Bidden en lofprijzing
deel 8
De geest van onthulling.
door A.E.Knoch.

Kan een mens door te zoeken, ontdekken hoe en Wie God is? Is de mensheid van nature begiftigd om de Godheid te ontdekken? Kan hij Hem waarnemen in de Schepping? Kan hij Hem leren kennen door logisch redeneren? Wordt God onthuld aan een ieder die de Bijbel leest? Is de heilige volledig uitgerust om Hem te begrijpen, als hij de Schrift doorzoekt? Velen hebben dit allemaal geprobeerd, maar zijn tekort geschoten in de kennis over God en over Zijn hoogste onthulling van Zichzelf in Zijn huidig handelen. Daarom zouden we Paulus na moeten doen, en bidden zoals hij bad in het eerste hoofdstuk van Efeze, dat God Zijn heiligen de geest van onthulling zal geven.

Voordat Adam zondigde en God beledigde, was hij in nauw contact met zijn Schepper. Van nature begiftigd met alle kundigheden die hem boven de rest van de aardse schepping uit tilden, niet gehinderd door ziekte of vrezend voor dreiging, steeg hij ver boven zijn nageslacht uit in natuurlijke krachten. Zijn ogen konden zien, zij oren konden horen, en al zijn waarnemingen waren perfect tot op een niveau dat geen ander mens ooit meer heeft gekend. Hij sprak in intieme termen met zijn Schepper, Die al Zijn andere giften kroonde door hem een complement te geven als zijn metgezel. Leerde Adam God kennen? Leerde het hem God te vertrouwen? Leerde het hem God lief te hebben? Nee!! Één enkele bedekte toespeling door de slang toonde aan dat zijn hart nooit zijn grote Weldoener op waarde had geschat. Van nature, zelfs onder ideale omstandigheden, kan de mens niet kennis maken met de Godheid.

Sinds Adams tijd heeft de mens een diepgaande studie gemaakt van de natuur, op Aarde en in de hemelen. Hij heeft getuurd in de structuur van het kleine atoom, en geprobeerd de machtige hemelse sferen te doorgronden. Hij heeft in de diepten van de Aarde en van de zee gezocht naar mineralen. Hij heeft de flora en fauna gecatalogiseerd en gesystematiseerd en onderzocht in de oceanen, op het land en in de lucht. Hij heeft enorme hoeveelheden kennis samengebracht over het werk van Gods handen, met haar veelheden aan wonderbaarlijkheden en ontzagwekkende wonderen. Maar heeft hij de Schepper van dit alles ontmoet, wandelend in Zijn tuin, zoals Adam dat deed? Zeker niet! Grote wetenschappers zijn vaak atheïsten. Zij die Hem zien in Zijn werken, hebben Hem eerst elders ontmoet. Zij hebben Hem leren kennen door Zijn geschreven onthulling.

Maar kan de mens zijn denken niet gebruiken om zich een weg te redeneren naar Zijn aanwezigheid, of Zijn doelstelling en plan afleiden uit Zijn methoden met de mensheid? Helaas, het denken van de mens is nog zwakker dan de vermogens van het gevoel. Aangezien hun kennis over God in de schepping, die Zijn onwaarneembare kracht en goddelijkheid tentoonspreidt, hen er niet toe brengt Hem te verheerlijken en te danken, is hun redeneren ijdel en hun hart niet verstandig. Bewerend wijs te zijn, worden ze dom gemaakt. Hun logica is onlogisch en leidt hen weg van de Godheid. Zonder kennis van Hem en Zijn wegen, schieten zij tekort in de grote vooronderstelling waarop alle redeneren gebaseerd moet zijn.

Maar zelfs als een mens God niet in de natuur of door redeneren kan vinden, dan kan hij Hem zeker toch wel vinden door de Bijbel? Hier is inderdaad een middel om kennis te maken met de Godheid dat ideaal is voor het doel! Het is zelfs beter dan de persoonlijke communicatie van Adam in de hof. Geen enkel volk kan een groter geschenk ontvangen dan het woord van God. Israels belangrijkste voorrecht bestond daarin, dat aan hen de woorden van God werden toevertrouwd(Rom. 3:2). En toch vonden zij niet allemaal Yahweh. Het tegendeel is waar! Toen Zijn woord tot hen kwam in de wildernis, verlangden zij niet naar Zijn aanwezigheid en weigerden ze Zijn woord te geloven, en daarom markeerden hun lijken hun pad door de woestijn.

