"De aankondiging van doem en de Dag des Oordeels" is een zinsnede die een sombere schaduw werpt over de harten van veel van Gods geliefde heiligen, hun vrede verstorend en hun levens vullend met een vreesachtig dreigende dag en nacht. Van alle verdraaide leerstellingen van de Schrift die in het Christendom worden onderwezen en geloofd, betwijfel ik of er een zo ver verwijderd is van de waarheid als die over het "oordeel." Het verdorven idee van de natuurlijke religie van de mens is dat op een bepaald toekomstig moment de aankondiging van de doem zal klinken en het einde van de wereld gekomen zal zijn, wanneer er een algemene en finale zitting van allen zal zijn voor de rechtbank van God, waar een ieder een rechtszaak zal hebben, en de goeden beloond zullen worden en naar de hemelse velden van zaligheid gebracht worden, maar de slechten worden verdoemd naar eindeloos lijden in de platonische regionen van de verdoemden! Gods rechtvaardige oordeel, dat over al Zijn werken is, verbonden met mededogen, geloof en liefde (Matt. 23:23; Luk. 11:42), is gedegradeerd tot het lage niveau van een politie-rechtbank, waar de crimineel veroordeeld wordt met de straf van de wet. O, het afschuwelijke geweld dat mensen de heilige Schrift en Gods karakter hebben aangedaan door hun vereerde tradities!
Laat me, bij het begin van deze studie, helder en ondubbelzinnig zeggen dat de heilige Schrift niet zoiets leert als een "algemene" opstanding en oordeel. Het is een puist van oppervlakkig onderwijs, met meer kennis van en eerbied voor de tradities dan voor Gods woord.
De Schrift, juist verdeeld en zonder iets ingevoegd, leert vele oordelen. In het bereik van deze studie wensen we er vijf naar voren te brengen, één dat al voorbij is, de andere zijn nog toekomst. Ze kunnen als volgt benaamd worden: (1) Het oordeel van het kruis, (2) De dais van Christus, (3) Het oordeel over het huis van God, (4) Het Heerlijkheidstroon oordeel, en (5) Het grote witte troon oordeel. Elk van deze oordelen verschilt van de andere in vijf bijzonderheden: tijd, plaats, betrokkenen, basis van oordeel en resultaat. We zullen nu een studie over de eerste vier geven.
Tijd: Rond 33 n.Chr.
Plaats: Golgotha
Betrokkenen: De mensheid
Basis van oordeel: Christus' dood
Resultaat: Rechtvaardiging en verzoening
Dit oordeel is voorbij, en de Schrift onthult dat de heiligen niet in het grote witte troon oordeel zullen komen, met de doden, groot en klein. Voor hen regelde Christus aan het wrede kruis de zondevraag volkomen. Maar het probleem is de mens lang genoeg weg te krijgen van zijn natuurlijke religie en de gevolgen er van, om zijn troost te vinden in de verlossing die God op Golgotha in Christus bewerkte.
Denk er aan dat het bevel aan Adam was: "Want in de dag dat jij van deze eet zul jij stervend sterven" (Gen. 2:17;SW). Deze wet van JAHWEH Elohim werd door Adam overtreden, en Paulus beschrijft het gevolg er van op de mensenwereld, zeggend ...
"Daarom dit: net zoals door één mens de zonde de wereld is binnen gekomen, en door de zonde de dood, zo ging de dood door in alle mensen, waarop allen zondigden"(Rom. 5.12;SW)
Hier hebben we in duidelijke taal dat door Adams wetteloosheid, zonde de wereld van de mensheid binnendrong en door zonde de dood. De dood is de straf voor de zonde, opgelegd aan Adam in de hof. De dood drong tot heel de mensheid door. Maar toch beveelt God Zijn liefde aan ons aan, ziende dat toen wij nog zondaren waren, Christus ten behoeve van ons stierf (Rom. 5:8,9).
Maar stellen we werkelijk het belang op prijs van het sterven van Christus ten behoeve van ons - wat het inhield en wat het voortbracht? Ten eerste hield het Gods veroordeling in van de zonde in het vlees...
