Nu zijn we klaar om de vraag te stellen: kan oulm "eeuwig" betekenen? De King James vertaling is op dit gebied niet gezaghebbend. Haar vertalers hebben het door ongeveer vijf-en-twintig verschillende uitdrukkingen weergegeven. Zelfs in de toekomstige tijd vinden we eeuwig, altijd, blijvend, lang en wereld.
Om eensluidend te zijn hadden zij Psalm 73:12 moeten weergeven met: "Zie, deze zijn de goddelozen die eeuwig voordeel hebben in de wereld." Deze uitspraak zal door een ieder verworpen worden.
Er zijn zaken waarvan we weten dat ze niet eeuwig zijn. Openbaring 21:22 leest: "En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam."
Er is in de gezegende aion, wanneer God opnieuw bij de mensen is(Open. 21:3), geen noodzaak voor een tempel met al haar ceremonieën. De perfectie en vrijheid om tot God te gaan maken een tempel overbodig. Het heiligdom en haar dienst en priesterschap zullen niet eeuwig blijven. In tegenstelling tot deze feiten worden we door de vertalingen gevraagd te geloven dat het heiligdom(Eze. 37,26,28), haar bedieningen(Ex. 30:21; Lev. 6:18,22), het priesterschap(Ex. 29:9; 40:15; Num.25:13; Psa.110:4), de offers(Ex.29:28; Lev.7:34,36; 10:15; 17:7;
Num.18:8,11,19) "eeuwig" of "voor altijd" zullen voortgaan.
Onze Heer kon zeggen: "De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan." En over de wet en de profeten: "Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied."(Matt. 5:18). Het is klip en klaar dat Hij, tegelijkertijd, het voorbijgaan van de wet en deze huidige Aarde verwachtte. Maar in de eerdere onthulling lezen we dat de Aarde(Psalm 78:69; Pred. 1:4) en haar heuvelen(Gen. 49:26; Deut. 33:15; Hab. 3:6) "eeuwig" zullen bestaan.
Het standpunt dat oulm niet eindeloosheid betekent, wordt zeer versterkt door het feit dat u-od "en meer" betekent, en toegevoegd wordt in ongeveer twintig gevallen. In het Engels wordt het gewoonlijk weergegeven met "for ever and ever". Zelfs in het Engels kunnen wij een glimpje van de ware gedachte opvangen als we het toegevoegde Hebreeuwse woord u-od weergeven met de betekenis die het gewoonlijk in honderden andere passages heeft, en de zinsnede verandert in "for ever and till"(voor altijd en meer). Dit zou het juiste gevolg hebben, want het beperkt "altijd" tot een tijdsperiode. Deze combinatie is waarschijnlijk de meest uitgebreide uitdrukking die de Hebreeuwse Schrift, in verband met tijdsduur, kent. Als we haar betekenis kunnen vastleggen, zullen we de sleutel tot ons probleem hebben*.
Een belangrijke en interessante plaats waar deze zinsnede voorkomt is in Psalm 45:6. "Uw troon, o God, staat voor altoos en eeuwig,.." Dit wordt geciteerd in Hebr. 1:8: "maar van de Zoon: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid ..."(eis ton aioona tou aioonos).
Andere plaatsen zijn: Psa.9:5; 10:16; 21:4; 45:6,17; 48:14; 52:8; 104:5; 119:44; 145:1,21; Dan.12:3; Mic.4:5.
Let er op dat Psalm 148:6, Jes. 30:8 en Jer. 7:7 niet met deze verward moeten worde, hoewel ze weergegeven worden met "forever and ever."
Zouden we durven veronderstellen dat het koninkrijk van de Zoon van God een einde zal hebben? Er zijn sommigen, en daar zijn we het van harte mee eens, die zo'n standpunt als verraderlijk zullen afwijzen, onwaardig van hen voor wie Hij stierf. Maar we smeken hen om nog wat langer bij ons te blijven. We zouden het nooit op ons genomen hebben deze zaken te schrijven, tenzij, boven alles, Zijn hoogste heerlijkheid niet boven alle vraag verheven zou zijn. Het is nooit aan ons om te beslissen wat Hem verheerlijkt en wat Hem onteert. Alleen God weet dat.
In Kor. 15:24-28 lezen we: "daarna het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader overdraagt, wanneer Hij alle heerschappij, alle macht en kracht onttroond zal hebben. Want Hij moet als koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft.... Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.
