De val van Satan is een fundamentele factor in menselijke en
satanische theologie. Evenals menige andere onjuiste voorstelling, zoals de
natuurlijke onsterfelijkheid van de mens, is het van zo'n vitaal belang voor de geest
der dwaling die de gehele theologie doordrenkt, dat niemand het ontbreken
ervan in de Heilige Schrift lijkt op te merken. Het ontkennen ervan geldt als
godslastering, hoewel God niet heeft gesproken. Als wij eenmaal onze ogen
geopend hebben om Gods openbaring op dit punt te onderzoeken, zien we dat
dit slechts één van die onjuiste tradities is die aan het Woord van
God zijn opgedrongen, om de waarheid te verduisteren en te verbergen. Satans
"val" is in de Schriften onbekend.
De val van Satan is slechts een andere en ruwe vorm
van Gnosticisme, de "kennis, ten onrechte zo genoemd" (1 Tim
6:20), waartegen de geest van God de gelovigen heeft gewaarschuwd. Het
is de oeroude poging de verantwoordelijkheid van de toestand van de
schepping, zoals wij die kennen, van God af te wentelen en op de schouders van
Zijn schepselen te schuiven. De gnostici verdeelden deze
verantwoordelijkheid over vele wezens en spreidden zo de schuld. Tegenwoordig is alles
geconcentreerd op Satan, de Tegenstander, die onze voorouders in Eden
misleidde. Het is bij de gnostici blijkbaar nooit opgekomen, dat deze methode
niet alleen on-Schriftuurlijk, maar ook onwetenschappelijk was; dat wil
zeggen, het gaat zowel tegen gezond verstand als tegen de openbaring in. Het
probleem werd terzijde geschoven, in plaats van opgelost. Het komt bij
de vertegenwoordigers van deze satanische onwaarheid niet op, dat het niet
alleen in Gods Woord onvindbaar is, maar evenmin echt bevredigend is in de
beantwoording van het omvatte probleem.
Als Satan gevallen is, moeten we zijn val kunnen
verklaren. De daarvoor verantwoordelijke aanzet moet ofwel vanuit zijn
innerlijk, ofwel van buiten gekomen zijn. Vanwaar kwam deze ?
Bij het spreken over Satan, of Tegenstander, zou er al
veel gewonnen worden als we de populaire aanduiding "duivel"
lieten vallen. Satan is het Hebreeuwse woord voor een tegenstander en
het woord is als zodanig niet door misbruik bedorven. "Duivel"
komt van het Griekse woord diabolos, maar het is in het gebruik
onherstelbaar bedorven omdat men het ook voor demonen gebruikte. Diabolos
betekent tegenstander of lasteraar. Het is een gewoon
zelfstandig-naamwoord, en het wordt dan ook gebruikt voor anderen dan degene die
het als titel heeft. Het heeft een goedomlijnde en leerrijke betekenis, maar
"duivel" heeft een heel andere, doch onbepaalde betekenis
verkregen.
"De oude slang, welke is de duivel en de
satan" (Opb 20:2) is niet bij name bekend, maar door meerdere
beschrijvende termen en titels. Hij is niet de enige tegenstander, noch de enige
lasteraar, maar is de voornaamste tegenstander van God en Christus, en
de opperste lasteraar van God en mensen. Hij is de leider van de oppositie in
de goddelijke regering. Het is zijn functie om iedere stap die God zet in
Zijn bestuur van het universum, te testen, te betwijfelen, te dwarsbomen en te
vernietigen.
Laten we eens aannemen dat Adam "Zondaar"
genoemd zou zijn. Hoe zou dan deze naam bij hem hebben gepast in de toestand
vóór hij zondigde? Als er bovendien geen mededeling van
zijn overtreding bij de boom der kennis van goed en kwaad overgeleverd zou zijn,
zouden wij dan niet gewoon aannemen dat deze naam al een heenwijzing was naar
zijn ware karakter? Adam kreeg recht op de naam zondaar vanaf het moment
dat hij werd wat de naam beschrijft.
