In onze studie over de meervoudsvorm van aion worden we(zo we nog iets van een orthodoxe inzicht zouden hebben) opeens geconfronteerd met een ernstig probleem. Als één aion de eeuwigheid overspant, welke plaats moeten we dan inruimen voor de andere aionen? Indien "voor de aion" gelijk staat aan "eeuwigdurend", wat betekent dan "voor de aionen"? Als "van de aion" de betekenis heeft van "eeuwig", wat betekent dan "van de aionen"? Als de "afsluiting van de aion" staat voor "het eind van de wereld", wat moeten we dan verstaan als er "de afsluiting van de aionen" staat? Elk van deze komt zowel in het enkelvoud als in het meervoud voor. Maar erkennen we eenmaal de waarheid, dan verdwijnen al onze problemen in een helder en accuraat, een afdoende en bevredigend, een groots en heerlijk begrip van de leer van de aionen.
De aionen. Niets stelt Gods veelzijdige wijsheid zo in beeld als een blik op het doel van de aionen(Efe. 3:11). Iedere aion op zich heeft een doel en een begrip van ieder is nodig om Gods denken te waarderen. Toch is er iets dat ze gezamenlijk hebben, en dat is de onthulling van God als Liefde en Licht. Dit is Zijn wezen. Zijn verschillende eigenschappen worden in aktie groepen door de problemen van de aionen, om zo Hem aan Zijn schepselen te tonen, zowel in de hemelse gewesten als op Aarde.
De aionen werden gemaakt door Christus Jezus, onze Heer, de Zoon van God(Hebr. 1:2).
Ook de schepping was Zijn werk, zowel op materieel gebied als op geestelijk gebied(Kol. 1:16). Dit vulde de leegte van het heelal, maar voorzag niet in haar loopbaan - het grote en grootse werk van verlossing en verzoening, dat ze met onbreekbare banden aan Gods hart zou binden.
Hiertoe maakte Hij de aionen. Zij beginnen met Christus als het Hoofd van de schepping; zij beschrijven haar vernietiging en haar verlossing door Zijn vernedering; zij eindigen wanneer Hij, opnieuw het Hoofd van alles, God een verzoend universum presenteert(Kol. 1:20). Hun doelstelling ging aan dit begin vooraf; de voleinding verkondigt haar vervulling. Alle soevereiniteit en gezag wordt geconcentreerd in de onvergankelijke, onzichtbare, alleenwijze God(1Tim. 1:17). Hij is de Koning van de aionen.
De geschiedenis van de aionen, zoals van oudsher onthuld door de profeten, was zeer gedetailleerd voor zover het de Aarde en het aionische volk, Israël, betrof. Nu zij hun zegen weigeren en God Zich tijdens deze geheime bediening tot de natiën richt, worden de aionen bijgesteld om overeen te komen met dit nieuwe vertrek. In werkelijkheid is er, tijdens deze periode van ongekende genade, voor ons een vervroegde geestelijke vervulling van de aionen.
Maar wat dan met de Hebreeën die de prediking van onze Heer en Zijn apostelen hadden geloofd? Deze verandering vraagt om verdere uitleg, anders lijkt het dat God ontrouw is aan Zijn beloften. En ze wordt gegeven.
"Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet.
2 Want door dit geloof is aan de ouden een getuigenis gegeven.
3 Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare.
4 Door het geloof heeft Abel Gode een beter offer gebracht dan Kain; hierdoor werd van hem getuigd, dat hij rechtvaardig was, daar God getuigenis gaf aan zijn gaven, en hierdoor spreekt hij nog, nadat hij gestorven is.
"
(Hebr. 11:1-4)
Dan wordt aan de Hebreeën dezelfde plaats gegeven die de oude waardigen voor hen hadden bezet. Zij stierven in geloof, uitziend naar de toekomstige vervulling van alle beloften.
Van de aionen. Dat er in het verleden aionen zijn geweest, leren we uit het feit dat God de huidige geheime bediening voor hen verborgen hield(Efe. 3:9). Christus onder de natie Israël was niet verborgen, maar Christus onder de andere natiën was een nauwkeurig bewaakt geheim(Kol. 1:26,27).
Voor de aionen. Dat er in de toekomst aionen zijn wordt duidelijk getoond door Christus' heerschappij over het huis van Jacob tijdens de twee volgende aionen(Luc. 1:33). Het is tijdens deze twee aionen dat de gevolgen van Zijn lijden en schaamte en dood hun rijke oogst zullen plukken. Zij zijn op een opmerkelijke manier de aionen van zegen, zoals nu niet het geval zou kunnen zijn en nauwelijk passend na de voleinding. Het is dit feit dat zich in gezegende harmonie vermengt met de lofprijzingen die zingen van Zijn overwinning op de zonde(Rom. 1:25), Zijn verhouding tot de aionische natie(Rom. 9:5), de waarheid dat niet alleen alles uit Hem is en door Hem, maar dat alles voor Hem zal zijn in die aionen(Rom. 11:36), de volle verwezenlijking van de verzoening(Rom. 16:27), en haar bediening door de apostel(2Kor. 11:31).
