Laten we, om onze studie eenvoudiger te maken, eerst iedere passage overwegen waarin het woord aion in het enkelvoud wordt gebruikt. Later zullen we die teksten ter hand nemen waarin de meervoudsvorm voorkomt. Daarna zullen we de zinsnedes verklaren waarin het woord twee maal in dezelfde zinsnede voorkomt.
De huidige aion. In Galaten 1:4 zien we deze tegenwoordige tijd gekenmerkt als "de huidige boze aion"(CV). Deze beschrijving kan niet worden toegepast op de twee komende aionen, maar mag wel toegepast worden op beide van de twee voorafgaande. We mogen hieruit concluderen dat er niet alleen meerdere aionen zijn, maar dat sommige er van boos zijn, net als de huidige, terwijl andere niet als zodanig worden gekenschetst.
Deze aion. Dezelfde gedachte wordt naar voren gebracht in de drie passages waarin het woord deze verbonden wordt met aion. Gezond verstand en rechtvaardigheid en toewijding zijn vreemd aan de aard van deze aion(Titus 2:12). Haar rijkdommen zijn van een twijfelachtig soort(1Tim. 6:17). Demas is een voorbeeld van hen van wie de liefde er voor hun dienstbetoon voor God hebben ontsierd(2Tim. 4:10). Geen van dit is toepasbaar op de toekomstige aionen, die leiden tot de vervulling van de doelstelling van de aionen.
Van deze aion. In deze zinsnede is er altijd een sluimerende tegenstelling met een andere aion, waarin haar boze aard niet langer aanwezig zal zijn. In Lucas 20:34,35 wordt "van deze" aion in directe tegenstelling gebracht met "deze" aion. Zij uit deze aion die waardig gevonden zullen worden voor deelname aan die aion, zullen zonen van de opstanding zijn en zullen niet langer huwelijken aangaan, zoals nu.
In Efeze 1:21 wordt de heerlijke naam van onze Heer verheven boven alle naam, niet alleen in deze aion, maar ook in de toekomende. Nú kan de Zoon des Mensen tegengesproken worden(Matt. 12:32), maar de heilige geest kan niet worden tegengesproken, niet in deze aion, noch in de aion die nog moet komen. In Romeinen 12:2 worden we uitgenodigd niet gelijkvormig te worden aan deze aion, met haar wandel(Efe. 2:2), haar zorgen(Matt. 13:22), haar onrechtvaardige winsten(Luc. 15:8), haar wijsheid(1Kor. 2:6; 3:18), haar redetwisters(1Kor. 1:20), haar heersers(1Kor. 2:6,8) en haar god(2Kor. 4:4). Haar religies en politici en filosofen en zaken en gebruiken verschillen alle met de geest die wij ontvangen hebben.
Voor de aion. Zoals op de kaart te zien is, wordt deze zinsnede gedeeld tussen deze aion en de komende. Alleen de context stelt ons in staat vast te stellen welke aion er in beeld is. Aangezien de komende aion voordurend in de gedachten was bij de ware Israëliet,(want alleen daarin zullen zij hun zegen vinden), wordt er over het algemeen naar deze aion verwezen. In beide gevallen moeten we de tijd beperken tot een enkele aion. En studie van iedere passage zal dit ten volle aantonen.
Het is gebruik om dit weer te geven met "tot de aion." Maar een vergelijkende study van de Griekse voorzetsels leidt tot de conclusie dat eis "in" betekent, terwijl de gedachte aan "tot" wordt uitgedrukt met pros, "tot" of "naar", mechri "tot"[de tijd wanneer, (of) de tijd die] en achri "totdat" of "voor zover als". Maar wanneer eis gebruikt wordt voor tijd, dan zal ons taalgebruik niet het woord "in" toestaan, maar vereist ze het wat meer onbegrensde "[io]voor". (Zie Matt. 6:34; Luc. 12:19; Hebr. 9:9; Openb. 9:15 en alle Schriftplaatsen die geciteerd worden onder de zinsnede "voor de aion" en die onder "de aionen van de aionen" en soortgelijke zinsnedes, zowel in deze serie artikelen als in de Keyword Concordance, pag. 91).
Wij hebben een opvallende bevestiging van de beperkingen van deze zinsnede in Mattheüs 21:19 en Marcus 11:14, waar de vijgenboom "voor de aion" verwelkt is. Ze beeld de natie Israël uit, die verwelkt is. Maar zij zal hersteld worden(Rom. 11:26) en het teken van haar herstel zal het uitbotten van de bladeren zijn en de zachtheid van de vijgenboom(Matt. 24:32; Marc. 13:28).
