In zijn eerste brief zegt Johannes:
"Ik schrijf aan jullie, vaders, omdat jullie de Ene gekend hebben vanaf het begin. Ik schrijf aan jullie, jongelingen, omdat jullie de boosaardige overwonnen hebben. Ik schrijf* aan jullie, kleine jongens en meisjes, omdat jullie de Vader gekend hebben"
(1 Joh. 2:13;SW).
De vaders vertegenwoordigen hen die Hem kennen Die van den beginne is. Zij zijn tot volwassenheid van de dingen van God gekomen. Zij hebben tijd in woord en in gebed gestoken, op zoek naar het denken van God. Niet dat zij nu alles weten wat er te weten is, maar hun geloof is veilig in de kennis van de Heer; zij kunnen waarheid van vergissing ontwaren.
De jongelingen vertegenwoordigen hen die ook de waarheden van God zoeken, zij komen tot volwassenheid, de zorgen van de wereld worden langzaamaan vervangen door hemelse wonderen. Zij hebben de boze overwonnen die hun geloof wilde beproeven, hopend hen zo weg te trekken van de Ene Die hen apart heeft gezet en faalde, omdat Hij Die in hen is sterker is dan hij die in de wereld is.
De kleine jongens en meisjes vertegenwoordigen hen die hun reis in een realisatie van hun Redder zijn begonnen. Zij kennen de Vader, maar ze zijn babies in Christus.
Alle drie vertegenwoordigen verschillende niveaus van begrip over de dingen van God. Alle drie kennen de Vader, maar alle drie verstaan zij het woord van God op een ander niveau.
De kinderen zijn meer geschikt om Hem in het woord te zien dan zij een aardse Vader zouden zien, een die boos wordt en vaak straft wanneer zij iets verkeerds doen en die beloont wanneer zij iets goeds doen.
De jongens en meisjes groeien op, ze worden volwassen; zij zien Hem als Iemand naar Wie zij toe kunnen komen en de dingen mee delen die zij in Hem, en in het leven, ervaren hebben en Zijn wil er voor zoeken, wetend dat Hij de beloner is van hen die hem zoeken.
De vaders kennen Hem; zij spreken met Hem zoals iemand tot een oude vriend zou spreken, Iemand Die hen al heel hun leven heeft gekend, Iemand Die al hun tekortkomingen, al hun innerlijke gedachten, hun triomfen alsook hun falen kent, en bij hen heeft gestaan en hen door elke beproeving heeft gedragen die hen tijdens hun leven is toegevallen, en Zich verheugd heeft in hun triomfen terwijl zij dagelijkse problemen overkwamen.
Alle drie niveaus zijn voor ons nodig om Hem te kennen. Men zou kunnen zeggen dat er een letterlijk verstaan van Hem is in Zijn woord, een figuurlijk verstaan van Hem in Zijn woord, en een geestelijk verstaan van Hem in Zijn woord.
Alle drie zijn noodzakelijk op onze reis om Hem te kennen, terwijl Hij meer van Zichzelf aan ons openbaart.
VOORWAARTS BEWEGEN.
Zoals Johannes tot ons zei, er zijn drie niveaus van begrip. Het eerste is als kinderen.
Als kinderen worden ons de rudimentaire dingen over God getoond. Daarmee bedoel ik dat we geneigd zijn dingen op een oppervlakkig niveau te zien. Men zou hun redding kunnen zien als iets waar zij deel aan hadden: "zij" aanvaardden Jezus als "hun" Redder. Maar als ze dieper graven in het woord van God zullen ze gaan zien dat Hij Degene was Die hen redde, zonder enige bemoeienis van hun kant. Later op hun reis zullen ze anderen tegenkomen die ook gered zijn, die hen hun verslag zullen vertellen over hoe de Heer hen redde, heel de tijd gelovend dat deze redding er alleen is voor hen die God op dit moment heeft gered, het grote plaatje. Dat Hij de Redder van allen is moet nog aan hen onthuld worden. Zij geloven alleen wat hun ogen op dit moment zien.