Israël is het "aionische volk"(Jes. 44:7;CV). Hun God is de aionische God. "De aionische Elohim is IEUE, Schepper van de einden der aarde"(Jes. 40:28). In nauwe harmonie hiermee wordt ons verteld dat Jezus Christus gisteren en vandaag Dezelfde is voor de aionen(Hebr. 13:8). Dan, wanneer God allen een plaats pal naast Zichzelf zal hebben geven, zouden hun voorrechten opdringerig zijn en verdwijnen. Christus, met al Zijn werk vervuld, hoeft niet langer de hoogste plaats in te nemen, maar legt de scepter neer aan de voeten van Zijn Vader.
De komende aionen. Hoe zoet is de gedachte dat, in de komende aionen(Efe. 2:7), wanneer Gods genade zo rijkelijk uitgestort wordt over heel de Aarde, Hij hen niet zal aanwijzen als de hoogste inspanning van Zijn liefde. De allesoverstijgende rijkdommen van Zijn genade worden in deze geheime bediening kwistig aan ons geschonken. Zelfs tijdens deze komende aionen, gevuld met tekenen van Zijn gunst, zal Hij allen op ons wijzen als de perfecte producten van Zijn genade. Want wij zijn gezegend met iedere geestelijke zegen onder de hemelingen(Efe. 1:3).
De dag van de aion. Dit is een Hebreeuwse uitdrukking.
In Maleachi 3:4 wordt ons verteld dat wanneer de Heer komt in Zijn tempel, het offer van Juda en Jeruzalem aangenaam zal zijn "in de dag van de aion"(Septuagint). Dat dit in het verleden niet eeuwig was is duidelijk, want noch Juda noch Jeruzalem gaan zo ver terug. Petrus, verwijzend naar die toekomstige dag, wanneer de Heer zal komen, noemt het "de dag van de aion." In deze goed gekozen woorden brengt hij de dag van de Heer samen met de komende aion in "de dag van de aion."
De afsluiting van de aionen. Een passage die vragen oproept is Hebr. 9:26. "..want dan had Hij dikwijls moeten lijden sinds de nederwerping der wereld; maar thans is Hij eenmaal, bij de afsluiting van de aionen, verschenen om door Zijn offer de zonde weg te doen." Het is duidelijk dat Zijn offer niet "het einde van de wereld" was. Echter, de afsluiting van de aionen (Matt. 13:39,40,49; 24:3) is niet het absolute einde, maar een tijdsperiode die vergeleken wordt met een oogst. De tekenen van de eindtijd gebeuren allen binnen deze afsluiting. Dit is de sleutel tot deze passage. Christus verscheen aan het begin van een periode die zal voortduren tot het einde van de aionen, Ze verschilt van het eerdere deel van de aionen vanwege haar nieuwe relatie met zonde, om wille van Zijn offer. Het offer sluit op een bepaalde manier het vraagstuk van de zonde af voor de rest van de aionen, vandaar het woord "afsluiting."
We hebben nu op een na alle passages doorgenomen waarin de meervoudsvorm voorkomt. Het lijkt nauwelijk nodig er op aan te dringen dat zij niet alleen bewijzen dat een enkele aion eindig is, maar dat zij ook op gelijke wijze eenstemmig zijn in het oordeel dat, zelfs in het meervoud, ze beide een begin en een voleinding hebben. Dit feit zal ons helpen bij onze overdenking van de overblijvende Schriftplaatsen, in het bijzonder bij de zinsnede "de aionen der aionen."
Het bekronende en overtuigende bewijs voor de beperkingen van "aion" wordt gepresenteerd door het feit dat, in het Grieks, er drie onderscheiden frases gebruikt worden, waarin gesteld wordt dat een of meer aionen afgeleid worden van een andere aion of aionen. Deze frases zijn:
DE AION VAN DE AION
DE AION VAN DE AIONEN
DE AIONEN VAN DE AIONEN
Het kleine woordje "van" is zeer onbepaald. Er is wel gezegd dat men moet denken aan: "tijden vielen over tijden" of "tijden opgevolgd door tijden." Maar het meer precieze Grieks zal zo'n losse parafrase niet verdragen. Als men "op" had bedoeld, waarom werd dan niet het voorzetsel epi gebruikt, dat "op" betekent? Het verband dat men hier probeert uit te drukken met "van" staat in de tweede naamval, wat duidt op dat waaruit iets voortkomt. We mogen daarom "van" uitbouwen naar "afgeleid van" of een soortgelijke uitdrukking. Op de kaart drukten we "van" cursief af en zetten het tussen de twee aionen of groepen van aionen waarnaar de zinsnede verwijst. Een discussie over het introducerend voorzetsel "voor" in plaats van het gebruikelijke "tot" is te vinden in de introductie van de zinsnede "voor de aion."
Het zou voor hen die denken dat aion "eeuwig" betekent voordelig zijn hun studie te beperken tot deze zinsnedes, en zich te onthouden van een uiteindelijke overtuiging, totdat zij in staat zijn de verschillen te verklaren die er bij zo'n vooronderstelling tussen hen bestaan.
