"op deze rots zal Ik Mijn ekklesia bouwen" (Matt. 16:18;SW)
"Wie de bruid heeft is bruidegom" (Joh. 3:29;SW)
"En Hij is het hoofd van het lichaam, de ekklesia" (Kol. 1:18;SW)
Een van de grootste behoeften bij het bestuderen van de Schrift vandaag is de dingen te onderscheiden die verschillen. En in onze studie van de onderhavige onderwerp verlangen wij er naar de grenzen op te zoeken van trouw aan het heilige origineel, er op staand dat een "patroon van gezonde woorden" wordt gebruikt, de dingen onderscheidend die verschillen en ze "juist snijden". Op geen andere wijze kunnen we echt hopen de waarheid te hebben waarmee we kunnen komen tot een juist verstaan van het denken van de Inspiratie.
Ons onderwerp vraagt aandacht voor drie Schriftuurlijke termen, namelijk "Ecclesia," Bruid" en "Lichaam." We hebben drie zinsneden gekozen uit het Woord der waarheid waarin deze termen worden gebruikt, niet om de zinsneden zelf te overdenken, maar gewoon de woorden van ons onderwerp dat ze belichamen. Maar ik zou in het voorbijgaan willen aanwijzen dat voor de meerderheid van Gods heiligen deze woorden als synoniemen beschouwd worden - een en hetzelfde ding betekenend. Maar ik sta er op te zeggen dat dit ver van de waarheid is. Deze gedachte heeft allen die er aan vasthouden geleid, en leidt nog steeds, naar verwarring en verlies, en we verlangen, indien mogelijk, de zaak op te helderen door het ware belang aan te duiden van elk van de termen volgens hun gebruik door de Inspiratie. We zullen ze overwegen in de genoemde volgorde.
"Ik zal Mijn ekklesia bouwen." Laten we er aan denken dat wij deze woorden van onze Heer niet citeren voor het doel van omgang met het belang van de uitspraak zelf. We hebben de zinsnede gekozen omdat daarin wij de eerste maal in de heilige Schrift het woord "ekklesia" hebben, en het wordt vrijwel algemeen beschouwd als de profetie over de ekklesia, alsof er van slechts één kerk werd gesproken in de Schrift. En we kunnen verder toevoegen dat uitleggers, met dit idee in hun achterhoofd, de Schrift in een "puzzelplaatje" hebben omgevormd. Ongeacht welk deel van de Schrift we ook lezen, het ene doel schijnt de zijn: Zoek de ekklesia! Als voorbeeld wil ik een voorval vertellen dat twee jaar geleden onder mijn aandacht kwam. Het was mijn voorrecht op een zondagmiddag een grote kampbijeenkomst bij te wonen. Een bekende predikant van de denominatie zou de preek doen. De tabernakel was gevuld, met nog eens meerdere honderden buiten, zittend op het gras. Ik kwam zo dichtbij als mogelijk, verlangend alles te horen wat hij te zeggen had. Hij kwam naar voren en kondigde als zijn onderwerp aan: "De mars van de kerk doorheen de eeuwen," zijn tekst citerend uit Exodus 12:37, "En de zonen van Israel reizen van Rameses naar Succoth". In zo ongeveer anderhalf uur bracht hij naar voren wat hij de geschiedenis van de "kerk" noemde, verleden, heden en toekomst, van de tijd dat Israel hun exodus uit Egypte begon, tot al de verlosten in de hemel zouden zijn, wandelend op de gouden straten van het nieuwe Jeruzalem! Toen we weg gingen kwamen van alle kanten de opgetogen commentaren los: "Hij is absoluut een heel goede spreker!" "Was dat niet een heerlijke preek?" "Dat was de beste preek die ik in heel mijn leven heb gehoord!" Als ze er al waren was kennelijk niemand zich bewust geworden dat hij begon met een on-Schriftuurlijk uitgangspunt, en daarna doorheen de preek de Schrift verdraaide en weergaf om het te laten passen bij zijn traditionele ideeën over de kerk en de hemel. Met andere woorden, hij bracht een fout naar voren, en die werd met veel lof ontvangen!
