Tijd: Tijdens de herschepping van de hemelen en de aarde door vuur
Plaats: Voor de Grote Witte Troon
Betrokkenen: De rest van de doden en zondigende boodschappers
Basis van oordeel: In overeenstemming met hun daden
Gevolg: Oordeel en vernietiging (2 Petrus 3:7)
Dit oordeel voor de Grote Witte Troon moet beslist onderscheiden worden van andere gerichten in Gods aionische doelstelling, zoals we in hoofdstuk XVI opgesomd hebben en de Schrift die met ieder verband houdt zorgvuldig onderscheiden. De geest heeft duidelijk deze gerichten onderscheiden, maar menselijke tradities hebben ze één gemaakt, het karakter van de God van liefde belasterend door Hem tot een vijand te maken, zonder mededogen of recht. Kennelijk denken allen die over dit oordeel lezen er aan als een zwarte troon en niet als een Grote Witte Troon, waar recht, mededogen en liefde zullen overwinnen (Matt. 23:23; Luk. 11:42). Alleen een meedogenloze logica, ontzield van de liefde van God, zal er op staan dat dit oordeel zal bestaan uit het uitdelen van benauwdheid en wanhoop, pijnen en ellende zonder passende verdienste. Moge de God van liefde ons de genade schenken het onderwerp te overdenken in overeenstemming met het gezonde verstand en de soberheid van de waarheid, zonder de traditie.
De Schrift is helder en uitgesproken over het onthullen van de tijd van dit oordeel in relatie met andere gebeurtenissen in Gods aionische bedelingen. Onmiddellijk na de afsluiting van de duizendjarige regering en de vernietiging van de rebellerende menigte van de natiën onder Satan, zal de Grote Witte Troon en Hij Die er op zit verschijnen, voor Wiens gezicht aarde en hemel vluchten, en er wordt voor hen geen plaats gevonden (Openb. 20:7-11). Petrus brengt het gericht in verband met dezelfde gebeurtenissen, zeggend:
"Maar de hemelen nu en de Aarde, door hetzelfde woord weggelegd met vuur, worden behouden in de dag van oordeel en van vernietiging van de oneerbiedige mensen. Van dit ene nu, laat het bij jullie niet onbekend zijn, geliefden, dat één dag bij de Heer is als duizend jaren en duizend jaren als één dag. De Heer is niet traag met de belofte, hoewel sommigen dat traagheid vinden, maar Hij is geduldig met jullie, niet willend dat iemand vernietigd wordt, maar dat allen ruimte maken voor bekering. De dag van de Heer nu zal komen als een dief, waarin de hemelen met een dreunend geluid voorbij zullen gaan, en de elementen zullen ontbonden worden door verbranding, en de Aarde en de werken in haar zullen gevonden worden"
(2 Petr. 3:7-10;SW)
Dit deel van de studie dat verband houdt met de herschepping van de nieuwe hemelen en aarde moet wachten tot hoofdstuk XX. Hier citeren we slechts de Schrift om te laten zien dat het Grote Witte Troon oordeel plaats vindt terwijl de nieuwe schepping wordt uitgewerkt. En het zal goed zijn in gedachten te houden dat deze dag van oordeel niet moet worden gezien als een dag van vier en twintig uren, maar een tijdsperiode die voor God voldoende is om rechtvaardig al het verkeerde te berechten.
Ons wordt beslist verteld dat de plaats van het gericht voor de troon is. Dan komt de vraag op: Waar zal de troon staan? In ons zijn en denken zijn we zo onlosmakelijk aards, dat het voor ons vrijwel onmogelijk schijnt in te denken dat we overgeplaatst zijn in de gebieden van de ruimte, weg van de aarde. Maar een overdenking van de beschrijving door de geest van een oordeelstroon in de eerdere hoofdstukken van Openbaring zou behulpzaam kunnen zijn. Daar lezen we:
"Na deze dingen nam ik waar en zie, een deur was geopend in de hemel en het eerste geluid dat ik hoor is als een trompet, sprekend met mij, zeggend: "Stijg op naar hier en Ik zal jou tonen wat na deze moet gebeuren." Onmiddellijk kwam ik, in geest, en zie, een troon, gesitueerd in de hemel en op de troon zit Iemand. En Die zit is, in mijn ogen, gelijk aan een Jaspis steen en Sardion, en een regenboog omringde de troon, zoals in mijn ogen een smaragd
En vanuit de troon gaan bliksems uit en stemmen en donders, en zeven toortsen brandend van vuur zijn voor de troon, dezen zijn de zeven geesten van God. En voor de troon is het als een glazen zee, zoals kristal, en in het midden van de troon en rondom de troon zijn vier levende wezens, vol van ogen, van voren en van achteren
En ik nam waar en ik hoorde het geluid van vele boodschappers rond de troon en van de levende wezens en van de oudsten en het aantal van hen was tienduizenden tienduizenden en duizenden duizenden."