Evenzo met Satan, de Tegenstander, de oude slang, en
de draak van de eindtijd. Hij heeft vele benamingen, maar waar is die welke zijn
karakter goedmaakt? Bestaat er één die een aanwijzing geeft dat
hij ooit iets anders was dan een tegenstander en een lasteraar? De uitspraak
dat de Tegenstander zondigt van de beginne is, spreekt voor zich, want hij
zou geen tegenstander zijn als hij geen zondaar was. Hij moet een andere
aanspreektitel hebben gehad als hij eens rechtvaardig was. Dit wordt ons
nergens onthuld.
Er bestaat een sterke neiging om de duidelijke onthullingen
betreffende Satan te negeren, en een verduisterd, samengesteld beeld van hem
te vormen, door hem met elke andere boze geest te verwarren, zoals onze
(engelse) bijbelvertalers dat doen met betrekking tot de demonen. Het motief
daarvoor is blijkbaar de wens om te bewijzen dat hij een uitwas aan Gods schepping is,
tegen Gods opzet en bedoeling, en ondanks alle
voorzorgsmaatregelen binnengedrongen. De eerste stap bij dit propageren is te bewijzen, dat
Satan oorspronkelijk volmaakt was, zodat God in het geheel niet
verantwoordelijk voor zijn latere falen is.
De verschillende pogingen om de intrede der zonde in
het heelal te verklaren zijn in essentie allen hetzelfde. De moderne systemen,
hoewel verontwaardigd elke relatie met het gnosticisme verwerpend omdat dit in
de Schrift wordt veroordeeld, zijn er in werkelijkheid toch slechts een
fragment van. De gnostici introduceerden het kwaad gradueel. Ze vonden een
hiërarchie van engelen hiervoor uit, waarvan de hoogste bijna volmaakt
geschapen waren en elke lagere trap iets minder, tot de zonde de mens bereikte.
Op deze wijze probeerden zij God te ontlasten van de aanklacht een grote zonde
te hebben begaan, maar aldus schreven zij toch een kleine oorspronkelijke
zonde aan Hem toe. Natuurlijk bedoelden zij dit niet zo. Zij
meenden Hem van alle betrokkenheid bij zonde te bevrijden.
Moderne systemen zijn niet zo doorwrocht. Wijzend op
Genesis 1:2 verzekeren ze ons dat Adams val niet de eerste was. Als wij
over Adam heen terugkijken vinden wij een andere "val". Daar de
tegenwoordige breinen gemakkelijker in de war te brengen zijn dan die van
de scherpzinnige denkers van de oudheid, schijnt het niet noodzakelijk een
nog eerdere "val" uit te vinden enzovoort, enzovoort, tot in het
oneindige.
Het herinnert me aan het etiket, dat mijn jeugdige,
nieuwsgierige, maar eigenzinnige verstand prikkelde. Op het etiket stond een
zelfde fles met etiket afgebeeld, dus moest daarop weer zo'n fles met etiket
te zien zijn, enz.
Dus haalde ik een loep en ontdekte dat de tekenaar zich
er gemakkelijk van af had gemaakt. In plaats van een afbeelding van de
afbeelding, had hij slechts een klein vlekje gemaakt. Dat is de manier waarop
de theologie probeert de oorsprong van de zonde af te doen. Eerst wordt
de zaak zodanig verkleind dat ons waarnemingsvermogen het niet
meer kan volgen, en als iemand er beslist op staat een loep te gebruiken,
dan ontdekt hij daarin ... een vlek op Gods Wezen!
Het principe is precies hetzelfde als de
"wetenschappelijke" filosofie van de evolutie. Eerst verkleint
men alles tot een piepklein puntje protoplasma, en dan ... niets! Mannen Gods
beweren met recht, dat het dwaasheid is alles op één vorm terug te
brengen waarvoor reden noch bewijs bestaat, louter om ons verstand zodanig met
geweld te dwingen een theorie aan te nemen, die het zou verwerpen wanneer de
zaken binnen de grenzen van het menselijke waarnemingsvermogen worden gehouden.
