Het geheimenis van het evangelie
Hoofdstuk 3
De verzoening van de wereld - deel 1

door A.E.Knoch

   
"12 Daarom, gelijk door een mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, waarop allen gezondigd hebben;
13 want reeds voor de wet was er zonde in de wereld. Maar zonde wordt niet toegerekend, als er geen wet is.
14 Toch heeft de dood als koning geheerst van Adam tot Mozes, ook over hen, die niet gezondigd hadden op een gelijke wijze als Adam overtrad, die een beeld is van de komende.
15 Maar het is met de genadegave niet zo als met de overtreding; want, indien door de overtreding van die ene zeer velen gestorven zijn, veel meer is de genade Gods en de gave, bestaande in de genade van de ene mens, Jezus Christus, voor zeer velen overvloedig geworden.
16 En het is met het geschenk niet zo als door het zondigen van een; want het oordeel leidde van een overtreding tot veroordeling, maar de genadegave van vele overtredingen tot rechtvaardiging.
17 Want, indien door de overtreding van de ene de dood als koning is gaan heersen door die ene, veel meer zullen zij, die de overvloed van genade en van de gave der gerechtigheid ontvangen, leven en als koningen heersen door de ene, Jezus Christus.
18 Derhalve, gelijk het door een daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door een daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven.
19 Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van een mens zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van een zeer velen rechtvaardigen worden.
20 Maar de wet is er bijgekomen, zodat de overtreding toenam; waar evenwel de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig geworden,
21 opdat, gelijk de zonde als koning heerste in de dood, zo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid ten eeuwigen leven door Jezus Christus, onze Here."

(Rom. 5:12-21;CV)

De alleen wijze God. Dat is de beschrijving die opstijgt uit het hart van de apostel Paulus in zijn naschrift, gevonden aan het eind van de brief aan de Romeinen. Zijn vurig verlangen dat zij gegrondvest zouden zijn, wordt omgezet in een lofprijzing voor Hem Die alleen de kracht heeft dat te doen.

"25 Hem nu, die bij machte is u te versterken (naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen,
26 maar thans geopenbaard en door profetische schriften volgens bevel van de eeuwige God tot bewerking van gehoorzaamheid des geloofs bekendgemaakt onder alle volken)
27 Hem, de alleen wijze God, zij, door Jezus Christus, de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen. "

(Rom. 16:25-27)

Op deze zelfde God, Die het monopolie heeft op alle wijsheid en De Enige is die het vermogen heeft om Zijn heiligen te grondvesten in waarheid, op Hem doen we een beroep. Wij verlangen ook, met de apostel, dat de heiligen gegrondvest mogen worden, verankerd te midden van de storm die lijkt op punt te staan uit te breken.

Maar hoe moet dat dan gedaan worden? Ontelbare oplossingen zijn al aangedragen, en we durven niet nóg een andere aan de lijst toe te voegen. Daarom zullen we steunen op Gods Woord. Daar is licht en kracht en zegen, en alleen daar. Zo gaan we voort, met onbegrensd vertrouwen in de middelen die God Zelf heeft voorgesteld om Zijn doelstelling te bereiken. "Mijn evangelie" en "de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van het geheimenis". Dit zijn de twee verschillende en aparte ondersteuningen die de gelovige ten allen tijde en onder alle omstandigheden overeind kunnen houden.

Paulus' aparte boodschap.

Alleen het laatste - "de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen" - is het onderwerp van onze huidige overdenking. Het eerste, dat de apostel "mijn evangelie" noemt, was, in tegenstelling tot de bediening van de andere apostelen, geen geheim. Dit wordt duidelijk aangetoond in de openingszinnen van deze brief aan de Romeinen.