"Want het onmogelijke van de wet, waarin ze zwak was door het vlees, deed God, Zijn Zoon zendend in gelijkenis van het vlees van de zonde, en om de zonde - Die de zonde veroordeelt in het vlees, opdat de rechtseis van de wet vervuld zou worden in ons die niet naar het vlees wandelen, maar naar de geest."
(Rom. 8:3,4;SW)
Ten tweede handhaafde het Gods rechtvaardigheid en maakte het een verzoening voor de lasterende belediging tegen Zijn karakter. God, vanuit Zijn enorme liefde, nam Zijn eniggeboren Zoon en maakte Hem tot zonde offer, waardoor zonde uit het verleden, heden en toekomst werd berecht, met rechtvaardiging ten leven voor heel de mensheid; en Hij maakte vrede door het bloed van Zijn kruis voor het wederverzoenen van het universum met Hem. Laten bestuderen wat over deze leer staat geschreven...
"Doch wij zien Jezus, een beetje minder gemaakt zijnd dan de boodschappers, vanwege het lijden van de dood gekroond zijn geworden met heerlijkheid en met eer, zodat door de genade van God, Hij zou proeven van de dood ten behoeve van iedereen"
(Hebr. 2:9;SW)
"Want Degene die geen zonde kende, maakte Hij ten behoeve van ons zonde, opdat wij gerechtigheid van God mogen worden in Hem"
(2 Kor. 5:21;SW)
"Die, de schittering zijnde van de heerlijkheid en embleem van Zijn aanneming, daarbij het al dragend door de kracht van Zijn woord, reiniging van de zonden makend, gezeten is aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogten"
(Hebr. 1:3;SW)
"Zo dan, omdat het door één overtreding voor alle mensen kwam tot veroordeling, zo komt het door één rechtvaardige daad voor alle mensen tot rechtvaardiging van leven. Want zoals door de ongehoorzaamheid van de ene mens, de velen tot zondaren aangesteld werden, zo zullen ook, door de gehoorzaamheid van Een, de velen tot rechtvaardigen aangesteld worden"
(Rom. 5:18,19;SW)
"Die werd overgeleverd om onze overtredingen en werd opgewekt om onze rechtvaardiging"(Rom. 4:25;SW)
"Want allen zondigden en hebben gebrek aan de heerlijkheid van God, om niet gerechtvaardigd wordend in Zijn genade, door de verlossing die is in Christus Jezus, Die God bedoeld heeft als zoendeksel, door geloof in Zijn bloed, als een tentoonspreiding van Zijn rechtvaardigheid, vanwege het voorbij gaan aan de straffen voor zonden die tevoren gebeurden, in de verdraagzaamheid van God, voor de tentoonspreiding van Zijn rechtvaardigheid in de huidige tijd, zodat Hij rechtvaardig is, en Rechtvaardiger van degene die is uit het geloof van Jezus."
(Rom. 3:24-26;SW)
"En dit alles is uit God, Die ons met Zich verzoent door Christus en ons de bediening van de verzoening geeft, hoe dat God in Christus de wereld verzoenend was naar Zichzelf, aan hen niet hun overtredingen toerekenend en in ons het woord van de verzoening plaatsend"
(2 Kor. 5:18,19;SW)
"Want indien wij, vijanden zijnde, verzoend werden naar God door de dood van Zijn Zoon, veel meer zullen wij, verzoend zijnde, gered worden in Zijn leven"
(Rom. 5:10;SW)
"en door Hem het al met Zich terug te verzoenen, vrede makend door het bloed van Zijn kruis, door Hem, hetzij dat op de Aarde, hetzij dat in de hemelen"
(Kol. 1:20;SW)
Deze grootse opsomming van Schriftgedeelten plaats de heerlijke transactie op Golgotha voor onze harten, waar God ten behoeve van ons de Zondeloze vervloekte, en door de verdienste van die ene rechtvaardige daad rechtvaardiging ten leven geeft voor heel de mensheid, tegelijkertijd vrede makend door het bloed van Zijn kruis voor het wederverzoenen van het universum met Hemzelf. Het werk van Christus aan het kruis was Gods veroordeling van zonde in het vlees, de handhaving van Zijn rechtvaardigheid, en de basis voor de wederverzoening van het universum. En we benadrukken het feit dat, wanneer de mensheid voor Hem staat voor berechting, het niet over zonde zal gaan. De zondevraag werd volkomen afgehandeld aan het kruis, en, na een reiniging van zonden gemaakt te hebben, is Hij nu