Deze zinsnedes bieden een definitief en niet tegen te spreken bewijs dat de aionen beperkt zijn in lengte en onderscheiden in karakter. Het feit dat "aionen" in het meervoud vaak verwijst naar slechts twee, is in overeenstemming met het Grieks van het "Nieuwe Testament dat nooit het tweevoud gebruikt, ook al worden er ongetwijfeld twee bedoeld."
Laten we, voordat we iedere aparte frase ter hand nemen, met de plaatsen waar ze voorkomen, samenvatten wat we geleerd hebben over het karakter van de verschillende aionen. Een moment van nadenken kan ons er aan herinneren dat de huidige en alle voorafgaande aionen in essentie boosaardig zijn geweest. De krachten van het kwaad, zoals vertegenwoordigd door de Tegenstander en de mens, zijn bedrogene, zijn tot op heden de hoofdfactoren in het karakteriseren van de aionen.
Hoe anders zijn de toekomstige aionen! De koninkrijks-aion zal beheerd worden door onze Heer, als Christus, dwz. de Gezalfde, terwijl de laatste aion Hem op de troon ziet als de Zoon van God. Zo vallen de aionen vanzelf uiteen in twee groepen. In de eerste is het kwaad in opkomst en lijkt de zonde te triomferen. Er zit voor God weinig in. In Zijn doelstellingen zijn zij slechts het zaaibed waarin Hij voorbereidingen treft voor de bediening van de laatste twee aionen. In de eerste aionen rebelleren Satan en de mens en heerst de Dood. Christus stierf en werd begraven en stond weer op. Daarom voorzien deze aionen, ondanks(of beter: dankzij) hun kwade karakter, in de basis waarop de toekomst gebouwd zal worden. God laat het nu aan de mensheid over haar eigen onmacht en dwaasheid te bewijzen, maar in de komende aionen zal Hij ten tonele verschijnen in de persoon van Zijn Zoon, en er zal een goddelijke heerschappij zijn en een goddelijke heerlijkheid zoals die niet onthuld kon worden zolang Hij Zich onthield van interventie in menselijke zaken.
Deze overwegingen alleen al zullen afdoende uitleg zijn van de zinsnede...
Een verwijzing naar het Grieks zal laten zien dat het woord aion hier eerst in de vierde naamval voorkomt en later in de tweede naamval. Vandaar: "de aionen (vierde naamval) van de aionen(tweede naamval)." Dit is perfecte overeenstemming met de lijn van denken die we gevolgd hebben. Want de vierde naamval vertelt ons wat we overwegen, maar de tweede naamval laat zien waaruit deze aionen voortkomen. Dit is belangrijk, want als de uitleg o zo zeker lijkt, maar niet overeenkomt met de grammaticale vormen die in de Schrift gebruikt worden, dan zouden we er goed aan doen alles terzijde te werpen en erkennen dat de kleinste beroering van God al onze kennelijke harmonie in de war gooit.
Het is opmerkelijk dat deze uitdrukking het vaakst voorkomt in het boek Openbaring(de Openbaring van Jezus Christus) en in Petrus' brieven, in samenhang met de dag van verontwaardiging, die, zoals de kaart laat zien, de spil is waarom deze frase draait. Één blik zal laten zien dat ze de laatste twee aionen beschrijft als het resultaat en de vrucht van alles wat aan hen vooraf ging.
Twee kenmerkende en beslissende Schriftplaatsen zijn Openbaring 11:15 en 22:5. Deze beschrijven de heerschappij van Christus en Zijn slaven. Dat de heerschappij van Christus hier begint toont de tekst zelf aan. Wij weten dat alle soevereiniteit en gezag en macht teniet zal worden gedaan bij de voleinding(1Kor. 15:24). Gedelegeerde heerschappij kan zonder deze niet bestaan. Niet dat er een terugkeer zal zijn naar een niet-onderschikt zijn, in tegendeel; want de Zoon Zelf zal een plaats innemen die ondergeschikt is aan de Vader, opdat God mag zijn Alles in allen. Deze zinsnede beschrijft nauwkeurig de twee aionen waarin Christus en Zijn volk zullen heersen en verbindt ze tegelijkertijd met de voorafgaande aionen, waarin het lijden van Christus Zelf de basis legde voor die heerschappij en het lijden van Zijn volk hen voorbereidde voor hun plaats bij Hem.
Een uitspraak die lijkt te wijzen op meerdere aionen, en niet op slechts één in de nieuwe schepping, is te vinden in Openbaring 22:5. "..zij zullen heersen in de aionen van de aionen."(CV). Het gebruikelijke standpunt in dit boek is dat van het visioen. We worden in die tijd overgezet en horen deze woorden in onze oren.
Maar hier is het anders. Het visioen is helemaal toekomst. Het standpunt is het eiland Patmos(Openb. 1:9). Zodat in plaats van te lezen dat er geen doem is, zij Zijn gezicht zien, er is geen nacht enz... Ons wordt verteld dat er dan geen doem meer zal zijn, zij zullen Zijn gezicht zien, er zal geen nacht meer zijn en zij zullen heersen gedurende de aionen van de aionen.
