Gods Aionische Doelstelling
Hoofdstuk 5

Het koninkrijk van de Schrift
door Adlai Loudy

"Het koninkrijk van U, laat het komen! De wil van U, laat ze gebeuren, zoals in de hemel en ook op de Aarde"
(Matt. 6:10;SW)

Het KAN geen tegenspraak zijn dat God, in Zijn "doelstelling van de aionen die Hij maakt in Christus Jezus, onze Heer," voorgesteld heeft een koninkrijk op aarde "op te richten" of te "vestigen" waarin Zijn "wil gedaan wordt zoals in de hemel." Maar over wat het karakter van dit koninkrijk zal zijn, de vestiging er van, de hoofdstad, de heersende mensen, wet, onderschikte landen en volken, is er ongeteld veel verwarring en getwist. De literatuur van het Christendom kreunt onder het gewicht van de onvoorstelbare massa aan verklaringen die over het onderwerp zijn geschreven en uitgegeven. Ik wil mijn lezers onmiddellijk verzekeren dat ik niet voorstel wat is geleerd te bekritiseren of te corrigeren, maar ik verlang gewoon enig constructief onderwijs naar voren te brengen dat bijeengebracht is uit Gods woord en dat het onderwerp voor mijzelf verduidelijkte, het voorstellend ter overweging voor waarheidsliefhebbers.

Het karakter van het koninkrijk

Onder dit kopje stellen we voor uit de Schrift het karakter van het koninkrijk vast te stellen dat God Zich voorgenomen heeft om op aarde te vestigen. Dat wil zeggen, om te zien of het een letterlijk koninkrijk zal zijn in het gewone gebruik van de term, zoals toegepast op aardse heerschappijen, of dat het gewoon een onzichtbare, geestelijke soevereiniteit aanduidt.

We zijn ons er van bewust dat weinig bereikt kan worden door te theoretiseren; daarom stellen we voor om voor alle bewijs een beroep te doen op de heilige Schrift, er van uitgaand dat wat God heeft onthuld beslissend en afsluitend is.

In de Schrift zien we de term "koninkrijk" ongeveer twee honderd en twintig maal gebruikt worden in verband met aardse heerschappijen zoals die van Israel, Juda, Medo-Perzië, Griekenland, Egypte, Assyrië, enz. Allen stemmen in met de betekenis van zulke koninkrijksuitdrukkingen. Maar wanneer zinsneden als "het koninkrijk der hemelen" en "het koninkrijk van God" worden gebruikt, staan we onmiddellijk van aangezicht tot aangezicht met een mist van verwarrende meningen.

Neem, bijvoorbeeld, de uitdrukking "het koninkrijk van de hemelen." Hij komt twee en dertig maal voor in het verslag van Mattheüs en is nergens anders in de Schrift te vinden. Ons wordt gevraagd te geloven dat het verwijst naar de "kerk" en onze bestemming "in de hemel." Maar ik sta er op dat geduldig, nuchter denkende overweging van de geest van profetie zal onthullen dat de zaak heel anders ligt. Door naar het tweede en zevende hoofdstuk van Daniël te gaan zullen we de goddelijke uitleg van de zinsnede vinden, aantonend waarom het zo gemakkelijk is je te vergissen als je voorbij gaat aan de Schrift.

In het tweede hoofdstuk van Daniël worden vier grote wereldkoninkrijken getypeerd door een groot beeld, en nadat Daniël de betekenis er van heeft geïnterpreteerd, krijgen we deze belangrijke uitspraak:

"En in hun dagen, dat wil zeggen, die van hun koningen, zal Eloah van de hemelen een koninkrijk oprichten dat voor de aionen geen schade zal ondervinden. En het koninkrijk zal niet aan een ander volk overgelaten worden. Het zal al deze koninkrijken verpulveren en uitroeien en het zal bevestigd worden voor de aionen."
(Dan. 2:44;SW)

Het bewijs van deze passage samenvattend om zo in één keer de volle betekenis er van helder te verstaan, relaterend met het karakter van het "koninkrijk" dat de God van de hemel gaat oprichten, krijgen we dit:

  1. De vier koninkrijken die in het beeld getypeerd worden hebben wereldwijde heerschappij;
  2. Het vierde koninkrijk zal verdeeld worden;
  3. En in de dagen van die koningen (de tien tenen verdelingen) van het verdeelde vierde wereldkoninkrijk;
  4. Zal de God van de hemel een koninkrijk oprichten;
  5. Het zal al deze koninkrijken in stukken breken en vermorzelen;
  6. En het opstaan voor de aionen.

