand, in heerlijkheid ...
"boven alle soevereiniteit en gezag en kracht en heerschappij en alle naam die genoemd wordt, niet alleen in deze aion, maar ook in de toekomende. En Hij onderschikt alles onder Zijn voeten en Hij geeft Hem, als Hoofd over allen, aan de ecclesia, die Zijn lichaam is, het complement van Hem Die het al in allen completeert"
(Efe. 1:21-23;SW)
Het wordt "het evangelie van onze redding" genoemd (Efe. 1:13), "want het is Gods kracht voor de redding van iedereen die gelooft, eerst voor de Jood en ook voor de Griek" (Rom. 1:16;SW). Het wordt "het evangelie van de Onbesnedenheid" genoemd (Gal. 2:7;SW), want het redt geheel buiten alle werken, vormen en inzettingen om, waarvoor Paulus de geroepen apostel en gekozen uitdeler werd, "voor de geloofsgehoorzaamheid onder alle natiën, omwille van Zijn Naam"(Rom. 1:5;SW).
Het "evangelie van de Onbesnedenheid," samen met het "geheimenis van het evangelie" is het evangelie dat vandaag gepreekt zou moeten worden.
Deze geheime fase is vandaag vrijwel geheel verloren gegaan in het Christendom. In feite is het zo dat buiten hen die bekend zijn met de Concordante Vertaling van de Heilige Schrift, maar weinigen er iets over weten, en nog minder het nog preken. Toen Maarten Luther de boeien van het Romanisme brak, herstelde hij voor de wereld Paulus' grote leer van rechtvaardiging door geloof. We benadrukken opnieuw dat dit is "het evangelie van God" is, waarvoor Paulus was afgezonderd, en dat hij "mijn evangelie" noemde, en nooit door Petrus, Jakobus, Johannes of iemand anders van de twaalf werd gepreekt, en ook is het niet te vinden in enige van de Besnijdenis geschriften.
De Schriftuurlijke leer van rechtvaardiging wordt vandaag door de heiligen niet goed begrepen. Gewoonlijk wordt het gedegradeerd tot niet meer dan een pardon of vergeving, wat, op z'n minst gezegd, slecht werk is! We moeten voorzichtig zijn en het duidelijk scheiden van "het evangelie van de Besnijdenis" als we hopen de hartbevredigende boodschap er door te krijgen die God behaagd heeft te geven. Rechtvaardiging is Gods eigen rechtvaardigheid, die Hij uitgiet over de zondaar voor geloof(Filip. 3:9). Maar "het geheimenis van het evangelie" was geheim tot het door onthulling bekend werd gemaakt door de apostel Paulus. Het wordt door de Schrift de "verzoening" genoemd, en houdt zich bezig met vrede.
Onze vertalingen hebben (over het algemeen) over deze heerlijke waarheid heen gekeken, zodat het inderdaad een "geheimenis" werd in het Christendom! We vinden dat in het origineel God twee woorden gebruikte om de verschillende aspecten van dit evangelie uit te drukken, maar onze vertalers negeerden het feit en gaven beide weer met "verzoening." Als gevolg daarvan ging de gezegende waarheid van de "verzoening" voor de heiligen verloren.
In het Grieks hebben we twee woorden: katallassoo, wat BENEDEN-VERANDERING betekent, of "verzoenen", en apo-katallassoo, wat VANAF-BENEDEN-VERANDERING, of "wederverzoening," betekent. Als gevolg daarvan zou het voor allen duidelijk moeten zijn dat God twee verschillende gedachten uitdrukte door twee woorden te gebruiken, en verder wordt de waarheid duidelijk uitgedragen door de contexten waarin de woorden worden gebruikt. Verzoening is, altijd, een eenzijdige zaak.
"En dit alles is uit God, Die ons met Zich verzoent door Christus en ons de bediening van de verzoening geeft"
(2Kor. 5:18;SW)
"vijanden zijnde, verzoend werden naar God door de dood van Zijn Zoon"
(Rom. 5:10;SW)
In "het geheim van het evangelie" vinden we dat "alles uit God is," Die Zelf verzoend is en Die de zondaar smeekt om verzoend te zijn. Wanneer de zondaar zijn wapens neerlegt, doet hij zijn vijandschap weg, en ontvangt Gods verzoening, gemaakt door de dood van Zijn Zoon op het kruis; er is wederzijdse verzoening en vrede.
Laten we er aan denken dat ...
Christus stierf voor zondaren
maar God beveelt Zijn liefde aan ons aan, ziende dat, toen wij nog zondaren waren, Christus ten behoeve van ons stierf.
