De rechtvaardiging van zonden

door A.E.Knoch

   

Het lijkt op het eerste gezicht ongelofelijk dat een bepaalde daad zowel goed als kwaad kan zijn. Maar als we eenmaal zien dat de zondigheid van een daad niet ligt in de daad zelf, maar in haar relatie met hen wie het aangaat, is het niet moeilijk te zien hoe een gegeven handeling zowel goed als kwaad kan zijn. Wij kunnen vrijwel iedere denkbare handeling in twee tegengestelde omgevingen plaatsen en ze transformeren van een misdaad in iets dat lofwaardig is, en vice versa. Omstandigheden voorzien in de morele aankleding van menselijke activiteiten. Het eten van fruit wordt vaak aangeraden als zijnde gunstig voor de gezondheid, en zo is het gewoonlijk ook. Maar toch het juist een vrucht die ziekte en sterven de wereld in bracht!

Geen daad is op zichzelf zondig. Onder bepaalde voorwaarden kan ze goed zijn. Onder andere is ze fout. Een kus is gewoonlijk veel meer dan goed, maar de kus van Judas kan onder de meest lage van misdaden gerekend worden. De morele waarde van een daad ligt niet in de handeling, maar in haar relatie met hen die er lijdend voorwerp van zijn. Zonde is relatief, niet absoluut.

Het is voor de staat geen zonde om te doden[dit stuk is geschreven in de USA, waar men in een aantal staten nog de doodstraf kent;WJ], ook al is dat vaak de straf voor exact dezelfde daad. Er is geen essentieel verschil tussen een executie en een moord. Beide definiëren een gewelddadige dood. Maar in het ene geval wordt het gedaan met terecht gezag; in het andere geval is het een overtreding van een wet van het land.

De grote leer van de rechtvaardiging bestaat uit het omgeven van onze zonden met een goddelijke omgeving, waarin ze niet slechts bedekt, of vergoelijkt worden, maar feitelijk omgezet worden in rechtvaardige daden, die van blaam gezuiverd zullen worden voor het universeel gericht. Hoe zou het ook anders kunnen? Geen aardse rechter zou een misdaad kunnen rechtvaardigen, of een crimineel vrijspreken of rechtvaardigen wat die gedaan heeft, tenzij de omstandigheden het in die zaak vereisen. Zo'n tribunaal kan niet rechtvaardigen, of rechtvaardig maken, want het kan niet de omstandigheden wijzigen of aanpassen die er ten tijde van de misdaad waren.

God is in staat zonde te rechtvaardigen, niet slechts te vergeven.
Één geval staat me voor ogen terwijl ik dit schrijf. Een flink aantal jaren geleden ontving een veroordeelde, Daniel Mann, nadat hij veroordeeld was het geschenk van God[geloof;WJ]. We nemen aan dat hij schuldig was aan doodslag. In ieder geval, hij werd ter dood veroordeeld. Iedereen die bekend is met Gods genade, zou vanzelfsprekend willen dat hij iets kon doen om deze man van de straf te redden. Ik zou het fijn vinden om iemand voor de mensen te rechtvaardigen die al voor God gerechtvaardigd zijn.

Maar hoe zou dit gedaan kunnen worden? Indien het dode slachtoffer weer terug tot leven gebracht zou kunnen worden en van zijn tijdelijke dood zou bewezen worden dat hij er echt voordeel van zou hebben gehad, net zoals als aan alle anderen die er bij betrokken waren, dan zou zelfs een aardse rechter zijn oordeel herzien. Waarom zou je immers een mens veroordelen voor wat uiteindelijk ten goede van iemand anders zou uitpakken, zelfs als zijn motief slecht en de daaruit voortvloeiende gevolgen rampzalig waren? Het maakt niet uit hoezeer mensen elkaar haten, of hoeveel kwaad hij de ander ook wil aandoen, indien hij faalt in zijn woeste plannen of schaakmat gezet wordt door een ander, geen aards gericht kan hem voor de voorgenomen misdaad veroordelen. De mens is de speelbal van de omstandigheden en omstandigheden zijn de dienstknechten van God.