gezeten aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogten (Hebr. 1:3). Onthoud dat allen, op het een of andere moment, voor Hem zullen komen voor berechting, maar wanneer en waar hun lot gevonden moge worden, hetzij als gelovigen, ongelovigen of zonder enige onthulde kennis van God, de berechting zal gebaseerd zijn op hun werken, handelingen of daden die zij door het lichaam verricht hebben, of die nu goed zijn of slecht, en niet over de zaak van de zonde. Dit is een belangrijk onderscheid dat de Schrift maakt, dat in het denken van de heiligen verdraaid is geworden tot het punt waar het offer van Christus niet meer is dan een farce. Maar met de opsomming uit de Schrift geciteerd, onthullend dat God Christus tot zonde maakte ten behoeve van ons, toen we nog zondaren waren, en Hem opwekte voor onze rechtvaardiging, is het dan redelijk te denken dat wij opnieuw in een oordeel gebracht worden om ons te verantwoorden voor onze zonden? Nee! Duizend maal nee! Moge Hij ons de genade schenken te geloven dat Christus, als de Zondedrager, eens en voor altijd volledig de zondeschuld droeg voor allen, door het zwoegen van Zijn ziel in het vervloekte lijden van die vreselijke uren, terwijl Hij aan het kruis hing. Hij bevredigde God en handhaafde Zijn rechtvaardigheid, en opende de vloeddeuren van altijd durende vrede voor de wederverzoening van het universum.
Dit brengt ons bij de overweging van het tweede oordeel...
Tijd: Nadat de heiligen verzameld zijn bij Christus
Plaats: In de hemel, voor de dais van Christus
Betrokkenen: De ecclesia die het lichaam van Christus is
Basis van oordeel: Hun daden, houding en dienstbetoon
Resultaat: Beloning en verlies
We hebben gezien dat berechting voor zonden werd gedaan in Christus, aan het kruis. Toch leert de Schrift een "oordeelszetel" van Christus, nog toekomstig, waarvoor alle heiligen van de ecclesia die het lichaam van Christus is, moeten verschijnen, nadat zij weggegrist zijn voor de ontmoeting in de lucht. Paulus brengt die voor ons in deze woorden:
"Want wij allen moeten verschijnen voor de daïs van Christus, opdat een ieder terug betaald zal krijgen wat hij doorheen het lichaam deed, met het oog op wat het tot stand brengt, hetzij goed, hetzij slecht"
(2 Kor. 5:10;SW)
Sommigen leren dat dit één groot, algemeen oordeel is, maar een schrander onderzoek van wat hier in de context staat geschreven onthult dat alleen de heiligen die lid zijn van het lichaam van Christus, gekleed met het gebouw van God, een huis dat niet met handen is gemaakt, aionisch in de hemelen (2 Kor. 5:1), gelijkend op het heerlijke lichaam van onze Heer Jezus Christus (Filip. 3:21), daar zullen zijn. Dat dit waarheid is zou duidelijk moeten zijn aan allen die aandacht schenken aan de context:
"Want indien wij waargenomen hebben dat onze aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, een huis, niet met handen gemaakt, aionisch, in de hemelen. Want ook in dit zuchten wij: wij verlangen er naar met onze woonplaats uit de hemel bekleed te worden, indien wij tenminste bekleed en niet naakt bevonden zullen worden. Want ook die in de tent zijn zuchten bezwaard, waarop wij niet ontkleed willen worden, maar bekleed, opdat het stervende door het leven verzwolgen moge worden. Maar die ons voor dit bereidt is God, die ons het voorschot van de geest geeft. Daarom altijd moed hebbend, en waargenomen hebbend, thuis zijnd in het lichaam, dat wij ver van huis zijn, ver van de Heer. Want wij wandelen door geloof, niet door waarneming. Maar wij hebben moed, en wij verlangen des te meer weg te zijn van huis, uit het lichaam, en thuis te zijn bij de Heer. Daarom ook zijn wij ambitieus, hetzij thuis, hetzij van huis, Hem welgevallig te zijn. Want wij allen moeten verschijnen voor de daïs van Christus, opdat een ieder terug betaald zal krijgen wat hij doorheen het lichaam deed, met het oog op wat het tot stand brengt, hetzij goed, hetzij slecht."