Hier hebben we de verzekering dat de God van de hemel tot doel heeft een koninkrijk op te richten, dat alle anderen koninkrijken in stukken zal breken en vermorzelen, wereldheerschappij hebben en staan voor de aionen. Laten we met zoveel bewijs veilig gesteld, het zevende hoofdstuk van Daniël bestuderen.

HET ZEVENDE HOOFDSTUK VAN DANIËL

Opmerkingen bij de vertaling

1 In het eerste jaar van Beshazzar, koning van Babylon, krijgt Daniël op zijn bed een droom en visoenen van zijn hoofd. Dan schrijft hij de droom op, de uitspraken samenvattend. 2 Daniël antwoordt en zegt: Hoewel de Concordant Version een proefvertaling is [denk er aan dat dit stuk werd geschreven, lang voordat de Concondant Version uitkwam], is een verdere bijdrage nu beschikbaar van de uitgever in hun Vertaling van Daniël uit 1968.
1. De LXX heeft voor Babylon Chaldeans laat de de samenvatting van de uitspraken weg. 2 De LXX laat antwoorden weg en zegt, heeft hemel voor hemelen.
"Ik nam waar in mijn gezicht, vannacht, en zie!, vier winden van de hemelen snelden voort naar de grote zee. 3 En vier immense dieren kwamen op uit de zee, deze verschilt van deze. 4 Het oostelijke is als een leeuw en er op zijn vleugels van een gier. Ik nam waar totdat de vleugels er van afgeschrapt werden. En het werd opgetild van het land en op twee voeten gezet, als een sterveling en het werd een hart van een sterveling geschonken.(SW) 3 De LXX heeft overal wild beest voor dier. Zowel het Chaldees als het Grieks spreken overal over de dieren als vrouwelijk.. 4 De LXX heeft overal mens voor sterfelijk. Het woord voor glad schrappen wordt gebruikt voor het polijsten van wapens, het scheren van hoofd en baard.
5 En zie!, een ander dier, een tweede, lijkend op een beer en voor een deel was het opgericht. En er waren drie ribben in zijn mond, tussen zijn tanden. En men zegt zo tot hem: Sta op, verslindt overvloedig vlees. 5 Het woord deel is genomen uit de LXX. Het Chaldees komt alleen hier voor. In het Hebreeuws zou het oppertoezicht betekenen. Het woord ribben is ook uit de LXX genomen. In het Hebreeuws zou het een avondmaal betekenen. Het schijnt verbonden te zijn met een Hebreeuws woord dat cel beketent.
6 Ik was in deze plaats aan het waarnemen en zie!, een ander dier, als een luipaard en het had vier vleugels, die van een vogel, op zijn gebogen rug; en het dier had vier hoofden. En het werd rechtsbevoegdheid gegeven. 6 Na een ander voegt de LXX wild beest toe, en heeft over haar voor op haar gekromde [rug].
7 Ik was in deze plaats aan het waarnemen in de gezichten van de nacht, en zie!, een vierde dier, verschrikkend en vreselijk en buitengewoon machtig. En het had immense tanden van ijzer, verslindend en verpulverend en het overblijfsel verstampte het onder zijn voeten. En het was anders dan alle dieren die voor hem waren en het heeft tien hoornen. 7 De LXX laat in de visioenen van de nacht weg.
8 Ik dacht na over de hoornen en zie!, een andere kleine hoorn kwam op tussen hen en drie van de hoornen, de oostelijken, werden er voor geveld tot stompen. En zie!, er waren in deze ogen als ogen van een sterveling en een mond die immense dingen verklaarde.  