Zo zou God omgaan met deze daad. Indien het slachtoffer, op de een of andere manier, terug gebracht zou zijn tot leven, dan zou de aanklacht geseponeerd worden. Dit is precies wat God zal doen. Hij zal hem opwekken uit de doden, en zo afdoende de aanklacht van moord afwijzen. Indien de zaak herzien zou worden als een poging om schade aan te richten, dan zou het slachtoffer zelf pleiten voor vrijspraak als het feitelijk op iets goeds zou zijn uitgelopen. De God die de macht heeft om doden op te wekken, is niet hulpeloos in de kleinere aangelegenheden van het leven. Deze vreselijke daad, die de doodstraf verdient, naar iedere menselijke standaard, is uit de lijst van misdaden van het opperste gerechtshof van het universum.

De geschiedenis van Jozef
Naast het kruis van Christus geeft de geschiedenis van Jozef ons het helderste inzicht over de functie van zonde in Gods plan en illustreert ze hoe een drieste en wrede daad gerechtvaardigd kan worden in het licht van Zijn doelstelling. Jozef's broers wisten niets van de hongersnood die op komst was. Zij hadden niet het geringste verlangen om de dromen te vervullen die hun favoriete broer tot Heer zouden maken. Ja, zij wilden de mogelijkheid voorkomen dat ze vervuld zouden worden. Daarom spanden ze samen om hem te doden.

Maar dit was niet overeenkomstig de doelstelling van God, en daarom legde Hij het in het hart van Ruben om Jozef over te leveren, in de hoop dat dit hem zou doen terugkeren bij zijn vader. Maar dit was opnieuw niet naar Gods plan, en daarom zond Hij de Midianieten en zette Hij Juda op het pad om een beetje winst uit de gelegenheid te slaan. Dus werd Jozef naar Egypte verkocht. Is dit niet een triest en laag voorbeeld van zonde? Het samenspannen om hun eigen vlees en bloed te doden vanwege diens dromen en gewoonweg twintig zilverstukken te aanvaarden voor de lieveling van hun vader's hart!

Jozef smeekte hen en had angst om zijn ziel, maar zij wilden niet luisteren. Jacob, hun vader, scheurde zijn kleren en deed een rouwgewaad om zijn heupen en rouwde vele dagen om zijn zoon, en weigerde getroost te worden en zei: "Neen, rouw dragend zal ik tot mijn zoon in het dodenrijk neerdalen"(Gen. 37:35). En hij beweende hem.
En later, toen zij Benjamin mee wilden nemen naar Egypte, bracht zijn hart de meest trieste klaagzang voort in de annalen van de zonde: "Mijn zoon gaat niet met u mee, want zijn broeder is dood en hij is alleen overgebleven; overkomt hem een ongeluk op de weg die gij gaan zult, dan zult gij mijn grijze haar met verdriet in het dodenrijk doen nederdalen"(Gen. 42:38). Hoe tragisch de gevolgen van deze zonde waren in de ogen van Jacob, is te zien in zijn eigen woorden: "Gij berooft mij van kinderen; Jozef is niet meer, en Simeon is er niet meer, en Benjamin wilt gij meenemen; dit alles is tegen mij"(Gen. 42:36).

Zo leek het. En zo lijkt het ons toe wanneer een tragedie onze levens achtervolgt, ons berooft van vrienden, onze weelde en onze gezondheid, en ons hulpeloos achterlaat. Alles lijkt tegen ons, terwijl, als we maar Gods gedachten zouden kennen, we zouden moeten zien dat alles voor ons is.

Er is een gezegende toekomst, waarvoor al onze beproevingen een voorbereiding zijn. De zonden van de mensen zijn materiaal in Zijn handen waarmee Hij hun redding uitwerkt. Een God Die alleen Zijn doelen kan bereiken en Zijn schepselen kan zegenen wanneer ze Hem gehoorzamen en in de pas lopen met Zijn onthulde plannen, zou weinig gelegenheid hebben om in deze boze aion werkzaam te zijn, en zou ondergedompeld worden in zonde en opstand. Het is de heerlijkheid van Gods wijsheid om Zijn niets vermoedende vijanden in het gareel te krijgen en hun weerstand te gebruiken om Zijn plannen te doen slagen.