De uitspraak dat zij "zullen" heersen, wordt gedaan vanuit het standpunt van het heden, en niet vanuit dat van het visioen, zoals dat in het boek Openbaring gebruikelijk is. Dit wordt duidelijk uit de andere uitspraak, namelijk dat er geen nacht meer "zal" zijn. De gebruikelijk vorm zou zijn: "nacht is niet meer."
Het feit dat Christus heerschappij tot een einde komt, dat Hij een ondergeschikte plaats zal innemen, mag op het eerste gezicht afbreuk doen aan ons betoog. Maar juist het tegengestelde is waar. Het is de allerhoogste lof, want Hij heerst slechts zolang niet iedereen onderschikt is. Wanneer Hij het universum in een perfecte staat van liefhebbende onderschikking heeft gebracht, dan zullen de actieve tentoonspreiding van heerlijkheden als macht(1Petr. 4:11; 5:11 Openb. 1:6; 5:13) en kracht (1Kor. 15:24 en Openb. 7:12) overbodig zijn, omdat zij op perfecte wijze uitgevoerd zijn geworden.
Verlossing uit de huidige boze aion bereidt ons voor op gemeenschap met Hem, Wiens heerlijkheid het is dat Hij Verlosser is(Gal. 1:4). Dat deze heerlijkheid beperkt is tot de aionen is duidelijk, want er zal niemand zijn die nog verlossing nodig heeft nadat de aionen hun loop volbracht hebben. Hetzelfde is waar van Zijn rijke voorziening voor al onze noden(Filip. 4:19). "De Koning van de aionen", zoals Hij genoemd wordt(1Tim. 1:17), is zeer nadrukkelijk een titel die beperkt is tot de aionen. Als zodanig zijn de eer en de heerlijkheid de Zijne voor de duur van de laatste twee aionen - de aionen van de aionen. Redding voor het hemelse Koninkrijk is de basis voor Paulus' lofzang(2Tim. 4:18). Het aionisch verbond met Israël introduceert de enig blijvende lofzang die met deze zinsnede is verbonden. Dat deze beide begrend worden door de voleinding is al aangetoond.
De frase "zij zullen heersen voor de aionen van de aionen"(CV) laat zien dat deze vorm van uitdrukken niet verwijst naar de huidige of de voorafgaande aionen. Daarin heersen zij niet. Op gelijke wijze heeft de formule "Die leven voor de aionen van de aionen"(Openb. 4:9,10;CV) geen verwijzing naar de voorgaande aionen, noch aan de huidige. Maar laten we nu niet beweren dat Hij niet leefde tijdens al die voorgaande aionen! Het is veeleer dat de karakters waarin Hij gepresenteerd werd - als Rechter(Openb. 1:18), als de Gekroonde(Openb. 4:9,10), als de Furieuze(Openb. 15:7), als Zijn macht tonend in de zeven donders(Openb. 10:6)- niet worden uitgeoefend tót de komende aion en als zodanig leeft Hij tot de voleinding, in tegenstelling met de levenloze goden van de natiën. Wanneer de aionen hun loopbaan volbracht hebben en oordeel en de verontwaardiging hun doelstelling bereikt hebben, dan zal de verzoening voltooid zijn en God Alles worden in allen.
De stelling dat "de aionen van de aionen" eindeloosheid moet betekenen, "omdat het gebruikt wordt voor het leven van God," wordt zo aangetoond een haastige conclusie te zijn, en niet op feiten gebaseerd. Ons wordt verteld: "Indien de aionen een einde hebben, dan moet ook Gods leven een een einde hebben!" Maar deze redenering steunt voor ondersteuning op de vergissing die ze gebruikten om ze te ondersteunen! Sta de waarheid toe dat aion niet eeuwigdurend betekent en de verdere waarheid dat de doodstoestand afgeschaft zal worden bij de voleinding, en de inaccuraatheid van zulk een redenering wordt duidelijk.
Want indien God leeft voor de [duur van de] aionen van de aionen, waarna er geen dood meer is, hoe kan dan deze frase Zijn leven beperken? Is het niet onverstandig leven toe te kennen als er niets anders dan leven kan zijn? Indien ons water voldoende is tot we een bron bereiken, sterven we dan van de dorst? De frase "de aionen van de aionen" is duidelijk beperkt in het geval van de heerschappij van de heiligen en alleen een Schriftuurlijk zicht op de voleinding voorkomt dat het hier dezelfde betekenis heeft.