Geen volk heeft ooit haar heilige boeken zo op prijs gesteld als de Joden hun heilige rollen waardeerden. Ze werden met de grootst mogelijke zorg gekopieerd en met religieuze vurigheid bewaard. Velen leerden veel er van uit het hoofd. Maar hoe weinigen begrijpen werkelijk hun belang? Dit zou begrepen kunnen worden, indien de lagere klassen, de armen en de onwetenden, de dommen en de dwazen, faalden bekend te worden met God door Zijn heilige wet en andere literatuur. Maar toen onze Heer kwam, juichte Deze God toe omdat Hij deze dingen voor de wijzen en verstandigen had verborgen, en ze aan minderjarigen had onthuld(Matt. 11:25). De rabbijnen onder de Joden, in verleden en heden, zijn vaak verstandige mannen, wijs geworden door hun kennis van de heilige rollen; maar hoe weinigen van hen zijn tot de kennis van God gekomen! Geen van de apostelen van onze Heer kwam uit deze klasse. Zelfs Petrus en Johannes waren ongeletterde, ongeleerde mannen.

De staf die werkte aan de concordante vertaling, doorzocht de details van de goddelijke verslagen zoals eerder maar zelden werd gedaan. De boeken, de woorden, de elementen, de grammatica, alles werd tot in het kleinste detail geanalyseerd. Dat zou allen zeker in staat moeten stellen binnen te gaan in de binnenste gebieden van Gods uitspraken. Zou dat niet Zijn onthulling openen zoals geen menselijke inspanning dat kan? Het was inderdaad een verstandige procedure, en bewijs van de geest van wijsheid, maar een mens kan blind zijn in het helderste zonlicht! Er is een wonder voor nodig, een speciale gift van God. Hoe exact ook onze kennis van dode feiten kan zijn, het is nodig dat ze levend gemaakt worden door de geest van God, voordat onze harten het kunnen realiseren en er op antwoorden, en kunnen genieten van de volle onthulling van Gods heerlijkheid, zoals die nu door de apostel aan de natiën bekend wordt gemaakt.

Zelfs toen het Levende Woord, Gods Uitdrukking in menselijke vorm, hen de Godheid voor ogen bracht in levende letters, zodat zelfs de ongeletterde Zijn daden kon lezen, leerden maar een paar God lief te hebben door middel van Zijn woorden en Zijn werken. En nadat Hij, door Zijn offer op Golgotha, het hart van God tot in de diepste diepten had laten zien, keerde de natie aan wie Gods uitspraken waren gegeven zich zelfs tegen Hem en Zijn boodschappers. God verdoofde herhaaldelijk hun oren en ogen en harten, opdat zij Hem niet zouden begrijpen. Hij deed het in de tijd van Jesaja(Jes. 6:9,10), Hij herhaalde het tijdens de bediening van onze Heer(Matt. 13:14), en nadat de natie het getuigenis van Zijn apostelen en van Paulus had verworpen(Hand. 28:27; Rom. 11:25). Het bezit van een Bijbel is niet voldoende om een bekendheid met God te hebben!

Zelfs Petrus, het hoofd van de Besnijdenisapostelen, vond Paulus' brieven moeilijk te begrijpen(2Petr. 3:15), want zij gingen over een gebied dat heel anders was dan dat van hem. In de vroege dagen verdraaiden zij die niet deze speciale gift hadden waarvoor Paulus bad, het tot hun eigen vernietiging. Dit is gewoonlijk ook vandaag het geval. Zeer weinigen laten Paulus' boodschap zoals die is, of geloven het zoals die werd gegeven. Vrijwel allen verdraaien haar door ze samen te mengen met eerdere onthullingen. De genade ervan gaat tegen de draad in. Zelfs zij die enige mate van Gods geest hebben, verkiezen onder de wet te zijn, met haar rechtvaardigheid, liever dan medekruisiging met Christus te realiseren en de noodzaak voor onverdunde genade. Deze geest is een noodzakelijk fundament voor de huidige onthulling, want niemand is in staat de heerlijkheid te verdienen die voor ons is voorbereid; het is eerder het tegendeel. Een verwerping van het kruis en de genade die het inhoudt, sluit de deur voor de geest van onthulling, waardoor deze buiten blijft.