Hoe triomfantelijk groet Jozef zijn broers! Wat was hem een heerlijk inzicht in Gods wegen geschonken! In plaats dat hij een wrok had tegen hen vanwege hun behandeling van hem, stelt hij hen gerust.

"Maar weest nu niet verdrietig en ziet er niet zo ontsteld uit, omdat gij mij hierheen verkocht hebt, want om u in het leven te behouden heeft God mij voor u uit gezonden. "
(Gen. 45:5)

Hier hebben we de goddelijk kant van deze zonde, die, uiteindelijk, de echte waarheid is in deze. Klaarblijkelijk waren zijn broers "verantwoordelijk" voor zijn ballingschap in Egypte. Maar als zij geweten hadden dat dit alleen maar de vervulling van zijn dromen zou bevorderen, dan zouden ze nooit zo gehandeld hebben. Hun motieven waren allemaal verkeerd. Hun zonde was zwaar. Maar hun daad was eigenlijk goed. Ze was zo goed, dat God ze opeist als van Hem komend.

Omdat zijn broers niet volledig getroost waren, herhaalt Jozef de grote waarheid: "Daarom heeft God mij voor u uit gezonden om u een voortbestaan te verzekeren op aarde, en om voor u een groot aantal geredden in het leven te behouden. Dus zijt gij het niet, die mij hierheen gezonden hebt, maar God"(Gen. 45:7,8). De simpele gevolgtrekking hieruit is, dat als Jozef niet naar Egypte gezonden zou zijn, hun levens verspeeld zouden zijn in de hongersnood. Egypte zelf zou omgekomen zijn en de omliggende landen zouden er tevergeefs naar toe gegaan zijn voor onderhoud. Alle beloften aan Abraham en Izaäk en aan Jacob zouden gefaald hebben als Jozef niet naar Egypte gegaan was.

De zonde van Jozefs broers was Gods rechtvaardige daad
Is er een andere daad in de levens van de aartsvaders die zo belangrijk was voor hun welzijn, of noodzakelijk voor Gods heerlijkheid, als deze zonde? Welke van hun goede daden is te vergelijken met haar weldadige gevolgen? De schitterende waarheid komt scherp en helder naar voren. Het zenden van Jozef naar Egypte was in feite Gods daad, absoluut noodzakelijk voor hun redding. Maar toch was die daad tegelijkertijd een gruwelijke misdaad tegen God en tegen Jozef en tegen hun vader Jacob.

Als zonde bracht de daad duidelijk groot onrecht aan Jozef en leek ze Jacob te beroven van zijn geliefde zoon. Als daad van God maakte het Jozef tot redder van de wereld en bewaarde het Jacob en al zijn zoons en hun gezinnen voor de hongerdood.

Dit alles lijkt er op alsof we zonde toejuichen, alsof we zeggen willen: "Laten we het kwade doen, opdat het goede er uit voortkome." In werkelijkheid is het precies het omgekeerde. In de praktijk voorkomt het zonde. Waar de genade en wijsheid van onze Redder, God, geprezen wordt, hebben de mensen er geen behoefte aan te denken dat zij zouden profiteren van Zijn liefde als ze het geloofden. Maar waar het hun harten grijpt, verliezen ze alle verlangen voor de gelegenheid die het lijkt te geven. Hun verbazing over Zijn wijsheid onthult de dwaasheid van iedere poging van hun kant om zonden te rechtvaardigen, en zij hebben niet de neiging Hem te berechten.

Het gevolg van deze waarheid over de toekomst is onbeschrijfelijk groot. Eeuwige, onherstelbare, almachtige zonde is een begrip dat zo vreselijk is, dat het het gezonde verstand bedreigt van een ieder die durft er eerlijk over na te denken. Maar zelfs als we Gods macht om met zonde om te gaan zien, zullen de meesten van ons het in gedachten afbeelden als een eeuwige, onuitwisbare vlek op het universum. We denken dat haar kwade gevolgen eeuwig zullen blijven, en dat we terug zullen kijken met verdriet en spijt dat het ooit werd toegestaan de schepping binnen te treden.