Er blijven drie Schriftplaatsen over. Zij hebben betrekking op hen die het wilde beest en diens beeld aanbidden(Openb. 14:11), de rook die opstijgt van het valse Babylon(Openb. 19:3) en de kwelling van het wilde beest, de valse profeet en de Tegenstander(Openb. 20:10). Deze drie passages zijn ernstig en vreselijk en we hebben geen ander verlangen dan de desperate daden en vreselijke doem te bevestigen van hen die zo terecht veroordeeld zijn. Maar naar deze woorden te verwijzen in verband met iemand anders buiten deze categorie, zoals zo vaak gedaan wordt, is als het oproepen van de te vrezen vloek over hen die toevoegen aan de woorden van deze boekrol(Openb. 22:18), en is als een poging om de "eeuwige bestraffing" van de afvallig levende natiën bij de wederkomst van onze Heer vast te knopen aan alle boosaardige doden. Deze vinden allen hun plek in de Poel des Vuurs, die de tweede dood is(Openb. 20:14; 21:8). Een vergelijking met 1Kor. 15:26 met deze uitspraak zal laten zien dat de Poel des Vuurs afgeschaft zal worden bij de voleinding. Het is de laatste vijand. Het zou teveel ruimte innemen om hier in te gaan op de aard van de doodsstaat. Maar dit is geheel onnodig, want de Poel des Vuurs is juist datgene wat uiteindelijk afgeschaft wordt. Deze afschaffing van de dood is heel anders dan de uitspraak dat er geen dood meer zal zijn(Openb. 21:4), want de Poel des Vuurs is in die tijd zeker aanwezig.
Dit zijn allemaal plekken waar "de aionen van de aionen" voorkomt. Dat het verwijst naar de laatste twee aionen als de tijd van de onthulling van Zijn heerlijkheden die opbloeien vanuit de voorafgaande aionen is duidelijk, en dat deze heerlijkheden overschaduwd worden door de grotere heerlijkheden van de voleinding, wordt nog meer duidelijk wanneer we nadenken over dat verheven en liefelijke einddoel. Laten we ons herinneren dat, wanneer er geen dood is, het nutteloos is leven zeker te stellen; wanneer er verzoening is, is het absoluut afbrekend voorzieningen te treffen tegen opstandigheid en zonde.
Maar het is niet slechts de uitleg van deze passages die het solide fundament vormt die deze zeer noodzakelijke waarheid ondersteunt. Wanneer de geest van God de gebruikelijke formule verlaat, is het niet alleen mogelijk het bedoelde onderscheid te volgen, maar de context ondersteunt de betekenis waar we op uitkomen.
De twee aionen die nog moeten komen hebben verschillende kenmerken. De eerste is hoofdzakelijk verbonden met Christus als de Messias van Israël. Er wordt met een ijzeren staf geregeerd. Rechtvaardigheid heerst. Israël is nabij, maar de natiën worden op een afstand van God gehouden.
Maar in de volgende aion, die meer in het bijzonder met Hem verbonden is als de Zoon van God, wordt veel hiervan veranderd. De rechtvaardigheid verblijft vredig te midden van een verzoend ras, wier God opnieuw op intieme wijze omgaat met de mensheid als geheel.
De opdracht van de Efezebrief is verzoening tussen de Jood en de natiën en de atmosfeer is er een van liefde, en niet van een ijzeren staf. Hoe passend is het dan ook voor de geïnspireerde schrijver om over de lagere heerlijkheden van de komende aion heen te springen naar die heerlijke tijd, waarin de Jood en de natiën weer nauw overeenstemmen en de allesoverstijgende liefde van Christus in al haar volheid aan de natiën wordt getoond! Daarom lezen we in Efeze 3:21 van "de aion van de aionen."
De Griekse vertaling van de Hebreeuwse Schrift(de Septuagint genaamd of LXX) vertaalt het Hebreeuwse oulm u od uit Psalm 45:6 met "voor de aion"(in de Alexandrinus en Sinaiticus handschriften). Dezelfde zinsnede komt voor in Hebr. 1:8. De scepter van de Zoon van God, die het symbool zal zijn van Zijn soevereiniteit in de nieuwe hemelen en op de nieuwe Aarde, is de opvolger van de ijzeren staf van de milleniale heerschappij. Tijdens de dag van de Heer staat de religieuze invloed van Israël Zijn intimiteit met de andere natiën in de weg en, bereidt ze er tegelijkertijd op voor. Daarom is de laatste aion, op een bijzonder manier, de aion van, of afgeleid uit, de voorafgaande aion. Dit is te zien in de kaart.
Wat vinden we hier een wonder van precisie! CHRISTUS - de Goddelijke Uitvoerende, de Messias van Israël, de kracht en wijsheid van God, dit is de titel die de komende aion zal doen schitteren. Maar de ZOON van God, in Wie God Zichzelf toont boven Zijn eigenschappen, door Wie de verzoening bewerkstelligd is - dit is de titel die de laatste aion zal verlichten en dit is Degene Die afstand doet van de troon die Hij zó perfect had gebruikt dat haar taken in juist die perfectie zullen verdwijnen.
Daarom is het zeer waar dat het Koninkrijk van de Zoon er zal zijn "voor de aion van de aion." Het is de verkozen vrucht van het Koninkrijk van Christus en haar heerlijke voleinding. Ze eindigt niet, zoals alle voorgaande aionen, met een wolk. De dood is verslonden en de zonde is verslagen, en de halo van nederigheid vindt opnieuw haar plaats op het hoofd van Hem Die al Zijn kronen neergelegd heeft aan de voeten van Zijn Vader.