Het is nog veel dwazer voor degenen die door Gods Geest verlicht zijn, een
zelfde gang van zaken te gebruiken in verband met de oorsprong van zonde en
kwaad. Het probleem verandert niet hoeveel "vallen" we ook
uitvinden, waarvoor de Schrift ons geen machtiging geeft.
Er is nog een ander punt wat we moeten aanhalen als we
helder over deze zaken willen zijn. Niet alleen lezen wij niets van een
"val" vóór Adam, wij lezen nooit van de "val"
ván Adam. Laat niemand mijn bedoeling verkeerd begrijpen. Dat Adam
zondigde, overtrad, krenkte en een sterfelijk wezen werd, met een veelheid van
gevolgen is maar al te waar. Maar God heeft het nooit gepast gevonden dat feit
met de term "val" aan te duiden. Normaal gesproken zouden we
het gebruik van zo'n gemakkelijke term door de vingers kunnen zien, maar
het is een middel geworden om duistere en onSchriftuurlijke
gedachten over te brengen. Probeer eens om de feiten en gevolgen van Adams
"val" op Satan over te brengen en het zal spoedig duidelijk worden dat
het slechts een camouflage is om onwetendheid te verbergen. Een terugkeer naar
Schriftuurlijke taal zal licht brengen.
Het werkelijke nut van de term "val"
ligt in de onbewezen veronderstelling dat zonde altijd van buitenaf is gekomen,
zoals in Adams geval, tot een schepsel dat oorspronkelijk zondeloos was.
Dit zou zichzelf tegenspreken wanneer het tot zijn logische
eindconclusie wordt doorgetrokken.
Hoeveel schepselen in die ketting een zgn.
"val" meemaakten en de last van zonde aan anderen doorgaven, maakt geen
enkel verschil.
Eén moet de eerste geweest zijn. En zo
worden wij tenslotte tot de afschuwelijke conclusie gedwongen, dat God de
allereerste keer de "rol van de slang" gespeeld moet hebben! Zou dit ons
niet moeten waarschuwen om in zee te gaan met deze onSchriftuurlijke en
onredelijke filosofie?
Indien Satan "viel", waar is dan het bewijs?
Het woord "val" wordt niet gebruikt. Het hopeloze gebrek aan enig
bewijs is alles wat bewezen wordt door de verwijzing naar passages welke niemand
die nuchter is voor dit doel gebruikt zou hebben.
De favoriete passage om de oorspronkelijke
volmaaktheid en de latere "val" van Satan te bewijzen, vindt men in
Ez. 28. De "koning van Tyrus", zo zegt men dan, is een andere naam
voor de duivel. Zijn aanwezigheid in Eden is waarschijnlijk het enige wat in
die richting wijst. Maar dit bevestigt nog niet dat de slang de koning van
Tyrus is. Ons wordt nergens verteld dat Satan de enige geest was die tot de
hof toegang had. Bovendien was het door Ezechiël genoemd schepsel volmaakt
op dat tijdstip, want het kan nauwelijks tot de vroegere heerlijkheid
van de koning van Tyrus gerekend worden om in die situatie de rol van de
slang, de tegenstander van God, te spelen. Dit zou dan zijn "val" na de
grote catastrofe van Genesis 1:2 geplaatst hebben, wat zo wordt ons (ook)
verteld, daar juist een gevolg van is.
