(Alle Bijbelcitaten zijn, tenzij anders aangegeven, uit de Statenvertaling.)
Aangezien de huidige geheime bediening van Gods genade als hoofdkenmerk het bezit geestelijke zegeningen kent (Efe. 1:3) te midden van de hemelingen, en aangezien de rechtsbasis voor deze hoge eren de inwoning is van Gods heilige Geest (Efe. 1:13,14), zouden we zeer wel op de hoogte moeten zijn van zaken die verband houden met de geest.
Om onze gedachten vrij te maken van verkeerde opvattingen, zullen we eerst de grondfeiten overdenken betreffende het woord "geest" in de oorspronkelijke talen. Dit eenmaal gedaan, zullen we het verschillend gebruik er van bestuderen, en laten zien dat het altijd een verbleekte is. Dan zullen we proberen het te definiëren, een taak die zo moeilijk is dat we zullen terugvallen op een studie van de werkingen en gevolgen, om zo de kracht er van vast te leggen.
Om mogelijke misverstanden te voorkomen, willen we het duidelijk begrepen hebben dat Gods heilige Geest niet slechts een invloed of kracht is, zonder "persoonlijkheid". Onze voorlopige onderzoeken zijn niet bedoeld om dat te bewijzen. Later zullen we onze redenen geven voor het geloven dat heilige Geest Gods Geest is, en niet een afzonderlijke "persoonlijkheid" van God. Dit is een totaal andere zaak. Alle argumenten die gewoonlijk geproduceerd worden voor de "persoonlijkheid" van de heilige Geest kunnen gebruikt worden om deze stelling te ondersteunen, maar geen er van bewijst dat God een Geest en Zijn heilige Geest een andere.
In zowel het Hebreeuws als het Grieks worden dingen vaak hij of zij genoemd. Alleen zo af en toe geven we in het Engels een geslacht aan zaken die zonder geslacht zijn. Maar in de talen van de inspiratie is dit de regel, en niet de uitzondering. Als gevolg daarvan is het gebruik van het onzijdige geslacht stuitend, zeker wanneer het wordt gebruikt waar we van nature de mannelijke of de vrouwelijke vorm verwachten. Dit is in ieder geval het geval in het Grieks, met het woord geest. In het Nieuwe Testament is "geest" altijd het, nooit hij of zij. Grammatisch is het altijd een ding, een iets, ook al wordt het voor een persoon gebruikt. De termen voor God en Christus zijn altijd mannelijk. Het woord "geest" kan gemakkelijk veranderd worden in de mannelijke vorm, als dat wenselijk of juist zou zijn. De Schrift verwerpt opzettelijk de achtervoegsels die gebruikt zouden worden als het een pertinente persoonlijkheid zou zijn. Wij worden geminacht omdat we een geest een "het" noemen, ook al spreken we alleen maar de heilige woorden na.
Een kennelijke uitzondering wordt soms geproduceerd om het tegendeel te bewijzen. De heilige Geest wordt de "trooster" genoemd, een parakleetos in het Grieks. Dit woord is mannelijk. De zelfstandige naamwoorden die er naar verwijzen zijn, uiteraard, ook mannelijk. Dit zou moeten bewijzen dat de heilige Geest mannelijk is. Maar de onmiddellijke context, het uitleggend, spreekt van de heilige Geest en verwijst er naar als "het". Dit is een puur grammatische overeenstemming. Misschien kan het door Engelse lezers begrepen worden als ik een ander voorbeeld geef. De geest is een voorschot (Efe. 1:14) of arraboon. Dit is een mannelijk voornaamwoord. We kunnen hier zien hoe weinig het geslacht met mannelijk of vrouwelijk of persoonlijkheid van doen heeft. Een voorschot is niet mannelijk. Het heeft geen individualiteit. Parakleetos bewijst deze dingen niet meer dan arraboon. Het is een waanidee over Griekse grammatica te denken als ware het Engels. Niemand zou er aan denken het feit, dat "voorschot" mannelijk is, gebruiken om de "persoonlijkheid" van de heilige Geest te bewijzen. De "persoonlijkheid" er van hangt af van het feit dat het Gods Geest is, niet van beweringen die al hun kracht verliezen wanneer het onderzocht wordt in het licht van de geïnspireerde talen.