Aangezien zoveel van de verwarring over het onderwerp van de aionen voortkomt uit een vaag en onvolledig begrip van de voleinding, zal het voor ons voordelig zijn op dit punt kort de passage te bekijken die het uiteenzet(1Kor. 15:22-28). De ontzagwekkende zaken die hierbij betrokken zijn dringen ons de lezen een strikt eenduidige vertaling te geven die zo gegroepeerd is dat ze het evenwicht in het betoog aangeeft.
want zoals
in Adam
allen sterven |
zo ook
in Christus
zullen allen levend gemaakt worden |
maar ieder in zijn eigen klasse
(1) De Eersteling, Christus
(2) dan zij die van Christus zijn bij Zijn komst
(3) daarna de voleinding
wanneer Hij het Koninkrijk zal overdragen aan Zijn God en Vader
| wanneer Hij alle soevereiniteit en alle gezag en macht zal hebben teniet
| gedaan
| | Want Hij moet heersen totdat Hij al Zijn vijanden onder Zijn voeten
| | geplaatst zal hebben
| | | De laatst vijand die opgeheven zal worden is de dood.
| | Want Hij onderschikt allen onder Zijn voeten.
| Maar wanneer Hij zegt dat allen zijn onderschikt, dan is het duidelijk dat dit
| niet slaat op Hem Die allen aan Hem onderschikt.
Wanneer nu allen aan Hem onderschikt zullen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf aan Hem onderschikt worden Die allen aan Hem onderschikt, opdat God moge zijn Alles in allen.
(1Kor. 15:22-28;CV)
De gedachten werden hierboven zo gegroepeerd om de literaire vorm te benadrukken die ons in staat zal stellen het betoog gemakkelijker te verstaan, net als het vitale verband van iedere gedachte met het geheel en met haar bijbehorende passage.
De drie klassen van hen die "levend gemaakt" worden, zijn alle weergegeven in een aparte zin. De omschrijving van de voleinding toont aan dat het een literaire omkering is, zoals aangegeven door de verticale streepjes die de parallelle gedachten verbinden. Het overdragen van het Koninkrijk valt te zien als gelijk aan de onderschikking van de Zoon; de tenietdoening van alle tussentijds heersen staat tegenover de onderschikking van allen; de heerschappij totdat allen onder Zijn voeten zijn, wordt herhaald in de onderschikking van allen onder Zijn voeten. Maar het centrum en de kern van de voleinding, zoals ze verbonden is met de opstanding(of beter de Levendmaking), is te vinden in de uitspraak dat "de laatst vijand die opgeheven zal worden is de dood."
Dit verklaart waarom er over de voleinding wordt gesproken alsof het gaat over de derde klasse is van hen die levend gemaakt worden. Zo zien we hoe het komt dat allen levend gemaakt zullen worden. Het is niet nodig te definiëren wie er in de laatste klassen inbegrepen zijn, want het is al verzekerd in het "allen" en wordt verder onderbouwd in de afschaffing van de doodstoestand. Wat we ook denken van de aard van de doodstoestand, laten wij deze waarheid diep in onze harten laten zinken: de dood wordt afgeschaft. Laten zij die gewend zijn aan de gedachte dat het alleen maar wil zeggen dat het wijst of het ophouden van het sterven (waar het Grieks een aparte uitdrukking voor heeft), die gedachte invoegen en zien welke plaats ze mogelijk kan hebben in het betoog van de apostel. Welke band heeft het, ten eerste, met de gedachte aan "levendmaking"? Hoe bewijst het dat allen levend gemaakt zullen worden? Hoe kan het verwijzen naar een andere klasse dan hen die al eerder opgewekt zijn? Het betoog vereist de afschaffing van de doodstoestand en zal met minder niet tevreden zijn.
"Want, dewijl de dood er is door een mens, is ook de opstanding der doden door een mens.
"
(1Kor. 15:21; Rom. 5:12)
De dood, zoals we die vandaag kennen, is tot ons gekomen via een mens, Adam. Ze kwam niet alleen door Adam naar diens nageslacht, maar haar donkere stroom overstroomde de schepselen die onder zijn voeten geplaatst waren. Het is door de tweede Mens dat de opstanding van de doden zeker gesteld is. De tweede Mens is de Heer uit de hemelen(1Kor. 15:47).
"Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.
"
(1Kor. 15:22)
Het is leerzaam te zien dat er niet gezegd wordt dat allen opgewekt worden of opstaan, hoewel dat vervuld zal worden bij het oordeel voor de grote witte troon(Joh. 5;29; Openb. 20:12). Zij zullen "levend gemaakt" worden bij de voleinding. Maar het belangrijke punt waarop we hier de nadruk willen leggen is de universaliteit. In Adam zijn allen stervend, en in Christus zullen allen levend gemaakt worden. Men denkt over het algemeen dat hier alleen wordt gewezen op hen die "in Christus" zijn. Maar in de passage staat toch duidelijk de toevoeging "allen" en dat zou dan volkomen overbodig zijn.
Er worden drie klassen levend gemaakt. Het zijn:
- de Eersteling, Christus(in het verleden).