"
Er zijn in de Heilige Schrift maar weinig zaken duidelijker dan de perfecte onderschikking van de Zoon van God aan Zijn Vader. Zijn houding was "doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt"(Matt. 26:39). Het hield Hem overeind in de donkerste uren van Zijn aardse ellende. Zo'n onderschikking zal altijd een van Zijn volmaaktheden zijn, maar het is niet het onderwerp van onze tekst. De onderschikking waarvan hier wordt gesproken, gaat over het opgeven van de troon van dat universele koninkrijk, dat God Hem eens zal geven.
Aardse koninkrijken bestaan totdat wanorde ze doet breken. Wat is Zijn heerschappij daarmee in tegenstelling! Zijn koninkrijk blijft bestaan totdat allen in zo'n perfecte onderschikking en harmonie zijn gebracht, dat Zijn bediening en die van Zijn afgevaardigden niet langer nodig zal zijn. Het is niet nodig dat Zijn macht nog verder wordt uitgeoefend, en dat is te danken aan Zijn macht.
Net zoals het priesterschap overbodig is waar voor al Zijn schepselen een perfecte en ongehinderde toegang tot God is, zo wordt ook het regeren, in de handen van tussenpersonen, overbodig waar er perfecte wederverzoening is tussen God en Zijn schepselen. Ja, de aionen zullen hebben gefaald hun doel te bereiken als de mensheid niet leert dat Gods wil de enig waardige is, en dat alle ware zegen voortkomt uit het Hart dat hen beweegt.
Zo wordt in de voleinding door het Koninkrijk van Gods Zoon het toppunt van uitmuntendheid bereikt. De heerschappij waarvan in Hebr. 1:8 wordt gesproken houdt op wanneer dit "einde"(telos) of voleinding bereikt is. Dit is de sleutel voor de oplossing van ons probleem.
Net zoals de mensheid door de fysieke grenzen voor nu beperkt is tot dit relatief kleine gebied dat we "de Aarde" noemen, zo ook heeft het God behaagd de tijdelijke(*2) grenzen van de mens te beperken tot de horizon van de aionen.
God heeft het goed geacht om Zichzelf onder verschillende titels te openbaren die overeenkomen met het karakter en de bedoeling van het einde dat Hij voor ogen heeft. Onderschikking is verbonden met de uitdrukking "Alueïm"(Naartoe-Onderschikkers), aionische verwantschap met "IEUE"(Zal-zijnde-was); "Adonai" is de Besluiter, wat in de Griekse Schriften wordt weergegeven met "Kurios"(Heer), wanneer het gebruikt wordt in verband met de andere natiën. "God" betekent in het Grieks letterlijk "Plaatser." Deze titel is in het bijzonder van toepassing gedurende de huidige tussenperiode van genade, waartoe we bevrijd zijn uit deze boze aion en geplaatst te midden van de hemelingen, waar we in Christus iedere geestelijke zegen hebben(Gal. 1:4; Efe. 1:3). Elk van deze titels wordt toegepast op de Zoon van God in Zijn werk van het onthullen van de goddelijke voortreffelijkheden.
Daarom zullen bij de uiteindelijke voleinding van de aionen, wanneer de waardigheden en de activiteiten die aanleiding waren voor deze titels hun volle wasdom bereikt hebben, deze niet langer nodig zijn.
Er zullen dan voor Israël geen bijzondere verbonden met IEUE zijn, want dat zou de wederverzoening ontkennen. Hij zal de Vader van allen zijn, en daarom zullen de beperkte titels die gebruikt werden tijdens de duur van de aionen, voorbij gaan in de perfecte familie van God.
Waarom zouden we Hem nog Adonai noemen, als alle rechtspleging zich van het toneel teruggetrokken zal hebben?
Overwegingen als deze zullen alle die moeilijke passages oplossen, die, door hun relatie met de namen van God, eindeloos schijnen te zijn.
Deze sluitsteenpassage(Psalm 90:2), waarnaar iedereen verwijst om aan te tonen dat "eeuwigdurend" ook echt "eeuwigdurend" betekent, zou in dit licht gelezen moeten worden. Over wie wordt er hier gesproken? De opening van de Psalm vertelt ons dat het gaat over Adonai, de Besluiter(KJ - Lord). Maar hoe kon Hij zo'n titel staande houden in de tijden die vooraf gingen aan de schepping, toen er niets was om over te besluiten? En hoe kan Hij voortgaan ze te dragen in de voleinding, wanneer alle heerschappij weggedaan zal zijn? De heerlijkheden die ze tijdens de aionen heeft vergaard, moeten altijd Zijn lof verfraaien, maar wanneer het slechts een titel is geworden, zal haar pensionering toegevoegd applaus oproepen.