God is in staat goed uit kwaad voort te brengen
Zon wolk zal onze lucht tijdens de voleinding niet verduisteren. Zonde werpt nu haar betovering van verdriet en lijden, en het is goed dat ze het doet. Maar dan zullen niet een paar zonden, maar alle zonde gerechtvaardigd worden. Het zal niet, zoals bij de verkoop van Jozef naar Egypte, de mensheid redden van een hongersnood op het gebied van lichamelijk voedsel, maar van dat groter tekort: onwetendheid over God, en hen een verwezenlijking geven van de verbazingwekkende macht en heerlijke wijsheid, die ten dienste staan van Zijn onverschrokken liefde.

Dit eenvoudige verhaal levert het antwoord op het probleem dat sommigen ervaren bij het geloven dat God kwaad doet(geen zonde!) om het goede te bereiken. Wij worden er vaak van beschuldigd dat we leren: "Laten wij het kwade doen, opdat het goede eruit voortkome?"(Rom. 3:8). Hier hebben we een kwade daad, die veel goeds voortbracht. Maar we erkennen dat dit goed alleen werd bereikt door het directe handelen van God. Was dat niet het geval geweest, dan zou de zonde van Jozefs broers niets anders dan lijden dood veroorzaakt hebben.

Wij moeten geen kwaad doen en er dan blind op vertrouwen dat het zich verandert in goed. Het is voor een mens vrijwel onmogelijk kwaad te doen en niet te zondigen. Hij heeft, zodra een daad is gepleegd, er geen controle meer over. Zelfs een goede daad, gedaan vanuit de beste motieven, kan tot een ramp leiden. Alles wat we kunnen doen is onze daden leggen in de handen van God, de Enige Die in staat is ze tot een blije uitkomst te leiden.

Maar zullen we God zo beperken? Paulus sprak over ons, niet over Hem. Dat God kwaad doet wordt zo vaak in de Schrift geleerd, dat we ons bijna willen verontschuldigen voor een feit dat zo duidelijk bovenop geopenbaarde Schrift ligt, ondanks het feit dat anderen schijnen te denken dat wij Hem lasteren wanneer we Zijn woord geloven(2 Kon. 6:33, Neh.13:18, Jer.19:3; 21:10; 32:42; 36:3,31; 39:16; 40:2; 42:17; 44:2,11; Klaag.3:38; Eze.14:22;Micha 1:12). En iedereen die zorgvuldig oplet, zal zien dat wanneer Hij kwaad doet, er altijd een goed gevolg is. Al het kwaad dat Hij over Israël bracht, was voor hun welzijn.

Er is nogal wat gezegd over de zonde van het verwerpen van Gods Woord. Inderdaad zijn er sommigen die zich afvragen of eeuwige kwelling toepasbaar is op anderen dan "Christus verwerpers". Sir Robert Anderson was een van hen. We mogen er dus zeker van zijn dat halsstarrigheid en koppigheid een van de meest fatale zonden is. Maar de Schrift maakt niet het onderscheid dat de theologie geprobeerd heeft een te brengen, iets wat ons bergen problemen heeft opgeleverd. Hoeveel licht heeft een mens nodig voordat hij een verwerper is? Als hij één heldere evangelieboodschap hoort, is dat dan genoeg? Wat is een "heldere" evangelieboodschap? Sommigen onder de "heidenen" hebben nooit van Christus gehoord! Indien zij van Hem "horen", komen ze dan in aanmerking voor eeuwige kwelling, of moeten ze een bepaalde formule ontvangen om voor altijd verdoemd te zijn?