Soms tonen zelfs de oude manuscripten onzekerheid over het geslacht. In Efeze 1:14 verandert de Alexandrinus het onzijdige ho in het mannelijke hos, wat "die" betekent, en geeft dan: "de heilige geest van belofte, die een voorschot is." Omdat het duidelijk is dat de vooringenomenheid van de oude vaders ten gunste van het mannelijke was, net zoals vandaag onder theologen, moet de lezing van de twee andere oude manuscripten, die overeenstemmen met het gebruikelijk gebruik, correct zijn. Er is geen enkele passage waar het tekstuele bewijs het mannelijke ondersteunt.
We hebben zorgvuldig het bewijs over deze zaak onderzocht in de originelen. We hebben aandachtig de vele argumenten overwogen die tegen onze positie zijn voortgebracht. We weten zeer wel dat wij tegen de trend in gaan van evangelische wetenschap, alsook tegen het meest onredelijk vooroordeel van de kant van vurige dienaren van onze Heer. We zijn al vaak verkeerd begrepen en worden beschuldigd van visies die we niet hebben. En toch, onze opdracht van de Heer is de feiten bekend te maken zoals die in Zijn heilig Woord staan. De feiten kennend rekenen we op de aanbeveling van onze Heer, en staan er op dat "geest" in de heilige rollen nooit anders is dan onzijdig. Wij hebben veel licht ontvangen door dit te erkennen. We hebben geprobeerd het door te geven, te midden van veel tegenwerking. We zullen doorgaan te staan op de onweerlegbare feiten van de Heilige Schrift.
Zowel de Hebreeuwse als Griekse woorden voor geest zijn spraakfiguren. Letterlijk geven ze "lucht in beweging" aan, een wind of een windstoot. Soms is er een lichte vraag of het letterlijk of figuurlijk is. Sommigen hebben voorgesteld Johannes 3:8 ongeveer zo te vertalen: "De geest ademt waar het wil, en je hoort het geluid er van, maar je bent je niet bewust vanwaar het komt en waarheen het gaat. Zo is iedereen verkregen door de geest." Maar het woord ademt zou blazend moeten zijn, en een geest maakt geen geluid. Beide zijn letterlijk waar voor een stoot lucht. Het werd tot iemand gesproken zonder geestelijk waarnemingsvermogen, om te illustreren wat hij niet kon begrijpen. Nicodemus wist over de beweging van de lucht, maar was onbekend met de bewegingen van de geest. Daarom vertalen we letterlijk stoot, en niet met het figuurlijke geest. De grote sleutel van Gods onthulling, in het oorspronkelijke, zou bekend moeten zijn bij Zijn heiligen. In het Hebreeuws is het woord geest ruach. Mogelijk werd het vroeger als roech uitgesproken, want de a werd toegevoegd door de , die de traditionele klinkergeluiden geven van hun eigen tijd, en niet de oorspronkelijke uitspraak. In deze vorm is het nog steeds te vinden in het Duitse werkwoord riechen(ruiken) en het zelfstandig naamwoord Geruch, dat reuk of geur betekent, en dit is ook de Hebreeuwse betekenis, wanneer het als werkwoord wordt gebruikt. De kracht er van is snel te zien in de beschrijving van afgoden, "die niet zien en niet horen en niet eten en niet ruiken"(Deut. 4:28;SW). Misschien is ons woord scent (reuk) nog dichterbij: "hij ruikt de strijd van verre" (Job 39:25).