(Openb. 4:1-3,5,6; 5:11)
Kennelijk presenteert deze beschrijving de grootse oordeelstroon die door Daniël werd gezien "als een vurige vlam" (Dan. 7:9) en door Ezechiël "als saffier" (Eze. 1:26). Majestueus als hij is, ontbreekt hier de grootsheid van de oordeelstroon die we nu bestuderen. De geest van God benadrukt twee kenmerken van deze troon die bij de andere niet worden genoemd - afmeting en kleur. De velen tronen die hiervoor werden beschreven hielden verband met de levenden. Maar deze troon moet, uit noodzaak, groter zijn dan alle andere, wanneer we de uitgebreidheid van het rechtsgebied er van beschouwen. Denk alleen voor een ogenblik aan de ontelbare menigten doorheen de eeuwen, verleden en toekomst, teruggekeerd naar de grond van de aarde en in de zee, wachtend op de stem van Degene Die zit op de Grote Witte Troon! De grootheid er van moet echt wonderbaarlijk zijn om binnen het rechtsgebied er van de immense menigte aan doden te omvatten die er voor zullen staan voor berechting. Met de aarde en hemel vergaan, zal de universele grootheid van de troon onbetwistbaar Gods macht en heerlijkheid laten zien aan allen die daar staan, zodat iedere jota aan twijfel en ongeloof voor altijd volkomen uitgebannen zal zijn.
Nu, met verwijzing naar de plaats van het gericht, heeft ons verdraaide idee dat alle bestraffing in een "hel" zal zijn, ons weggeleid van wat de Schrift onthult over dit oordeel van de Grote Witte Troon. Daar lezen we:
"En ik nam de doden waar, de groten en de kleinen, staande voor de troon. En rollen werden geopend. En een ander rolletje werd geopend, dat is van het leven, en de doden werden geoordeeld naar het geschrevene in de rollen, naar hun werken."
(Openb. 20:12;SW)
Dit Schriftdeel laat zien dat het oordeel zal plaatsvinden voor de troon, in aanwezigheid van Hem Die nooit onrechtvaardig of wraakzuchtig zal zijn, of zal straffen alleen maar om leedvermaak te hebben over het lijden en de ellende van Zijn schepselen.
We hebben nu een gedachte voor ons om te bestuderen, verwant aan dit oordeel, die zeker roept om ons nauwkeurige onderscheidingsvermogen, opdat we er zeker van mogen zijn hen niet in te brengen die welke God niet heeft bevolen daar te zijn, of weg te laten die Hij in Zijn wijsheid geacht heeft om er wel te zijn. Sommigen zien het als heel de mensheid, goed en slecht, rechtvaardig en onrechtvaardig, gelovig en ongelovig. Maar, zoals we al in hoofdstuk XVI hebben geleerd, de Schrift kent geen plaats voor één algemene opstanding en gericht. In tegendeel, er zijn vele gerichten opgetekend, waarvan de Grote Witte Troon de laatste is. Daarom is het van het grootste belang onderscheid te maken tussen de verschillende gerichten.
In de eerste plaats dienen we onderscheid te maken tussen levendmaking en opstanding. Lezers van Unsearchable Riches Magazine zijn gezegend geworden met broeder Knochs uiteenzettingen over dit onderwerp. In het januarinummer van 1927, stelt zijn artikel "Raise, Rouse and Vivify" duidelijk ons de leer van Gods woord over het onderwerp voor ogen. In de Schrift heeft "raise" [opwekken] te maken met het lichaam, "rouse" [opstaan] met de ziel en "vivify" (levendmaken] met de geest, in verband met hun terugkeer uit de ontbinding van de dood. Levendmaking heeft altijd een speciale verwijzing naar de terugkeer van de geest uit de dood, leven gevend voorbij het bereik van de dood door het overdragen van onvergankelijkheid of onsterfelijkheid. Aan de andere kant hebben "opwekken" of "opstanding" een bijzondere verwijzing naar het lichaam, maar uiteraard niet zonder de ziel en de geest. Maar het belangrijke onderscheid waar we hier aan willen herinneren is dat er "opstandingen" uit de dood kunnen zijn, en ook al zijn geweest, zonder dat er levendmaking voorbij de macht van de dood aan te pas kwam. Neem, bijvoorbeeld, de zoon van de weduwe van Nain, Lazarus, en anderen tijdens de bedieningen van onze Heer en de apostelen, die teruggebracht werden naar het leven, maar niet levendgemaakt, en, natuurlijk, opnieuw stierven. In contrast hiermee is Christus de Eerstgeborene van de "levendmaking," "Die alleen onsterfelijkheid heeft"(1 Tim. 6:16). Met dit in gedachten bestuderen we de bijgaande kaart. Daar zien we beeldend de drie "levendmakingen" uitgebeeld en de drie "opstandingen" van de Schrift. Van de "levendmakingen" is Christus de "Eersteling" (1 Kor. 15:23), daarna "zij die van Christus zijn bij Zijn komst" (1 Kor. 15:23,24), daarna de voleinding (1 Kor. 15:24).