(2 Kor. 5:1-10;SW)
De voornaamwoorden "wij" en "ons" komen ongeveer vijf en twintig maal in de context voor, en telkens verwijzen ze naar de gelovigen in Christus Jezus, zo de berechting beperkend tot alleen heiligen. Bovendien staan wij er op dat dit niet een oordeel is in de zin van een rechtszaak, om te zien of de beoordeelden onschuldig (gered) of schuldig (verloren) zijn. Het is een bijzondere beloning van dat wat door het lichaam heen in praktijk is gebracht, of het nu goed of slecht is.
Er schijnt veel misverstand te bestaan over het woord dat met "oordeel" wordt weergegeven. Als we over oordeel spreken roepen we onmiddellijk de gang van zaken bij een politierechter in gedachten! Maar het woord dat met "rechterstoel" wordt vertaald, en "dais" in de Concordante vertaling, is letterlijk bêma, en is zeer opmerkelijk. Het veronderstelt op zich niets van een tribunaal, zoals de rechterstoel van Pilatus (Matt. 27:19), of die van Caesar (Hand. 25.10). Het is een verwijzing naar het verhoogde platform van waar de regels van de spelen werden gehandhaafd, en waar de deelnemers kwamen om hun beloning te ontvangen. Wij, die in Christus Jezus zijn, zijn absoluut vrijgesproken van alle veroordeling (katakrima, NAARBENEDEN-OORDEEL, Rom. 8:1), maar wij komen in aanmerking voor een beloning voor verdienstelijk leven en dienstbetoon.
Het is verwonderlijk hoe weinig tijd er tegenwoordig wordt besteed aan het onderwerp van zelf-beoordeling. En echte hartebewustwording van onze relatie met Christus als Heer en alles wat dat inhoudt, zou veel van het loszinnige leven, verlies van overdenking en ware broederlijke aanhankelijkheid corrigeren die zo verschrikkelijk aanwezig is onder de heiligen. Vaak wordt ons de vraag gesteld: Zullen er verschillende graden of gebieden van heerlijkheid zijn in de hemel? Zulke vragen roepen om serieuze antwoorden, en het is van weinig voordeel meningen uit te spreken, maar van de uiterste wijsheid en verstandig denken om Gods woord te geloven. Wat betreft onze redding en positie in Christus, keer op keer wordt wij er van verzekerd dat allen dezelfde hoge plaats en voorrechten hebben - er is "geen Jood en geen Griek. In Hem is geen slaaf en geen vrije. In Hem is geen mannelijk en vrouwelijk. Want jullie zijn allen één in Christus Jezus" (Gal. 3:27,28;SW). Maar in de Heer worden de fysieke verschillen allemaal erkend en onze beloning bij de dais van Christus zal voor onze houding en dienstbetoon zijn en in overeenkomst daarmee. Allen die zich volledige gehoorzaamheid aan de wil van God geven vanuit de ziel, slavend met eenvoud van hart voor de Here Christus, en niet voor mensen, zullen beloond worden voor welk goed ze elk gedaan mogen hebben, en hij die beschadigt zal beloond worden voor wat hij beschadigt, en is geen partijdigheid. Ter bevestiging van deze leer, vinden we dat staat geschreven:
"Slaven, weest gehoorzaam aan de heren naar het vlees, met vrees en beven, in eenvoud van jullie harten, als aan Christus, niet naar ogenslavernij, als mensenbehagers, maar als slaven van Christus, doende de wil van God vanuit de ziel, met goed gemoed slavend als voor de Heer en niet voor mensen, waargenomen hebbend dat al wat een ieder goed zou doen, dit zal hij terugontvangen van de Heer, hetzij slaaf, hetzij vrije"
(Efe. 6:5-8;SW)
"De slaven: gehoorzaamt in alles de heren naar het vlees, niet in ogenslavernij, als mensenbehagers, maar in eenvoud van hart, vrezend de Heer. Wat jullie ook mogen doen, werkt uit de ziel, als voor de Heer en niet voor mensen, waargenomen hebbend dat jullie van de Heer de compensatie van het lotdeel zullen ontvangen. Jullie slaven voor de Heer, Christus. Want die beschadigt zal wat hij beschadigt terugontvangen en er is geen partijdigheid."