De vorst van Tyrus wordt uitdrukkelijk als een man,
een menselijk wezen, beschreven: (Ez. 28:2,9). De koning van Tyrus was onder
het volk goed bekend en zijn vernietiging was een zaak van algemene
verbazing. Hoe kan dit op Satan betrekking hebben? Degenen die de ru‹nes van Tyrus
gezien hebben, en enig idee hebben van zijn toenmalige heerlijkheid,
zullen in deze verzen niets vinden wat te wonderlijk is om werkelijkheid te
zijn. Er is niet de minste aanwijzing dat het iemand anders dan de heerser van
Tyrus betreft. Indien het betrekking heeft op de geestelijke koning
overeenkomend met de "vorst van Perzië", de "vorst van
Griekenland" of Michaël, "de vorst van Israël" (Dan
10:20,21), dan is het zeer onwaarschijnlijk dat Satan een klein koninkrijkje
als Tyrus zou worden toegewezen, of, welk ander koninkrijk dan ook, want
hij claimt alle koninkrijken als zijnde van hem.
Waarom zouden we hem zo'n ondergeschikte plaats geven,
alleen maar om een bijbelgedeelte te verkrijgen om te bewijzen dat hij eens
volmaakt was?
Bovendien, het is altijd goed om na te gaan wat er met
"volmaakt" wordt bedoeld in de Schriften. In de Authorised
Version worden drie Griekse en zes Hebreeuwse woorden met "volmaakt"
weergegeven. Het is de vraag of het ooit zondeloosheid aanduidt. Een
andere betekenis zou voor deze discussie van weinig waarde zijn. Het woord dat in
Ez.28:15 staat, is THMIM, letterlijk "zonder gebrek".* Het
wordt het meest voor offerdieren
gebruikt, die "zonder gebrek" moesten zijn. Noach was "volmaakt"
(Gen 6:9) in zijn generatie. Dit betekende zeker niet, dat hij zondeloos was.
David zei: "Ik was oprecht (volmaakt) voor Hem!" (Ps. 18:23). Zou dit
dan betekend hebben, dat David het lot van al de afstammelingen van Adam ontliep?
Het is duidelijk dat de betekenis is begrensd tot zichtbare gebreken en
geen betrekking heeft op innerlijke neigingen. Het is geen zaak van
zondeloosheid.
*De
Engelse Authorized Version geeft dit Hebreeuwse woord weer met: without blemish,
complete, full, perfect, sincerely, sincerity, sound, without spot,
undefiled, upright, uprightly, whole.
Hetzelfde woord "volmaakt" wordt nog
op andere plaatsen gebruikt die gewoonlijk worden aangevoerd om te bewijzen dat
Satan zondeloos geschapen werd, zoals Deut. 32:4: "De Rots wiens werk
volkomen is"; 2 Sam 22:31 en Ps 18:31: "Gods weg is volmaakt".
Dit spreekt de grote waarheid niet tegen, dat alles uit God is. Er is geen
gebrek in de schepping van een schepsel dat volmaakt is toegerust om een deel
van Zijn opzet uit te voeren. In deze zin is Satan net zo
"volmaakt" als elk ander van Zijn schepselen.
Bovendien was, in het geval van de koning van Tyrus,
deze volmaaktheid in zijn wandel, tot er ongerechtigheid in hem
werd gevonden. Die ongerechtigheid kwam niet van buiten. Dit was in hem
terwijl zijn wegen nog volmaakt waren, zij het nog niet ontdekt. Dit kan
van mensen gemakkelijk worden begrepen, maar kan niet op een
"zondeloos" wezen worden toegepast. Ongerechtigheid kan in zo iemand
niet worden gevonden, want dat is een vaststaand bewijs dat er al
zonde was!
Onze onwetendheid betreffende de geestelijke krachten van boosheid heeft
ertoe geleid deze allemaal "duivelen" te noemen. Zo noemt de
Authorized Version de demonen "duivelen", en is het algemeen aanvaard om
Apollyon, de koning van de reusachtige schorpioenen en de engel van de afgrond
en iedere andere boze macht van de onzichtbare wereld, eveneens
"duivel" te noemen. Er is slechts één Tegenstander en de velen van
de volgelingen van het kwaad onder de hemelingen zijn zijn boodschappers,
zoals wordt getoond in de beeldspraak van de draak die een derde van de hemelse
heerscharen met zich meesleurt.