"Paulus, een dienstknecht van Christus Jezus, een geroepen apostel, afgezonderd tot verkondiging van het evangelie van God, dat Hij tevoren door zijn profeten beloofd had in de heilige Schriften, (aangaande zijn Zoon, gesproten uit het geslacht van David naar het vlees, naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht, Jezus Christus, onze Here."
(Rom. 1:1-4)

Paulus was niet gezonden in gemeenschap met de rest van de apostelen. In de geschiedschrijving in het boek Handelingen, lezen we dat de heilige geest Paulus en Barnabas afzonderde voor een bijzonder en apart werk(Hand, 13:1,2). Hier, in de brief aan de Romeinen, herinnert hij ze opnieuw aan zijn afzondering. Zijn brief aan de Galaten is op dit punt zeer nadrukkelijk.

"7 Maar integendeel: toen zij zagen, dat mij de prediking van het evangelie van de onbesnedenen toevertrouwd was, gelijk aan Petrus die van de besnedenen,
8 (immers Hij, die Petrus kracht gaf om apostel te zijn voor de besnedenen, gaf die kracht ook aan mij voor de heidenen),
9 en toen zij de genade, die mij geschonken was, opmerkten, reikten Jakobus, Kefas en Johannes, die voor steunpilaren golden, mij en Barnabas de broederhand: wij zouden naar de heidenen, zij naar de besnedenen gaan."

(Gal. 2:7-9;CV)

De roeping van Saulus-Paulus.

Zelfs de roeping van Saulus van Tarsus, de vijand van God, die later de boodschap van de verzoening zou brengen, levert een heldere aanwijzing voor zijn aparte plaats. We herinneren ons dat binnengaan in het koninkrijk afhankelijk was van bekering en doop(Hand. 2:38). Alleen zo kon iemand hopen te ontsnappen aan de vurige oordelen die het toneel in de dag van de Heer zullen schoonruimen. Saulus was de meest dreigende vervolger van hen die in Jezus geloofden. Als de grootste onder de zondaren(1Tim. 1:15) kon hij geen plaats hebben in het "koninkrijk der hemelen", want uit de woorden van Petrus' uiteenzetting blijkt dat Saulus' enig deel zou zijn: uitroeiing uit het volk(Hand. 3:23). Maar in plaats daarvan wordt Saulus goddelijke gunst geschonken, een gunst verre gaand boven wat zelfs de meest vrome in Israël zou kunnen hopen. Zijn roeping is een patroon, niet voor hen die al vóór hem geloofden, maar voor hen "die later op Hem zouden vertrouwen "(1Tim. 1:13-16). Het introduceert een nieuw principe in Gods handelen. God had in het verleden medelijden en mededogen getoond en zelfs genade. Maar een genade als aan deze vijand van God werd vertoond verdient een aparte en unieke plaats. Het is het fundament van "het evangelie van God"(Rom. 1:1).

Dit evangelie moet apart gehouden worden van de verkondiging van het koninkrijk door de twaalf apostelen. Bekering, het houden van de wet, en ceremonieën zijn er niet aan verbonden. En aangezien dit het evangelie van de genade van God is, kon het niet aan de andere natiën onthouden worden.

Het werkgebied van het evangelie van God.

Paulus werd afgezonderd voor het evangelie van God ... over Zijn Zoon(Rom. 1:1-3). Terwijl de twaalf apostelen de Christus als de Zoon van David verkondigden(Hand. 2:30), verkondigde Paulus Hem als de Zoon van God. Paulus onthult de Zoon(Gal. 1:16).

Maar om Hem te kunnen aankondigen als de Zoon van God was er een verandering nodig, zowel in het karakter van de boodschap, als van haar inhoud. God is de Onderschikker of Plaatser van alle natiën, daarom moest Hij niet beperkt blijven tot alleen Israël(Rom. 3:29). Het koninkrijk van de Zoon(Kol. 1:14) is een geestelijk gebied, dat zich ver over de grenzen van Israël uitstrekt zoals die gegeven werden aan de Zoon van David. Daarom gaat het evangelie van God uit naar alle natiën.

De leer die verbonden is met zijn bediening wordt volledig uiteengezet in de eerste vier hoofdstukken van de brief aan de Romeinen. Abraham is de grote figuur die ter overdenking wordt aangereikt.
Rechtvaardiging door geloof en door genade, buiten wet of werken of wat dan ook om, is waar het in Paulus' boodschap over gaat.