(Kol. 3:22-25;SW)
"Want wij allen moeten verschijnen voor de daïs van Christus, opdat een ieder terug betaald zal krijgen wat hij doorheen het lichaam deed, met het oog op wat het tot stand brengt, hetzij goed, hetzij slecht"
(2 Kor. 5:10;SW)
Als hier geen aionisch onderscheid wordt gemaakt voor houding en dienstbetoon, is taal zonder betekenis! Bovendien, waarom berispt Paulus dat wij ambitieus moeten zijn Hem een genoegen te doen? Dat is vanwege de bewustwording dat elk beloond zal worden, ontvangen, terug krijgen of terug betaald, wat zij tot stand gebracht hebben door het lichaam, of dat nu goed of slecht is, en het wegdragen voor hun aionische heerlijkheid of verlies. Velen gaan beloond worden voor dat wat zij hier door het lichaam hebben gedaan, iets waarvan zij nooit droomden het weer te zien, en het wegdragen voor hun verlies en spijt voor de toekomende aionen. We hebben van deze Schriftdelen geen interpretatie nodig. Gewoon een harte-erkenning en bewustwording er van en de serieuze werkelijkheid die zij op ons drukken, dat wij ijverig bezig zullen zijn met onze sociale relaties, dat alles gedaan mag worden uit een ongeveinsd geloof en genade, met eenvoud van hart, voor onze Here, Christus, en niet voor mensen, wetend dat een ieder beloond zal worden voor dat wat hij tot stand brengt door het lichaam, of dat nu iets goeds of iets slechts is, en er is geen partijdigheid.
Het is vrijwel onmogelijk de serieusheid uit te drukken die verbonden is aan de oproep tot volharding in dienstbetoon. Paulus stelt in de Filippenzenbrief ons Timotheüs voor ogen als iemand die echt bezorgd is voor dat wat Christus Jezus aangaat; net als Epafroditus, die volhardde in het dienstbetoon van de Heer, zelfs tot het riskeren van zijn ziel om het tekort aan te vullen van de dienst van de heiligen aan Paulus (Filip. 2:20,21,29,30). En ons wordt door Paulus zelf verteld hoe hij alles doorstond vanwege hen die uitverkoren zijn, dat ook zij de redding zullen krijgen die is in Christus Jezus, met aionische heerlijkheid (2 Tim. 2:10), die dan presenteert wat nodig is om de aionische heerlijkheid te hebben met de redding.
Trouw is het woord: "want indien wij samen stierven, zullen wij ook samen leven, indien wij volharden zullen wij ook samen heersen; indien wij ontkennen zal Hij ook ons ontkennen, indien wij ontrouw zijn, Hij blijft trouw, want Hij is niet in staat Zichzelf te ontkennen" (2 Tim. 2:11-13;SW).
Dit trouwe woord laat zien dat onze redding en leven en alles wat daarbij hoort, voortkomt uit Zijn onveranderlijke genade, en alleen afhankelijk is van Zijn trouw, maar voor volharding in dienstbetoon zal er een erkende plaats van gezag zijn in Zijn hemelse gebieden - het recht om samen met Hem te regeren. Als wij Hem ontkennen kunnen we niet van Hem verwachten dat Hij ons een publieke plaats van macht geeft in het hemelse koninkrijk. Maar dit doet op geen enkele wijze inbreuk op onze redding of leven of iets dat, door Zijn genade, van ons is.
Er zullen ook beloningen zijn voor hen die de heiligen dienen in het uitdelen van het woord van waarheid, ofwel het evangelie. Paulus legt dit met deze woorden plechtig op de harten van allen die onderwijzen:
"Naar de genade, die mij is gegeven, van God, plaats ik als wijs voorman het fundament waarop een ander verder bouwt, maar laat een ieder toezien hoe hij verder bouwt! Want een ander fundament kan niemand plaatsen dan dat er ligt, dat is Jezus Christus. En als iemand op het fundament verder bouwt met goud, zilver, kostbare stenen, hout, hooi of stro, ieders werk zal duidelijk worden, want de dag zal het duidelijk maken, omdat het onthuld wordt met vuur, en wat voor soort ieders werk is, het vuur zal het testen. Indien iemands werk, dat hij verder bouwt, zal blijven bestaan, dan zal hij loon krijgen. Indien iemands werk zal verbranden, dan zal hij het verliezen, maar hijzelf zal gered worden, maar zo: als doorheen vuur."