(Rom. 5:8;SW)
Rechtvaardiging Rechtvaardigheid Redding!
|
|
Gods Zoon stierf voor vijanden
Want indien wij, vijanden zijnde, verzoend werden naar God door de dood van Zijn Zoon, veel meer zullen wij, verzoend zijnde, gered worden in Zijn leven
(Rom. 5:10;SW)
Verzoening Liefde Vrede!
|
"Velen van de heiligen hebben nooit de stabiliteit gekend, de solide bevrediging, de jubelende vreugde die rechtvaardiging zelf niet kan voortbrengen, maar die in hen komt die de Weg gebruiken waarin God heeft voorzien - Christus Jezus - niet alleen om de last van hun zonden weg te nemen, maar als de weg die leidt naar Zijn aanwezigheid, toegang gevend aan deze veel grotere genade - de wederzijdse verzoening.
"Rechtvaardiging komt voort uit dat wat God heeft gedaan; maar de basis van vrede is wat Hij is. We wijzen naar de verlossing die in Christus Jezus is als de grond van onze rechtvaardiging, rechtvaardigheid en redding, maar we moeten opzien naar de Zoon van God, verhoogd tot de hoogste heerlijkheid, buiten het bereik van de dood, en naar God Zelf, Wiens Beeld Hij is, en vinden in Hem de levende, hartbevredigende, duurzame grond van verzoening, liefde en vrede.
"De Zoon van God, hoewel dezelfde persoon als Christus, presenteert Hem in een helder verhoogd licht. De Messias is de Mens die kon; Hij is de kracht van God, Zijn sterke rechterarm. Zijn zalving maakt Hem geschikt om dingen te doen. De Zoon van God spreekt niet zozeer van Gods Uitvoerende als van Zijn Beeld. Wat God is schijnt door in Hem. Verblijvend aan de boezem van de Vader onthult Hij Zijn aanhankelijkheden ten opzichte van Zijn schepselen.
"Tenzij we onderscheid maken tussen de verschillende heerlijkheden van onze Heer Christus, zullen we veel, zeer veel verliezen.
"Als de Zoon van God levert Zijn dood kracht noch rechtvaardigheid, maar levert de lang verloren liefdesband die achter bleef in de droevige aftocht uit Eden. Laten we jubelen in onze rechtvaardiging door de dood van Christus en de zekerheid die door Zijn bloed werd verzegeld. Maar dit is slechts een middel tot een heerlijk einde. Als we hier stoppen slagen we er niet in Gods doel met dit alles te bereiken.
"We werden verzoend door de dood van Zijn Zoon! Dit spreekt niet van onze zwakte of onze zonden of iets van onszelf. Het vertelt ons van Gods kant aan deze wonderlijke transactie op Golgotha. Toen mensen Gods Zoon doodden, hield Hij hun overtredingen niet tegen hen, maar maakte het tot een verzoening waardoor de mensheid en God wederzijds verzoend konden zijn en vrede hebben. Laten wij:
- Christus preken voor zondaren!
- Gods Zoon preken voor vijanden!
- Christus preken voor rechtvaardigheid!
- Het bloed van Christus preken voor redding!
- Het leven van Gods Zoon preken voor liefde, wederzijdse verzoening en vrede!
(Uittreksels uit "Het geheimenis van het evangelie")
Dit wordt in de Schrift "het geheimenis van het evangelie" genoemd, en het werd verzwegen tijdens de aionische tijden, tot het door de apostel Paulus werd onthuld voor de huidige geheime bedeling van Gods genade (Rom.2:16; 16:25; Efe.6:18-20; 2 Tim.2:8). Het hele twaalfde hoofdstuk is gewijd aan een studie van dit evangelie.
Dit evangelie wordt plechtig op de harten gelegd van allen die gewetensvol de opening lezen van Paulus' brief aan de Galaten. De brief werd tot stand gebracht als gevolg van Joodse leraren die ekklesias van de natiën in de provincie Galatië bezochten waar Paulus aan het evangeliseren was geweest, die probeerden ze tot besnijdenis te krijgen en vurig voor de wet, overeenkomstig de praktijken onder het Besnijdenis evangelie. Het is de vermenging van de leren van een of meer evangeliën en vuur voor de wet die dit voortbrengt. Hoe verfrissend is het een man te ontmoeten die geen ruimte geeft aan traditie, maar altijd probeert de wil van God te kennen door Zijn Woord, en die dat Woord preekt met warme liefde, met het oog alleen op de heerlijkheid van onze gezegende Heer Christus!