- zij die van Christus zijn (in Zijn aanwezigheid).
- de massa van de mensheid (bij de voleinding).
Dit is de uitleg van "Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.
"
Maar wanneer zal dit alles gebeuren? Net zoals er drie klassen zijn, zo zijn er ook drie aparte perioden waarin zij levend gemaakt zullen worden. Christus is al opgewekt, om nooit weer te sterven. Anderen zijn opgewekt, zoals Lazarus, de zoon van de weduwe, en de dochter van Jaïrus, en de zoon van de Sunamitische(2Kon. 4:35) en de zoon van de weduwe van Zerafat(1Kon. 17:22), maar de opstandingen waar hier naar verwezen wordt zijn niet van dezelfde soort. Velen stonden op na Christus' opstanding, maar zij worden hier niet geteld, omdat, in de meest strikte betekenis van het woord, zij niet "levend gemaakt" werden, buiten het bereik van de dood. Indien iemand zou zeggen dat "het de mensen beschikt is, eenmaal te sterven"(Heb. 9:27), dan hoeven we hem alleen te herinneren aan het feit dat dit woord "eenmaal" niet dat betekent(zoals een blik in een concordantie direct zal laten zien), en dat de uitdrukking "de tweede dood" dit ontkent. Zij die van Christus zijn zullen levend gemaakt worden "bij Zijn aanwezigheid." Deze term, parousia, is geen speciale term om een speciale gebeurtenis aan te duiden met Zijn komst. Zoals hier gebruikt, duidt het eenvoudig Zijn aanwezigheid aan. Het omvat onze opstanding en ook de leegmaking van de graven in Israël. Allen die van Christus zijn, worden in Zijn aanwezigheid levend gemaakt, om nooit weer te sterven.
Dood is dood, of dat nu de eerste of de tweede dood is. De afschaffing van de doodstoestand kan niet uitlopen in de Poel des Vuurs(die de tweede dood is). Waarom zou de tweede dood niet een dood kunnen zijn zoals de eerste? Was de tweede wacht(luc. 12:38) dan geen wacht? Of was het tweede teken(Joh. 4:54) niet een teken? En was de Heer niet een Mens omdat Hij de Tweede Mens wordt genoemd(1Kor. 15:47)? Zo is ook de tweede dood een dood.
Trouwens, nadat de eerste dood in de Poel des Vuurs is geworpen, die de tweede dood is, welke dood moet er dan nog afgeschaft worden? Wanneer dit zal plaatsvinden, bij de voleinding, is de tweede dood de enige dood die afgeschaft kán worden. Deze passage wijst in het geheel niet exclusief naar de eerste dood, ze heeft deze niet op het oog. Ze verwijst exclusief naar de tweede dood.
De volgende opstanding is bij het oordeel van de grote witte troon. Maar hier wordt zelfs niet op gezinspeeld, omdat, zoals in de al genoemde gevallen, zij die voor haar vreselijke licht verschijnen niet leven, maar de tweede dood sterven.
Wanneer wordt dan de derde klasse "levend gemaakt"? Bij de voleinding, want dan wordt de doodstoestand zelf afgeschaft, het nogmaals duidelijk makend dat op den duur "in Christus allen levend gemaakt zullen worden". Maar iedere vijand moet onderschikt worden en dan zal vervuld worden wat staat geschreven:
"De dood is verzwolgen in de overwinning.
Dood, waar is uw overwinning?
Dood, waar is uw prikkel?
"
(1Kor. 15:54,55)
Dit was de uitroep bij de opstanding van de grote Eersteling; dit zal onze uitdaging zijn bij onze eigen levendmaking; maar dit zal pas ten volle vervuld worden tot de voleinding plaatsvindt.
Er is in deze passage een waarneembare verandering bij het "citeren" uit Hosea. Terwijl de tekst in Hosea 13:14 leest: "o Hades, waar is uw prikkel?"(CV), hebben we hier "O Dood." Waarom? De context van Hosea is beperkt tot de opstanding van Israël. Dan zal inderdaad de prikkel van "Hades" weggenomen worden, want op dat moment zullen alle heiligen opgewekt zijn. Maar dit letterlijk te citeren in 1Kor. 15 zou de context doen verkrampen, want die gaat over de veel wijdsere sfeer van de universele levendmaking. Hades(het ongeziene) wordt in de Poel des Vuurs geworpen lang vóór de totale vernietiging van de dood bij de voleinding(Openb. 20:14). Daarom moet(op dat moment) de uitdrukking veranderd worden van "O Hades" naar "O Dood, waar is uw prikkel?" De prikkel van Hades zal lang daarvoor verloren zijn gegaan in de tweede dood. Dit is slechts een van de onnavolgbare pennestreken van de Goddelijke Auteur die de gang van de waarheid vertellen.