9 Ik was aan het waarnemen, totdat tronen werden neergezet en de Eerbare van Dagen zat. Zijn kleding was als blanke sneeuw en Zijn haar op Zijn hoofd was als smetteloze wol, Zijn troon was van vlammend vuur, de wielen er van een flitsende vlam. 10 Er was een stroom van een vlam aan de voorkant en gaat uit van voor Hem. Duizend duizenden bestralen Hem en tienduizenden tienduizenden staan voor Hem op. Het oordeel zat en de rollen werden geopend. 9 Plaatste is letterlijk geworpen, want oosterse tronen bestonden uit op de vloer geworpen kussens. Er is geen gedachte aan leeftijd in het woord dat gewoonlijk met oud wordt weergegeven. De Hebreeuwse tegenhanger wordt vertaald met duurzaam, getrokken van, arrogantie, drukkende dingen, stijf, moeilijke dingen. Het werkwoord is gewoonlijk verwijderen, en één maal natekenen. De centrale gedachte schijnt te zijn OVERBRENGEN. De Overbrenger van Dagen schijnt Degene aan te duiden Die aardse heerschappijen overbrengt van de Mensendag naar de Dag van JAHWEH en de Dag van God
10 De LXX heeft tot Hem voor vóór Hem, en nu voor opstaan.
11 Ik dan was aan het waarnemen, door het geluid van de immense zaken die de hoorn verklaarde, ik was aan het waarnemen totdat het dier gedood werd en het gestel er van werd vernietigd, en het werd overgegeven aan het gloeien van het vuur. 12 En het overblijfsel van de dieren, hun gezag deed men voorbij gaan, maar hen werd een verlenging van leven geschonken, tot een bepaalde tijd en seizoen. 11 De LXX heeft 'grote woorden' voor 'monsterlijke uitspraken' en 'spreken' voor 'uitspraken doen', en laat 'Ik was dan aan het waarnemen' weg.
12 De LXX heeft 'seizoen en seizoen' voor 'gestelde tijd en seizoen'.
13 Ik was aan het waarnemen in de gezichten van de nacht en zie!, met wolken van de hemelen arriveert iemand als een zoon van een sterveling. Hij reikte tot aan de Eerbare van Dagen en men bracht Hem dichtbij, voor Hem. 14 En Hem werd rechtsbevoegdheid geschonken en achting en een koninkrijk, en alle volken en natiën en taalgroepen zullen Hem dienen. Zijn rechtsbevoegdheid is een aionische rechtsbevoegdheid, die niet voorbij zal gaan en Zijn koninkrijk zal niet ingeperkt worden. 13 De LXX heeft 'hemel' voor 'hemelen' en 'komt' voor 'arriveert.'
14 De LXX heeft 'stammen' voor 'rassen', en 'slaven' voor 'dienen', en 'verlammen' voor 'overlijden.' Hij heeft 'vervallen' voor 'verpanden', wat gebruikt wordt bij gebrek aan een betere term. De wortel betekent BELOVEN, en veronderstelt dat het koninkrijk niet onder verplichtingen zal zijn aan andere gebieden of de machten van het kwaad.
15 Mijn geest huiverde, van mij, Daniël, middenin mijn lichaam. En de gezichten in mijn hoofd brachten mij in de war. 16 Ik benaderde een van die opstaan en voor de zekerheid vroeg ik hem over dit alles. En hij sprak tot mij en hij maakt mij de uitleg van de zaken bekend: 16 De LXX heeft 'vast staan' voor 'opstaan' en probeert de exactheid te leren in verband met een verzoek over de zekerheid, en vergelijking van de woorden voor interpretatie van de uitspraken.
17 Deze immense dieren, deze vier, vier koningen zullen opstaan van de Aarde. 18 Maar de allerhoogsten van heiligen zullen het koninkrijk ontvangen en zij zullen het koninkrijk bewaren tot aan de aion en tot aan de aion van de aionen. 17 De LXX laat monsterlijk weg, en heeft koninkrijken voor koninkrijken, wat de betere lezing schijnt te zijn, en voegt toe wat weggenomen zal worden.
18 Het woord dat weergegeven wordt met Meest Hogen in dit hoofdstuk(verzen 18,22,25,27) is meervoudig. Omdat het enkelvoudige Allerhoogste is, doet dit denken aan een verwijzing naar de hoogste posities die aan Israels heiligen zullen behoren in het koninkrijk. De LXX heeft 'hoogste', en 'bewaren' voor 'veilig bewaken' en laat 'voor de aion' weg.