Paulus, in zijn schrijven aan de Thessalonicenzen, waarschuwde hen: "Niemand zou jullie misleiden, op welke wijze dan ook. Want zou de afval niet eerst komen ...?"(2Thess. 2:3;SW). Velen zijn al misleid door uit te zien naar de komst van een beweging die de Bijbel zou vernietigen, met als gevolg dat religieus geloof en vuur zal ophouden! Niets kan verder van onthulde waarheid zijn dan dit. Het einde van deze aion gaat een van de meest gigantische organisaties van religie zien die de wereld ooit heeft gekend, waarin geloof en religieus vuur verkregen zal worden door "kracht en tekenen en valse wonderen," wanneer heel de wereld zal aanbidden! Ik opende vanochtend een brief van een grote denominale organisatie, waarin deze klaagde over het feit dat "wij onze Bijbel-school visie en ons evangelisch vuur hebben verloren!" Als een oplossing voor de toestand dringen zij er op aan dat als we willen "specialiseren, adverteren, mobilizeren en verbijbelen, de overwinning zal komen!" We mogen er zeker van zijn dat er geen einde zal komen aan de roep voor "verbijbelen," "Bijbel-school bijeenkomsten," "evangelisatie bijeenkomsten" om "ons volk te indoctrineren, zowel jong als oud, in onze toestand." Allen die zijn binnengegaan in de bewustwording van Gods aionische doelstelling, in het bijzonder in Zijn onthulling over de afsluiting van deze boze aion, weten dat noch geld, noch energie gespaard zal worden om deze organisaties in leven te houden; want zij moeten groeien en samengaan in een wereldsysteem van religie, waarin trouw beloofd en eer gegeven moeten worden aan het hoofd, of gedood worden als gevolg! Maar we zouden ons moeten herinneren dat organisaties en religie niet Christus en redding zijn! Dit is de reden waarom de misleiding en afval is gekomen. Verder is de afval waarvan Paulus spreekt niet een van de minderheid, de paar die weigeren lid te worden van de verschillende denominaties van religie, maar van de meerderheid! De uitgebreide, samenwerkende systemen van religie, met hun miljoenen belijdende leden, zijn de afval!
De vraag rijst nu: Wat houdt de afval van het Christendom in? De Schrift geeft het antwoord. Tijdens de Handelingen periode getuigt Paulus niet alleen van het "evangelie van het koninkrijk" in de synagogen buiten het land Palestina, maar predikt het "evangelie van de genade van God" aan allen die wilden luisteren, aan Joden en heidenen. Tijdens zijn laatste zendingsreis vinden we hem terug in Milete, pleitend met de oudsten van de Efezische ekklesia, hen verhaal doende hoe hij het evangelie van de genade van God betuigde en drie jaren lang, dag en nacht, hij een ieder onder tranen bemoedigde; en nu vertrouwt hij hen opnieuw toe aan God en aan "het woord van Zijn genade." Een paar jaren later schrijft hij aan Timotheüs zijn laatste brief en geeft hem de beklagenswaardige woorden: "Jij hebt dit waargenomen: dat zij allen weggekeerd werden van mij, degenen in Asia"(2Tim. 1:15;SW). Naar wie en wat keerden zij zich weg? Er is maar één antwoord: Zij keerden weg van Paulus' leer naar die van de Besnijdenis! Dat was het begin van de afval die het georganiseerde Christendom tot op vandaag heeft gepropageerd. Vijf en zeventig procent van de Bijbelleer, waarop de verschillende denominaties zeggen te zijn gegrondvest, zijn afkomstig uit de Besnijdenis geschriften, waarvan geen woord ooit aan hen werd geschreven! De geschriften van Paulus, degene die speciaal was geroepen, afgescheiden en opdracht had ontvangen als apostel, verkondiger en leraar van de heidenen in kennis en waarheid, ontvingen bijna geen plaats! Zoals ze in die vroege dag van Paulus wegkeerden, zo hebben ze zich van hem en van de kennis en waarheid die God voor hen heeft bevolen weggekeerd.
Maar ik hoor iemand gebruik maken van het gebruikelijke, vertrouwde argument: 'O, maar wij nemen Paulus' geschriften samen met alle andere!' Maar hoe weinig realiseren zij die van dit argument gebruik maken zich dat zij zichzelf beschuldigen van het preken van "een andersoortig evangelie, dat geen ander is," en zichzelf onder de anathema van de Schrift plaatsen!
Het is niet genoeg luid en lang te roepen om specialisering, mobilisering en verbijbelen. We moeten gehoor geven aan wat werd geschreven door een patroon van gezonde woorden, de dingen die verschillen onderscheiden en het woord van waarheid recht verdelen(of snijden), als we verwachten als gekwalificeerde, onbeschaamde werkers voor God te staan en Zijn gezegende applaus te ontvangen.