Paulus schreef:
"En ik, broeders, kon niet tot jullie spreken als tot geestelijke mensen, maar als tot mensen van vlees, als tot onmondigen in Christus. Ik geef jullie melk te drinken, niet spijs, want jullie konden nog niet. Maar zelfs nu kunnen jullie dat nog niet"(1 Kor. 3:1,2:SW).
Deze gelovigen kunnen nog niet verder zien dan hun eigen ogen zien; de diepere (geestelijke) dingen van God werden nog niet in hun harten onthuld. Paulus vertelde hen dat wij als gelovigen het denken van Christus hebben (2:16), en met dat denken zijn er veel diepere waarheden die nog onthuld moeten worden. Maar op dat moment was hij niet in staat hen iets diepers te geven dan dat hun vlees bevredigde. Het vertelt hen:
"Ik geef jullie melk te drinken, niet spijs, want jullie konden nog niet. Maar zelfs nu kunnen jullie dat nog niet."
Naar mate deze gelovigen (kinderen) volwassen worden zullen zij in staat zijn zich van diepere waarheden bewust te worden en vast voedsel uit het woord tot zich te nemen. Melk gaat door het systeem, het voldoet slechts voor een korte periode; vast voedsel onderhoudt, het wordt langzaam verteerd, het lichaam voedend. Naar mate we beginnen volwassen te worden wordt (bij het begin van kennis) het woord al spoedig vervangen door vast voedsel (de diepere waarheden) die in staat zijn ons tot een veel dieper verstaan van God te brengen.
Terwijl we voorwaarts gaan wordt ons verteld: "Daarom, het woord rustend latend van het begin van Christus, zouden wij tot volwassenheid gebracht worden" (Hebr. 6:1; SW). Het eerste niveau van het begrijpen van God en Zijn woord, hoewel een noodzakelijk deel van onze reis, moet achter gelaten worden wanneer we doorgaan naar onze volwassenheid in Christus.
CHRISTUS EENVORMIG WORDEND IN JULLIE.
Paulus vertelde de kerk in Galatië:
"...kindertjes van mij, van wie ik weer barensweeën heb, totdat Christus in jullie gevormd zal worden"(Gal. 4:19;SW).
Paulus vertelt ons wat zijn verwachting is naar mate allen in Christus volwassen worden, dat Hij in ons gevormd mag worden. Dat dit niet bereikt wordt door religieuze gehoorzaamheid kan begrepen worden door de brief aan de Galaten te lezen. Dit zal gebeuren wanneer alle banden met wat "wij" kunnen doen verbroken worden, omdat het niet over ons gaat, maar over Hem. Hij is Degene Die in ons werkt, Hij is Degene Die ons vormt in Hem (Zijn lichaam). Naar mate wij alle banden met ons vlees en onze vleselijke rituelen verbreken, zal Hij beginnen Christus in ons los te laten(Gal. 1:16). Gehoorzaamheid aan religieuze wetten en praktijken hebben geen plaats in Zijn werken in ons. Paulus verduidelijkt dit in Kolossenzen 3:9-10:
"Lieg niet tegen elkaar, afstropend de oude mens, samen met zijn praktijken, en trek de jonge aan, die vernieuwd wordt in besef, overeenkomstig de afbeelding van Die hem schept."
De oude mensheid is de vermomming die we allen droegen voordat we in de bewustwording van Christus kwamen die in ons wordt gevormd. Voor sommigen was het het masker van religie, voor anderen de praktijken van hen die niet van God weten; beide zij gelijk schadelijk voor enige bewustwording van Christus die in ons wordt gevormd, hoewel het masker van de religie het moeilijkste is om te verwijderen, omdat het pretendeert dichter bij God te zijn, omdat het dit is dat er voor zorgt dat allen voelen waardig te zijn voor God. Paulus wist dit toen hij deze woorden schreef aan de Kolossenzen en zijn woorden zijn vandaag net zo relevant als dat ze het toen waren.