Elk koninkrijk en elke regering van de aarde heeft
ongetwijfeld een geestelijke "vorst" of overheerser onder Satans
heerschappij. Wij zijn van het gezag van de duisternis gered. Maar Satan
zelf heeft zich nooit tot slechts één land beperkt. Zijn speciale
terrein schijnt het rechtsgebied van de lucht te zijn. Hij is
oppermachtig over allen, omdat hij de allereerste was die zich verzette tegen de
regering van God. Hij bood onze Heer niet de koninkrijken van Tyrus en Babylon
aan als beloning voor aanbidding, maar alle koninkrijken der aarde, want ze
waren hem overgegeven.
Zouden we nu het einde van Satan overwegen in
plaats van zijn begin, dan zouden diezelfde uitleggers ervan hun eigen
identificatie absoluut weigeren te accepteren, want in Ezechiël 28:19,
wordt zijn praktische vernietiging beknopt als volgt weergegeven:
" ... verdwenen zijt gij - voor altijd". Vergelijk dit met "en de
duivel, die hen verleidde, zal gepijnigd worden dag en nacht in alle
eeuwigheden". De verandering van "eeuwigheden" naar eonen,
verandert de identificatie niet. Er is geen tijdstip in Satans loopbaan waarin
hij "verdwenen" zal zijn. Het dichtst daarbij komt de
duizend-jarige periode wanneer hij gebonden is, maar het feit dat hij zal worden
losgelaten en de grootste menigte van zijn loopbaan in zijn laatste opstand zal
leiden, maakt het onmogelijk om deze passage op de Lasteraar toe te passen. De
juiste leeswijze "voor de aion" (Septuagint), zou leren
dat Satan vandaag niet meer levend is! De koning van Tyrus werd berecht
voor het oog van diegenen die zijn heerlijkheid kenden.
Het feit dat zo'n passage geheel uit zijn juiste verband moet worden
geplaatst overtuigt ons ervan dat het achterliggende motief onjuist is. Als
Satan zondeloos was van de beginne zou een duidelijke passage kunnen worden
gevonden, en zou een verkeerde niet verdraaid hoeven te worden. Vergelijk de
woorden in Ezechiël met die van Johannes. Bij de een lezen we van de koning
van Tyrus, "... onberispelijk waart gij in uw wandel, vanaf de dag dat
gij geschapen werd, totdat er onrecht in u werd gevonden"
(Eze.28:15). En de apostel werd geïnspireerd te schrijven: "... de duivel zondigt van
de beginne" (1 Joh. 3:8). Veronderstel dat we abusievelijk
zouden zeggen "Adam zondigde van de beginne". "Nee",
"nee" horen we onze lezers uitroepen. "Hij zondigde niet totdat Eva werd
verleid door Satan." Wat zullen we dan geloven, een verzonnen
gevolgtrekking of Gods absolute verklaring?
Ondanks de duidelijke en ondubbelzinnige betekenis,
dat Satan een zondaar en moordenaar was van den beginne, verschuilt men zich
graag achter de suggestie dat dit begin terug gaat op het begin van de
mens i.p.v. van het begin van Satan zelf. Het feit dat zo'n verklaring zo'n
betekenis niet kan hebben als het wordt toegepast in een willekeurige andere
verbinding laat duidelijk zien wat voor hopeloos en wanhopig argument dit
is. Bovendien staan dezelfde uitleggers er op dat al de bewijzen van zonde,
zoals de grote catastrofe van Genesis 1:2, aan Satan te wijten zijn! Deze
vonden plaats lang voordat de mens op het toneel verscheen. Satan zondigde dus
volgens hun eigen leer, voordat Adam op het toneel verscheen.