Het was een geestelijke tegenhanger, op een bepaalde manier vergelijkbaar met de bediening die aan de natiën aangeboden zal worden in de dag van de Heer, waarover getuigd wordt in het verslag van Johannes en in zijn brieven. "Eerst voor de Jood" zal in in die dag de norm zijn, met de natiën op een tweede plaats(Rom. 1:16).

Het evangelie van het koninkrijk.

Gedurende de eerste fase van Paulus' persoonlijke verkondiging van zijn evangelie werd het aardse koninkrijk nog steeds door de apostelen van onze Heer aan Israël voorgehouden.

Maar Israël werd "een verkeerd geslacht, kinderen, die geen trouw kennen"(Deut. 32:20). Het kruis had de vervreemding van hun hart laten zien. De zonden tegen de Zoon des Mensen worden vergeven. Het koninkrijk wordt opnieuw door Petrus en de elf verkondigd.

"19 Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren,
20 en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende;
21 Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher. "

(Hand. 3:19-21)

De verkondiging werd bevestigd door wonderen en tekenen, gedaan door de kracht van de heilige geest. Maar de vertegenwoordigers van de natie van Israël, in vergadering bijeen, stonden opnieuw op tegen het getuigenis van de geest. Maar toch talmt God, met veel geduld, totdat niet alleen Jeruzalem, maar heel Judea en Samaria en tot aan de grenzen van het land, het evangelie van het koninkrijk gehoord heeft.

De verstrooiden van Israël horen.

Maar de onder de natiën verstrooiden van Israël zouden niet geoordeeld worden voor het falen van hen in het land. Paulus zelf sprak in zijn eerste reizen naar de heidenvolkeren altijd eerst met de Joden. Deze gang van zaken kostte hem een paar maal bijna zijn leven. Nu hij het evangelie van Christus uit Jeruzalem helemaal naar Illyrië heeft gebracht(Rom. 15:19), is één feit duidelijk: De Joden onder de natiën zijn net zo min gewillig om hun Messias te ontvangen als hun heersers in Jeruzalem. Zo had heel Israël, zowel binnen als buiten het land, de gelegenheid gekregen zich te bekeren.

De hardvochtigheid van Israël.

Met dit feit voor ogen schrijft Paulus aan de Romeinen over Israël's ongeloof, zeggend:

"gelijk geschreven staat: God gaf hun een geest van diepe slaap, ogen om niet te zien en oren om niet te horen, tot de dag van heden."(Rom. 11:8)

En iets verderop:

"25 Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis; een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat,
26 en aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal goddeloosheden van Jakob afwenden."

Genade voor de natiën.

Nu zijn de omstandigheden en de toestand van zaken veranderd. Israël is voor dit moment niet langer een factor van belang. Nu is de weg vrijgemaakt voor de verzoening, het geheimenis van het evangelie kan worden onthuld.

Het koninkrijk op Aarde heeft betrekking op de troon van David. Het evangelie van God grijpt nog veel verder terug, tot naar het geloof van Abraham. Maar de genade, die we in het vijfde hoofdstuk van Romeinen overdenken, leidt onze gedachten zelfs nog verder terug en houdt zich bezig met Adam en zijn ene overtreding. En hoewel het niet het thema is van onze huidige overpeinzing, gaat de geheime bedeling(Efe. 3:9) zelfs nog vooraf aan alle aardse heerschappij en geloof en zonde, en brengt ons bij Christus Zelf, in Wie wij gekozen waren vóór de nederwerping van de wereld(Efe. 1:4).

In harmonie hiermee werd de huidige geheime bedeling in God verborgen gehouden van de aionen(Efe. 3:9), terwijl de verzoening al haar schaduwen vooruit wierp door het type dat we nu gaan overdenken; iedere uitspraak er over werd verzwegen in aionische tijden(Rom. 16:25,26). Nu zijn, eindelijk, het type en zijn donkere silhouet onthuld. Het type en zijn schaduw moeten goed in beeld zijn voordat we hun overeenkomsten en tegenstellingen kunnen overwegen.