Van de "opstandingen" omvat de eerste groep alle heiligen die samen de "ecclesia die het lichaam van Christus" vormen, geroepen en verzegeld met de heilige geest van belofte door het evangelie waarvan Paulus de uitdeler werd, vanaf zijn afscheiding in Handelingen dertien tot de komst van de Heer voor hun bijeenroeping met Hem bij de ontmoeting in de lucht. Allen in deze opstanding zullen, uiteraard, "levend gemaakt" worden en leven buiten de macht van de dood bezitten. De volgende groep "opgestanen" zal allen omvatten die genieters van het lotdeel van rechtvaardigheid worden die in overeenstemming zijn met geloof, van Adam tot de "eerste" of "eerdere" opstanding van Openbaring 20:6, het begin van de millenniale heerschappij markerend. Allen in deze "opstanding" zullen "levend gemaakt" worden, want ons wordt nadrukkelijk verteld dat zij die deel hebben aan deze opstanding, "Over dezen heeft de tweede dood geen gezag"(Openb. 20:6;SW). Zij zullen leven bezitten dat buiten het bereik van de dood is. Voor de derde groep "opgestanen" geldt: "De rest van de doden leven niet, totdat de duizend jaren voltooid zullen zijn"(Openb. 20:5;SW). Het wordt gecontrasteerd met de "eerste" of "eerdere" opstanding, bij het begin van de duizendjarige heerschappij. Het houdt geen "levendmaking" in, en allen die naar voren komen in deze grote berechting, zullen onderschikt worden aan het gezag van de tweede dood. Het omvat de mensheid in het algemeen, groot en klein, van Kaïn tot aan de Grote Witte Troon, waarvan de grote meerderheid buiten enige geschreven onthulling waren, verbonden, beloften, en keuzen van God die gemaakt werden voorbereidend aan het grote geheim van Zijn wil - het beheer van het complement van de eras (Efe. 1.10), de laatste aion.
De Schrift onthult dat alle berechting bij de Grote Witte Troon voortgang zal hebben in overeenstemming met hun daden. De rechtvaardige Rechter zal, uiteraard, de mentale en lichamelijke uitrusting van een ieder in overweging nemen, de gelegenheid die geleverd werd door de omstandigheden die hen omringden, en de aion en de bedeling waarin zij leefden. Sommigen zullen beoordeeld worden voor de oneerbiedigheid en het onrecht dat tegen hun kennis van God in begaan werd, door Zijn onzichtbare eigenschappen die vanaf de schepping van de wereld beschreven werden, begrijpelijk door wat Hij bereikt heeft, net als Zijn onwaarneembare kracht en goddelijkheid, zodat zij geen verdediging hebben (Rom. 1:18-23). Anderen zullen beoordeeld worden door de zichtbare manifestaties van Christus, de bediening van boodschappers, de Wet, de vleeswording, de heilige geest, het evangelie van de genade van God, de verzoening, de komende verontwaardiging, en de heerschappij van Messias ben David.
"En ik nam de doden waar, de groten en de kleinen, staande voor de troon. En rollen werden geopend. En een ander rolletje werd geopend, dat is van het leven, en de doden werden geoordeeld naar het geschrevene in de rollen, naar hun werken. En de zee geeft de doden die in haar zijn en de dood en het ongeziene geven de doden die in hen zijn en zij werden ieder geoordeeld naar hun werken."