Wanneer was "de beginne"? Evenals in de
eerste woorden van Johannes' evangelie is het lidwoord "de"
afwezig. Het begrip van een absoluut begin valt buiten het bereik van het menselijk
begripsvermogen. We kunnen niet terugkijken naar een duidelijk bepaald punt in
de tijd en zeggen, "Niets - zelfs God niet - bestond voor dit punt."
Vandaar dat het woord beginne, in de Schrift, het bepalende
lidwoord heeft - de beginne - wanneer de context duidelijk bepaald
wat er bedoeld wordt. Indien het lidwoord afwezig is, zoals hier, zouden we
waarschijnlijk het onbepaalde lidwoord gebruiken, zoals "een begin",
of wanneer gebruikt voor een persoon, het bezittelijk voornaamwoord,
"zijn begin". Het "begin" wordt altijd begrensd door de
onmiddellijke context. Hier wordt dit uiteindelijk vastgesteld door de gebruikte
titel. Even lang als de Tegenstander een tegenstander was, was hij
een zondaar. Dit, zo wordt ons verteld, was "van de beginne".
Geen andere afleiding is mogelijk dan dat zonde begon toen hij begon.
Jesaja's beschrijving van de koning van Babylon in de nog toekomstige dag
van Israëls herstel, wordt eveneens beschouwd als verwijzend naar Satans
val in het verleden (Jes. 14:3-20):
"How art thou fallen from heaven,
O, Lucifer, son of the morning!"
vs. 12 Authorised Version
"Hoe zijt gij uit de hemel
gevallen
gij morgenster, zoon des dageraads"
vs. 12 NBG en S.V.
Omdat dit nog steeds toekomst is, kan het moeilijk
verwijzen naar Satans oorspronkelijke "val". Op dat tijdstip zal
Satan letterlijk uit de hemel geworpen zijn (Opb. 12:9, vergl. Lu. 10:18). Maar
deze feiten geven ons geen vrijbrief om deze twee als identiek te
identificeren. Er zal een koning van Babylon zijn die zichzelf goddelijke
eer zal toe-eigenen en die de koningen van de naties zal overheersen, en
die koninkrijken zal doen sidderen. Toch is hij een mens (Jes. 14:16),
en Satan is dat niet.
Bovendien, een onderzoek van de Hebreeuwse tekst zal
een ieder ervan overtuigen dat het bewijs voor de titel "Lucifer"
(NBG: "morgenster") buitengewoon zwak is. Het is precies hetzelfde
woord dat vertalers als "jammeren" weergaven in Zach 11:2. In de
vrouwelijke vorm komt het in dit zelfde hoofdstuk ook voor, aan het begin van vers
31. In iets verschillende vormen treffen we het tien keer in Jesaja aan, (13:6;
15:2,3; 16:7,7; 23:1,6,14; 65:14 en 52:5) negen maal wordt het met jammeren
weergegeven in de N.B.G. vertaling, in de Staten Vertaling 10 maal en eveneens
10 maal (met "Howl") in de Authorized Version. Er is geen geldige
reden waarom Jes 14:12 niet zou moeten worden weergegeven als ... "Jammer,
zoon des dageraads, (resp. Howl, son of the morning!)". De naam Lucifer
is een menselijke uitvinding, en zou in de Schriften geen plaats behoren te
hebben.
Zijn niet deze vergeefse pogingen om een fundament te
vinden voor de oorspronkelijke perfectie van de duivel een stilzwijgende
erkenning dat er geen werkelijk bewijs bestaat? Meer dan dat, zijn dit
geen wanhopige kunstgrepen om de heldere, ondubbelzinnige mededelingen te
weerleggen dat, de Tegenstander zondigt van de beginne (1 Joh. 3:8), een
mensenmoorder was van de beginne (Joh. 8:44), en niet slechts een leugenaar,
maar de vader ervan is ?