Het feit dat "eeuwigdurend" in de grondtekst niet eindeloos betekent, is voldoende om ons op de weg naar de waarheid te brengen. Maar het is goed dat we even halt houden en vragen: "Wat betekent het dan wel?" In ongeveer zes-en-twintig plaatsen wordt oulm niet met tijd verbonden. Dan wordt het toegestaan haar gewone betekenis te dragen van onbekend(Psa. 90:8; Pred. 12:14; Lev. 4:13; 5:2,3,4; etc.). Het spreekt dan ook van een onbekende, ononthulde duur, maar niet van onbeperkt. De Griekse vertalers verstonden het dan ook zo toen zij het eenvoudige woordje oulm vertaalden met de zinsnede "voor de aion."
De horizon van de vroege profeten was beperkt tot de huidige Aarde. De tijd die vooraf ging aan het scheppen er van, of die van na haar toekomstige vernietiging, lag buiten het gebied van die onthullingen. Het was onbekend, dwz. oulm.
Latere onthullingen ontvouwen doelstellingen vóór de aionen(2Tim. 1:9), of vóór oulm. Zij brengen ons ook voorbij oulm in de beschrijving van de nieuwe hemelen en de nieuwe Aarde, en de daarop volgende voleinding.
Dit wordt onderstreept door de uniforme toevoeging van "en meer(u-od)" waar heerschappij of regeren aan de orde is, want dat gaat voort op de nieuwe Aarde, helemaal tot aan de voleinding.
"Eeuwig" in de grondtekst, betekent voor de duur van de ongeziene aion, die duurt tot de nieuwe schepping. "In alle eeuwigheden" brengt ons nog verder, tot zelfs aan de voleinding. "Eeuwig" wordt toegepast op deze aarde, de Tempel, het priesterschap, de offers - in feite op al die dingen die duren tot de laatste grote brand(2Pet. 3:12), maar nooit op de zaken die er uit voortkomen.
"In alle eeuwigheden" wordt gebruikt voor regeren, omdat het universele koninkrijk van onze Heer niet zal ophouden bij de komst van de nieuwe Aarde, maar voort zal gaan tot de voleinding.
Zijn priesterschap gaat met de Aarde voorbij, maar Zijn heerschappij gaat daarna voort; vandaar dat er oulm u-od staat.
Dan zal het koninkrijk overhandigd worden aan God in Zijn rol als Vader. Deze zoonse relatie, dit overgaan van de grote God van Onderschikker en Plaatser naar Vader, is de gerijpte vrucht van de aionen. Dan zal die dagdroom van vandaag waarheid worden: het Vaderschap van God en de broederschap van de Mens, want dan zullen allen in één grote familie samen verbonden zijn in Christus, door de nauwe gemeenschap van de liefde van een Vader.
Priesters mogen voor mensen benoemd worden in goddelijke zaken, en heersers worden door God afgevaardigd om Zijn gezag te doen gelden tijdens de loop van de aionen, maar in die ideale, die perfecte, die uiteindelijke voleinding, zouden ze alles doen, behalve de volheid en de oneindige perfectie van de wederverzoening van allen ontkennen.
Als we dit visioen van het heerlijke uiterste kunnen vasthouden, en onze harten openstellen om het te ontvangen, dan zal veel van wat nu ons uitzicht blokkeert doorzichtig worden. Bijvoorbeeld: in Efeze 1:10 lezen we van de "voorbereiding van de volheid der tijden", dwz. het oogstseizoen van de aionen, wanneer Christus opnieuw het Hoofd van alles zal zijn, zowel van dat in de hemelen als dat op de Aarde. U zult zeggen: er staat hier geen woord over het ondergrondse of de Poel des Vuurs. Maar de Schrift spreekt niet over de uiteindelijke toestand. Hier gaat het over het Hoofdschap van Christus, Zijn heerschappij. Bij de voleinding, echter, zal het gaan over Zijn aftreden, de eerste en enige Heerser die de heerschappij tot gerijpte perfectie brengt.
Dit onderwerp is zo lang van de heerlijkheid van God gescheiden gehouden en gezonken tot het niveau van een onderzoek naar de doem van de onboetvaardigen, dat sommigen zich ongeduldig afvragen wat er met hen zal gebeuren.