Tijdens de afwezigheid van Christus, stuurt Hij een Parakleet of Trooster die met hen zou zijn voor de duur van de aion. Dit ontkent niet dat zij in de komende aion de heilige geest zullen hebben, zelfs meer dan ooit tevoren, maar wanneer Christus terug gekomen is, waarvoor is er dan nog een geest nodig in de vorm van een trooster? Als zodanig blijft de heilige geest slechts bij hen zolang hun Messias weg is(Joh. 12:34). Deze zelfde nauwkeurigheid wordt duidelijk in vele andere passages, hoewel de ontkenningen van Petrus(Joh. 13:8) en Paulus(1Kor. 8:13) niet zo precies hoeven te zijn.
In verreweg het grootste aantal gevallen verwijst deze zinsnede naar de komende aion. Wie is niet verbaasd geworden door verklaringen van de Heer in het verslag van Johannes als "Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven"(Joh. 6:51)? Maar later, in vers 54, lezen we "Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage". Hoe kan Hij iemand opwekken die nooit is gestorven? ".. zal in eeuwigheid leven." Het is een hardnekkig feit dat velen van hen die Hem geloofd hebben gestorven zijn en dat Hij hen zal opwekken. Zij leven niet "eeuwig". Zij zullen leven "tijdens de aion" die nog moet komen, de aion die wordt voorafgegaan door de opstanding van de rechtvaardigen. Deze passages zullen alle langs komen zodra we die aion gaan overdenken.
Vanaf de aion. Een opmerkelijk bewijs voor het begin van de aion die vooraf ging aan de tijd van David, is te vinden in de profetie van Zacharia in Lucas 1:70. De profeten die de Davidische heerlijkheden van Christus voorzegden waren "vanaf de aion." Maar Handelingen 3:21 is nog precieser, want dat gaat terug tot alle profeten die het herstel voorzegd hebben dat de komst van de Messias in heerlijkheid zal brengen. Handelingen 15:14,18 grijpt het door een verwijzing naar de natiën. Nu waren er in de aion voor de Zondvloed geen natiën. Er waren er geen totdat Babel kwam, toen God de mensheid verspreidde over de gehele Aarde(Gen. 11:6-9). Daarom maakt de zinsnede "vanaf de aion" het niet alleen voor aion onmogelijk om eeuwigheid te betekenen, maar het brengt ons ook aanvullend bewijs dat de huidige aion na de Zondvloed begon.
Vanuit de aion. De wonderen van onze Heer waren de krachten van de komende aion. Toen de blinde man was genezen, merkte hij terecht op: "Vanuit de aion is niet gehoord dat iemand de ogen opent van een blindgeborene"(Joh. 9:32;CV). Zulke tekenen zijn niet karakteristiek voor de huidige aion, maar voor die welke nog moet komen.
Van de aion. We hebben al naar Marcus 4:19 verwezen in verband met "deze aion." Sommige manuscripten hebben deze zinsnede in Efeze 6:12, maar geen van de drie grote oude getuigen, die samen de Concordante Griekse Tekst vormen, hebben het daar staan.
De afsluiting van de aion. Deze uitdrukking alleen al zou afdoende bewijs moeten zijn dat aion niet eeuwig betekent. Eeuwigheid kan geen afsluiting of einde hebben. Het wordt drie maal gebruikt in het dertiende hoofdstuk van Mattheüs. Bij de uitleg van de gelijkenis van de zaaier verklaart Hij dat de oogst is bij de afsluiting van de aion(verzen 39,40,49). In Matt. 24:3 wordt het verbonden aan Zijn aanwezigheid. Het hele hoofdstuk is een commentaar op de kracht van die uitdrukking. Het bewijst dat de afsluiting die periode van de huidige aion is, die onmiddellijk vooraf gaat aan de komende aion.
Alleen al het vermelden dat er na de afsluiting van de huidige een andere aion zal zijn, zou afdoende moeten zijn om het woord iedere gedachte aan eeuwigheid te ontnemen. Niet alleen is de volgende aion een apart segment van de tijd, maar ze is zo anders in karakter, zo'n vooruitgang in vergelijking met nu, dat ze er nooit mee verward zou mogen worden. Ze is de vrucht van belofte en profetie, de tijd van Gods herstel van de Aarde.
De komende aion. In Marcus 10:30 en Lucas 18:30 wordt deze zinsnede tegengesteld aan "dit tijdperk." Voor nu worden vervolgingen beloofd, maar in de komende aion: aionisch leven.
De ophanden zijnde aion. In Matt. 12:32 en Efe. 1:21 is er een tegenstelling tussen "deze aion" en die welke ophanden is. In Hebr. 6:5 worden de krachten van de pinksterperiode gekenmerkt als behorend bij die nog toekomstige aion.
Die aion. Hier wordt opnieuw "deze aion" gesteld tegenover "die aion," waarin opstanding uit de doden de toestand zal veranderen van hen die opgewekt zijn om van haar zegeningen te genieten(Luc. 20:35).