19 Toen wilde ik zekerheid over het vierde dier, dat anders was dan zij allen, overvloedig verschrikkend, zijn tanden van ijzer en zijn klauwen van koper, verslindend, verpulverend, en het overblijfsel verstampend onder zijn voeten, 20 en over de tien hoornen die op zijn hoofd zijn, en dat een andere op kwam en drie eerdere er voor vielen, namelijk de hoorn met zijn ogen en mond die immense dingen uitspreekt. En het gezicht er van is groter dan van zijn metgezellen. . 19 De LXX heeft 'zoek precies" voor 'heb de zekerheid' en voegt overal 'wild beest' toe. 20 De LXX heeft 'schudt de eersten af (Alex. ms. voegt 'drie van ... die hoorn' toe), zelfs dezelfde hoorn', en heeft 'grote woorden' voor 'verklaren van monsterlijke [dingen]', en heeft 'de rest' voor 'zijn partners.'
21 Ik was aan het waarnemen en deze hoorn deed een aanval op de heiligen en overwon hen, 22 totdat de Eerbare van Dagen arriveerde en berechting werd geschonken aan de allerhoogsten van de heiligen en de bepaalde tijd is bereikt. En de heiligen bewaarden het koninkrijk. 21 De LXX heeft 'slag' voor 'aanval'.
22 de LXX heeft 'Oud' voor 'Overbrenger', en 'hoogste' voor 'oppergezag', en 'seizoen' voor 'gestelde tijd', en 'bewaren' voor 'veilig bewaken'.
23 Zo sprak hij: Het vierde dier is het vierde koninkrijk dat op de Aarde zal zijn. Dat zal verschillen van ieder koninkrijk, en het zal heel het land verslinden en het zal haar vertreden en het zal haar verpulveren. 24 De tien hoornen. Van zijn koninkrijk zullen tien koningen opstaan en een ander zal na hen opstaan en hij zal verschillen van de oostelijken en hij zal drie koningen afzetten. 25 En hij zal uitspraken uitspreken om de Allerhoogste opzij te zetten en de allerhoogsten van de heiligen zal hij uitputten en hij is van plan om gestelde tijden en bevelen te veranderen; en zij zullen in zijn hand gegeven worden tot een tijd en tijden en een deel van een tijd. 26 En het gericht zal zitten en zijn gezag zal men doen voorbij gaan, uitroeiend en vernietigend tot de voleinding. 23 De LXX heeft 'superieur' voor (verschillend', en 'vertrappen' voor 'kapot smijten' en 'open snijden' voor 'verpulveren.'
24 De LXX laat 'van dit koninkrijk' weg, en leest 'is overvloedig in kwaad'.
25 De LXX heeft ' spreekt woorden tegen de Hoogste' in plaats van 'zal een uitspraak spreken om de Allerhoogste terzijde te stellen', en heeft 'Hoogste' voor hoogheden, en heeft 'seizoenen' en 'wet' voor 'gestelde tijden' en 'bevel' of 'bevelen', en heeft 'helft' voor 'verdeling.'
De LXX heeft 'soevereiniteit' voor 'autoriteit', en 'voleinding' voor 'beëindiging.'
27 En het koninkrijk en de rechtsbevoegdheid en de majesteit van het koninkrijk onder alle hemelen werd geschonken aan het volk van de allerhoogsten van de heiligen. Zijn koninkrijk is een aionisch koninkrijk en alle gezaghebbers zullen het dienen en zij zullen luisteren. 27 De LXX heeft 'hemel' voor 'hemelen', laat 'volk van' weg, heeft 'Hoogste' voor 'hoogsten', heeft 'soevereiniteiten' voor autoriteiten, en 'slaven' voor 'dienen.'
28 Verder is dit de afsluiting van de zaak. Ik, Daniël, mijn enorme overdenkingen brachten mij in de war en mijn uiterlijk veranderde aan mij, maar ik hield de zaak in mijn hart in bewaring. 28 De LXX heeft 'woord'(of zaak) voor 'uitspraak', en 'redeneringen' voor 'gedachten', en 'vorm' voor 'aspect.'