Vandaag hebben de natiën een veel grotere en grootsere onthulling van onze genadevolle God dan Israel ooit had. Feitelijk smeekt Hij Zijn vijanden om met Hem verzoend te zijn! Hij eist van de zondaar geen rechtvaardigheid, maar deelt die uit! In plaats van ons, vreemdelingen, uit te sluiten van Zijn aanwezigheid, breekt Hij alle obstakels af, zelfs die welke de massa van de Israelieten hinderden om tot Hem te komen. In plaats van dat Hij ons in Zijn koninkrijk op Aarde via Israel een onderschikte plaats van zegen geeft, geeft Hij ons een plaats die hoger is dan de hemelse menigten! Hoe kunnen wij dan falen om te antwoorden op zulke hemelse genadegiften?

Deze geest van onthulling is er voor alle heiligen, niet voor één of voor een paar. Ze wordt gegeven zodat zij kunnen zien wat God door Zijn geest aan hen heeft onthuld in de Schrift. Het is niet zo dat zij aparte onthullingen zullen krijgen voor zichzelf, of dat zij nieuwe ontvangen voor anderen. Er zijn er geweest, en ze zijn er nog, die stellen dat zij aanvullende onthullingen krijgen, voorbij wat in de heilige Schrift aan ons werd gegeven. Maar onder elkaar zijn zij het oneens, en geen van hen schijnt zelfs maar de geest te hebben waarvan hier wordt gesproken, want zij zijn niet verlicht geworden met de waarheid die deze brief bevat.

Niemand, zelfs niet de heilige in wie de geest van God woning maakt, kan, zonder dit bijzondere instrument, de volste en totale onthullingen in Gods woord vatten. Het wordt vrijelijk toebedeeld aan hen die er voor bidden. Paulus zegt dat de waarheid aan hem bekend werd gemaakt door onthulling(Gal. 1:1,2). Gods geest deelde dit aan hem toe en inspireerde het geschreven verslag. De onthullingen vertegenwoordigen de grootste opeenhoping van rijkdommen in het universum. Ze zijn, als in een brandkast, opgeslagen in de heilige Schrift. Niemand kan er bij, behalve zij die de combinatie kennen. God onthult Zijn geheimen niet aan iedereen, maar reserveert Zijn heerlijkheden voor hen die gemeenschap met Hem hebben en er toe geleid worden om voor deze bijzondere gunst te bidden. Aan hen deelt Hij dezelfde geest toe die eerder de waarheid aan Paulus onthulde: de geest van onthulling. Alleen zij genieten nu van deze schatten, hoewel zij het gemeenschappelijk eigendom zijn van alle heiligen.

En hoe weinigen aanvaarden Gods toegestoken gunsten! Net als het in Israel het geval was, ontvangen de wijzen en verstandigen ze niet. God, in Zijn wijsheid, vernietigt de wijsheid van de wijzen en wijst het begrip van de verstandige af. Hij schept er genoegen in hen te redden die geloven door de stomheid van het kruis. Niet vele wijzen of machtigen of nobelen worden geroepen, opdat wij ons alles in Hem zouden vinden, en in Hem roemen, niet in onszelf(1Kor. 1:18-31). Met de volledige Bijbel in hun handen, komen de natiën als geheel niet tot een kennis van God. Daar is meer voor nodig.

Wat is er nodig om Hem te kunnen kennen? Bovenal zijn dat drie dingen. Niet alleen moeten we het woord der waarheid, het evangelie van onze redding, horen of lezen, maar we moeten het geloven en verzegeld worden met de heilige geest van belofte. Alle gelovigen ontvangen de heilige geest. Dat is het zegel dat hen het heerlijke lotdeel garandeert dat voor hen is weggelegd en het vuur dat hen in staat stelt tevoren een weinig daarvan te genieten. Zij zijn er zeker van dat ze het krijgen en zijn in staat er in geest een voorverwachting van te hebben. Maar, nogmaals, zelfs voor hen geldt: hoe weinig realiseren zij zich de rijkdommen van de genade en heerlijkheid van hun lotdeel, waardoor wij tot een realisatie van God kunnen komen!!

We hebben geest nodig! Wij hebben de heilige geest, die ons leven geeft. Nu hebben wij een speciale bediening van geest nodig om ons in staat te stellen het volle belang te verstaan van Gods doel met ons, want dit verlicht onze harten, zodat wij binnengaan in een volkomen realisatie van Zijn karakter. Geen eerdere onthulling heeft dit gedaan. Zij waren alle gedeeltelijke en voorlopige, voorbereidende inleidingen op Zijn hoogste ontvouwing, die niet beperkt is tot de Aarde, maar heel het universum omsluit. Zelfs de hemelse menigten krijgen door deze geheime bediening bericht van Gods veelzijdige wijsheid(Efe. 3:10).