(1 Kor. 3:10-15;SW)
Paulus legde in Korinthe het fundament. Apollos en anderen bouwden er op. Het goud en zilver, kostbare stenen, hout, gras en stro vertegenwoordigen het karakter van hun onderwijs waarmee zij probeerden de ecclesia op te bouwen en stichten. Het is niet een vraag van kwantiteit, maar van kwaliteit. Hout, gras en stro zullen gemakkelijk een imposante stapel maken, maar ze zullen niet blijven in die dag wanneer het vuur het werk van ieder mens zal testen - wat voor soort het is. Ongetwijfeld staat het goud voor dat wat goddelijk is, zilver voor verlossing en de kostbare stenen voor die juwelen van genade die hen versieren, in het bijzonder de "geheimen" waarop Paulus hintte en die hij later onthulde; terwijl het hout, gras en stro staan voor filosofie en lege verleiding, in overeenstemming met menselijke traditie en lage toevoegingen aan de waarheid, die vandaag vrijwel de grote waarheden van goddelijke onthulling bedekken.
Laten we dit alles ter harte nemen: Het zal beter zijn een weinig over te hebben na het vuur dan veel er voor. Hoe vurig oprecht zouden we moeten zijn in het hebben van Gods woord in z'n zuiverheid en echt nauwgezet in wat we onderwijzen, opdat wij het juiste materiaal zouden bouwen, zodat het de test van het vuur in die dag zal doorstaan.
Tijd: De komende verontwaardiging
Plaats: Klein Azië en Palestina
Betrokkenen: Het huis van God - de Joodse ecclesias
Basis van oordeel: Christus als Koning en Priester
Resultaat: Een overblijfsel ontvangt Hem als Messias
Terwijl de lichaam ecclesia voor de dais van Christus in de hemel is, zullen de oordelen van het boek Openbaring geopend worden met als doel het uitvoeren van het recht van Christus om Potentaat en Priester te zijn van heel de aarde. Dit oordeel moet beginnen vanuit het huis van God (1 Petrus 4.17), en als Profeet vinden we Christus Zijn rechten opeisend, eerst onder de synagogen van Zijn eigen volk Israel, in de boodschappen aan de zeven ecclesias van Openbaring (hoofdstukken twee en drie), die te vinden zijn in de verschillende aangeduide plaatsen in Klein-Azië.
Anderen, hoewel verstrooid onder alle natiën, zelfs vandaag nog, worden teruggebracht naar Palestina, onbekeerd, waar zij gedwongen worden onder de knuppel door te gaan (Eze. 20:34-38). Ze zullen in Gods "smeltketel" gestort worden (Eze. 22:19-22), en door de ervaring gaan waarvan Jeremia en Daniël spraken als de "tijd van Jakobs verdrukking" (Jer. 30:4-7: Dan. 12:1). Christus, in Zijn afsluitende toespraak onder hen op aarde, noemde het de "grote verdrukking" of "benauwdheid," en Hij en Zacharia verbinden het met Zijn terugkomst (Matt. 24:21-31; Zach. 14:1-11).
Onder de vreselijke heerschappij van de Verwoester zullen zij gehaat worden door alle natiën, vervolgd en zonder mededogen geslagen (Matt. 24:9-13). Het gevolg van deze vreselijke verdrukkingen zal zijn dat de Joden, vanuit hun ellende, zullen roepen naar de Heer (Zach. 12:10). Christus zal terugkeren, in die dag staande op de Olijfberg, tegenover Jeruzalem aan de oostzijde (Zach. 14:3), en zij zullen opzien naar Hem Die zij doorstoken hebben (Zach. 12:10), en zeggen: "Gezegend die komt in de naam van de Heer!" (Luk. 13:35;SW), en de nieuwe natie (Jes. 66:7,8) zal de soevereiniteit van het koninkrijk ontvangen onder alle hemelen, voor de aion (Dan. 7:27).