Het behulpzame bewijs dat uit deze lange passage opgesomd kan worden is als volgt:

  1. De vier grote dieren, opkomend uit de grote zee, staan voor koningen (v.17) en koninkrijken die op de aarde zullen zijn (v. 23).
  2. Het vierde dier zal anders zijn dan alle de dieren die er voor waren (met verwijzing naar positie, niet tijd) en had tien horens (v.7).
  3. De vier horens van dat koninkrijk zijn tien koningen die zullen opstaan (v.24).
  4. Een andere horen zal na hen opstaan, tien ogen hebbend en een mond die monsterlijke dingen verklaart tegen de Allerhoogste (v.25).
  5. Hij zal oorlog voeren (v.21) en de heiligen uitputten(v.25).
  6. De Overbrenger van dagen kwam (v.22).
  7. En met de wolken van de hemel kwam Iemand als de Zoon van de Mensen(v.13).
  8. De rechter ging zitten en de rollen werden geopend (vs.10,26).
  9. Van de hoorn die grote dingen sprak werd de heerschappij weggenomen en vernietigd tot het einde (vs 11,26).
  10. En Hem werd rechtsbevoegdheid geschonken en achting en een koninkrijk, en alle volken en natiën en taalgroepen zullen Hem dienen. Zijn rechtsbevoegdheid is een aionische rechtsbevoegdheid, die niet voorbij zal gaan en Zijn koninkrijk zal niet ingeperkt worden (v.14).
  11. En de tijd kwam dat de heiligen het koninkrijk zouden bezitten (v.22).
  12. En het koninkrijk en de rechtsbevoegdheid en de majesteit van het koninkrijk onder alle hemelen werd geschonken aan het volk van de allerhoogsten van de heiligen. Zijn koninkrijk is een aionisch koninkrijk en alle gezaghebbers zullen het dienen en zij zullen luisteren (v.27).

Door nu het bewijs samen te vatten dat uit onze studie van deze twee hoofdstukken verkregen is, in verband met het karakter van het koninkrijk, krijgen we het volgende:

  1. De God van de hemelen heeft Zich als doel gesteld een koninkrijk op te richten (2:44).
  2. In de dagen van die koningen (2:44), zijn er de tien-tenige verdelingen van het verdeelde vierde koninkrijk (2:41,42).
  3. De tien horens van dat koninkrijk zijn tien koningen die zullen opstaan (7:24).
  4. Een andere hoorn zal na hen opstaan, ogen hebbend en een mond die tegen de Allerhoogste spreekt (7:20-25).
  5. Hij zal oorlog voeren en de heiligen uitputten (7:25)
  6. De Overbrenger van dagen komt (7:22) en er kwam met de wolken iemand als de Zoon van de Mensen (7:13).
  7. De rechter neemt plaats en de hoorn die monsterlijke dingen verklaarde, zag zijn heerschappij weggenomen worden en werd vernietigd tot het einde (7:11,26).
  8. En aan de Zoon van de Mensen werd heerschappij en heerlijkheid en koningschap gegeven, zodat alle volken, rassen en talen Hem zouden dienen (7:14).
  9. En Zijn koninkrijk zal al deze koninkrijken in stukken breken en verteren (2:44).
  10. Alle rechtsgebieden zullen Hem dienen en gehoorzamen (7:27), en Zijn koninkrijk zal opstaan voor de aionen (2:44).
  11. De tijd komt voor de heiligen om het koninkrijk veilig te stellen, en rechtsbevoegdheid is geschonken aan de heiligen van de allerhoogsten (7:22).
  12. En het koninkrijk en het gezag en de majesteit van het koninkrijk onder alle hemelen zal gegeven worden aan het volk van de heiligen (7:27).

Zeker, niemand hoeft zich, met al dit bewijs voor ogen, te vergissen over de uitdrukking "het koninkrijk van de hemelen," gebruikt door Mattheüs. Het is een letterlijk koninkrijk dat door de God van de hemel opgericht zal worden, en zal alle koninkrijken onder heel de hemel omvatten. De uitdrukking vraagt aandacht voor de bron vanwaar de koninkrijken komen - de hemelen, en het gebied waar het werkzaam moet zijn - onder alle hemelen, dat wil zeggen: op de aarde.

Moge opgemerkt zijn dat de uitdrukking "het koninkrijk van de hemelen" de nadruk legt op de fysieke en politieke aspecten van het koninkrijk, terwijl de uitdrukking "het koninkrijk van God," hoewel geestelijk en universeel in z'n volle en complete betekenis, vaak gebruikt wordt bij het spreken over "het koninkrijk van de hemelen" om de God van de hemelen te benadrukken Die het koninkrijk opricht, en aan Wie gezag en soevereiniteit toegekend moet worden door allen die de zegeningen en vreugde er van binnen gaan. Het benadrukt de geestelijke aspecten van het koninkrijk op aarde, waarin de wil van God gedaan zal worden zoals die in de hemelen wordt gedaan.