De daad van ruiken bestaat uit het voortbrengen van een miniatuur wind van het voorwerp naar de neusgaten, om zo de deeltjes over te brengen naar de gevoelige vliezen en de passende waarneming te doen. Het is zo van belang dat we de eigenlijke feiten zouden kennen bij het opbouwen van ons denken over dit woord, dat we alle passages zullen weergeven waarin ruch, hoewel WIND aangevend, gebruikt wordt voor de uitoefening van de zielse ervaring van geur. Het is verbonden met de neus. In de volgende transliteraties vertegenwoordigt ch een Duits of Schots geluid, zoals in "loch". En i, zoals in alle talen behalve het Engels, heeft een lang geluid, als in "niet" of in het Engelse "be".
Exo. 30:38 - "De man, die dergelijke maken zal, om daaraan te rieken, die zal uitgeroeid worden uit zijn volken."
Gen. 8:21 - "En de HEERE rook dien liefelijken reuk(rich),"
Gen. 27:27 - "rook hij de reuk (rich) zijner klederen"
Lev. 26:31 - "en Ik zal uw liefelijken reuk niet rieken.
"
Deut. 4:28 - "die niet zien, noch horen, noch eten, noch rieken"
1 Sam. 26:19 - "Indien de HEERE u tegen mij aanport, laat Hem het spijsoffer rieken"
Job 39:25 - "en ruikt den krijg van verre"
Psalm 115:6 - "zij hebben een neus, maar zij rieken niet"
Amos 5:21 - "en Ik mag uw verbods [dagen] niet rieken.
"
Precies dezelfde letter, maar als punten gegeven door de Masoreten, om te lezen als rahvach, hebben de betekenis van luchten (als in ventileren), of figuurlijk als bezielen:
1Sam. 16:23 - "dat was voor Saul een verademing"
Job 32:20 - "opdat ik voor mij lucht krijge"
Jer. 22:14 - "en doorluchtige opperzalen"
Een overeenkomend zelfstandig naamwoord (zoals opgemerkt in enkele van de al gegeven voorbeeldpassages) is rich (uitspraak: riech). Omdat het zo'n vijftig maal voorkomt, zullen we niet alle plaatsen weergeven. Het is het Hebreeuwse woord dat in de King James vertaling wordt vertaald met "savour" (smaak of geur), hoewel het zo nu en dan met "smell"(geur) wordt weergegeven. Zeer vaak is het een zoete geur in Leviticus en Numeri. In Hooglied wordt het toegepast op de geur van zalven en nardus en wijnstokken en alruinen.
Een studie van deze passages zal de gewone onderliggende gedachte aan lucht in beweging laten zien. Dit is echter veel duidelijker in het gebruik van ruch als een zelfstandig naamwoord, dat, hoewel gewoonlijk vertaald met "geest", ook wordt weergegeven als lucht, stoot, adem, koel, storm en wind. Deze laatste is ongetwijfeld de letterlijke betekenis in veel passages. Aangezien dit de hoofdbetekenis is en het natuurlijke verschijnsel waarop God een beroep doet om het idee van geest over te brengen, zullen we allereerst onszelf moeten verzekeren dat dit inderdaad waar is, door de passages te bekijken waarin het voorkomt. De volgende zijn de meeste van de teksten waarin ruch verwijst naar echte lucht in beweging of wind. De lijst is het zeker waard gelezen te worden. Vrijwel overal zou "wind" moeten staan.
Gen. 3:8 - "de stem van den HEERE God, wandelende in den hof, aan den wind des daags."
Gen. 8:1 - "en God deed een wind over de aarde doorgaan"
Exo. 10:13 - "en de HEERE bracht een oostenwind in dat land, ... dat de oostenwind de sprinkhanen opbracht."
Exo. 10:19 - "Toen keerde de HEERE een zeer sterken westenwind,"
Exo. 14:21 - "zo deed de HEERE de zee weggaan, door een sterken oostenwind"
Exo. 15:8 - "door het geblaas van Uw neus "
Exo. 15:10 - "Gij hebt met Uw wind geblazen;"
Num. 11:31 - "Toen voer een wind uit van den HEERE"
2Sam. 22:11 - "en werd gezien op de vleugelen des winds."
2Sam. 22:16 - "van het geblaas des winds van Zijn neus."