Tijd; De openbaring van Christus in kracht en met veel heerlijkheid
Plaats: De troon van Zijn heerlijkheid op de aarde, in de vallei van Jehosafat
Betrokkenen: De levende natiën (heidenen)
Basis van oordeel: Hun behandeling van Christus' broeders, de Joden, tijdens de komende verontwaardiging
Resultaat: Enkele natiën "gered," andere "gekastijd"
Vrijwel iedere predikant die probeert een preek te maken over het "oordeel," neemt zijn tekst uit Mattheüs 25:31-46, en legt die uit als het "laatste oordeel," waarin hij heel de mensheid opstelt (de levenden en de opgewekte doden) voor Degene Die op de troon zit, om hun bestemming over hen uitgesproken te horen worden! Onze Internationale Zondagschool literatuur maakt deze vreselijke blunder steeds wanneer zij proberen een uitleg over dit onderwerp te maken, duizenden en duizenden van Gods heiligen wegleidend van de onthulde waarheid. Hoe dit "oordeel" verward kan worden met het "Grote Witte Troon oordeel" uit Openbaring 20:11-15 (als leraren alleen maar deze twee verslagen zouden lezen, om maar niet te spreken van bestuderen), presenteren een verbijsterend probleem.
Laten we een eenvoudige vergelijking maken.
Mattheüs 25
1. Bij de openbaring van Christus
2. Op de aarde (Joël 3:2)
3. Levende natiën geoordeeld
4. Geen opstanding
5. Drie klassen: schapen, bokken en broeders
6. Geen boeken genoemd
|
Openbaring 20
1. Duizend jaar later
2. Hemel en aarde zijn vergaan
3. De doden
4. Allen opgestaan
5. Één klasse: de doden
6. Boeken geopend: het boek des levens geopend
|
Deze vergelijking onthult feiten die het onmogelijk maken dat deze oordelen identiek zijn. Het ene is op deze aarde, en het andere vindt plaats nadat de hemelen en de aarde zijn gevlucht, en de twee worden gescheiden door een periode van tijd van meer dan duizend jaren!
Een andere getuige tegen hun identiciteit is het Griekse woord ethnos, hier in Mattheüs 25 vertaald met "natiën." Het komt 164 maal voor in de Griekse Schrift, en wordt in onze gewone vertaling 93 maal met "heidenen," 64 maal met "natie" of "natiën," 5 maal met "heidense," en 2 maal met "volk" vertaald. Maar nooit, in geen enkele plaats, wordt het of op de doden of de opgestanen toegepast. Met het oog op dit feit, geverifieerd door het interne bewijs van de Schrift zelf, zullen we toch niet schuldig willen zijn aan het opnieuw één maken van deze twee oordelen?
Dit alles wordt veroorzaakt door te proberen van het Heerlijkheidstroon-oordeel over natiën een oordeel van individuen te maken. De schapen staan voor een klasse natiën en de bokken voor een andere klasse, terwijl de broeders de Joden vertegenwoordigen, Christus' eigen broeders naar het vlees.
Als we de Schrift tot ons laten spreken zoals ze geschreven zijn, zal alles helder worden:
"En onmiddellijk na de verdrukking van die dagen .... en zij zullen de Zoon van de mens zien, komend op de wolken van de hemel, met kracht en veel heerlijkheid"
(Matt. 24:29,30;SW)
Dit is Zijn heerlijke Onthulling, uit de hemel, wanneer ieder oog Hem zal zien (Matt. 24:27; Openb. 1:7; 19:11-21), "wanneer Hij zal komen om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen en bewonderd te worden in allen die geloven, ziende dat het getuigenis van ons bij jullie werd geloofd, in die dag" (2 Thess. 1:6-10;SW). Het is dan dat deze woorden van onze Heer hun vervulling zullen krijgen:
"Wanneer nu de Zoon van de mens zal komen in Zijn heerlijkheid en al de boodschappers met Hem, dan zal Hij gezeten zijn op de troon van Zijn heerlijkheid. En voor Hem zullen al de natiën verzameld worden en Hij zal hen van elkaar scheiden, zoals de herder de schapen van de bokken scheidt."