We moeten uit de weg gaan om te kunnen zien dat het Christus is Die in ons werkt. Paulus vertelt ons:
"opdat hun harten bemoedigd zullen worden, verenigd wordend in liefde tot in alle rijkdom van de volle zekerheid van het inzicht, in besef van het geheim van de God en Vader van de Christus, in Wie al de schatten van de wijsheid en van de kennis verhuld zijn"(Kol. 2:2,3;SW).
Zodra dit begrepen is, dat in Christus alle schatten van wijsheid en kennis verborgen zijn, dan gaan we van het zijn van kinderen over naar de volwassenheid, beginnen we volwassen te worden in de Heer. Het volgende niveau van begrijpen kan beginnen. Er moet aan gedacht worden dat als wij, als kinderen, vele foute veronderstellingen over de waarheden van God en Christus maken, deze noodzakelijke stappen zijn terwijl wij in Hem gevormd worden. Vaak leren we verkeerde dingen voordat we ons bewust worden van de waarheid.
We moeten niet verontmoedigd worden wanneer we ons bewust beginnen te worden dat wat we eens dachten dat feit was, van horen zeggen blijkt te zijn; het maakt allemaal deel uit van het komen tot een bewustwording van Christus die in ons gevormd wordt. Hij is Degene Die onze harten voor Hem opent en "onze" gedachten over Hem afschaft.
NAAR VOLWASSENHEID.
"Toen ik onmondig was sprak ik als onmondige, was ik gezind als onmondige, ik rekende als onmondige. Maar toen ik man ben geworden heb ik de dingen van de onmondige buiten werking gesteld " (1 Kor. 13:11;SW).
Paulus schrijft niet over het wegdoen van zijn speelgoed als een kind en opgroeien tot een man. Hij schrijft over de eerste dingen die hij over God leerde, het begin van zijn wandel met de Heer, de dingen die hij nu weg moest doen om door te gaan naar volwassenheid. De verzen die dit vers omringen vertellen ons dit:
"Maar wanneer ook maar het volmaakte zal komen, zal wat vanuit een deel is buiten werking gesteld worden. Toen ik onmondig was sprak ik als onmondige, was ik gezind als onmondige, ik rekende als onmondige. Maar toen ik man ben geworden heb ik de dingen van de onmondige buiten werking gesteld. Want wij kijken op dit moment door een spiegel, in raadsels, maar dán van gezicht tot gezicht. Op dit moment ken ik vanuit een deel, maar dán zal ik herkennen zoals ik ook word herkend" (1 Kor. 13:10-12;SW).
Dit is hoe wij groeien in kennis: in gedeelten, niet alles tegelijk. Net zoals in het leven worden we 's morgens niet wakker en zijn dan van kind tot volwassene gegaan, hoewel velen geloven dat wanneer we een bepaalde leeftijd bereiken wij als volwassenen beschouwd worden. In de ogen van ons rechtssysteem zijn we dat ook, maar we kunnen denken en redeneren als een kind lang nadat we de volwassenheid hebben bereikt. Hetzelfde is waar voor de gelovige wanneer hij of zij voortgaat naar volwassenheid; het komt niet in één nacht, het is een lange reis waarin God openbaart wat we in staat zijn te begrijpen en ons ook de kennis geeft om die dingen weg te doen die ons weerhouden in Hem te groeien.
Als we deze eenvoudige les niet leren staan we stil, we blijven kleine kinderen in de Heer en in de kennis van de Heer. Paulus zegt in Hebreeën:
"Want ook jullie zijn vanwege de tijd verschuldigd leraren te zijn. Hebben jullie weer nodig door iemand onderwezen te worden welke de elementaire dingen van het begin zijn van de gezegden van God, en zijn jullie er toe gekomen behoefte aan melk te hebben en niet aan vast voedsel?