1Kon. 18:45 - "dat de hemel van wolken en wind zwart werd"
1Kon. 19:11 - "En ziet, de HEERE ging voorbij, en een grote en sterke wind, ... [doch] de HEERE was in den wind niet; en na dezen wind een aardbeving;"
2Kon. 3:17 -"for thus said Yahweh, You do not see wind,"
2Kon. 19:7 - "Zie, Ik zal een geest[luchtstoot] in hem geven, dat hij een gerucht horen zal"
1Kron. 9:24 - "Die poortiers waren aan de vier winden,"
Job 6:26 - "en zullen de redenen des mismoedigen voor wind zijn?"
Job 8:2 - "en de redenen uws monds een geweldige wind zijn?"
Job 21:18 -
"Dat zij gelijk stro worden voor den wind"
Job 28:25 - "Als Hij den wind het gewicht maakte, "
Job 30:15 - "elk een vervolgt als een wind mijn edele [ziel]"
Job 30:22 - "Gij heft mij op in den wind;"
Job 37:21 - "als de wind doorgaat,"
Job 41:16 - "dat de wind daar niet kan tussen komen."
Psalm 1:4 - " maar als het kaf, dat de wind henendrijft."
Psalm 11:6 - "en een geweldige stormwind zal het deel huns bekers zijn."
Psalm 18:10 - "Hij vloog snellijk op de vleugelen des winds."
Psalm 18:15 - "o HEERE! van het geblaas des winds van Uw neus."
Psalm 18:42 - "Toen vergruisde ik hen als stof voor den wind;"
Psalm 35:5 - "Laat hen worden als kaf voor den wind"
Psalm 48:7 - "Met een oostenwind verbreekt Gij de schepen van Tharsis"
Psalm 55:8 - "dat ik ontkwame, van den drijvenden wind, van den storm."
Psalm 78:39 - "Hij dacht, dat zij vlees waren, een wind, die henengaat en niet wederkeert."
Psalm 103:16 - "Als de wind daarover gegaan is, zo is zij niet [meer],"
Psalm 104:3 - "Die op de vleugelen des winds wandelt."
Psalm 107:25 - "Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan,"
Psalm 135:7 - "Hij brengt den wind uit Zijn schatkameren voort."
Psalm 147:18 - "Hij doet Zijn wind waaien,"
Psalm 148:8 - "gij stormwind, die Zijn woord doet!"
Spreuken 11:29 - "Wie zijn huis beroert, zal wind erven;"
Spreuken 25:14 - " is [als] wolken en wind, waar geen regen bij is."
Spreuken 25:23 - "De noordenwind verdrijft den regen"
Spreuken 27:16 - "Elkeen, die haar verbergt, zou den wind verbergen"
Spreuken 30:4 - "Wie heeft den wind in Zijn vuisten verzameld?"
Predik. 1:6 - "de wind gaat steeds omgaande, en de wind keert weder tot zijn omgangen."
Predik. 5:16 - "en wat voordeel is het hem, dat hij in den wind gearbeid heeft?"
Predik. 11:4 - "Wie op den wind acht geeft, die zal niet zaaien"
Jes. 7:2 - "gelijk de bomen des wouds bewogen worden van den wind."
Jes. 17:13 - "als het kaf der bergen van den wind"
Jes. 26:18 - "[maar] wij hebben [niet] dan wind gebaard;"
Jes. 27:8 - " [als] Hij [hem] wegnam door Zijn harden wind, in den dag des oostenwinds."
Jes. 32:2 - "En [die] man zal zijn als een verberging tegen den wind,"
Jes. 41:16 - "en de wind zal ze wegnemen"
Jes. 41:29 - "hun gegoten beelden zijn wind"
Jes. 57:13 - "doch de wind zal hen allen wegvoeren,"
Jer. 2:24 - "naar den lust harer ziel schept zij den wind,"
Jer. 4:11 - "Een dorre wind van de hoge plaatsen in de woestijn,"
Jer. 5:13 - "die profeten zullen tot wind worden"
Jer. 10:13 - " en doet den wind voortkomen uit Zijn schatkameren."