Voor de aion. Deze beroemde zinsnede bevat de oplossing voor vele vlammende tegenstrijdigheden die, zonder ook maar enig protest, werden toegestaan de pagina's van de "Bijbel" te ontsieren. We lezen van de aan Abraham en zijn zaad "eeuwig" getoonde genade(Lucas 1:55), ondanks het feit dat zij terzijde geworpen werden en nog de zwaarst mogelijke stormen zullen ondergaan die zullen losbreken in de dag van Gods verontwaardiging. Ons wordt herhaaldelijk verteld dat zij die geloven "voor eeuwig" zullen leven, maar de meesten van hen zijn al lang overleden; dat zij die de wil van God doen "eeuwig" zullen bestaan, maar waar zijn ze nu? Ons wordt verteld dat "indien iemand Mijn woord bewaard heeft, hij zal de dood in eeuwigheid niet aanschouwen"(Joh. 8:51). Velen hebben zich aan Zijn woord gehouden en toch zijn ze allen gestorven. De context zelf is het bewijs dat onze Heer nooit bedoelde zo'n indruk te geven door de woorden die Hij gebruikte, die door onze vertalers met "eeuwig" werden weergegeven.
Laat een ieder naar Joh. 6:47-58 gaan en daar nauwkeurig zien dat de ondanks herhaalde verzekeringen dat zij die aten van het hemelse brood "eeuwig" zouden leven. Maar tegelijkertijd verzekert Hij hen dat Hij hen zal opwekken op de jongste dag(Joh. 6:54). Dit alles wordt heerlijk duidelijk en eenvoudig wanneer we "eeuwig" omwisselen voor "voor de aion". Wanneer Hij hen opwekt, dan zullen zij leven voor de duur van de aion, de duizend jaren van gelukzaligheid. Niet dat ze noodzakelijkerwijs aan het eind daarvan zullen sterven, maar alles wat daar achter ligt is buiten het gezichtsveld van deze belofte.
Dezelfde waarheid is duidelijk in Joh. 11:25. "Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven voor de aion." Het gaat hier over twee klassen. Zij die sterven vóór die toekomstige aion en zij die in leven zijn bij aanvang daarvan. De laatsten zullen niet sterven "voor de aion." Het terloopse bewijs laat zien dat "voor de aion" niet begint voor de toekomstige aion begint.
Een getuigenis als dit is bijzonder waardevol vanwege haar toevallige aard. Er schijnt zelfs geen hint te zijn over wanneer de laatste uitspraak waar zal zijn. Wij kunnen begrijpen dat zij die gestorven zijn zullen leven, maar we worden gedwongen tot de conclusie dat zij het zijn die in leven zijn bij de opstanding die zeer zeker niet zullen sterven. Hoe passend is het dan dat juist deze tijd wordt aangegeven met de term "voor de aion." Een soortgelijke smet, nog zwaarder en gedurfder, is te vinden in Joh. 8:51. "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, indien iemand mijn woord bewaard heeft, hij zal de dood in eeuwigheid niet aanschouwen." Dit wordt door de Joden herhaald en gewijzigd in "de dood in eeuwigheid niet smaken." Dit is zeer ernstig, want hoe we het ook uitleggen, zij die Zijn woorden hebben gehouden hebben toch de dood gezien. Dat de Heer nadrukkelijk meende wat Hij zei, is te zien in Zijn "Voorwaar, voorwaar", en door Zijn vinnige antwoord aan de Joden, als Hij verwerpt dat Hij hen gelijk en een leugenaar was(vs.58).
Hetzelfde probleem valt te zien in hoofdstuk 10:28, waar van de "schapen" wordt gezegd dat ze "voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid"
Wat te doen met deze mededelingen? Zullen we weigeren Hem te geloven Die de Waarheid is, alleen maar om ons te kunnen vastklampen aan een oude en erkende traditie? Zullen we blind onze ogen sluiten voor het onderscheid dat Hij maakte toen Hij verschillende zinsnedes koos om Zijn bedoeling over te brengen, en, omdat wij het niet zien, Hem veroordelen vanwege het doen van elkaar tegensprekende uitspraken, die de test van de tijd niet doorstaan hebben? Laat hen die er op staan dat al deze onderscheiden uitdrukkingen de ene constante kracht van "eeuwig" hebben, dit ernstig dilemma tegemoet treden en Hem zuiveren van deze schandvlek!
Deze vlammende tegenstrijdigheden worden onmiddellijk weggenomen in de Concordant Version: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg jullie, indien iemand Mijn woord houdt, hij zou onder geen omstandigheid voor de aion de dood zien"(Joh. 8:51). "... zij zouden in geen geval vergaan voor de aion"(Joh. 10:28).