Want een ieder die deel heeft aan melk is onervaren in het woord van rechtvaardigheid, want hij is onmondig. Maar het vaste voedsel is van volwassenen, die, vanwege de gewenning, de zintuigen hebben geoefend in het onderscheid maken tussen zowel het goede als het kwade " (Hebr. 5:12-14;SW).
Niet dat het woord boos is, maar veel van wat door mensen wordt doorgegeven is dat wel. De volwassen wordende gelovige zal in staat zijn onderscheid te maken tussen het nutteloze en het kwaad omdat ze gespeend zijn van de melk en nu deel hebben aan vaste voeding. Dit is het proces dat God gebruikt om ons tot volwassenheid te brengen.
VOLWASSENHEID.
Zij die volwassen zijn in de Heer zullen als Paulus zijn, die ons vertelt: "Die wij aankondigen, elk mens attenderend en elk mens onderwijzend in alle wijsheid, opdat wij elk mens volwassen in Christus Jezus zouden presenteren, waarvoor ik ook zwoeg, strijdend overeenkomstig de inwerking van Hem, Die in mij inwerkend is in macht"(Kol. 1:28,29;SW).
De volwassenen in de Heer zullen degenen zijn die elk mens waarschuwen en elk mens onderwijzen in alle wijsheid van de Heer, door Zijn kracht die in ons werkzaam is.
Als een volwassen gelovige vertelt Paulus ons dat ons ene doel vóór ons ligt en dat doel is wat we zouden najagen. Hij schreef:
"Broeders! Ik reken mijzelf het nog niet te hebben gegrepen. Maar één ding - inderdaad de dingen achter mij liggende vergetend, maar mij helemaal uitstrekkend naar de dingen van voren - jaag ik na, overeenkomstig het doel, tot de trofee van de omhoog roeping van God in Christus Jezus. Zovelen als dan volwassen zijn, dit zullen wij gezind zijn. En indien jullie iets op andere wijze gezind zijn, ook dit zal God aan jullie onthullen" (Filip. 3:13-15;SW).
Opdat wij het doel van de hogere roeping zouden bereiken moeten wij die dingen vergeten die achter ons zijn, die we eerst leerden als kinderen (babies) in Christus. Met ze vergeten bedoelt Paulus niet dat we ze uit ons geheugen moeten verbannen, hij bedoelt dat we er niet bij moeten blijven, maar vooruitgaan op onze reis. Paulus vergelijkt het met een race en alleen die getraind is om te rennen en te volharden weet dat hij of zij nooit om zal zien om te kijken hoever hij of zij is gekomen. Zij kijken altijd naar de finishlijn. Een onvolwassen renner zou terugkijken; een volgroeide renner zal alleen vooruit kijken. Paulus zegt dat als daar achter ons iets is waarvan we voelen dat we er aan vast moeten houden, iets dat ons terughoudt, God het aan ons zal onthullen, ons de kennis zal geven het te laten waar het behoort: "opdat jullie zullen staan, volwassen en ten volle verzekerd zijnde in alle wil van God" (Kol. 4:12;SW), zodat: "wij allen zouden bereiken in de eenheid van het geloof en van het besef van de Zoon van God, tot een volwassen man, tot een maat van statuur van de volheid van de Christus"(Efe. 4:13;SW).
Er zijn vele stappen die genomen moeten worden op onze reis naar volwassenheid in de Heer, en elk daarvan is door Hem verordend (Psalm 37:23) naar mate we vooruit reiken in een volwassen geloof in Christus.
NOODZAKELIJKE STAPPEN NAAR VOLWASSENHEID.
Zoals al werd gezegd, er zijn vele stappen die gezet worden om ons tot volwassenheid te brengen. Studie in de Schrift is er slechts één van, communicatie met andere gelovigen is een andere, gebed en meditatie met de Heer is weer een andere; hen helpen die hulp nodig hebben is er ook één, door beproevingen heen gaan zou ook een kunnen zijn; tijden van lijden zijn ook stappen naar volwassenheid, succes en falen helpen ons naar volwassenheid in de Heer te brengen.