Jer. 13:24 - "door een wind der woestijn."
Jer. 14:6 - "zij scheppen den wind gelijk de draken"
Jer. 18:17 - "Als een oostenwind zal Ik hen verstrooien"
Jer. 22:22 - "De wind zal al uw herders weiden"
Jer. 49:32 - "Ik zal hen verstrooien in alle winden"
Jer. 49:36 - "En Ik zal de vier winden uit de vier hoeken des hemels over Elam aanbrengen, en zal hen in al diezelve winden verstrooien"
Jer. 51:1 - "Ik zal een verdervenden wind opwekken"
Jer. 51:16 - "en doet den wind voortkomen uit Zijn schatkameren"
Jer. 52:23 - "[gezet] naar den wind;"
Klaag. 4:20 - "De adem onzer neuzen,"
Eze. 1:4 - "een stormwind kwam van het noorden af, een grote wolk,"
Eze. 5:2 - "een derde deel zult gij in den wind strooien"
Eze. 5:10 - "zal al uw overblijfsel in alle winden verstrooien."
Eze. 12:14 - "al zijn benden zal Ik in alle winden verstrooien"
Eze. 13:11 - "een grote stormwind zal [hem] splijten"
Eze. 13:13 - "Ik zal [hem] door een groten stormwind in Mijn grimmigheid splijten"
Eze. 17:10 - "als de oostenwind hem aanroert"
Eze. 17:21 - "de overgeblevenen zullen in alle winden verstrooid worden"
Eze. 19:12 - "en de oostenwind heeft zijn vrucht verdroogd"
Eze. 27:26 - "de oostenwind heeft u verbroken"
Eze. 42:16,17,18,19,20 "zijde"
Dan. 8:8, 11;4 - "de vier winden des hemels."
Hosea 8:7 - "Want zij hebben wind gezaaid"
Hosea 12:1 - "Efraim weidt zich met wind"
Jona 1:4 - "de HEERE wierp een groten wind op de zee"
Jona 4:8 - "dat God een stillen oostenwind beschikte"
Zach. 2:6 - "naar de vier winden des hemels"
Zach. 5:9 - "en wind was in haar vleugelen"
Op dit punt laten we het Hebreeuwse woord voor wat het is, om het feit vast te stellen dat het Griekse woord voor geest praktisch dezelfde kracht heeft, hoewel een beetje anders in zijn afleiding en meer precies in zijn vorm. Het woord is pneuma. Het is in veel van onze woorden te vinden, zoals pneumatisch, die allemaal met lucht of geest te maken hebben. Het werkwoord, pneoo, betekent "blazen" en wordt meestal verbonden met de wind, zoals te zien valt in de volgende lijst, die al de voorkomende plaatsen heeft.
Matt. 7:25 - "en de winden hebben gewaaid"
Matt. 7:27 - "en de winden hebben gewaaid"
Luc. 12:55 -"wanneer gij den zuidenwind [ziet] waaien"
Joh. 3:8 - "De wind blaast, waarheen hij wil,"
Joh. 6:18 - "overmits er een grote wind waaide."
Hand. 27:40 - "en het razeil naar den wind opgehaald hebbende"
Open. 7:1 - "houdende de vier winden der aarde, opdat geen wind zou waaien op de aarde"
Een blik op deze lijst zal tonen dat het basisidee vrijwel identiek is aan dat van het Hebreeuwse ruch. Het verwijst naar de beweging van de atmosfeer. Gewoonlijk wordt het wind genoemd, maar het gewone woord voor wind is in het Grieks niet van deze stam afgeleid. Het is een speciale uitdrukking: anemos. Daarom geven we [in de Concordante Vertaling;WJ] in Handelingen 27:40 dit weer met "briesje". Deze voorvallen zijn alle letterlijk, en zouden ons een levendige indruk moeten geven waaruit we een idee kunnen vormen over de werkingen van geest. Het is een onzichtbare, ontastbare kracht, soms zacht, maar elders van ontzagwekkende kracht.