(Matt. 25:31,32;SW)
Voor zover het dit verslag betreft (en niets anders is hier toegestaan), bestaat de bemensing van dit oordeel uit de Rechter en Zijn boodschappers (Matt. 25:31), "de "natiën" (Matt. 25:32; Joël 3:2,3), en Zijn "broeders" (Matt. 25:40). Dezen, niet meer, niet minder. Indien er daar opgestane mensen zijn, dan heeft men dat in de tekst ingedrongen, want door de geest worden ze niet gegeven.
Dit oordeel over de natiën wordt keer op keer in de Hebreeuwse Schrift gehoord, van Jesaja tot en met Maleachi. Bekendheid met deze verslagen en hun relatie met Israel en het Millenniale koninkrijk, zou allen er van weerhouden er een "laatste oordeel" van te maken. In Joël 3:1-21 wordt ons een zeer beknopte setting gegeven van dit oordeelstoneel:
"Want zie!, in die dagen en in die tijd,
wanneer Ik de gevangenschap van Juda en Jeruzalem zal terugdraaien,
dan breng Ik alle natiën bijeen
en voer ze af naar de vallei van Jehosafat
en Ik word daar met hen geoordeeld
over Mijn volk en Mijn lotdeel Israel,
die zij verstrooiden onder de natiën.
*******
Mobiliseert en komt, alle natiën van rondom,
en wordt bijeen gebracht.
Breng daar Uw krachtige mannen, JAHWEH!
De natiën zullen gewekt worden en optrekken naar de vallei van Jehosafat, [JAHWEH-Rechter]
want daar zal Ik zitten om alle natiën van rondom te oordelen.
"
(Joël 3:1,2; 3:11:12;SW)
Het is duidelijk dat dit alles verwijst naar de natiën die leven op de aarde in die dag wanneer Christus terugkeert om Zijn koninkrijk van heerlijkheid te vestigen op de aarde. Het heeft helemaal niets te maken met de kerk of de boze doden.
Christus zal de natiën van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt, de schapennatiën aan Zijn rechterhand zettend en de bokkennatiën aan Zijn linkerhand. Kennelijk bestaan deze natiën grotendeels uit de onbeschaafde landen van de aarde in die dag, omdat ze niets van Christus schijnen te weten. De schapennatiën zullen "rechtvaardig" geoordeeld worden omdat ze Zijn broeders naar het vlees goedgezind waren, hen vriendelijkheid tonend, bescherming en hulp gevend terwijl zij onder de Verwoester de vreselijke benauwdheid lijden, en zullen doorgaan in het Milleniale koninkrijk, en gezegend worden met alle overvloed van zielse zegeningen van die era, onderschikt aan Israel. De natiën die niet uit of om keken naar het lijden en de wanhoop van Zijn broeders tijdens deze vreselijke benauwdheid, zullen weggezonden worden naar een aionische kastijding (Matt. 25:46).
Deze passage van de Schrift wordt gewoonlijk gebruikt om eeuwig leven te bewijzen voor de rechtvaardige en nooit eindigende bestraffing voor de boosaardige - hemel en hel. Maar noch hemel of hel, eeuwig leven of altijd durende straf zijn in deze passage in beeld!
Een ander bezwaar dat gewoonlijk wordt geopperd met betrekking tot het geven van aionisch leven aan de schapennatiën, is dat dit redding door "goede werken" zal zijn; en we stemmen er van harte mee in dat dit inderdaad hier het geval is, want geloof schijnt hier op geen enkele wijze aan de orde te zijn. De oorzaak van zulk een bezwaar, echter, is een falen in te zien dat tijdens Gods aionische bedelingen, Hij verschillende methoden gebruikt voor het geschikt maken van de mensheid voor gemeenschap met Zichzelf. Men zou er aan moeten denken dat de ecclesia die het lichaam van Christus is, begenadigd is met een redding die meer overstijgend heerlijk is dan alle anderen, en in de tijd van dit oordeelstoneel reeds het genot geniet van hun lotdeel in de hemel, te midden van de hemelingen. De aionische redding die in dit oordeel het deel wordt van de natiën, is op geen enkele wijze te vergelijken met het lotdeel van heerlijkheid dat uitgegoten wordt over de ecclesia (Efe. 2).
terug naar de Indexpagina