Na ons van de passages te hebben ontdaan die niet met Satan verbonden
kunnen worden, zou het goed zijn te onderzoeken of we niet iets hebben
overgeslagen wat werkelijk betrekking heeft op zijn oorsprong. Zolang we ons
houden aan de titels die hem in de Schriften gegeven zijn - Slang, Tegenstander,
en Satan, schuilt hierin geen gevaar. Is er enige heenwijzing naar wie de
slang het bestaan binnenbracht?
In Job 26:13 S.V. lezen
we:
Zijne hand heeft de langwemelende slang
geschapen.
Indien dit gezegd werd door één van Jobs vrienden, zouden we
behoorlijk op onze hoede moeten zijn dat het niet louter menselijke filosofie
is, omdat de Here zei, "want gij hebt niet recht van Mij gesproken zoals
mijn knecht Job" (Job 42:7)
Daarnaast moeten we zo zorgvuldig zijn om de vertaling
van de vitale uitdrukkingen te controleren. De Revisers* veranderen
"geschapen" in "doorboord"o, hoewel hetzelfde woord (calve) aan het begin van
hoofdstuk 39 is blijven staan "Hebt gij waargenomen den
arbeid+ der hinden?" Er is meer overeenkomst tussen "scheppen" en
"arbeiden" dan tussen "doorboren" en
"arbeiden", toch is de verandering in die richting gemaakt. Om welke reden?
Het Hebreeuwse woord chul verwijst naar de arbeid
(barensweeën) die de geboorte begeleid (Jes 13:8; 23:4; 26:17; 54:1; 66:7,8).
Toen Eliphaz dit woord gebruikte, gaven de vertalers van de Authorised
Version het weer met, "De slechte man arbeidt met pijn al zijn dagen
..." (Job 15:20) en diezelfde Revisers waren het daar mee eens. Dit
wordt, zoals we zullen zien zowel met "scheppen" als met
"doorboren" wordt verbonden. Hoe onlogisch "doorboren" is kan worden
gezien als we Deut. 32:18 als volgt zouden weergeven: "en vergeten de God
die u doorboord heeft". Ze hadden de God vergeten die had geleden in
de arbeid van hun geboorte.
* De
Revisers (van 1881) veranderen "formed" in "pierced",
maar hetzelfde woord wordt in 39:1 met rust gelaten "the hinds do
calve". Er is meer overeenkomst tussen "form" en
"calve" dan tussen "pierce" en "calve".
o Het NBG heeft dit ook gedaan.
(Job 26:13)
+ Staten-Vertaling van Job. 39:4 (Het NBG heeft hier jongen
vertaald.)
Terugkerend tot de Slang, in hoofdstuk 26:13 verklaart
Job dat:
"Door Zijn Geest heeft Hij
de hemelen versierd
Zijn hand heeft gearbeid met de
vluchtende slang."
Let op het contrast tussen de opmaak van de hemelen door Zijn
Geest, en de pijnlijke voortbrenging van de slang door Zijn hand. De
geest wordt gebruikt voor een intieme en levende relatie, de hand houdt zijn
werk op een afstand en suggereert eerder kracht en vakmanschap, dan
gemeenschap.
In eerste instantie slaan deze regels natuurlijk op de materiële
hemelen. Maar niemand die de sterren heeft bestudeerd en hun relatie met de
Heilige Schrift, zal een veel diepere betekenis ontgaan. De sterren worden vaak
als beelden gebruikt voor hemelse machten, en in de oude constellaties hebben
zowel de Draak (Draconis) als de Slang (Serpens) altijd de Satan van
de Schrift voorgesteld. De Staart van de Draak sleepte een derde deel van
de sterren mee (Opb. 12:4). Dit bewijst niet dat we hier de goddelijke
beschrijving van Satans oorsprong hebben, maar het zegt veel meer dan de passages
die gewoonlijk worden opgegeven.