De oprichting van het koninkrijk

Onder dit kopje - de oprichting van het koninkrijk - heerst er veel verwarring over wanneer het opgericht zal worden. Sommigen stellen dat het al opgericht is, terwijl anderen dat niet zo zien. Opnieuw doen we in deze een beroep op de Schrift.

In het tweede en zevende hoofdstuk van Daniël, dat we bestudeerd hebben, kan het volgende bewijs bijeen gebracht worden met betrekking tot de "oprichting" van het koninkrijk.

  1. De God van de hemelen heeft Zich tot doel gesteld een koninkrijk op te richten (2:44).
  2. In de dagen van die koningen (2:44), dat wil zeggen, het verdeelde koninkrijk van de tien tenen (2:41,42).
  3. Dat het vierde "dierenkoninkrijk" op de aarde is, waarvan de tien horens tien koningen zijn die zullen opstaan (7:23,24).
  4. En een ander (hoorn of koning) zal na hen opstaan en hij zal verschillen van de eerderen (7:24).
  5. Hij zal grote woorden spreken tegen de Allerhoogste (7:25).
  6. En hij zal de heiligen uitputten (7:25).
  7. Maar met de wolken van de hemel kwam de Zoon van de Mensen (7:13).
  8. En Hem werd heerschappij gegeven en heerlijkheid en koningschap, opdat alle volken, rassen en talen Hem zouden dienen (7:14).
  9. En zijn rechtsgebied (de hoorn koning die opstaat na de tien en grote woorden spreekt tegen de Allerhoogste) zal weggenomen worden om tot het einde vernietigd te worden (7:26).
  10. En het koninkrijk en het gezag en de majesteit van het koninkrijk onder alle hemelen zal aan de heiligen gegeven worden (7:22,27).
  11. Zijn koninkrijk is een aionisch koninkrijk en alle onderhorigen zullen het dienen en gehoorzamen (7:27).

Uit deze samenvatting zien we dat het "koninkrijk," dat de God van de hemelen Zich ten doel heeft gesteld op te richten, nog steeds toekomstig is, omdat "de dagen van die koningen" - het verdeelde tien tenen koninkrijk, het vierde wereldwijde dierenkoninkrijk met z'n tien hoorn koningen, en de andere hoorn koning die na hen opstaat, grote dingen sprekend tegen de Allerhoogste, oorlog voerend en de heiligen uitputtend, het volk van Daniël, de Israelieten (Dan. 9:24), nog niet heeft plaatsgevonden.(1)

Noch heeft iemand "als de Zoon van de Mensheid, komend met de wolken van de hemel" de heerschappij overgenomen van een wereldmonarch; noch zijn de koninkrijken onder heel de hemel in stukken gebroken en vernietigd tot een einde; noch is de tijd aangebroken voor oordeel en is er heerschappij gegeven aan het volk van de Allerhoogste, wanneer zij het koninkrijk bezitten. De heiligen van de Allerhoogste, waarvan door Daniël wordt gesproken, zou altijd in gedachten worden gehouden als verwijzend naar Daniëls volk, de Israelieten (Dan. 9:24; 12:1). Daniël wist van geen andere heiligen en geen ander volk is de heerschappij en de grootheid van de koninkrijken onder heel de hemel beloofd, zoals aan het koninklijke priesterschap van JAHWEH. Hier zullen we later op terugkomen.

Daarom is er, met het bewijsmateriaal dat voor ons ligt, geen andere conclusie mogelijk waarop we, in harmonie met de Schrift, uit kunnen komen, anders dan dat "het koninkrijk van de hemelen" nog niet op aarde is gevestigd. Moge God, in plaats van traditionele en foutieve leer te volgen, tegen het denken van de inspiratie in, ons de genade schenken om te volgen wat onthuld is en de oplossing voor al deze problemen zoeken in de heilige Schrift en onze leer er naar rectificeren.

De hoofdstad

Wanneer de God van de hemel Zijn koninkrijk opricht op de aarde, zal er noodzakelijkerwijs een hoofdstad moeten zijn, van waaruit de wetten en besluiten van de Koning zullen worden uitgegeven, invloed hebbend op heel de mensheid op de aarde. De Schrift loopt over van bewijs dat JAHWEH Jeruzalem heeft gekozen om de hoofdstad te zijn van "het koninkrijk van de hemelen" op de aarde. Ze zal herbouwd moeten worden op de plek van de oude en luisterrijk gemaakt met al Zijn heerlijkheid (Jer. 30:18-22; Eze. 43:2-9).

