Uit ieder dankbaar hart zou dankbaarheid moeten oprijzen voor ontvangen gunsten, voor beantwoorde gebeden, of voor genoten voordelen. Maar dit alles schiet tekort voor onze hedendaagse voorrechten. Gebed zou gepaard moeten gaan met dankzegging, samen met het verzoek, voordat het antwoord komt. Dat is geloof dat God eert! Laten we toch dankbaar zijn dat Hij niet blindelings onze bevelen gehoorzaamt. Laten we danken dat Hij alleen zal doen wat goed is voor Zijn heerlijkheid, want alleen dat is goed voor ons. Indien we ons maar een weinig van onze eigen dwaasheid en zwakheid zouden realiseren, zouden we overweldigend dankbaar zijn voor ieder schijnbaar falen om te krijgen wat wij willen, want er kan geen twijfel over bestaan dat het slecht voor ons zou zijn geweest, en tegen de heerlijkheid van God. Wij zijn instinctief waarderend als wij ontvangen wat wij willen, maar laten wij Hem bij voorbaat danken voor het alleen zenden wat overeen komt met Zijn doelstelling.
Dankzegging is niet iets dat is gebaseerd op iets theoretisch, maar op leven, ervaring, actie en blijdschap. Net zoals de levendmakende onthulling die God ons heeft gegeven, bevestigt de vorm waarin ze wordt uitgedrukt haar belangrijke boodschap. Omdat het zo'n kort en prachtig voorbeeld is van de goddelijke manier van uitdrukken. zullen we haar literaire structuur, of skelet, uiteenzetten. Lees de linkerzijde naar beneden en de rechterzijde naar boven. Het midden richt de aandacht op het thema van iedere zin, die herhaald wordt in het omgekeerde(Filip. 4:4).
(lees naar beneden)
Verblijdt u
in de Here
te allen tijde! |
[wat]
[Wie]
[wanneer] |
(lees naar boven)
verblijdt u
zal ik zeggen:
Wederom. |
Vreugde is het begin en het einde van Gods aionische operaties. In verwachting zongen de morgensterren bij de start, en bij de afsluiting zal heel de schepping jubelen in de voleinding. Als de kosmos zulke heerlijke grenzen heeft, waarom zouden wij, microkosmossen, niet een gelijke ervaring hebben? Ik heb me laten vertellen dat ieder atoom een miniatuur is van de materiële wereld. Laten we blij zijn als we ons Gods keus voor ons herinneren en Zijn roep en de redding waarin Hij heeft voorzien, en de plaats die wij in Zijn Christus hebben. Laten we van het vooruitzicht genieten van de heerlijkheid die voor ons ligt, want we zullen zeker jubelen wanneer de vervulling komt. Zo zal ons dankzeggen de verbinding zijn tussen de blijdschap van de verwachting en de vreugde van de realisatie. En daarom zou het altijd gebed moeten vergezellen, niet als een uitgestelde en niet-essentiële late toevoeging, maar als het leidend kenmerk. Ieder verzoek zou moeten beginnen met dank of aanbidding.
De twee belangrijkste gebeden voor ons, zijn die welke ingesloten zijn in het eerste hoofdstuk van Efeze, die voorbeelden zijn voor onze imitatie. In het eerste hoofdstuk, voordat hij bidt, begint Paulus met God te zegenen voor Zijn genade(vers 3), en na onze zegeningen precies weergegeven te hebben, geeft hij dank(vers 16), voordat hij bidt dat de heiligen binnen mogen gaan in een realisatie van hun geluk. Er is zeldzame vreugde in wat God voor ons heeft gedaan en wat Hij ons voor de toekomst voorstelt, met Paulus' verzoek daar tussenin. Gebed is slechts de verbinding tussen verleden en toekomstige vreugden. Indien dit in onze harten wordt gerealiseerd, zal gebed altijd op smaak gebracht worden door dankbare lofprijzing van Hem aan Wie het is gericht.
Het tweede punt van belang in deze zin is "Wie?" We mogen ons kort verheugen in vele dingen en in een veelheid aan personen, maar de hoogste bron van echte blijdschap zal voor ons liggen rond twee: Een, de Bron, en de Andere, het Kanaal van onze grootste en meest blijvende zegeningen. Alleen in God en Zijn Christus is de bron blijvend, met perfect en eeuwig geluk, en alleen door de apostel van de natiën komt de overstijgende genade tot ons, de minst verdienende van al Gods schepselen. Het zijn Paulus' uitspraken waar we ons op moeten richten, als we volledig de speciale en hemelse zegeningen willen genieten die voor ons zijn weggelegd te midden van de hemelingen.