Wat komen we toch een vreemde wisselvalligheden tegen, wanneer de een theologisch onderzoek doen! In de Schrift wordt niet getwijfeld aan de hoeveelheid bewijs. Alle mensen hebben een zekere verlichting, en van allen wordt gezegd dat ze halsstarrig en koppig zijn. Dit, zo geven wij toe, is het grootste kwaad onder de zon. Toch aarzelt God niet te verklaren dat Hij dit over hen bracht. "Want God heeft allen onder ongehoorzaamheid besloten.."(Rom. 11:32;[het woordje "hen", dat in de SV en NBG voorkomt, staat niet in de grondteksten;WJ]). In hun eigen bewustzijn, denken zij natuurlijk dat zij het recht hebben te denken zoals zij kiezen. Maar is het niet in overeenstemming met Gods doelstelling dat zij zich bewust zouden zijn van Zijn controle? Waarom wordt dit kwaad gedaan? "..om Zich over allen te ontfermen"(Rom. 11:32).

Jozefs broers deden kwaad, maar God bedoelde het ten goede. Wij doen kwaad, maar God zal het omzetten in goed. Ja, zelfs wanneer we zondigen, stijgt de genade er boven uit. Maar we zondigen niet om verdere geschenken van genade uit te lokken, noch zouden we kwaad moeten doen met de blije verwachting dat het uiteindelijk op goed zal uitlopen. Zoals we zullen aantonen, kwaad en zonde hebben hun grenzen, waarbuiten ze niet zullen reageren op het welzijn van het schepsel of de heerlijkheid van God.

"God wordt gerechtvaardigd in de verhoging van Christus"
Hoe dwaas is het als Jozefs broers geredeneerd zouden hebben zoals sommigen vandaag doen! Zij zouden gezegd hebben: "Als er zoveel zegen is voortgekomen uit het werpen van Jozef in een put en hem daarna verkopen aan slavenhouders, laten we hem dan nu vermoorden, zodat het dan misschien wel nog beter en meer zal opleveren dan onze vorige zonde!"
Wat een dwaasheid zou dit geweest zijn! Maar toch is dat precies het verschil tussen geloven dat God kwaad kan en doet omzetten in goed, en zeggen "Laten wij het kwade doen, opdat het goede eruit voortkome!"

In het begin zouden Jozefs broers met gemende gevoelens van verdriet en vreugde terugkijken op hun behandeling van hun broer. Verdriet vanwege hun eigen zonde, vanwege het lijden van Jacob en Jozef. Vreugde vanwege hun redding van de hongerdood, vanwege het hervinden van Jacobs lang verloren gewaande zoon en voor diens verhoging. Maar als zij dan zich realiseren dat God hun daden rechtvaardigt(!!) door er een bron van zegen van te maken, niet alleen voor henzelf, maar ook voor Jacob en Jozef, dan zal alle spijt verdwijnen, hoewel hun veroordeling van henzelf zou toenemen.

De behandeling van Jozef door zijn broers is een kostbaar type van de dood en opstanding van de Zoon van God. Jozefs broers doodden hem niet echt, net zo min als Abraham Izaäk doodde, maar in beide gevallen was het de bedoeling van hun hart, wat voor God beslissend is. De broers geven een type weer van de natie die Christus' bloed over hun hoofden bracht. Jacob staat voor de Vader en Jozef is de Zoon.

Het moet gemeld worden dat de enigen die onterecht leden vanwege deze zonde, degenen zijn die ze niet begingen. Jacob had geen deel aan de misdaad, maar hij leed onder de gevolgen. Het verlies van zijn zoon veroorzaakte bij hem hartepijn, die ons in geringe mate herinnert aan de afgrijselijke afstand die de Vader op Golgotha scheidde van Zijn geliefde Zoon.

In Jozef zien wij de lijdende Redder. Hoewel hij geen enkel aandeel had aan de zonde van zijn broers, is hij het smetteloze slachtoffer die het meest van allen leed. Maar zijn lijden is ten behoeve van hun zonde, niet de zijne. En het is essentieel voor de rechtvaardiging van zijn broers, want het is alleen door deze ellende dat God het blije gevolg uitwerkt. Ze worden niet gerechtvaardigd door de blinde, ongevoelige krachten van de voorzienigheid, die gebeuren om de normale gevolgen van zonden tegen te gaan. Zij werden bevrijd van alle schuld door het plaastvervangend lijden van Jozef, die de gevolgen van hun zonde niet verdiende, maar ze wel doorstond.