Maar wanneer zal dit gebeuren? De heerschappij van Zijn volk begint na de opstanding. Ze wordt gekenmerkt door de soevereiniteit van Christus Zelf en het gezag dat Hij overdraagt aan Zijn volk en de kracht waarmee Zijn bevelen worden gehandhaafd. Maar nu lezen we dat alle soevereiniteit en gezag en macht teniet gedaan zal worden. Het woord dat weergegeven wordt met "heerschappij" is niet concordant en misleidend. Het wordt nergens zo vertaald. Strikt gesproken wordt niet alle heerschappij teniet gedaan, want het Koninkrijk zelf houdt niet op te bestaan wanneer God het overneemt van Zijn Zoon. Maar heersen in de handen van tussenpersonen, zoals overgedragen aan ondergeschikten, zoals bediend door soevereinen en gezaghebbers en machten, die heerschappij wordt overbodig. God regeert niet langer over de mensen door deze middelen, zoals Hij dat doet in de aionen, maar regelt Zijn zaken rechtstreeks. Deze toestand wordt teweeg gebracht door het feit dat Christus en de heiligen voortgaan met heersen tot (achri - zie Matt. 24:38; 1Kor. 11:26) de tijd daar is dat iedere vijand onder Zijn voeten is. Dat niet iedere vijand onder Zijn voeten is aan het eind van het Millennium wordt duidelijk uit het feit dat daarna Satan losgelaten wordt, niet onderschikt, en de dood niet is afgeschaft, maar de tweede dood haar taak begint nadat die aion zijn loop gelopen heeft. Verder zijn er koningen op de nieuwe Aarde(Openb. 21:24). De heerschappij van Christus en Zijn slaven reikt ver voorbij het Millennium, omdat zij heersen voor de duur van de aionen, terwijl het Millennium slechts één aion is(Openb. 22:5).
De heerschappij van Christus en Zijn heiligen overspannen het interval tussen hun levendmaking en die van de ongelovigen bij de voleinding. Hun heerschappij resulteert in de complete onderschikking van het universum en aan het einde draagt de Dood zelf al zijn gevangenen over en wordt afgeschaft. Wanneer iedere vijand zal zijn onderschikt hoeft God niet langer te regeren via het middel van Zijn heiligen. Hij zal in sympathiek contact staan met al Zijn schepselen en zal die perfecte gemeenschap niet ontsieren door hen aan elkaar te onderschikken. Hij zal hen hun Alles in Hem doen vinden. Zo neemt Hij het koninkrijk over als Vader en transformeert Hij het in een grote familie.
Welk koninkrijk wordt aan de Vader overhandigd? Het is niet nodig hierover in verwarring te raken. Er wordt nadrukkelijk gesteld dat het koninkrijk van Christus, of Messias, en de soevereiniteit van de Zoon is. De context laat zien dat CHRISTUS het Koninkrijk overdraagt aan Zijn God en Vader, en dat de ZOON Zichzelf onderschikt aan de Opperste Onderschikker. Het heeft voor ons geen zin de heerlijkheden die God aan Zijn Zoon geschonken heeft te vergulden. De troonsafstand is geen vernedering. Het is geen schande. Zou Hij voor altijd regeren en nooit het doel bereiken dat God voor ogen heeft, dan zou dat een falen zijn en een nederlaag. Maar dat is niet het geval! Zijn onderschikking aan de Vader zegt ons dat Zijn werk af is, dat het perfect is en dat verdere inspanning geen verder gevolg kan hebben. Toen Hij op Aarde was maakte Hij het werk af dat Zijn Vader Hem te doen gaf(Joh. 17:4). Het werk dat aan het kruis werd verricht hoeft niet opnieuw gedaan te worden. En dat is het geval met al Zijn werk! Het is af als Hij klaar is en iedere inspanning brengt het universum dichter bij het doel. En, hoe vreemd het ook mag schijnen voor onze skeptische harten, er is een doel te winnen, een doelstelling te bereiken, een bestemming die door de Godheid Zelf is bevolen; en alle verzet van de Tegenstander, de vijandschap van de mensheid en de oppositie van Zijn eigen geliefde volk zal niet voorkomen dat Hij het punt zal bereiken dat Hij Zich had voorgenomen. God zal zijn "Alles in allen" en de grootste en meest heerlijke garantie hiervoor is te vinden in het feit dat, wanneer de Zoon alle anderen aan God onderschikt zal hebben, Hij Zichzelf onderschikt, want anders kan God niet Alles in allen zijn.
Maar het Koninkrijk zelf, dat eindeloos is, moet onderscheiden worden van hen die het uitoefenen. Wie zou er denken aan het beperken van het Koninkrijk van Israël in het verleden tot de regering van David alleen? Wanneer het Koninkrijk aan God zal zijn overgedragen, zal het karakter ervan zo veranderen dat het maar weinig gelijkenis zal hebben met de regeringen waaraan wij gewend zijn, maar toch neemt het de plek in die het Koninkrijk bezet hield en kan niet goed met enige andere term beschreven worden.
Let daarom goed op deze twee Schriftplaatsen:
1Kor. 15:28
Ook de Zoon Zelf zal
onderschikt worden...
opdat God moge zijn
Alles in allen
|
Hebr. 1:8
Maar van de Zoon:
Uw troon
O God, is voor
de aion van de aion. |