Het hier ingenomen standpunt dat "voor de aion" niet van eindeloze duur is, maar verwijst naar een bepaalde periode van tijd, wordt nogmaals ondersteund in een serie passages in de brief aan de Hebreeën(Hebr. 5:6; 6:20; 7:17,21,24,28). Ze gaan alle over het priesterschap van Christus naar de ordening van Melchizedek. Nu is de essentie van dit priesterschap dat Hij zowel Koning als Priester moet zijn. We weten dat Hij nog niet heerst als Koning(Openb. 11:15). Zijn priesterschap naar Melchizedek wacht ook op die heerlijke dag, wanneer Hij op Zijn troon zal zitten al een Priester.
Nog is het minder duidelijk dat dit priesterschap niet eeuwig is. Een priester is een bemiddelaar tussen God en mens. Lang voor de voleinding, aan het begin van de laatste aion, verblijft God opnieuw bij de mensheid, en de tempel, met haar priesters, verdwijnt onmiddellijk wanneer Hij alle dingen nieuw maakt(Openb. 21:3-5). Zo wordt bewezen dat het Melchizedekse priesterschap letterlijk "voor de aion" betekent, en niet "eeuwig." Dit priesterschap verdwijnt zelfs voordat Zijn koninklijke voorrechten terzijde worden gelegd.
We hoeven er alleen maar aan te herinneren dat dorst(Joh. 4:14) en het onderscheid tussen slaaf en zoon(Joh. 8:35) en de bemiddelende heerlijkheden van Christus, zijn aangepast aan de aionische omstandigheden en in een geperfectioneerd universum volkomen onmogelijk en ongepast zijn. Al deze Schriftplaatsen zullen een veel voller en kostbaarder betekenis krijgen dan alleen de gedachte aan eindeloosheid. Aangezien leven "voor de aion" gelijk staat aan aionisch leven(Joh. 6:51-58), zal de bespreking van deze passages gebeuren als we met die zinsnede bezig zullen gaan. Het volstaat te zeggen dat, om te beginnen, ze voor haar begin wacht op de opstanding en samensmelt met het leven van de volgende aion, tenslotte haar onderscheiden karakter verliezend, maar niet de eindeloosheid, in de opstanding bij de voleinding, wanneer allen eeuwig leven ontvangen.
Rechtvaardigheid is het meest opmerkelijke kenmerk van de komende aion. Dit alleen zal voldoende zijn om alle zegen zeker te stellen die ze brengt(2Kor. 9:9).
De uitspraken van IEUE zullen gedurende de volgende aion vervuld worden. Het zal niet gebeuren voordat alles vervuld is. Daarom lezen we: "maar het woord des Heren blijft voor de aion"(1Pet. 1:25;CV). Het feit dat deze frase reikt tot aan de horizon van de Hebreeuwse profeten en de twaalf apostelen van onze Heer, wordt aan ons voorgehouden in de belofte dat "wie de wil van God doet, blijft voor de aion"(1Joh. 2:17;CV), als ook in de uitspraak dat de waarheid "in ons blijft en met ons zijn zal voor de aion"(2Joh. 2;CV).
Het laatste voorbeeld van deze zinsnede geeft ons dezelfde indruk. Judas, sprekend over de valse herders van Israël, noemt ze "dwaalsterren, voor wie de donkerste duisternis voor de aion is weggelegd"(Judas 13). Ze zouden gebaad moeten zijn in het zevenvoudig licht van die gezegende dag(Jes. 30:26), maar in plaats daarvan worden ze overgegeven aan aionische duisternis, tot het oordeel van de grote witte troon.
Alleen al het feit dat er een zinsnede is in het meervoud, "voor de aionen," zal afdoende zijn, niet alleen om deze zinsnede weg te houden van de betekenis van "eeuwig", maar ook om van ons te verlangen dat ze beperkt wordt tot een enkele aion.
De afsluiting van de aion. Mattheüs' verslag is de weergave van de verwerping en de terugkomst van de Koning. Hoe passend is het dan dat ze niet sluit zonder een vooruitzicht op die aion, wanneer alle gezag in handen is van Gods Messias! Hij is met hen tot de afsluiting van de aion(Matt. 28:20).
Al wat we op dit punt proberen te bewijzen, is het feit dat aion in het enkelvoud niet een synoniem is voor eeuwigheid. Maar we vertrouwen er op dat ons korte overzicht ons in staat zal stellen de heerlijke boodschap te verstaan en te genieten van de woorden die ze ons brengt, als we slechts toegeven aan het getuigenis van het goddelijke gebruik en afzien van de traditie van mensen. Nooit was er zo'n noodzaak voor precisie en nooit zijn de woorden van de grote Auteur zo slecht gewaardeerd dan in de weergave van dit woord. Maar voor hen die horen en er notie van nemen, is er een rijke beloning.