Wat is de oorzaak van dit alles? Ik denk dat ik niet beschuldigd zal worden van het geven van een hardvochtig oordeel, maar mijn waarneming kan in één woord samengevat worden: zelfzucht. "Wij" behoren tot de ekklesia, daarom behoort alles wat we in de Bijbel lezen aan "ons!" Zo'n houding is gedegenereerd in een staat van beroving - openlijke beroving - van de "verbonden," "wetgeving" en "beloften" van anderen, met niet de minste wroeging van het geweten! De Schrift betekent niet langer wat de Heilige Geest bedoelde, maar de "Bijbel" is een viool geworden waarop we ieder oud liedje kunnen spelen dat we wensen! De zonen van Israel die uit Egypte kwamen zijn de kerk! Israel in het land is de kerk! Johannes de Doper preekte tot de kerk! De Here Jezus preekte tot de kerk! Het koninkrijk is de kerk! Het kleine kuddetje is de kerk! De drieduizend op de Pinksterdag zijn de kerk! De zeven kerken in het tweede en derde hoofdstuk van Openbaring is de kerk! Johannes, in Openbaring 4:1, vertegenwoordigt de kerk! De levende schepselen, of cherubs, en de vier en twintig oudsten voor de troon zijn de kerk! De 144.000 zijn de kerk! De grote menigte is de kerk! De met de zon beklede vrouw, in Openbaring 12, is de kerk! De bruid is de kerk! Het nieuwe Jeruzalem is de kerk! O, de tragedie van zulk zelfzuchtig behandelen van het Woord van God! Moge Hij ons de genade schenken om af te keren van zulk vleselijk denken en wijsheid en kennis in deze zaken zoeken bij de bron van informatie - de oorspronkelijke Schrift, concordant vertaald - bewuste zorg gevend aan wat staat geschreven.
Bij onze studie over het woord "kerk," zien we dat het in het Grieks "ekklesia" is, een gewoon zelfstandig naamwoord, samengesteld uit de elementen "ek," dat "uit" betekent, en "klesia" dat "geroepen" betekent. Samengevoegd hebben we de letterlijke betekenis in onze taal van het Grieks, namelijk: "uit-geroepen." Het woord komt 115 maal voor in het origineel. In de King James vertaling, alsook in de American Standaard Version, is het 112 maal weergegeven met het woord "church/kerk" en 3 maal met het woord "assembly/vergadering."
Het woord "kerk" heeft door de eeuwen heen veel rond zich verzameld dat vreemd is aan het origineel. In feite schijnen de vertalers en theologen de taak op zich genomen te hebben van het omvormen van een gewoon zelfstandig naamwoord naar een eigennaam, en, hoewel ze Gods heilig Woord geweld aangedaan hebben, zijn ze er toch goed in hun onderneming geslaagd. Voor de gemiddelde lezer draagt de term kerk heel de tijd de gedachte met zich mee aan het zelfde ding, ongeacht de plaats die hij leest of de context. Hij denkt alleen aan één kerk.
Laten we ons nu herinneren dat het originele woord ekklesia gewoon en alleen "uit-geroepen" betekent. Enige andere gedachte of belang dan dit is door mensen toegevoegd. Alleen door de context worden we in staat gesteld het soort karakter van de ekklesia te ontdekken, of van de "uit-geroepen" mensen die we overdenken. We zullen nu de aandacht richten op vijf onderscheiden ekklesias - "uit-geroepen" mensen - in de Schrift.
"Dit is de in de ekklesia in de wildernis komend met de boodschapper, die tot hem spreekt bij de berg Sinaï"
(Hand. 7:38;SW)
Hier zien we hoe de Israelitische raad in de wildernis een "kerk" presenteert in de ware zin van het woord, dat wil zeggen, een "uit-geroepen" gezelschap van de natie Israel, afscheiden voor een speciaal dienstbetoon aan JAHWEH.