Het zelfstandig naamwoord dat van dit werkwoord (pneoo) is afgeleid, komt slechts twee maal voor, maar in beide passages is er zo'n nauw verband tussen het materiële en geestelijke, dat het waard is ze te overdenken.
Hand. 2:2 - "gelijk als van een geweldigen, gedreven wind[stoot],"
Hand. 17:25 - "alzo Hij Zelf allen het leven, en den adem, en alle dingen geeft"
De windstoot die de uitingen van de geest op de Pinksterdag vergezelt, was de fysieke tegenhanger en het symbool van de geestelijke kracht die aanwezig was. Het was een dag van tekenen en sensationele bewijzen van onzichtbare werkelijkheden. Voor ons gebruik is het voldoende dat we opmerken dat "een geweldige, gedreven wind[stoot]," een krachtige en voortgaande luchtstroom, het passend embleem was van de werkingen van de geest. Paulus, in Athene, geeft ons een ander beeld. De inname van lucht is noodzakelijk voor fysiek leven. De adem is het symbool van de geest, net zoals het bloed, dat de combinatie is van de adem met het lichaam, staat voor de ziel. Verderop zullen we de nauwe relatie overdenken tussen de adem en geest in de mensheid.
Het woord pneuma, dat honderden malen vertaald is met geest, kom uit dezelfde stam als de woorden die we zojuist hebben overdacht. Daarom is de onderliggende gedachte verbonden met BLAZEN. Maar de speciale uitgang ma geeft het effect aan dat wordt geproduceerd. Daarom kunnen we het vertalen met BLAAS-effect. Het schijnt de energie te veronderstellen van de bewegende atmosfeer. Het wordt zelden gebruikt in een letterlijke betekenis. Eenmaal, in Hebreeën 1:7, hebben we:
"En tot de engelen zegt Hij wel: Die Zijn engelen blaasstoten maakt,
en Zijn dienaars een vlam des vuurs."
(SV - aangepast)
Aangezien het overeenkomende deel, "een vlam des vuurs", letterlijk is, zijn we gedwongen pneuma ook zo te vertalen. Anders is de parallel verstoord. In Joh. 3:8 lezen we van het geluid van pneuma. Daarom is het ook letterlijk, want geest kan niet gehoord worden.
We kunnen nu een poging doen een algemene definitie van geest te formuleren, gebaseerd op onze verdere onderzoeken, om ons begrip er van te verifiëren, versterken en corrigeren. We zullen de algemene definitie volgen door vier secundaire en meer specifieke verklaringen, elk waarvan een onderdeel van het onderwerp vormt. Deze definities zijn uit onze Keyword Concordance.
Geest is de onzichtbare, ontastbare kracht van actie, leven en verstand. Het is een verstandelijk principe van actie (Luc. 9:55; 2 Kor. 12:18), als de geest van zachtmoedigheid (1 Kor. 4:21), van profetie (Openb. 19:10), van geloof (2Kor. 4:13), van zoonschap (Rom. 8:15), van kracht en liefde en gezond verstand (2Tom. 1.7), van slavernij (Rom. 8:15), van koppigheid (Rom. 11:8), en van de wereld (1Kor. 2.12). Het wordt gebruikt voor het levensprincipe dat alle dieren en de mensheid gemeenschappelijk hebben (Pred. 3:21; Gen. 6:17). Het wordt ook toegepast op onstoffelijke wezens (2Kron. 18:20), zonder vlees en botten (Luc. 24:39), die gewoonlijk onrein of kwaad zijn (1Tim. 4:1), alsook op demonen (Luc. 4:33) en op boodschappers (Openb. 4:5).
Het hoogste gebruik er van beeldt de goddelijke kracht uit zoals getoond in Zijn onzichtbare, ontastbare werkingen (Joh. 4:24), de Geest van God, die heilige Geest (Matt. 1:18; Joh. 3:8; Hand. 13:2), die over mensen komt voor kracht (Hand. 1:8), doopt voor reiniging (Hand. 1:5) en vereniging (1Kor. 12:13), vullen voor spreken (Hand. 2.4; Efe. 5:18), verzegelt voor veiligheid (Efe. 1:13), en inwoning (1Kor. 3:16) voor blijvende gemeenschap.