God zal er op toezien dat al deze noodzakelijke stappen ons tot volwassenheid in Hem brengen. Hij zal niet alleen één of twee van deze noodzakelijke stappen geven, nee, alle zullen tot ons komen op onze schreden naar volwassenheid.
De religieuze wereld is vol met leraren die hun volgelingen vertellen dat, als zij lijden, zij niet God’s gunst hebben; als zij al hun aardse bezittingen hebben verloren hebben zij God’s gunst niet, als zij door talloze beproevingen gaan of als zij de eindjes niet aan elkaar kunnen knopen, dan zijn ze zonder God’s gunst. Maar de waarheid is dat al deze beproevingen, al dit lijden, goede en slechte tijden, aan ons onthullen dat we meer dan begunstigd zijn; we worden opgeleid tot een volwassen persoon, een zoon of dochter van God. Niemand kan compleet zijn zonder beproevingen doorstaan te hebben, lijden, moeiten, verlies, alsook goede tijden en welvaart.
Jacobus zegt: "Acht alles vreugde, mijn broeders, wanneer ook maar jullie in allerlei beproevingen zouden belanden, wetend dat de toetsing van jullie geloof het verduren bewerkt. Laat nu het verduren een volmaakt werk hebben, opdat jullie volmaakt zullen zijn en intact, aan niets ontbrekend" (Jac. 2:2-4;SW).
Aan niets ontbrekend betekent alles te hebben wat je nodig hebt. Met die kennis wordt je volwassen, wordt je gericht op de dingen boven, waar Christus zit, niet op deze zogenaamde gunst van God die je doet zien naar wat je hebt en niet hebt, van u een kind makend dat alleen ziet wat hij of zij wil en niet wat u bent: een gelovige die door God wordt geliefd en elke ervaring in uw leven gebruikt en iedere stap die u zet, als noodzakelijk om u tot volwassenheid in hem te brengen.
HET DOEL VAN VOLWASSENHEID.
Paulus vertelt ons dat wij het maaksel van Christus zijn (Efe. 2:10), en dat onze levens in Hem verborgen zijn (Kol. 3:3), dus mag je verwachten dat Hij Degene is Die ons tot volwassenheid brengt, gebruik makend van wat de meest onbelangrijke momenten alsook de meest dramatische momenten in onze levens schijnen te zijn. Het is een voortgaand proces, totdat wij onze volle positie bereikt hebben.
Wij lezen in Efeziërs wat die volle positie is: "tot wij allen zouden bereiken in de eenheid van het geloof en van het besef van de Zoon van God tot een volwassen man, tot een maat van statuur van de volheid van de Christus" (Efe. 4:13;SW).
Wanneer de volle volwassenheid komt zullen wij als Hem zijn. Tegengesteld aan de populaire theologie zullen we niet sub-leden van Zijn lichaam zijn, wij zullen mede-werkers met Hem zijn. Dit kan alleen waar zijn omdat Hij zei in ons te verblijven (Efe. 3:17), en wij zijn verborgen in Hem (Kol. 3:3). Wij moeten deze denkinstelling hebben: "Want wees dit gezind in jullie, wat ook was in Christus Jezus, Die in de gedaante vanGod zijnde, het niet beroving achtte gelijke te zijn aan God"(Filip. 2:5,6;SW).
We zullen gelijk in doelstelling zijn, zoals Christus gelijk is met Zijn Vader. Wij beroven Christus niet van Zijn heerlijkheid, wij zullen de vervulling van Zijn heerlijkheid zijn; wij zullen al wat er in Christus is herkennen, zoals Paulus ons vertelt: "Want wij kijken op dit moment door een spiegel, in raadsels, maar dán van gezicht tot gezicht. Op dit moment ken ik vanuit een deel, maar dán zal ik herkennen zoals ik ook word herkend" (1 Kor. 13:12;SW). Zoals Christus ons nu kent, zo zullen wij Hem kennen. Wij zullen zijn zoals Paulus zegt in Romans 8:17: "Indien echter kinderen, dan ook lotbezitters; inderdaad, lotbezitters van God en mede-lotbezitters van Christus. Wanneer wij namelijk samen lijden, dan is dat opdat wij ook samen verheerlijkt zouden worden" (Rom. 8:17;SW).