(Openb. 20:12,13;SW)
In Romeinen hebben we de basis van dit gericht zo duidelijk afgebakend dat niemand zal verdwalen als we er geen vereisten in lezen waarvan de rechtvaardige Rechter niet spreekt. Er staat geschreven:
"Maar in overeenstemming met je hardheid en onbekeerlijk hart vergaar je voor jezelf verontwaardiging in de dag van de verontwaardiging en onthulling van het rechtvaardige oordeel van God, Die iedereen zal vergelden, in overeenstemming met zijn daden"
(Rom. 2:5,6;SW)
Dit Schriftdeel, overdacht in z'n context, zo herhalen we, spreekt over de mensheid in het algemeen, waarvan de grote meerderheid buiten enige geschreven onthulling is. God zal een ieder betalen naar de persoonlijke en sociale daden van boosaardigheid onder elkaar, net als naar hun oneerbiedige beledigingen tegen Hem. Het oordeel zal in overeenstemming zijn met de kennis die zij over God bezaten gedurende de tijd en de omstandigheden waarin zij leefden, of zij nu hun instinct volgden van hun geweten voor goede daden, of zichzelf overgaven aan de corrupte en lustvolle praktijken van de wereld. Te midden van de grote modderpoel van menselijk verderf, overgegeven aan een onbekwaam denken om te doen wat niet passend is, hebben we de nadrukkelijke verklaringen van de Schrift dat er een paar waren die geïnspireerd waren door betere motieven, die niet deelnamen aan de grote catalogus van zonde en kwaad, die in dit gericht erkenning zullen ontvangen voor hun goede daden. Laten we het verslag over de Ninevieten opmerken, die zich bekeerden bij de verkondiging van Jona, in tegenstelling tot de "boze generatie" in de dag van onze Heer, die geen gehoor gaven aan Zijn verkondiging. Christus zei van hen:
"Mannen, Ninevieten, zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht en zij zullen het veroordelen, want zij bekeerden zich op de verkondiging door Jona, en zie, meer dan Jona is hier"
(Luk. 11:32;SW)
En dan is er het verslag van de koningin van het zuiden, die een karavaan kamelen uitrustte en mogelijk duizend mijlen reisde om de wijsheid van Salomo te leren kennen, en onze Heer zei van haar:
"De koningin van het zuiden zal opgewekt worden in het oordeel met dit geslacht en zal hen veroordelen, want zij kwam uit de einden van de Aarde om de wijsheid van Salomo te horen, en zie, meer dan Salomo man van vrede is hier"
(Luk. 11:31;SW)
Deze Schriftdelen spreken zonder twijfel over de erkenning die toegewezen zal worden in de dag van het gericht aan hen die, uit het instinct van hun harten, de werking van de wet in hun goede daden hebben laten zien. Over hen schreef Paulus:
"Want wanneer de natiën, die geen wet hebben, van nature de dingen van de wet doen, dezen, die geen wet hebben, zijn een wet voor zichzelf, die de werking van de wet laten zien, geschreven in hun harten, hun geweten medegetuigend, en hun redeneren onder elkaar, hen beschuldigend of verdedigend, in de dag waarin God het verborgene van de mensen zal oordelen, naar mijn evangelie, door Jezus Christus."
(Rom. 2:14-16;SW)
Dit verzekert iedereen van een rechtvaardige berechting in overeenstemming met zijn daden.
Het gevolg zal een gericht en veroordeling zijn die in overeenstemming zijn met hun daden. En zwaar oordeel zal uitgedeeld worden aan allen die met genoegen deelgenomen hebben in de daden van kwaad en onrecht, zoals staat geschreven:
"Maar voor hen die van partijschappen zijn en koppigen, zeker voor wat betreft de waarheid, en overtuigd van onrecht, verontwaardiging en woede, verdrukking en benauwdheid op iedere mensenziel die het kwaad voortbrengt, zowel eerst voor de Jood en voor de Griek,"
(Rom. 2:8,9;SW)
"En de zee geeft de doden die in haar zijn en de dood en het ongeziene geven de doden die in hen zijn en zij werden ieder geoordeeld naar hun werken."
(Openb. 20:13;SW)
Het is hier dat alle oneerbiedigheid en onrecht van mensen een rechtvaardige beoordeling zal krijgen, en alle kromme dingen zullen recht gemaakt worden. Nadat het recht z'n volle gang heeft gehad aan allen die buiten het gebied van geloof zijn, zal de tweede dood gezag over hen krijgen (Openb. 2.11; 20:6).
"En de dood en het ongeziene werden in het meer van het vuur geworpen; dit is de tweede dood: het meer van het vuur. En indien iemand niet werd gevonden geschreven zijnde in de rol van het leven, werd hij in het meer van het vuur geworpen"
(Openb. 20:14,15;SW)
"Doch voor vreesachtigen en ongelovigen en gruwelbedrijvers en moordenaars en ontuchtigen en tovenaars en afgodendienaars en al de leugenaars, hun deel is in het meer, het brandende met vuur en zwavel, dat de tweede dood is"
(Openb. 21:8;SW)
De poel des vuurs, zoals getoond in ons volgende hoofdstuk, is niet een plaats van bewust lijden voor de mensheid, maar is de tweede dood. Noch is het enig deel van het oordeel van de Grote Witte Troon. De berechtende tuchtiging van de oneerbiedigen en boosdoeners zal uitgevoerd worden door de rechtvaardige rechter, voor de troon.
terug naar de Indexpagina