Dit is de bijzondere geest die de geheimen van God doorzoekt. Aangezien de waarheid voor deze bedeling grotendeels beperkt is tot geheimen, hebben maar zeer weinig heiligen een helder beeld van haar karakter, tenzij zij begunstigd zijn met de geest van onthulling. Sommige waarheden, zoals rechtvaardiging, wat geen geheim was, worden zelfs zelden verstaan. Het zijn geen "mysteriën" die niet begrepen kunnen worden, het zijn geheimen, die alleen aan de ingewijden bekend zijn. Aan allen die deze speciale geest niet hebben, blijven ze verborgen.

Met het oog op de vrijwel algemene onwetendheid over de goddelijke mysteriën, van Paulus' tijd tot de dag van vandaag, kunnen wij de noodzaak voor zijn gebed waarderen. Er is vandaag nog veel meer noodzakelijk, want het Christendom gaat niet alleen voorbij aan deze waarheid voor vandaag, maar gaat er zelfs krachtig tegenin. Velen van hen die Christus als hun Redder kennen, en het zegel hebben van de heilige geest, zijn niet alleen verstoken van deze geest, maar schijnen het hun heilige taak te vinden om allen die binnengaan in deze kostbare en krachtige waarheden te verdoemen, en pogen de heilige weg te houden van het zelfs maar te overwegen. Dit moet zo zijn, want het zal het toppunt van genade overtreffen. Het maakt de genade nog meer genadevol. Een mindere hoeveelheid of kwaliteit van genade zou op z'n minst vereisen dat ze een dankbare ontvangst krijgt. Maar dit is zo enorm, dat het zelfs haar verwerping overspoelt.

Paulus bidt dat de Vader van de heerlijkheid ons een geest van onthulling zal geven. Op dat moment had God Zichzelf al onthuld door de Hebreeuwse Schrift. Zijn Zoon was gekomen en maakte Zichzelf bekend in levende vorm. Misschien dachten velen in die dagen dat God Zichzelf volkomen had onthuld en er niets meer nodig was om Hem bekend te maken. Het merendeel van de heiligen van vandaag zijn in dezelfde positie. Zij zien weinig meer dan de koninkrijksonthulling van onze Heer en Zijn apostelen. Zij kunnen ook niets anders doen, als zij niet begunstigd zijn met deze bijzondere geest. Het gebrek hieraan heeft vrijwel het helderste en heerlijkste licht verduisterd dat in de hemelen schijnt. De heiligen zien het maanlicht aan voor dat van de zon. Zij tasten rond in de duisternis alsof de zon nog niet op haar hoogtepunt is. Blinde gidsen van de blinden leiden hen in de put.

Dit is een gebed om het hoogste geschenk dat een schepsel ooit zal kunnen ontvangen: een levende kennis van de Godheid. De oude Grieken hadden een gezegde dat als het toppunt van kennis werd gezien: "Ken jezelf." Als zij er in geslaagd waren dit echt te doen, zouden zij in het stof rondgekropen hebben. Maar zelfs dit kan, buiten kennis van God om, niet bereikt worden. Bovendien is het woord kennis bij lange na niet sterk genoeg. Wij kunnen veel weten over veel dingen, zonder daar een nauwe ervaring mee te hebben. Een realisatie van God is niet een voorbijsnellende glimp van een verre ster, maar een blijvende ervaring, een alledaagse omgang met Hem met het oog op Zijn onmisbaar belang in ons, en de verwachting, de plaats, en de kracht die aan ons toedeelt.

De diepte en grondigheid van deze kennis wordt uitgedrukt in een fijn en krachtig beeld. Als regel zijn de ogen de beste en veiligste weg naar kennis. Job riep uit: "Slechts van horen zeggen had ik van U vernomen, maar nu heeft mijn oog U aanschouwd."(Job 42:5;NBG). Maar zelfs ogen kunnen niet zien in het donker. Daarom wordt het hart tot gezichtsorgaan gemaakt en wordt ons een bijzondere hoeveelheid licht gegeven om waar te kunnen nemen wat God wil, wat Hij al voor ons heeft gedaan, en de kracht die Hij ten behoeve van ons gebruikt.

Laten we het nog eens herhalen. Alle heiligen hebben in een bepaalde mate Gods geest. Maar slechts weinigen hebben deze bijzondere geest, anders had Paulus in deze niet voor hen gebeden. Laten wij dan onze gebeden met het zijne verbinden, voor onszelf en dan voor alle heiligen. Mogen alle die deze zinnen lezen dit kostbare geschenk genieten!



Terug naar de indexpagina van Bidden en lofprijzing

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern