Als Paulus de bestemming van zijn brief aangeeft, dan karakteriseerd hij hen aan wie hij schrijft. Hij stuurt de brief aan de Efeziërs "aan al de heiligen die ook gelovigen zijn in Christus Jezus"
(Ef.1:1b;Conc. NT.)
Men zegt wel dat een deskundige het verleden van iemands gezondheid kan vaststellen door naar diens tanden te kijken. Zo kunnen we ook de afval van Paulus' leer zien in de tussenvoegingen en misvertalingen van deze eenvoudige woorden.
Het is duidelijk dat de kracht van "die .... in Christus Jezus" al heel spoedig werd verloren. Aan de naam en titels van onze Heer werd niet veel aandacht gegeven. En hoe weinigen herkennen vandaag nog het verschil tussen "Christus Jezus" en "Jezus Christus"? Toch is dit wel het centrale thema in deze brief.
Allen die in contact staan met God, zijn heiligen. Dit is wel de meest allesomvattende naam waarmee ze bekend zijn. Van Adam en Abel tot de laatst geroepene in de nog komende aionen, in ieder tijdsdeel, en in alle verschillende bedelingen, worden niet alleen mensen, maar ook boodschappers (=engelen), heiligen genoemd. Toen Paulus deze brief schreef, waren de heiligen verdeeld in twee groepen. De ene groep, verbonden met de twaalf apostelen en meestal uit de besnijdenis en de proselieten, verkondigden Jezus Christus als de afgewezen Messias. De andere groep, verbonden met Paulus, meestal onbesnedenen, erkenden Zijn huidige verheerlijkte hemelse status, welke wordt uitgedrukt in de korte en krachtige titel: Christus Jezus. Aan deze laatste groep was deze brief gericht.
Geen betere of kortere aanduiding kan worden gegeven voor de bestelling van deze brief. Hij is niet bedoeld voor ongelovigen, maar voor heiligen. Hij is niet voor hen die in Jezus Christus zijn, maar voor hen in Christus Jezus. Hoe goed we ook zoeken, we kunnen geen beter adres voor deze enveloppe vinden, ook al voegen we er wat aan toe. Hij is voor een aantal Joden en een aantal heidenen; daarom kunnen we hier geen scheidingslijn trekken. Hoewel bedoeld voor de onbesnedenen, spreekt zij ook tot een aantal uit de besnijdenis. Maar we kunnen dit onderscheid hier niet gebruiken. Er is slechts een manier om hen te scheiden en dat is hun houding ten opzichte van Christus, zoals uitgedrukt in de twee titels, Jezus Christus en Christus Jezus.
Aangezien het belang van de titel "Christus Jezus" uit het zicht was geraakt, was deze regel in de aanhef buiten het begrip van de vertalers komen te liggen; daarom probeerden ze de kennelijke fout op te lossen.
Daarom voegde de schrijver van de Alexandrinus, of iemand voor hem, "in Efeze" toe. Het is zeer wel mogelijk dat deze brief aan Efeze is gestuurd en net als aan alle andere Paulinische gemeenten. Mogelijk was er al een traditie die leidde tot de invoeging van dit zinnetje. Maar het karakter van de brief is duidelijk een rondzendbrief, waarvan misschien een kopie speciaal gericht was aan Efeze, maar ze is zeker niet beperkt tot die gemeente alleen.
Ons standpunt wordt bevestigd door het feit dat zowel de "Vaticanus", als de "Sinaiticus", de oudste van onze teksten, oorspronkelijk werden geschreven zonder dit "in Efeze".
Deze brief bevat geen toespelingen op plaatselijke zaken. De apostel denkt hier niet aan een speciale plaats. Het thema is ontwikkeld langs de breedst mogelijke lijnen. Er zijn geen bijzondere raadgevingen, zoals in Korinthe, geen correcties als in Galaten en Kolossenzen. Ieder deel van de brief is voor alle gemeenten. Het karakter is zodanig, dat het niet weg gehouden kan worden van welke heilige in Christus dan ook, wat ook de plaats en tijd moge zijn. Ze is toepasbaar op ons, vandaag, alsof we ze zojuist hadden ontvangen, vers van de Paulus' pen.
Deze brief was voor alle heiligen in Christus Jezus. Het zou verzonden moeten worden aan alle heiligen die ooit onder Paulus lering waren. Anderen zouden het niet begrepen hebben. Aangezien het aan hen geschreven was, zou het toch ook aan hen gezonden moeten zijn? Slechts een paar van hen woonden in Efeze. Anderen waren in Korinthe, Thessaloniki en Galatië. Maar ook in Filippi en Kolosse. Ook daar was Paulus en zijn boodschap doorgedrongen.
In de overgangstijd die voorafging aan de huidige geheime bedeling van Gods overstijgende rijkdom van genade, schreef Paulus zijn brieven aan de Thessalonicenzen en de Romeinen, de Korinthiërs, de Galaten , alsook zijn eerste brief aan Timotheüs.
De vraag rijst, of de openbaring van het geheim uit "Efeze" en de begeleidende brieven, de voorgaande openbaringen volledig afschaffen en zodat "Romeinen" t/m "Galaten", plus "Thessalonicenzen" overbodig zijn geworden, of staan ze nog recht overeind zodat "Efeze" niet anders is dan een aanvulling van hun boodschap?
Of is er een derde weg aangegeven, tussen deze twee uitersten, hun aanvaarding als een geheel, met aanpassingen in kleine onderdelen, zodat de latere openbaringen er mee overeenstemmen? Is deze brief geadresseerd aan hen in Christus Jezus, aan wie Paulus zijn vroegere brieven schreef? Het derde deel van het geheim in "Efeze" lost deze vraag bevredigend op. Wij zijn gezamenlijk lotgenieters in Christus Jezus, door het evangelie waarvan Paulus de verkondiger was geworden (Ef. 3:6,7).
De aanhef in de niet-Paulinische brieven geeft duidelijk aan dat de geadresseerden deel uitmaken van het volk Israël en van het Koninkrijk dat hen beloofd was. Paulus' brieven zijn geschreven aan hen die, net als hij zelf, afgescheiden werden van de rest en verbonden met Christus in Diens heerlijkheid, anders dan in Zijn afwijzing. Vandaag, ondanks het feit dat de kerk weinig van dit alles weet en in het algemeen de twaalf apostelen volgt, Paulus en zijn leer naast zich neer leggend, is de boodschap van het komende Koninkrijk, dat vanuit de hemel op aarde zal komen, niet meer van kracht. In genade zijn allen verbonden met de verrezen en opgevaren Christus. Laat ons bidden dat God aan Zijn heiligen hun alles overstijgende heerlijkheid zal tonen, die is in "Christus Jezus".
Terug naar DEEL 1!