Zij verdienden verbanning uit het huis van hun vader; Jozef droeg het. Zij verdienden hun vrijheid te verliezen: Jozef kwijnde weg in de gevangenis. Zij verdienden te lijden: Jozef doorstond het.

Laat ons daarom vrijelijk bevestigen dat er een tijdelijk element van onrecht is daar waar het Jozef betreft. De broers konden nooit iets doen om zijn lijden te rechtvaardigen. Indien God zijn broers kan rechtvaardigen, dan moet Hij iets doen om Zichzelf te rechtvaardigen waar het Jozef betreft.

Daarom wordt Jozef verhoogd tot de tweede plaats in de hiërarchie in Egypte. Het lijden van Jozef leidt naar de rechtvaardiging van de zonde van de broers van Jozef. De verhoging van Jozef leidt naar de rechtvaardiging van God bij het op hem leggen van de last van hun zonde. Hoeveel hij ook geleden moge hebben in de put of in de gevangenis, hoe blij moet hij geworden zijn dat hij de redder van zijn familie was geworden! En toen alles voorbij was, was hij zelf de eerste die God rechtvaardigde voor de benauwing en de ellende die zoveel zegen in haar spoor had.

Zo zien we dat de zonde van de mensheid gerechtvaardigd kan worden door het lijden van een Redder, en het kennelijk onrecht dat de Redder werd aangedaan wordt volledig door God Zelf gecompenseerd door Hem te belonen met de hoogste plaats aan Zijn rechterhand.

"Christus leed ten behoeve van ons"
De huidige theologische uitdrukkingen hebben er veel toe bijgedragen om ons beeld van de "verzoening" naar beneden te trekken. Juist de term verzoening, zo vrijelijk gebruikt, verraadt de geestelijke armoede van hen die ze gebruiken.
In dit type kan van het lijden van Jozef, zijn afwezigheid van het huis van zijn vader, gezegd worden dat het de zonde van zijn broers tijdelijk bedekte of verborg. Maar wat is dat vergeleken met de ont-dekking van de zonde en haar rechtvaardiging? Er zijn fases waarin deze grotere genade precies het tegengestelde is van verzoening.

Het commerciële beeld van "verzoening" verruilt zoveel lijden voor zoveel zonde. Van Christus wordt gezegd dat Hij "in onze plaats" stierf. We hoeven niet uit te leggen hoe één Mens in zulke hoeveelheden kon lijden, of hoe iets meer dan een negatieve ontsnapping van oordeel kan voortkomen uit zo'n "transactie." De dood van Christus was niet "in onze plaats." Het passend voorzetsel is niet anti, IN PLAATS VAN, maar huper, VOOR, ten behoeve van.

Als Jozef plaatsvervangend voor zijn broers had geleden, dan zou dat niet alleen een groot onrecht voor hem zijn geweest, maar het zou hen in het land gelaten hebben, gedoemd tot de hongersdood, geen zier beter af dan voor ze zondigden. Maar aangezien hij, onder de leidende hand van God, leed voor hen, niet slechts voor een vrijlating van de straf voor hun zonde, maar voor een grote verlossing van het grote kwaad dat over hen allen oprees. Doorheen zijn beproevingen werden zij gerechtvaardigd en werd hij verheerlijkt en werden zij in hem verheerlijkt.

O, dat dit eenvoudige verhaal van Jozef, "de redder van de wereld", zoals de Egyptenaren hem noemden, ons mocht helpen naar hogere gedachten over de verlossing die ons wacht in Christus Jezus! We proberen altijd Zijn "verzoening" om te vormen tot een middel om zelf uit de zonde te geraken. Maar God heeft veel hogere gedachten. Hij gaat onvertelde genade voor ons en onuitsprekelijke heerlijkheid voor Zichzelf uit zonde halen. Moge onze Redder tot ons spreken zoals Jozef dat deed tegen zijn broers, toen zij belast waren met hun misdaad: "Dus zijt gij het niet, die mij hierheen gezonden hebt, maar God; "

   


© ©Concordant Publishing Concern