"Anderen dan schreeuwden iets anders, want de ecclesia was in verwarring en de meerderheid had niet waargenomen om welke reden zij samengekomen waren."
(Hand. 19:32;SW)
"Want ook wij zijn in gevaar beschuldigd te worden van oproer van vandaag, waarbij geen oorzaak hoort, waarover wij niet in staat zijn verantwoording af te leggen over dit oproer. En deze dingen zeggend, ontbindt hij de bijeenkomst[ekklesia]"
(Hand. 19:40,41;SW)
Hier hebben we opnieuw de ware gedachte achter de betekenis van ekklesia in het alledaagse Grieks. De op rellen uit zijnde bende van zilversmeden hier in Efeze, die opstond tegen Paulus en zijn medereizigers, schreeuwend tegen hen en hun onderwijs, was een "kerk," een "uit-geroepen" groep mensen, naar hun beroep en bedoeling, nauwkeurig afgescheiden van de stadsbevolking.
"Indien jullie nu zoeken naar iets over andere dingen, het zal in de wettige bijeenkomst [ekklesia] verklaard worden"
(Hand. 19:39;SW)
Hier hebben we een andere ekklesia, of "kerk", die, wanneer genoemd, druk bracht om te dragen op de ekklesia, of "kerk" van zilversmeden, en hun bandeloze opschudding dempte. Het was voor de stadsraad van Efeze dat zo'n verstoring gebracht zou worden om geregeld te worden. Hierin kunnen we zien dat een select, of "uit-geroepen," gezelschap uit de Efezische bevolking, bekrachtigd om de wettelijke zaken van de stad uit te voeren, een "kerk" was! Maar in onze gebruikelijke Bijbelvertalingen zijn de ekklesia van zilversmeden en de stadsraad van Efeze vertaald geworden met het woord "vergadering," de hedendaagse lezer de indruk gevend dat wij een ander woord in het origineel hebben. Zulke inconsequente weergaven als deze hebben geleid tot verwarring en verlies over wat de waarheid die God echt over vele, vele dingen doorheen de Schrift heeft onthuld.
"En grote vrees kwam op de hele ecclesia en op allen die dit hoorden"
(Hand. 5:11;SW)
Door een zorgvuldige overweging van wat vooraf is gegaan in de verslagen van Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes, zal van deze ekklesia, waarover hier als "gehele kerk" wordt gesproken, gezien worden dat ze alle "uit-geroepenen" van de natie Israel omvat, geroepen door Johannes de Doper, de Here Jezus en Zijn discipelen tijdens Zijn aardse bediening, Petrus en de elf, van Pinksteren tot aan deze gebeurtenis. Het omvat de "meer dan vijf honderd broeders"(1Kor. 15:6), de "honderd en twintig"(Hand. 1:15), de "ongeveer drie duizend zielen" van Pinksteren (Hand. 2:42), en de "de velen die geloven" een paar dagen later, het totaal op ongeveer vijf duizend brengend (Hand. 4:4), een totaal makend van meer dan vijf duizend en vijf honderd van de zonen van Israel, hier aangeduid als de "hele ekklesia." Maar er moet aan gedacht worden dat deze "kerk" alleen de zonen van Israel bevat, met mogelijk een paar proselieten. Dit zal duidelijk gemaakt worden als we voortgaan in onze studie.
We hebben vijf onderscheiden gebruiken van de term ekklesia aangegeven, die in onze gebruikelijke vertalingen vertaald is geworden met "kerk" en "vergadering," en, zoals duidelijk waargenomen kan worden, elk gebruik verwijst naar een andere "kerk" of "uit-geroepen" volk. Zij die geleid willen worden door het interne bewijs van de originele Schrift kunnen zien dat "ekklesia," letterlijk vertaald, een "uit-geroepen" volk betekent, en alleen door de context zijn we in staat het soort of het karakter te kennen van het "uit-geroepen" volk dat in beeld is. Met zo onze weg vrij zijn in de gelegenheid de andere termen van ons onderwerp met vrucht te verwegen.