Ze zal de zetel zijn van de regering, want "uit Zion zal de wet uitgaan en het woord van JAHWEH uit Jeruzalem" (Jes. 2:3; Joël 3.16). Ezechiël vertelt ons dat de naam van de stad in die dagen "JAWHEH-SHAMMAH" zal zijn, dat wil zeggen "De Heer [JAHWEH] is daar"(Eze. 48:35), terwijl Zacharia haar "de stad van waarheid" noemt (Zach. 8:1-7). Dan zullen vele volken en sterke natiën komen en in Jeruzalem JAHWEH van menigten zoeken en aanbidden (Zach. 8:22).

Het heersende volk

Zo ver terug als Exodus 19:5,6 vinden we JAHWEH voorstellend om de zonen van Israel te maken tot een "koninkrijk van priesters en een heilige natie." Zij zullen een koninklijk priesterschap zijn, koningen die voor Hem de natiën regeren, en priesters om de natiën bij Hem te brengen. En laten we er aan denken dat zo'n belofte aan geen ander volk is gedaan!

"Hij vertelde Zijn woorden aan Jakob,
Zijn inzettingen en Zijn oordelen aan Israel.
Hij deed zo niet aan iedere natie
en Zijn oordelen kennen zij niet. Prijst JAH!"

(Psalm 147:19:20;SW)
"want ik wenste gescheiden te zijn van de Christus, ten behoeve van mijn °broeders, mijn °verwanten naar het vlees. Zij zijn immers Israelieten, van wie het zoonschap is en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de goddelijke dienst en de beloften"
(Rom. 9:3,4;SW)
"en de bepaalde tijd is bereikt. En de heiligen bewaarden het koninkrijk"
(Dan. 7:22;SW)
"En het koninkrijk en de rechtsbevoegdheid en de majesteit van het koninkrijk onder alle hemelen werd geschonken aan het volk van de allerhoogsten van de heiligen"
(Dan. 7:22;SW)

Deze Schriftplaatsen wijzen duidelijk het volk van de heiligen van de Allerhoogste aan als het "heersende volk" van het koninkrijk. Zij zijn de Israelieten in wie geen valsheid is, het "kleine kuddetje," "een gekozen ras, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een veilig volk." Aan hen is het koninkrijk, de heerschappijn en grootheid van het koninkrijk onder de hemelen beloofd (Lukas 12:32; 1Petrus 2:9).

De wet

"Want uit Zion zal de wet uitgaan en het woord van JAHWEH uit Jeruzalem"(Jes. 2:3;SW). De onbuigzame wet van rechtvaardigheid zal de koninkrijksheerschappij kenmerken, waarin oordeel onmiddellijk en snel zal zijn. Rechtvaardigheid zal heersen en zonde zal onderdrukt worden.

De "Bergrede" zal, in plaats van verkeerd toegepast, vergeestelijkt en geformaliseerd, zoals vandaag in het Christendom wordt gedaan, de koninkrijkscode zijn in de dag van JAHWEH, wanneer het koninkrijk van de hemelen op de aarde is gevestigd. Het is dan dat Israel de "koninklijke wet" zal vervullen zoals JAHWEH die verordend heeft te doen(Jak. 2:8-13; Lev.19:18; Jer.31:23-40; Heb.8:6-12), en "hen lerend alles te houden wat Ik jullie gebied"(Matt.28:18,20).

Onderschik landen en volken

Palestina zal gemaakt worden tot "de hof van Eden" (Eze. 36:35), en bewoond worden door de zonen van Israel, tot één natie gemaakt in het land van hun vaders, om daarin te verblijven, zij en hun kinderen, en hun kinderens kinderen, voor de aion, wanneer JAHWEH hen zal heiligen, Zijn tabernakel in hun midden zettend, en hun God zal zijn, en zij zullen Zijn volk zijn(Eze. 37:31-38; 39:21-29). Het koninklijk geschenk van land dat aan hun vader Abraham werd gegeven, is meer dan acht maal groter dan dat wat eerder door de twaalf stammen werd bezet. Het reikt van de "rivier van Egypte" tot aan de Eufraat (Gen. 15:18). Ezechiël legt de noordelijke grens neer bij Hamath, ongeveer 100 mijlen ten noorden van Damascus, en het zuidelijk grensgebied bij Kadesh, ongeveer 100 mijlen ten zuiden van Jeruzalem (Eze. 48:1-28).