Maar het geluk dat hier toegekend wordt, is niet alleen dat wat komt door een realisatie van onze plaats in Christus, maar door dat wat verbonden is met ons dienstbetoon in de Heer. Het is betrekkelijk eenvoudig om in Hem blij te zijn, maar het zal voor ons wat anders zijn om ons te verheugen in de uitvoering van Zijn werk, want dan komen we in contact, misschien wel in botsing, met onze medemensen. Dan zullen we waarschijnlijk genoeg reden vinden voor triestheid en verdriet en wanhoop, te wijten aan de vervolgingen en lasteringen, niet alleen van de wereld, maar ook door onze mede-heiligen, samen met de vurige pijlen van onze geestelijke Tegenstanders. Het is hier waar de meesten van Zijn volk falen. Omdat zij niet geloven dat God kwaad schept, kunnen zij zich er niet goed in verheugen als het hen treft, want zij denken dat het van de duivel moet komen en tegengesteld is aan Gods bedoeling. Alleen wanneer we zien dat God zowel kwaad als goed gebruikt voor Zijn aionische operaties, kunnen we ons verheugen in veel wat ons in dit leven overvalt.
Paulus is de enige pijplijn die ons de wijn zal leveren die in ons werkt om de onuitspreekbare vreugde voort te brengen die wordt gebracht door de allesoverstijgende genade van Gods huidige operaties. Wanneer de kwaliteit van deze bedeling wordt vervalst door bijmenging uit andere tijden, gaat ze achteruit, en niets markeert zo het verschil als de verminderde maat van geluk die het voortbrengt. En ook de smaak is anders. De zielse blijdschap van andere tijden neigt naar het sensuele, maar de puur geestelijke bevrediging en gelukzaligheid die door Paulus voor ons wordt uitgestort, vult onze geesten met hemelse nectar, vooruitziend naar dat wat ons deel zal zijn in Zijn aanwezigheid. Als enige van Gods schepselen al blij zouden zijn, zouden wij ons nog meer moeten verheugen, want alleen wij zijn de onderwerpen van allesoverstijgende genade. Geen anderen waren zo onverdienend, en niemand heeft zo veel ontvangen. Wij zijn het toppunt van Gods climax vormend plan om Zijn hart te onthullen.
Wij zouden geen moeite moeten hebben met het ons richten op de juiste tijd om blij te zijn. Israel concentreerde de meeste van haar blijdschap in de herfst, tijdens het Loofhuttenfeest, beginnend op de vijftiende dag van de zevende maand, want zij moesten zich zeven dagen verheugen(Lev. 23:40). Maar op andere tijden moesten zij hun zielen kwellen (32). Zij moesten van hun volk afgesneden worden als zij niet op de tiende dag van de zevende maand hun zielen kwelden(Lev. 23:27-32). Zo moest dat gaan in die onvolgroeide, raadselachtige bediening. Wat een tegenstelling met ons! Wanneer werden wij opgedragen onze zielen te kwellen? Nooit! Wanneer zullen wij een tijd apart zetten om ons te verheugen? Vakanties? Zondagen? Verjaardagen? Trouwdagen? Waarom niet? Maar deze, groot in aantal als ze in sommige landen zullen zijn, zijn nog veel te weinig! Wij zouden altijd blij moeten zijn! Steeds weer, en opnieuw!
Een zeer opmerkelijk kenmerk van het Bijbelse Hebreeuws is de afwezigheid voor een aparte term voor dankzegging. De woorden die zo in onze King James vertaling zijn weergegeven, worden meer volhardend vertaald met andere uitdrukkingen. De meeste daarvan zouden "toejuichen" moeten zijn, hoewel zij dit woord op een paar plaatsen weergeven met "lofprijzing", en lofprijzing wordt door hen meestal gebruikt voor ell - doen stralen, idiomatisch "loven", in het bijzonder in de zinsnede "Prijs de Heer!" Het is triest dat zo'n belangrijk feit voor ons verborgen zou blijven vanwege een niet-concordante vertaling. De wet bracht geen dankbaarheid voort, maar zelf-toejuiching. Zelfs toen de Farizeeër in het Grieks een woord voor dank had, misbruikte hij het. Hij dankte God dat hij niet zo was als de rest van de mensen, terwijl hij had moeten belijden dat hij veel slechter was, zij het op een keurige en religieuze manier. Het werkwoord "zegenen" schijnt, in het Hebreeuws, dienst gedaan te hebben in plaats van "dankzeggen".