Dit deel van ons onderwerp bevat twee termen - "bruid" en "lichaam" - die vrijwel algemeen als synoniemen beschouwd worden. Daarom denken wij dat het in de eerste plaats verstandig en vruchtbaar zal zijn aandacht te vragen voor feiten die duidelijk en beslissend laten zien dat de Schrift de termen niet in een synonieme zin gebruikt.
Het eerste argument waar we naar willen wijzen om te laten zien dat "bruid" en "lichaam" niet als synonieme termen in de Schrift gebruikt worden, is het feit dat de "bruid" nergens een lotdeel of bestemming in de hemel wordt beloofd. Het "lichaam" is tenslotte een hemelse bestemming beloofd, "gezegend met iedere geestelijke zegen te midden van de hemelingen," in tegenstelling tot de aardse zegeningen en heerlijkheid van de "bruid." Een zorgvuldig onderzoek van deze waarheid zal de schitterende wijsheid van God onthullen in Zijn raadsbesluiten voor de hemelen en de aarde.
Het tweede argument dat wordt aangeboden om te laten zien dat zij niet synonieme termen zijn, is het feit dat de "Besnijdenisgeschriften" overlopen van typen en anti-typen, symbolen en zinspelingen op de "bruid," terwijl Paulus zelfs niet daarop hint in zijn geschriften.
Het derde argument dat wordt aangeboden om te laten zien dat zij niet synonieme termen zijn, is het feit dat de "Besnijdenisgeschriften," in het bijzonder Johannes, voortdurend spreken over de "bruid," terwijl, aan de andere kant, Paulus voortdurend spreekt over het "lichaam," maar zelfs niet één maal de "bruid" noemt. Dit onderscheidend gebruik van de termen door de Inspiratie zou de aandacht van alle waarheidsliefhebbers moeten vasthouden.
Het vierde argument dat uit de Schrift wordt aangeboden om aan te tonen dat de termen "bruid" en "lichaam" niet identiek zijn, is het feit dat de "bruid" aanwezig was in de dagen van Johannes de Doper(Joh. 3:29), terwijl het "lichaam," waarvan Christus het Hoofd is, pas werd onthuld nadat Paulus was geroepen en naar de natiën werd gezonden.
Het vijfde argument is het feit dat de Schrift de termen onderscheid door te verklaren dat Christus de kerk maakt. die Zijn lichaam is, gereed, ze presenterend aan Zichzelf, zonder vlek of rimpel of enig ander ding, alleen maar dat het heilig en smetteloos zou zijn (Efe. 5.25-30), terwijl de bruid "zichzelf gereed maakt" (Openb. 19:7). De vereniging van de twee in één brengt een tegenstelling voort.
Dit is zeker voldoende bewijs om het feit te stellen dat de Schrift onderscheid maakt tussen de twee termen "bruid" en "lichaam." Dit bereidt de weg voor voor het aanwijzen van het belang van iedere term door het gebruik er van in de Schrift.
Johannes de Doper, een vriend van de Bruidegom, zal ons helpen de vraag te beantwoorden. Hij stelde zijn eigen discipelen voor aan de Bruidegom, toen hij tot hen zei:
"Zie, het Lam van God, die de zonde van de wereld wegneemt"
(Joh. 1:29;SW)
"De volgende morgen stond Johannes opnieuw, en twee van zijn discipelen. En kijkend naar Jezus, Die wandelde, zei hij: Zie, het Lam van God! En de twee discipelen hoorden hem spreken, en zij volgden Jezus"
(Joh. 1:35-37;SW)
Op een later moment, toen de Doper werd verteld van het gevolg van de bediening van de Heer, herinnerde hij hen:
"Jullie zelf getuigden tot mij dat ik zei dat ik niet de Christus ben, maar dat ik vóór Die gezonden ben geworden. Wie de bruid heeft is bruidegom. Maar de vriend van de bruidegom, die staat en Hem hoort, verheugt zich met blijdschap vanwege de stem van de bruidegom. Dit, dan, mijn blijdschap, is vervuld geworden. Hij moet groeien, maar het is aan mij om minder te worden"
(Joh. 3:28-30;SW)
"Wie de bruid heeft" maakt duidelijk dat de "bruid" in beeld was bij het prille begin van de bediening van onze Heer. Daarom zijn we zeker van twee dingen; eerst dat de Here Jezus Zelf de Bruidegom is; en twee dat de kleine groep van gedoopte Israelieten die rond Hem bijeen gebracht was, het begin en representatief was van de ekklesia, of "uit-geroepen" Israelieten, "aan wie geen vlek was," de "bruid van het Lammetje."