De sleutel tot de hele zaak ligt in het woord één, dat in deze korte passage een dozijn maal herhaald wordt(Rom. 5;12-19). Alles hangt af van één daad van één man. En de nadruk wordt gelegd op het beklagenswaardige aspect van de zonde, dat we belediging noemen. Dit was de aanleiding die leidde tot de vervreemding tussen Adam en zijn Onderschikker.

Samen met God.

De meest aangename van Eden's liefelijke scènes was niet de prachtige tuin met al die heerlijke bomen, noch de levende schepselen in zachtmoedige onderschikking aan Adam's vriendelijke heerschappij, en zelfs niet in het liefhebbende gezelschap van de hulpe die aan Adam gegeven was als zijn complement. In die oer-onschuld waren ze op hun manier perfect en zeer aantrekkelijk om te zien. Maar het meest innemende gezicht, en de climax van alle, was toen IEUE Elohim kwam, in het winderig deel van de dag, om samen te zijn met het menselijk dat Hij geschapen had.

Wat meer eer, wat groter vreugde kon Adam verlangen dan Zijn stem te horen, toegelaten te zijn tot de intimiteit van Zijn gedachten, de metgezel te zijn van zijn Schepper? Het was Hij Die alles in de mooie scène had gemaakt en de heerlijke vruchten leverde voor Adam's genoegen. Ook liet God hem er niet alleen, maar waakte Hij over hem om te voorzien in alles wat hij nodig had. Toen bleek dat de bomen en de schepselen niet voldoende waren om de leegte in Adam's hart te vullen, maakte Hij de vrouw om deze honger te stillen. Hierin toonde God Zijn liefde voor Adam.

Satans insinuatie - Adam's zonde.

Maar op een slecht moment maakte de slang de insinuatie dat IEUE niet echt begerig was naar hun aanhankelijkheid, maar bang was dat ze mogelijk net zo zouden worden als Hij, kennis hebbend van goed en kwaad. De vurige pijl was niet alleen gericht op Gods kracht of wijsheid, ze was gericht op zijn genegenheid, op Zijn hart! De vrouw gaf gehoor aan de insinuatie en de man gaf gehoor aan zijn vrouw en zo werd IEUE's liefdevolle vriendelijkheid met voeten getreden.

Aan Adam's daad zaten verschillende kanten. Ze stelde vragen bij de wijsheid van God en vernielde Zijn werken. Ze stelde vragen bij Zijn rechtvaardigheid en deed een aanslag op Zijn karakter. Ze stelde vragen bij Zijn liefde en verwonde Zijn genegenheden. Ze wees het gezag van God af.

Het was een zonde; het was een overtreding, het was een belediging; het was een ongehoorzaamheid.

Als zonde gooide het de grote machinerie van het universum uit de versnelling, zodat ze zichzelf in stukken vermaalt. En samen met de ruïnering brengt ze het kreunen en steunen voort waaronder de schepping nog steeds afwachtend is, en ze brengt allen in verdorvenheid. Ze breekt Gods mooie kosmogonie af tot brandstof voor de universele brand(2Pet. 3:12).

Als overtreding bracht het de vloek teweeg van een rechtvaardige Onderschikker.

Maar erger dan zonde, en pijnlijker dan de overtreding, was de belediging die Gods hart pijn deed, de vervreemding tussen Hemzelf en het schepsel, aan wie Zijn genegenheid zo vrijelijk was gegeven.

Maar het aspect van de ongehoorzaamheid is het meest veelomvattend van alle, want het was een opstand tegen liefhebbend, zowel als rechtvaardig, gezag. Denkend onafhankelijk te zijn, ontkent het voorwerp de Onderschikker. In ongehoorzaamheid zien we zonde verbonden met overtreding, God beledigend. Ze ontkende zowel de rechtvaardigheid als de liefde van God.