Zo'n ongelooflijk feit kan alle bevestiging gebruiken die er is, daarom ging ik naar de Griekse concordantie van de Septuagint, en riep een getuige op die mijn vondsten kon bevestigen. Zeker, het werkwoord danken - eucharistein - komt niet meer dan zes maal voor in heel het boek en het zelfstandig naamwoord slechts vier maal! Wacht even, deze komen allemaal uit de apocriefe boeken! Er zijn maar twee andere vormen, die ieder maar één maal voorkomen. Een is er ook in de ongeïnspireerde boeken. Slechts één, "dankbaar" - eucharistos - heeft een Hebreeuwse tegenhanger. In Spreuken 11:16 wordt het gebruikt voor het Hebreeuwse "genade", chn en weergegeven met "Een bevallige vrouw verkrijgt eer"(NBG). Voorzichtig leest de Concordante Vertaling "Een bevallige vrouw handhaaft eer." Als dit de enige plaats is waar de Griekse vertalers het nodig vonden het woord dank in de hele Hebreeuwse Schrift te gebruiken, dan mogen we er zeker van zijn dat het zéér schaars was.
Belijden en toejuichen zijn varianten van hetzelfde Hebreeuwse woord. Het is simpelweg het werkwoord van het zelfstandig naamwoord hand. Wij gebruiken hetzelfde taalgebruik in het Engels wanneer we zeggen: "Give him a hand!" Dan klappen we allemaal goedkeurend in onze handen, als toejuiching. Maar in het Hebreeuws is het zeer opvallend en suggestief dat zelf-toejuiching belijden aangeeft! Letterlijk vertaald zou Leviticus 5:5 er zo uitzien: "in het geval dat hij schuldig is aan een van deze, zal hij zichzelf toejuichen voor wat hij zondigt." En in 16:21 legt Aäron beide handen op de levende geit en juicht zichzelf toe (belijdt) over alle verdorvenheden van de zonen van Israel, en al hun overtredingen en al hun zonden. Mogen wij allen de les van de Hebreeuwse taal leren, dat de enige zelf-toejuiching voor God belijden moet zijn (Lev.5:5; 16:21; 26:40; Num.5:7)!
Wanneer men onder de wet in gebed God benaderde, vereiste de aard van zaken een belijden. Zo vinden we, toen Israel openlijk onder het ongenoegen van Yahweh was, tijdens de verbanning, dat Ezra en Nehemia en Daniël hun gebeden vooraf lieten gaan door belijden, en niet zozeer door dankzegging. Hun gebeden zijn zeer leerzaam en behulpzaam, maar we moeten we ze niet om die reden nadoen, want wij zijn niet onder de wet en zijn niet bovenmatig met onszelf bezig, nu wij geen rechtvaardigheid uit onszelf willen hebben en de rechtvaardigheid van God hebben. Wij zouden dankzegging voor de vrijkoping van zonde moeten geven, in plaats van belijden.
Toen Ezra bad, beleed hij, huilend en op zijn aangezicht vallend voor het huis van God(Ezra 10:1). Bij hem komt een grote menigte van mannen en vrouwen en kinderen uit Israel tezamen, want het volk huilde steeds harder. Toen zei een van de mannen van Israel tot Ezra:
"2 ... Wij zijn ontrouw geweest jegens onze God, doordat wij vreemde vrouwen uit de volken des lands hebben gehuwd; desondanks is er nog hoop voor Israel.
3 Laat ons dan nu een verbond sluiten met onze God, dat wij alle vrouwen met de uit haar geboren kinderen zullen wegzenden, volgens de raad van mijn heer en van hen die beven voor het gebod van onze God; en laat er gehandeld worden volgens de wet."
(Ezra 10:2,3;NBG)
Onder de wet was belijden niet voldoende. Er moest ook een rechtzetting zijn van het verkeerde en een verlaten van de zonde. Israels hoofdzonde was het nemen van buitenlandse vrouwen. Aangezien de wet dit nadrukkelijk verbiedt(Ex. 34:16; Deut. 7:3,4), werden zij gedwongen ze weg te zenden.