De Septuagint zegt: Doch de sloten des hemels vrezen
Hem, en door een bevel executeert Hij de afvallige draak. We zijn niet in staat
geweest dit met de Hebreeuwse tekst in overeenstemming te brengen, die in dit
geval superieur lijkt te zijn, want de context lijkt te roepen om Gods
onthulling in de natuur, verleden en heden, niet de toekomst, die niet in het
blikveld was.
Maar er is nog een verbinding die alle twijfel doet
wegnemen. Niet alleen is de term slang (Hebreeuws:nchsh) hetzelfde als
de naam van Eva's verleider in de hof van Eden (Gen. 3:1,2,4,13,14) maar
Jesaja beschrijft hem in precies dezelfde termen, de vluchtende slang, de
snelle slang (N.B.G.), de langwemelende slang (S.V.)
(Jes. 27:1):
Te dien dage zal de
HEERE bezoeken
met zijn zwaard, heilig en groot en sterk
de draak, de vluchtende slang,
de
draak, de kronkelende slang,
en Hij zal het monster, dat in
de zee is, doden.
De context laat duidelijk zien dat dit zal gebeuren wanneer de Heer komt
om de verdorvenheid van de bewoners van de aarde aan hen te bezoeken
(Jes. 26:21). De band met het twaalfde hoofdstuk van Openbaring is te nauw om te
ontkennen. Als Satan die "oude slang" is (Opb. 20:2), wat is er
dan tegen dat we hem ook als zodanig identificeren in Jesaja en Job en
Genesis? Allen zullen Genesis en Jesaja accepteren.
Daar precies dezelfde naam en omschrijvende term zowel
in Job als in Jesaja wordt gebruikt kan het bewijs niet duidelijker zijn. De
"vluchtende slang" van Job is dezelfde als de "vluchtende
slang" van Jesaja. De "vluchtende" slang (Authorised
Version: kronkelende slang) van Job en Jesaja schijnt naar de constellatie
Serpens te verwijzen, want deze vlucht van de greep van Ophiuchus. De
"langwemelende" slang van Jesaja zou de Draak (Draconis) kunnen zijn,
die zich door de noordelijke sterren kronkelt.
Openbaring en Jesaja geven ons zijn einde, Genesis en
Job geven ons zijn begin. Hij wordt niet geïntroduceerd in de hof als een
engel des lichts, hoewel hij zich nu zo voordoet. Hij werd gezien als een
slang. Job geeft ons zijn oorsprong. De Ene Die de hemelen tooide - Zijn
hand werd gepijnigd met geboorteweeën toen Hij de slang
voortbracht.
Het is goed om op de juiste plaats naar de waarheid te
zoeken. Het gericht over Tyrus en Babylon is geen plaats om naar de oorsprong
van Satan te zoeken. Job, echter, spreekt over de schepping van het universum
en hoe het daarbij toeging. God hangt de aarde op aan het niets. De wolken
en de zee zijn alle vertoningen van Zijn kracht. Evenzo, in de hemelen, is
Hij het Die alles gemaakt heeft. Het is een uitweiding van de grote waarheid
dat alles vanuit God is (Rom. 11:36).
We zijn nu in staat de eigenaardige term te waarderen
die de vertalers voor zoveel moeilijkheden heeft gesteld, zodat sommigen het
weergeven als gevormd, en anderen doorboord. De vrouw was
niet de eerste die weeën had vanwege zonde. JAHWEH leed, toen Satan werd
gevormd. Zonde en Pijn treden gelijktijdig op.
Satan heeft zich nu omgevormd tot een
engel des lichts, en velen van hen die de Heer toebehoren verwelkomen hem
als zodanig. Zijn dienaren zijn dienaren van de rechtvaardigheid en doen
zich voor als de dienaren van Christus. Deze misleiding is niet groter dan
zijn succesvolle binnenkomst in de theologie en heeft vele van de beste
dienaren van Christus om de tuin geleid zodat ze geloven dat hij werkelijk
oorspronkelijk een engel des lichts is geweest.
Volgend artikel uit deze serie