IEUE's voorziening.

Voor Adam's zonde en voor zijn overtreding voorzag IEUE Elohim in een bedekking. Het eerste bloed dat de bodem van de verbijsterde Aarde ooit zag, werd vergoten in dat oer-paradijs. IEUE Zelf doodde een onschuldig dier, om te voorzien in een bedekking voor het schuldige paar(Gen. 3:21). Een passend beeld van Zijn heilig Lam, wat niet slechts de zonde en overtreding bedekt, maar ze geheel weg doet!

De kloof blijft bestaan.

Dat werd allemaal voor Adam gedaan, maar de kloof bleef in stand. Het vertrouwen werd niet hersteld. Adam was nog steeds vervreemd. Om te voorkomen dat het onheil niet te herstellen wortel zou schieten, werd Adam uit de hof verdreven. Cherubim werden aan de oostelijke grens gezet met een vlammend zwaard, om zo de weg naar de boom van de levenden te bewaken(Gen. 3:24).

Lijkt dit op verzoening? In het geheel niet! En in Adam's afstammelingen werd, op een paar begunstigden na, de kloof steeds wijder en wijder, totdat ze door de vloed vernietigd werden. Alleen Noach en zijn gezin overleefden dat oordeel. Maar op hun beurt gingen zijn nakomelingen dwars in tegen Gods denkwijze en werden over heel de wereld verspreid. Abraham en de aartsvaders vonden gunst bij IEUE, en in hen koos Hij Zich een natie voor Zichzelf. Maar omdat dit verre van een verzoening was, maakte de de partijdigheid die aan deze ene natie werd gegeven de kloof tussen God en de rest van de mensheid alleen maar wijder. En terwijl Hij bij Israël verbleef, was dat achter dikke gordijnen, met beperkte toegang en met gevaar. Zijn verblijfplaats, die Hij door hen voor Hem had laten maken, was vol met bewijzen dat Hij een afstandelijk God was. Maar hun zonden en overtredingen werden ondraaglijk en daarom liet de Heerlijkheid de tempel leeg achter. Nu wordt Zijn Naam: "De God van de hemelen."

God zendt Zijn Zoon naar Israël.

God benadert de mensen nog een keer, dit keer in Zijn enige Zoon. Hij wordt echter niet naar heel de mensheid gezonden, maar aan het zaad van Israël, aan wie de beloften gegeven waren. Dit laat zien dat de andere natiën nog steeds vervreemd waren. En het duurt niet lang of we zien dat ook heel Israël een vreemde is voor IEUE, de God waarover ze pochen als hun eigen speciale Godheid,

De mens kruisigt de Christus.

En dan komt het ultieme bewijs van de diepe vervreemding van de mens en zijn bittere vijandschap tegen God en alles wat met Hem te maken heeft. Zijn eigen geliefde Zoon, Die Hij waardig acht voor de hoogste plaats die er in dit universum te vinden is, ontnemen zij het recht om te leven! Zij nagelen Hem, in Romeinse stijl, aan een paal, te midden van veroordeelde criminelen.

Dat er toen iets werd gedaan om de golf van rechtvaardige toorn tegen Adam's schuldige ras in te dammen mag duidelijk zijn, anders zou de dag des oordeels afgelast zijn; we zien een uitstel van hun onmiddellijke doem.

Maar het werkt maar tijdelijk, om de schuldige natie nog een kans te geven om Zijn gunst af te wijzen. Dat doen ze dan ook en de vervreemding lijkt compleet. De enige natie met wie Hij Zijn gedachten had gedeeld, had zich nu tegen Hem gekeerd!

Naar: De verzoening van de wereld - deel 2

   

© Deze vertaling werd op Het Beste Nieuws gepubliceerd met toestemming van de uitgever:
Concordant Publishing Concern
Niets van deze uitgave mag gekopieerd of gepubliceerd worden zonder de toestemming van de uitgever.


© ©Concordant Publishing Concern