Bij het bestuderen van zo'n moeilijk onstoffelijke thema, zal het ons helpen het gebruik van het woord geest te scheiden, en die van dezelfde soort in een groep samen te brengen. Het eerste grote onderscheid dat zich aandient is dat van persoonlijk en onpersoonlijk. Hoewel geest gewoonlijk wordt gebruikt voor intelligente wezens, geeft het ook de innerlijke bewegend kracht aan, die levend maakt en het handelen controleert. De wijdste blik hierop wordt ons gepresenteerd in de volgende tegenstelling:
"Doch wij hebben niet ontvangen den geest der wereld,
maar den Geest, Die uit God is"
(1Kor. 2:12)
We kunnen onmogelijk de geest van de wereld tot een persoonlijkheid maken. Het is de tijdgeest, de loop der tijden, de onderstroom die de wereld draagt op haan loopbaan. Zo is er ook een tegenstroom, nauw verbonden maar niet geïdentificeerd met de heilige Geest, die van God is.
Andere, meer specifieke voorbeelden waarin de geest de aandrijvende kracht is, het in beweging brengende motief, zullen van belang zijn.
1Joh. 4:6 - "Hieruit kennen wij den geest der waarheid, en den geest der dwaling."
1Petr. 4:14 - "de Geest der heerlijkheid, en [de] [Geest] van God rust op u."
Efe. 1.17 - "den Geest der wijsheid en der openbaring"
Rom. 8:15 - "den Geest der aanneming tot kinderen"
2Kor. 4:13 - "denzelfden Geest des geloofs"
Hebr. 10:29 - "en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan"
1Kor. 4:21 - "den geest der zachtmoedigheid?"
Gal. 6:1 - "met den geest der zachtmoedigheid"
In tegenstelling met deze zijn de volgende (de eerste is al geciteerd):
1Joh. 4:6 - "Hieruit kennen wij den geest der waarheid, en den geest der dwaling."
2Tim. 1:7 - "niet gegeven een geest der vreesachtigheid"
Rom. 11:8 - "een geest des diepen slaaps"
Rom. 8:15 - "gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze"
`Luc. 13:11 - "een vrouw, die een geest der krankheid"
Niet alleen wordt de kosmos of wereld gekenmerkt door een speciale geest, maar de tijden van de aionen worden onderscheiden van de voorgaande en opvolgende tijden door de "aionische geest". Ze is verbonden met zonde en verlossing. Daarom hebben we de opmerkelijke uitdrukking:
"Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft.."
Hebr. 9:14)
De term geest wordt gebruikt om het ware innerlijk verlangen of motiverende kracht aan te geven, in tegenstelling tot het uiterlijk voorkomen, de eigenlijke bedoeling of betekenis, en niet zozeer de letter.
Rom. 2:29 - "Maar die is een Jood, die het in het verborgen is, en de besnijdenis des harten, in den geest, niet [in] [de] letter"
Rom. 7:6 - "dienen in nieuwigheid des geestes, en niet [in] de oudheid der letter."
Gal. 5:25 - "Indien wij door den Geest leven, zo laat ons ook door den Geest wandelen."
2Kor. 3:6 - "Nieuwen Testaments, niet der letter, maar des Geestes;"
Efe. 4:23 - "En dat gij zoudt vernieuwd worden in den geest uws gemoeds,"
Openb. 19:10 - "de getuigenis van Jezus is de geest der profetie"
Tijd en plaats zijn meestal bij ons bekend door middel van onze lichamelijke gevoelens. Om indrukken anders dan via het lichaam te ontvangen, net alsof het in een andere plaats of tijd is, wordt aangegeven met in geest.
Openb. 1:10 - "ik was in geest op den dag des Heeren"
Openb. 4:2 - "En terstond werd ik in geest;"
Openb. 17:3 - "En hij bracht mij weg in een woestijn, in geest"
Openb. 21:10 - "En hij voerde mij weg in geest"
[In de Statenvertaling staat hier steeds "in den geest". Het "den" komt in de Griekse tekst niet voor. daarom is het weg gelaten.]