Met Israel gevestigd in hun land als het koninklijk priesterschap van JAHWEH, zal "het koninkrijk en de rechtsbevoegdheid en de majesteit van het koninkrijk onder alle hemelen" aan hen gegeven worden (Dan. 7:27;SW).

Zo zegt de Heer JAHWEH:

"Zie!, Ik zal Mijn hand opheffen tegen de natiën
en tegen de volken zal Ik Mijn banier hoog opheffen.
Dan zullen zij jouw zonen in hun boezemzak brengen
en jouw dochters zullen zij op hun schouders dragen.
En koningen worden jouw pleegvaders
en hun leidsters jouw vroedvrouwen.
Zij zullen de neusgaten voor jou buigen naar het land
en de grond van jouw voeten zullen zij likken.

(Jes. 49:22,23;SW)
"En vreemden staan en grazen jullie schaapskudden
en zonen van de buitenlander zijn jullie boeren en jullie wijngaardeniers.
En jullie, jullie zullen priesters van JAHWEH genoemd worden,
dienaren van onze Elohim zal men jullie noemen.
Jullie zullen het vermogen van de natiën eten
en in hun heerlijkheid zullen jullie je omkleden."

(Jes. 61:5,6;SW)

Dit alles geeft ons een levendig beeld van de tijd wanneer alle koninkrijken, heerschappijen, volken en natiën onderschikt gemaakt zullen worden aan Israel als het koninklijk priesterschap van JAHWEH, wanneer zij Zijn zegen zullen uitdelen tot de "de kennis van de heerlijkheid van JAHWEJ de aarde zal vullen zoals de wateren een bedekking vormen voor de zee."

Samenvatting

Dit hoofdstuk is niet bedoeld als een diepgravende behandeling van het onderwerp dat ons ter overdenking staat, maar een gedachten openende aanduiding van Schriftuurlijke uitspraken, dat de God van de hemel Zich tot doel heeft gesteld een letterlijk koninkrijk op deze aarde op te richten, waarvan Jeruzalem de hoofdstad zal zijn, met Israel als het koninklijke priesterschap, recht uitdelend door Zijn onbuigzame wet van rechtvaardigheid zoals uiteengezet in de Bergrede, met alle koninkrijken, heerschappijen, volken en natiën als onderschikten.

Verder bewijs voor elke richting van ons onderwerp kan verkregen worden uit de Schrift door hen die er naar verlangen. Maar wij achten wat werd gegeven als afdoende, gelovend dat wanneer God spreekt, Hij het ook zal doen.

Nu rijst de vraag: In de volheid van de tijd kwam de Messias, de Koning van Israel, en het "koninkrijk van de hemelen" werd verkondigd als zijnde nabij. Waarom werd het niet opgericht? Waarom werd het koninkrijk niet aan Israel gegeven volgens de beloften? Maar we lopen op de zaken vooruit. Het antwoord moet wachten tot ons volgende deel: "De aanpassing van de aionen."




*1) We zij ons ten volle bewust van de huidige meningen en argumenten die pogen Rome als het vierde dier-koninkrijk van het beeld in het tweede hoofdstuk van Daniël te identificeren. Maar laten we ons herinneren dat Daniël ons wereldrijken voor ogen stelt en dat Rome, in z'n wijdste bereik, nooit de grenzen van Alexander verwezenlijkte; het had nooit wereldheerschappij. De Eufraat markeerde in de praktijk de oostelijke grens er van. Rome begon ook als een republiek en niet als een monarchie. Bovendien verrijst het vierde wilde beest van Daniëls beeld met tien horens; daarom zijn alle pogingen om het aan te passen aan Romeinse geschiedenis nutteloos. Voor verdere informatie over dit punt van het onderwerp bevelen wij het 464 pagina boek CONCORDANT STUDIES IN HET BOEK VAN DANIËL aan, uitgegeven door het Concordant Publishing Concern.


terug naar de Indexpagina



© www.hetbestenieuws.nl