We weten dat Israel in de Hebreeuwse Schrift vaak wordt afgebeeld onder de figuur van de "vrouw" van JAHWEH. Bij de Sinaï werd Hij hun echtgenoot (Jer. 31:32). Maar zij liet Hem in de steek om achter andere liefhebbers aan te gaan (Hosea 2:6-13), en Hij gaf haar een scheidingsbrief (Deut. 24:1-4). Volgens de wet kan ze nooit meer de Zijne worden, maar toch nodigt Hij haar uit om terug te keren (Jer. 3:1). Hij belooft op haar te wachten en haar voor Zichzelf te houden, tot de laatste dagen, zeggend: "jij zal niet van een man worden. En ook ben ik voor jou." (Hosea 3:3;SW).
Toen de Heer kwam en onder hen wandelde, noemde Hij hen een overspelige generatie, want zij hadden JAHWEH in de steek gelaten. De "vrouw" van JAHWEH omvatte de hele natie, maar de "bruid" is exclusiever. Alleen zij in Israel die Hem erkennen als JAHWEH's Lam voor hun zonden, met Hem verenigd in de liefhebbende banden van redding, konden deel aan deze blije klasse claimen. Niet de "vrouw" van JAHWEH of het Lam, maar de "bruid" van het Lammetje. Niet een trieste hereniging in hoge ouderdom, maar vernieuwd met jeugd!
Dit deel van het onderwerp afsluitend, mogen we zeggen dat in heel de beschrijving van de "bruid-ekklesia" er geen enkele suggestie is die de natiën een plaats geeft. Neem bijvoorbeeld het toekomstige huis van de "bruid," de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, met z'n twaalf fundamenten en twaalf paarlen poorten. De hele beschrijving verwijst exclusief naar de zonen van Israel, de "bruid van het Lammetje." Wanneer er over de natiën wordt gesproken zijn die altijd "buiten." Zij wandelen bij het licht er van en brengen eer en heerlijkheid in de stad. Verder zijn de twaalf fundamenten beschreven met de namen van de twaalf apostelen van het Lammetje. Hoe zullen we verantwoording afleggen voor de weglating van de andere apostelen van deze eer, als de heidenen deel hebben in de heilige stad? Paulus, Timotheüs, Silas, Sopater, Aristarchus, Secundus, Tychicus, Trofimus, Epafroditus worden in de Schrift allen erkend als apostelen. Waarom worden ze hier genegeerd? En bovenal: ieder fundament dat geacht wordt de "kerk" te ondersteunen, moet de apostel Paulus bevatten, door wie alle waarheid voor deze "geheime bedeling" bekend werd gemaakt. En aangezien hij afwezig is, is het een positief bewijs dat, wie de stad ook mag bevatten, het niet de plaats is voor hen aan wie Paulus diende. Daarom zal de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, de ekklesia van Israel bevatten, de "bruid van het Lammetje," en niet de ekklesia die het "Lichaam van Christus" is.
Denk er aan dat de zinsnede "bruid van Christus" een verkeerde benaming is, een menselijke uitvinding, en nergens in de Schrift te vinden. Zij die verlangen een "patroon van gezonde woorden" te volgen, zoals God goed dacht te spreken door de Heilige Geest, zullen het links laten liggen.