Veel dat bestaat is vormelijk en soms leeg. Dat was ook het geval met het ritueel van goddelijke aanbidding dat aan Israel werd gegeven.
God, Die Geest is, verlangt liever de kracht dan de vorm. Hij verlangt naar de onzichtbare, ontastbare werkelijkheid, waarvan het uiterlijk slechts de tegenhanger is.
Joh. 4:23 - "de ware aanbidders den Vader aanbidden zullen in geest en waarheid;"
Filip. 3:3 - "wij zijn de besnijding, wij, die God in Geest dienen"
Efe. 2:22 - "tot een woonstede Gods Geest."
[In de Statenvertaling staat hier steeds "in den geest". Het "den" komt in de Griekse tekst niet voor. daarom is het weg gelaten.]
Dat wat geen fysieke basis heeft, wat onstoffelijk is, wordt geassocieerd met geest.
Matt. 5:3 - "Zalig [zijn] de armen van geest"
Matt. 22:43 - "Hoe noemt Hem dan David, in Geest, [zijn] Heere?"
Rom. 15:30 - "en door de liefde des Geestes,"
Kol. 1:8 - "Die ons ook verklaard heeft uw liefde in Geest."
Gal. 5:25 - " Indien wij door Geest leven,"
1Petr. 4:6 - "maar leven zouden naar God in geest."
Efe. 6:18 - "biddende te allen tijd in Geest"
1Kor. 14:16 - "indien gij dankzegt in geest"
Efe. 5:18 - "maar wordt vervuld met Geest"
Gal. 5:16 - "Wandelt in Geest"
Gal. 5:18 - "Maar indien gij door Geest geleid wordt"
1Kor. 14:2 - "doch is geest spreekt hij verborgenheden"
Gal. 5:5 - "Want wij verwachten in Geest, uit het geloof, de hoop der rechtvaardigheid."
Eenheid werd in Israel verkregen door lichamelijke verwantschap. Zij hadden gezamenlijke voorouders. Nu, echter, is de eenheid tussen de Heer en de Zijnen, en dat tussen de heiligen, gebaseerd op het bezit van een gezamenlijke geest. Ze worden aangedreven door dezelfde levende kracht die hen in dezelfde richting dringt.
1Kor. 6:17 - "Maar die den Heere aanhangt, is een geest [met] [Hem]."
1Kor. 12:13 - "Want ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt; ... en wij zijn allen tot een Geest gedrenkt"
Efe. 4:4 - "Één lichaam is het, en één Geest,"
Efe. 2:18 - " Want door Hem hebben wij beiden den toegang door een Geest tot den Vader"
2Kor. 12:18 - "Hebben wij niet in denzelfden geest gewandeld?"
Filip. 1:27 - "dat gij staat in één geest"
In veel gevallen lijkt het onmogelijke een duidelijke lijn te trekken tussen een "persoonlijke" en een "onpersoonlijke" geest.
Ja, dit onderscheid wordt ons opgedrongen door de filosofie van mensen en niet zozeer door het Woord van God. Het is vaak zeer moeilijk te beslissen. Bijvoorbeeld: in verband met de menselijke geest zouden we een lijst kunnen geven waarin vlees en geest aan elkaar worden tegengesteld. Misschien zouden deze passages genoteerd moeten worden als "onpersoonlijk". De menselijke geest is zeker "persoonlijk" in de geaccepteerde vorm, maar, als we dat doen, vereist het contrast dat we ook het vlees "persoonlijk" moeten maken. Sommigen die op de persoonlijkheid van de menselijke geest staan, willen het niet uitbreiden naar het vlees. Het is het vlees van een persoon. En het is de geest van een persoon. De "persoonlijkheid" bestaat uit hun intieme relatie met een persoon, niet in een onderscheiden persoonlijkheid op zich.
Naar deel 2: De menselijke geest