Dit is het doel van volwassenheid in Christus: we zullen de aard van Christus hebben, gelijk aan Hem zijn, Hem kennen zoals Hij ons kent, en mede-lotbezitters van Zijn lotdeel. Alle stappen die wij zullen nemen tot volwassenheid zijn door Hem verordend, en alle zullen ons leiden naar volle volwassenheid in Christus.
VOLWASSENHEID REDT NIEMAND.
Sommigen leren, en naar ik aanneem geloven, dat wij gered worden door kennis. Dat hoe meer je weet over God, des te dichter je bij God zal zijn; des te minder je weet over God, des te verder je van God zal zijn. Wij worden niet gered door kennis of werken of omdat we goede mensen zijn of op de een of andere manier Zijn redding verdienen; wij worden gered door genade. Punt! Uit! Wat we over God weten of wat we niet weten heeft geen betrekking op onze redding. Maar wanneer we beginnen te begrijpen wat genade nu precies is en wat Christus heeft gedaan, dan zullen we ingaan in Zijn vrede en de praktijken van de wereld en ook de religie afleggen.
Sommigen zullen heel hun wandel met God onvolwassen blijven. Paulus vertelt ons, die volwassen aan het worden zijn in de Heer: "Neem de zwakke in het geloof bij je, maar niet tot het onderscheid maken van redeneringen" (Rom. 14:1;SW). Nooit mogen onvolwassen gelovigen gezien worden als zwak in de Heer; zij zijn allen deel van het lichaam van Christus, gekend door God.
Allen in de Heer hebben kennis: "...wij hebben waargenomen dat wij allen kennis hebben. De kennis blaast op, maar de liefde bouwt op. Indien iemand iets meent te hebben geweten, hij wist nog niet zoals het bindend is te weten. Maar indien iemand God liefheeft, deze is door Hem gekend" (1 Kor. 8:1-3;SW).
Deze kennis in de Heer is van geen waarde als er geen liefde is. Zij die schijnen de zwakste en meest onwetende over de dingen van God kunnen de meest liefdevolle van alle gelovigen zijn, en degenen met alle kennis kunnen de meest harde van gelovigen zijn. Geen van beide is boven de ander in Christus, maar slechts één praktiseert de grootste inzetting van God: liefde (Joh. 13:34-15).
Dus, hoewel kennis van de dingen van God zeer goed is, en inspannen om onszelf bewezen te vinden door God, voor een werker, op juiste wijze het woord der waarheid snijdend, is het van veel nut om God te kennen en ons in volwassenheid van de dingen van God te brengen; liefde is daaraan superieur, zoals God in ons onthult, van de meest onvolwassen gelovige tot de volwassen gelovige, omdat zonder liefde we God niet zouden kennen (1 Joh. 4:7,8).
ALLE DELEN ZIJN NOODZAKELIJK.
Net zoals alle delen van ons lichaam een rol hebben in onze dagelijkse levens, zo doen alle leden van het lichaam van Christus dat in onze reis naar volwassenheid. Indien iemand zich minderwaardig of meerderwaardig voelt in zijn of haar plaats in Christus’ lichaam, is het niet de Heer Die die gedachte in hun denken heeft gestopt.