Na uit de Schrift vastgesteld te hebben dat de term "kerk" ekklesia is in het Grieks, een gewoon zelfstandig naamwoord, en dat het een "uit-geroepen" volk betekent, dat de "bruid van het Lammetje" de "uit-geroepen" Israelieten zijn die het koninkrijk beërven met al zijn aardse heerlijkheid, en wiens aionisch thuis in de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, zal zijn, dat neerdaalt van God uit de hemelen, en in de laatste aion haar plaats inneemt op de nieuwe aarde, kunnen we nu onze aandacht richten op de laatste term van ons onderwerp, dat onze harten zal interesseren en grijpen als geen ander onderwerp in de heilige Schrift, omdat het ons aangaat, de natiën, de voorwerpen van Zijn alles overstijgende genade. En zoals we naar de Besnijdenisgeschriften moeten gaan om de waarheid te vinden over de "bruid-ekklesia," zo ook moeten we naar Paulus' geschriften gaan voor de waarheid over de "Bruid-ekklesia." Paulus spreekt, als enige van alle schrijvers van de Griekse Schrift, over het lichaam.
En het kan hier goed zijn aan te duiden dat Jezus Christus, in Zijn aardse bediening, niet preekte over het lichaam. Hij zegt met Zijn eigen woorden: "Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis van Israel!"
(Matt. 15:24;SW)
En Paulus verifieert dit door te zeggen dat "Christus dienaar van besnedenen is geworden, ten behoeve van de waarheid van God, om de beloften van God aan de vaderen te bevestigen"
(Rom. 15:8;SW)
Nu slaan de "beloften van God aan de vaderen" niet op het lichaam, want dat werd pas vele jaren na de aardse bediening van onze Heer onthuld. Er staat geschreven: "En Hij leidde hen rond in heel Galilea, onderwijzend in hun synagogen en verkondigend het evangelie van het koninkrijk" (Matt. 4:23;SW)
Hij noemde het woord "kerk" slechts drie maal (Matt. 16:18; 18;17,17), en geen daarvan verwees hoe dan ook naar het lichaam, dat in latere jaren door de apostel Paulus werd onthuld, maar had betrekking op de "bruid-kerk," zoals we eerder aangeduid hebben. Maar in de geschriften van Paulus slaat alles op de "kerk" die het Lichaam van Christus is.
"En Hij is het Hoofd van het lichaam"
(Kol. 1:18;SW)
"En Hij onderschikt alles onder Zijn voeten en Hij geeft Hem, als Hoofd over allen, aan de ecclesia"
(Efe. 1:22;SW)
Deze Schriftgedeelten wijzen een "lichaam-kerk" aan, eigen aan de geschriften van de apostel Paulus. Mogen we een overweging geven voor een verdere beschrijving er van?
"Door dit ben ik, Paulus, de gevangene van Christus Jezus voor jullie, de natiën, indien jullie tenminste luisteren naar de bediening van de genade van God, die aan mij gegeven werd voor jullie, die naar openbaring aan mij is bekend gemaakt, het geheim waarvan ik eerder in het kort schreef, waartoe jullie, lezend, mijn inzicht in het geheim van de Christus kunt begrijpen, dat tijdens verschillende generaties niet bekend is gemaakt aan de zonen van de mensen, zoals het nu werd geopenbaard aan de heiligen, Zijn apostelen en profeten, in geest, dat de natiën gezamenlijk lotdeelgenieters zijn en een gezamenlijk lichaam en gezamenlijk deelnemers aan de beloften, in Christus Jezus, door het evangelie, waarvan ik uitdeler ben geworden naar de gave van de genade van God, die mij gegeven is, naar de werking van Zijn kracht"
(Efe. 3:1-7;SW)
Hier leren we van een ekklesia, een "uit-geroepen" volk uit de natiën en Israel door "het evangelie waarvan ik [Paulus] de uitdeler ben geworden," die, "in geest," medelotdeelgenieters werden, een gezamenlijk lichaam, en gezamenlijke deelnemers van de belofte in Christus Jezus.