Nehemia is een verfrissend figuur, de politieke tegenhanger van Ezra, de priester. De belangrijkste bezigheid van de priester was om te gaan met de zonden van anderen, en daarom kon Nehemia zijn belijden beperkt houden tot de zonen van Israel, want hij probeerde hen te heroveren van de gevolgen van hun overtredingen. In overeenstemming met de tijd en Gods beperkte onthulling op dat moment, huilde hij en rouwde vier dagen, en vastte hij voordat hij bad. Maar in deze woorden zit geen genade. Hij bidt tot de grote en te vrezen God, Die Zijn verbond houdt, en heeft mededogen met hen die Hem liefhebben en Zijn inzettingen bewaren. Eerst smeekt hij om een audiëntie, want hij voelt dat God zijn gebed, dat hij dag en nacht bidt voor de zonen van Israel, Zijn dienstknechten, niet hoort. Dan belijdt hij de zonden van Israel, special van zijn en van zijn vaders huishouden, en vraagt een antwoord op grond van hun gedrag(Neh. 1:4-11).
Daniël is ook in volle harmonie met de tijden waarin hij leefde. Hij bad, belijdend aan de grote en te vrezen Yahweh, Die het verbond houdt en vriendelijk is voor hen die Hem liefhebben, en voor hen die Zijn inzettingen bewaren(Dan. 9:4). Hij belijdt de zonden van het volk als een van hen:
"5 wij hebben gezondigd en misdreven, wij hebben goddeloos gehandeld en zijn wederspannig geweest; wij zijn afgeweken van uw geboden en van uw verordeningen,
6 en wij hebben niet geluisterd naar uw knechten, de profeten, die in uw naam gesproken hebben tot onze koningen, onze vorsten en onze vaderen, en tot het ganse volk des lands.
7 Bij U, Here, is de gerechtigheid, maar bij ons een beschaamd gelaat, gelijk heden ten dage, bij de mannen van Juda, de inwoners van Jeruzalem en bij geheel Israel, bij hen die dichtbij en die veraf wonen in al de landen waarheen Gij hen hebt verstoten om de ontrouw die zij jegens U hebben gepleegd."
(Dan. 9:5-7;NBG)
Het was de zeventig jaren van verbanning uit hun eigen land, die berouw en gebed opriepen in het hart van Israel, zoals uitgedrukt door hun vertegenwoordiger, Daniël. Genade is vrijwel geheel afwezig. Zelfs belijden is niet voldoende. Verhoren en zegenen is afhankelijk van hun gedrag, niet van Gods genade. Is dat niet de reden waarom er daar geen dankzegging is?
Het is een gezegende waarheid dat Christus op ieder moment kan verschijnen, en dat de Heer spoedig zal afdalen om ons weg te roepen in Zijn aanwezigheid, waar vreugde voor altijd onze harten zal vullen. Maar dat is niet alles! In geest is de Heer ook nu al nabij. Als we ons dit realiseren, zal het ons zeer helpen in onze relaties met anderen, in het bijzonder bij hun onrechtvaardig handelen met ons. Als we alleen zouden staan, zonder hoop op het rechten van al onze krommen, zou het ons doen neigen bitter en hard te zijn. Maar met Hem in de nabijheid weten we dat alles, op een bepaald moment, veranderd zal worden en in de tussentijd is een deel van Zijn plan al ons deel, vandaar ook dat wij in staat zijn mild en verdraagzaam te zijn. In dit laatste der dagen van buitensporige zelfzuchtigheid, is het zeer moeilijk onze mildheid bekend te maken, want de meest flagrante kromheden worden als recht beschouwd, zodat onze mildheid afgewezen kan worden, of gebruikt als bewijs tegen ons. Maar dit moet verwacht worden in een tijd die zo boos is(2Tim. 3:1), waarin mensen wreed zijn als de door demonen bezetenen van de Gergeneses(Matt. 8:28). Hoeveel erger zou het zijn als de Heer niet nabij zou zijn!
Waarom zouden wij niet bezorgd zijn? De heiligen hebben doorheen deze bediening deze woorden steeds weer opnieuw gelezen, en nog steeds blijven velen van hen vreesachtig en bang, triest en bezorgd voor de toekomst. Ze faalden, en falen nog steeds, te begrijpen dat God voor hen is, zodat niets tegen hen kan zijn. Zij denken nog steeds dat zij verhoord worden vanwege hun vele spreken, of, misschien, zegen tekort komen vanwege hun gebrek aan bidden. Sommigen drukken zelf hun angst uit in "volhardend" bidden, bang dat alles verkeerd zou gaan als zij zouden ophouden de Godheid bezorgd te maken met hun smeken en voorspraak. Zulk gebed is niet gebaseerd op verheugen en begint maar zelden met echte dankzegging. Het is geen gebed van geloof, maar van ongeloof.