Paulus vertelt ons:
"Want net zoals het lichaam één is en vele leden heeft, maar de leden van het ene lichaam, die vele zijn, één lichaam zijn, zo ook de Christus. Want ook in één geest worden wij allen tot in één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen worden wij één geest te drinken gegeven, want ook is het lichaam niet één lid, maar vele. In het geval dat de voet zal zeggen: "Omdat ik niet hand ben, ben ik niet vanuit het lichaam," is deze dan hierdoor niet vanuit het lichaam? En in het geval dat het oor zal zeggen: "Omdat ik niet oog ben, ben ik niet vanuit het lichaam;" is dit dan hierdoor niet vanuit het lichaam? Indien het hele lichaam oog zou zijn, waar is dan het gehoor? Indien het geheel gehoor zou zijn, waar is dan de reuk? Maar nu plaatste God de leden, een ieder van hen, in het lichaam, zoals Hij wil. Maar indien alles één lid was, waar bleef het lichaam? Maar nu zijn er inderdaad vele leden, echter één lichaam" (1Kor. 12:12-20;SW).
Wij zijn allen delen van het lichaam van Christus, vanaf de schijnbaar meest onvolwassene (zwakste) tot aan de schijnbaar meest volwassene; allen hebben hun functie in Zijn lichaam. Niemand staat boven de ander; allen zijn voor de opbouw van elkaar.
Nogmaals maakt Paulus dit duidelijk, uit Efeze 4:15,16: "Maar waarachtig zijnde in liefde zouden wij groeien in Hem, de Alles, Die het hoofd is: Christus, vanuit Wie heel het lichaam is, samen verbonden wordend en verenigd wordend door elke assimilatie van de verstrekking overeenkomstig de inwerking van de maat van ieders deel. De groei van het lichaam wordt gedaan tot opbouw van zichzelf in liefde."
Elk deel van Zijn lichaam (wij) heeft een aandeel in elkaars deel voor de groei van Zijn lichaam (wij).
Niemand zou ooit minderwaardig gemaakt mogen worden, niemand zou ooit op een voetstuk geplaatst mogen worden; Christus zou niemand van ons op een hogere of lagere positie in Zijn lichaam plaatsen. Er zijn plaatsen van hogere verantwoordelijkheid in de toekomstige heerschappij, maar in Zijn lichaam zijn we allen één en allen zijn noodzakelijk voor onze groei.
DE MEESTER GROEIER.
Zoals we elders zeiden, we zijn allen noodzakelijk voor elkaar voor onze groei in het lichaam van Christus. Paulus zegt: "Ik plant, Apollos begiet, maar God doet het groeien" (1 Kor. 3:6;SW). Paulus gaat dan verder te zeggen: "zodat noch die plant iets is, noch die begiet, maar de groeien doende God" (1 Kor. 3:7;SW).
Wij hebben allen onze rol, maar het is God, en alleen God, die ons doet groeien, niet de leraren, niet de pastors, niet de evangelisten, alleen God!
God is Degene Die deze anderen van Christus’ lichaam in onze levens plaatst om onze harten en ons denken te bewerken. Paulus noemt ons Gods akkerland, Gods gebouw en wij zijn Gods medewerkers (1 Kor. 3:9) en Hij is de Meester Groeier en Bouwer.
Paulus zegt: "Dus dan zijn jullie niet meer gasten en bijwoners, maar zijn jullie mede-burgers van de heiligen en huisgenoten van God, opgebouwd wordend op het fundament van de afgevaardigden en profeten, waarvan Christus Jezus Zelf de sluitsteen in de uiterste hoek is, in Wie het gehele gebouw, samenverbonden wordend, groeit tot een heilige tempel in de Heer, in Wie jullie ook samengebouwd worden tot woonplaats van God, in geest" (Efe. 2:19-22;SW).
We zullen allen volwassenheid in God bereiken, vroeger of later, omdat wij allen Gods verblijfplaats zijn. Wij zullen allen ons deel doen voor elkaar, zoals God ons allen voor dit ene doel plaatst in Christus’ lichaam: om elke mens volwassen te presenteren in Christus Jezus (Kol. 1:28).
De Meester Groeier zal niet falen te oogsten wat Hij heeft geplant.
Rick.
(Genomen uit "Daily Thoughts From The Scriptures" www.godisgod.ca)