Dit is de ekklesia die God "zegent met alle geestelijke zegen te midden van de hemelingen, in Christus" (Efe. 2:3;SW)
Dit is de ekklesia die God "ons tezamen op en zet ons tezamen in Christus Jezus te midden van de hemelingen, opdat Hij, in de komende aionen, de overstijgende rijkdom van de genade zou tonen, in Zijn goedheid voor ons in Christus Jezus" (Efe. 2:6,7;SW)
Dit is de ekklesia "door de genade zijn jullie geredden, door geloof en dat niet uit jullie zelf; het is het naderingsgeschenk van God, niet uit werken, opdat niemand zou roemen"(Efe. 2:8,9;SW).
Dit is de ekklesia van heidenen en Israelieten, die "in geest, ... gezamenlijk lotdeelgenieters zijn en een gezamenlijk lichaam en gezamenlijk deelnemers aan de beloften, in Christus Jezus, door het evangelie, waarvan ik uitdeler ben geworden naar de gave van de genade van God, die mij gegeven is, naar de werking van Zijn kracht." (Efe. 3:5,6,7;SW).
Dit is de ekklesia aan wie "niet de worsteling [is] tegen bloed en vlees, maar tegen de soevereiniteiten, tegen de autoriteiten, tegen de wereldmachten van deze °duisternis, tegen de geestelijke machten van de boosheid onder de hemelingen."(Efe. 6:12;SW).
Dit is de ekklesia waarvan het "burgerschap behoort in de hemelen, waaruit ook wij de Redder verwachten, de Heer, Jezus Christus, Die het lichaam van onze vernedering zal omvormen gelijkvormig aan het lichaam van Zijn heerlijkheid, naar de werking van Die Hem in staat stelt zelfs het al aan Zich te onderschikken" (Filip. 3:20,21;SW).
Dit is de ekklesia waardoor God Zich heeft voorgenomen "dat nu bekend zou worden aan de overheden en de gezaghebbers te midden van de hemelingen, door de ecclesia, de veelkleurige wijsheid van God, naar het doel van de aionen dat Hij maakt in Christus Jezus, onze Heer" (Efe. 3:10,11;SW).
Dit is de ekklesia "die Zijn lichaam is, het complement van Hem Die het al in allen completeert" (Efe. 1:23;SW).
Het bijeen gebrachte bewijs uit deze korte studie van de Schrift over ons onderwerp, de "kerk," de "bruid" en het "lichaam" kan als volgt opgesomd worden:
- De term "kerk" is de vertaling van het origineel Griekse woord "ekklesia," een gewoon zelfstandig naamwoord, en betekent "een uit-geroepen" volk, met geen bijzondere verwijzing naar wie dat volk mag zijn, voor wat het woord zelf aangaat.
- De "bruid van het Lammetje" is een ekklesia, een "uit-geroepen" volk van de natie Israel, die het koninkrijk beërft met alle beloften die er bij horen, uit de hemel, van God, en neemt haar plaats in op de nieuwe aarde in de laatste aion.
- Het "lichaam van Christus" is een ekklesia, een "uit-geroepen" volk uit de heidenen en de natie Israel, "door het evangelie waarvan ik [Paulus] de uitdeler ben geworden," die "in geest, ... gezamenlijk lotdeelgenieters zijn en een gezamenlijk lichaam en gezamenlijk deelnemers aan de beloften, in Christus Jezus," met een hemelse bestemming, gezegend met iedere geestelijke zegen te midden van de hemelingen van het grote hemelgebied van God.
Het verlangen van ons hart en gebed is dat van de apostel Paulus, dat de God van onze Here Jezus Christus, de glorierijke Vader, aan allen die dit lezen een geest van wijsheid en openbaring moge geven in de bewustwording er van.
terug naar de Indexpagina