Alle heiligen hebben enig bewustzijn dat Christus stierf voor hun zonden en dat zij gered zijn, maar zij zullen nog steeds bang zijn voor de Godheid. Sommigen zijn verder gegaan en hebben vrede met God door de verzoening te ontvangen, en zijn met Hem verzoend door de dood van Zijn Zoon voor Zijn vijanden. Daarnaast zij er die rechtvaardiging genieten als gevolg van Zijn opstanding. Maar slechts weinigen zijn binnen gegaan in de vrede van God, de rust die van Hem is, omdat Hij alles leidt naar Zijn vooraf vastgestelde doel, en zowel kwaad als goed benut in de loop van Zijn handelen. Vanaf het prille begin wist Hij het einde, en plande ieder detail dat daartussen voorvalt. Er is nooit iets mis gegaan en er zal ook nooit iets mis gaan. Alles is vandaag precies zoals Hij het toen voorzag. Voor Hem staat de toekomst zo vast als ze destijds werd vastgelegd. Waarom zou Hij Zich zorgen maken?
Bij ons is het anders. Zonder God kennen we de waarheid niet echt, laat staan de toekomst. Maar weinig daarvan loopt volgens onze plannen. Misschien was er wel veel tegen onze wensen en verwachtingen in. Wij hebben geen enkele garantie voor de toekomst, anders dan geleidelijke achteruitgang en de dood. De jongeren en de zorgelozen mogen veel hebben om blij mee te zijn, en om hun gedachten mee af te leiden, zodat zij zich geen zorgen maken, maar de ouderen en nadenkenden zullen zeer wel de toekomst vrezen. Velen zoeken vrijheid van zorg door verscheidene afleidingen en proberen door drank hun vrees te beteugelen. Zij zouden onze welgemeende sympathie moeten hebben. Laten wij niet met een schuin oog naar zorg kijken. Net als alle andere kwaad heeft het een rol te spelen in Gods plan, en wel een zeer belangrijke. Buiten God is het geen bewijs van een superieure mentaliteit als je je geen zorgen maakt. In feite is het zelfs onlogisch het niet te doen.
Onze post wordt overstelpt met aankondigingen van filosofieën die blijdschap en gezondheid aankondigen, wijsheid en weelde voor allen die zich willen voegen naar de voorwaarden en betalen voor de instructies. Sommige daarvan zeggen zelfs dat zij hun "principes" uit de Bijbel halen. Ze beloven allemaal succes door iets te ontwikkelen dat onlosmakelijk in de mens aanwezig is. Sommige van hen kunnen zelfs aanwijzingen bevatten die zouden helpen als de mens niet sterfelijk zou zijn. Omdat ik er nauwelijks aandacht aan schenk, spreek ik alleen van de algemene indruk die ik uit hun propaganda haal. Ik kan me niet iets herinneren dat niet naar falen of zonde keek als een uitwas die verwijderd moet worden, in plaats van een goddelijke voorziening voor het vernederen en leren van de mensheid, als voorbereiding op toekomstig "succes."
Zodra we zien dat alles uit God is, zonde zowel als succes, en dat Hij alles gebruikt om die perfecte voleinding tot stand te brengen, zonder ook maar een enkele afwijking van zijn vooraf opgestelde plan, zullen we in staat zijn te begrijpen dat Hij, op z'n minst, in perfecte rust is, daar waar het de loop van het universum en de schepselen betreft. Dit is de vrede van God. Dit zal de onze zijn. Dit zal ons in staat stellen af te zien van bezorgdheid en met dankzegging te bidden. Te midden van de strijdende groepen van deze wereld zal het onze harten bewaken als een garnizoen soldaten. Zelfs wanneer ons denken heen en weer geslingerd wordt door de wisselvalligheden van het bestaan, zal deze vrede superieur boven dit alles uit stijgen. Zonder haar is juist en aanvaardbaar gebed vandaag nauwelijks mogelijk. Met haar zal ieder verzoek gekroond worden met de halo van dankzegging.
Terug naar de indexpagina van Bidden en lofprijzing