God heeft het "evangelie van de Onbesnedenheid" afgescheiden van het "evangelie van de Besnijdenis," en heeft in deze geplaatst wat niet vermengd kan worden zonder een overspelig evangelie voort te brengen, dat de Schrift "een andersoortig evangelie, dat geen ander is" noemt. Het is niets anders dan samenbrengen wat God heeft gescheiden, en Zijn anathema is over allen die dit doen, ook al zou het een engel uit de hemel zijn.
Over het "eeuwigdurend [letterlijk: aionisch] evangelie" wordt maar één maal gesproken in de Schrift, en het is onze nauwste overweging waard in verband met de tijd en omstandigheden waarmee het is verbonden.
"En ik nam een andere boodschapper waar, vliegend in het midden van de hemel, een aionisch evangelie evangeliserend aan die op de Aarde zitten en aan iedere natie en stam en taal en volk, zeggend met een luide stem: "Weest bang voor God en geeft Hem heerlijkheid, want het uur van Zijn oordelen kwam. En aanbidt Die de hemel en het land en de zee en de waterbronnen maakte"
(Openb. 14:6,7;SW)
Dit aionisch evangelie is niet voor vandaag, zoals allen kunnen waarnemen, als zij maar onderscheidend lezen. Het is voor het uur van Zijn oordeel, en dat is in de toekomstige dag van Zijn verontwaardiging. God is verzoend en heeft vandaag vrede met de wereld, en alle ware prediking zou in harmonie moeten zijn met onze opdracht als ambassadeurs die het woord van verzoening verkondigen - vrede (2 Kor. 5:18-21). Dit aionisch evangelie wordt verkondigd te midden van toorn, en doet op hen geen beroep om te geloven, zoals het evangelie van vandaag doet. In feite schijnt er geen geloof mee verbonden te zijn, want het is aangepast aan een tijd waarin genade is teruggetrokken. Het roept niet op tot bekering, want dat is de deur naar het koninkrijk vóór het uur van oordeel heeft geslagen (Hand. 2:38). We zien dat de last van de boodschap vrees is - de vrees van God in Zijn meest elementaire aard als Schepper. Het is een eis dat niemand aanbeden wordt dan de Ene Die het universum heeft geschapen. Het is een tegenboodschap tegen de valse profeet, die allen oproept het wilde beest en de draak te aanbidden, zoals geleerd kan worden door het met Openbaring 13:11-15 te vergelijken. De boodschap is toepasbaar in het laatste deel van Daniëls zeventigste zeven, het afsluitend deel van de vreselijke verdrukking, wanneer Gods verontwaardiging onverdund uitgegoten zal worden over de zonen van de koppigheid. De boodschap onthult dat God zelfs in de tijd van verontwaardiging denkt aan mededogen.
I. Het evangelie van de Besnijdenis is het goede nieuws in overeenstemming met de vaderlijke beloften, om het koninkrijk aan Israel te herstellen, alle koninkrijken van de mensheid onder de hemelen omvattend, met de Messias zittend op de troon van Zijn heerlijkheid in Jeruzalem, en Israel als koninklijk priesterschap - koningen om de natiën te regeren, en priesters om JAHWEHs geestelijke zegeningen aan hen te bedienen.
II. Het evangelie van de Onbesnedenheid is het evangelie van de genade van God, waarvoor Paulus was afgezonderd. Het geeft rechtvaardiging - Gods eigen rechtvaardigheid - aan de zondaar, vanwege de geloofsgehoorzaamheid in Christus Jezus, buiten wet, vormen en inzettingen om. Paulus sprak er van als "het evangelie dat ik verkondig onder de natiën" - "mijn evangelie."
III. Het geheimenis van het evangelie is de verzoening die aangeboden wordt in de dood van Gods eigen Zoon tot wederzijdse verzoening en vrede. Het was een geheim dat tijdens de aionische tijden was verzwegen, tot het door de apostel Paulus werd onthuld voor de huidige, geheime bedeling van genade.
IV. Een andersoortig evangelie, dat geen ander is, is een overspelig evangelie, teweeg gebracht door het vermengen van het "evangelie van de genade van God" met het "Besnijdenisevangelie" van het koninkrijk en vuur voor de wet, en houdt een dubbele anathema in voor mens of engel die schuldig is aan het preken er van.
Het eeuwigdurende [aionische] evangelie is voor het uur van oordeel in de toekomende dag van verontwaardiging, allen die op de aarde zijn oproepend God te vrezen en Hem de heerlijkheid en aanbidding te geven als Schepper. Het is een tegenboodschap tegen die van de valse profeet, die de mensheid oproept het beeld van het wilde beest te aanbidden en het merkteken in hun voorhoofd en hand te ontvangen. Het is tegengesteld aan alle feite van onthulling om de verkondiging van zo'n evangelie voor te stellen in deze dag van genade.
terug naar de Indexpagina