Aangezien God nergens het eeuwigdurende(of welke periode van tijd dan ook) verbindt met het lot van de hedendaagse zondaren, houden ook wij ons daar verre van. Maar er is nog steeds de "eeuwigdurende" bestraffing van de natiën, die voor de Zoon des Mensen vergaard worden wanneer Hij in Zijn heerlijkheid verschijnt(Matt. 25:31), en ook de kwelling "in alle eeuwigheden" van hen die het Beest en zijn beeld aanbidden(Openb. 14;10,11), en het Beest en de valse Profeet zelf, met de Tegenstander die hen misleid heeft(Openb. 20:10). Alleen deze drie zullen "gekweld worden in alle eeuwigheden." Hun dwaze volgelingen hebben "geen rust, dag en nacht", terwijl ze het wilde beest en diens beeld aanbidden. De tijdvorm van het Griekse werkwoord aanbidden doet denken dat dit hun huidige ervaring is. De rookkolommen van hun kwelling zullen dienen als een aionische herinnering aan een voorbij vurig oordeel, net zoals de Dode Zee dat nu doet(Jud. 7; Deut. 29:20; U.R. vol. 13, p.215).
Maar daarbij kunnen we de vraag stellen: Zal de dood niet afgeschaft worden(1Kor. 15:26)? Wat blijft er anders over dan leven, wanneer de laatste vijand verslagen is? De dood kan niet toegestaan worden dit perfecte geluk te ontsieren. Nee, ons wordt niet "eeuwig" leven beloofd, maar leven tijdens de "aionen", "aionisch leven"(Titus 1:2). Dit leven is Gods speciale gift aan hen die tevoren waren uitverkoren om te dienen als Zijn instrumenten bij het wederverzoenen van de rest. Wij zullen in de nog komende aionen dienen als Zijn demonstratiemateriaal(Efe. 2:7). Daarom is Hij de "Redder van alle mensen, in het bijzonder van hen die geloven"(1Tim. 4:10). We mogen ons dan wel verheugen dat ons deel aionisch leven inhoudt, maar laat ons ook met een blij gemoed bevestigen dat leven na de aionen aan al Zijn schepselen zal worden toebedeeld, in perfecte gemeenschap met Hem Die hun Alles zal zijn geworden.
Maar hoe zit het dan met ons "eeuwige leven?" Is het slechts voor een beperkte periode? Wat voor zekerheid hebben we voor de toekomst?
Hier voegt opnieuw, in plaats van God te beroven van de heerlijkheid die Zijn grote Naam toekomt, de waarheid alleen maar meer luister toe aan haar schittering. Zijn Woord garandeert feitelijk leven en zegen tot de voleinding - wanneer Hij Alles in allen zal zijn. Dan hebben we geen steun meer om op te steunen, geen fundament meer om op te staan, dan God Zelf!
Wie zou zichzelf niet aan Hem toevertrouwen? Wat mijzelf betreft: nu Hij Zichzelf heeft onthuld, kan ik met het grootste vertrouwen op Hem steunen, ook al werden Zijn beloften en Zijn Woord al lang geleden vervuld. Wat Hij is is voor mij voldoende, en zal voor allen voldoende zijn aan wie de aionen Hem onthullen.
En dat, zo weet ik, doet Hem groot genoegen!
* De eerste maal dat het voorkomt is in Ex. 15:18. De Septuagint(de "LXX" - de Griekse versie van de Hebreeuwse Schriften) geeft deze tekst weer met "de aion en tot op de aion en meer" (ton aioona kai ep' aioona, kai eti)". Dat het laatste woord verder of langer betekent, wordt aangetoond door het gebruik er van in passages als Lucas 16:2; Romeinen 6:2; Openbaring 22:11(vier maal). Dit toont zonder meer aan dat, in de oude tijden, de gedachte aan eindeloosheid niet aan oulm werd toegeschreven.
(*2) De weergave "tijdgebonden" (dwz. in verband met tijd), in 2Kor. 4:18 leidt tot een serieus misverstand. Het zou weergegeven moeten worden met "voor een seizoen," "voor een korte tijd", of "tijdelijk." Een verwijzing naar Matt. 13:21, Marc. 4;17 en Hebr. 11:25, de enige andere plaatsen waar het voorkomt, zal dit onderschrijven. Degene onze Heer vergelijkt met "rotsachtige" plaatsen gaat niet voort gedurende de loop van de tijd, maar "voor een korte tijd"(tijdelijk). En dit herinnert ons er aan dat oppervlakkige studie van dit onderwerp in de King James vertaling[en de Nederlandse vertalingen;WJ] ons alleen maar terug kan leiden naar de tradities waarin de vertalers zelf stonden. Zij hebben op vele plaatsen de context gekleurd met hun meningen. De tegenstelling in deze passage is tussen tijdelijke dingen en die welke de aionen zullen duren.