Alles is uit God en door Christus, vandaar ook dat bidden uit God is, de Vader, door onze Heer, Jezus Christus. Indien Christus Zelf de Godheid zou zijn, en wij onze gebeden tot Hem zouden richten, zouden we zonder kanaal zitten, zonder een middel om God te benaderen. Daarom richten sommigen zich tot Maria, Zijn moeder, en brengen via haar hun gebeden tot haar Zoon, en noemen haar "de moeder van God." Maar zij heeft niets passends voor zo'n functie. Christus is het antitype van het Hebreeuwse ritueel. Hij is de Weg naar God, omdat Hij de ware Tabernakel is, in Wie God woonde, en Hij is het ene Offer, waarvan alle andere offers slechts schaduwen waren. Zoals de Israeliet alleen tot bij God kon komen door het ritueel en de offers, zo kunnen wij niet naderen anders dan in de naam van onze Redder en Heer: Jezus Christus.
Bovendien is het goed, in het gebed tot God, ons altijd te herinneren dat Hij in verschillende karakters aan ons is verwant, en wij zouden de naam of titel moeten gebruiken die past bij ons verzoek. Hij is letterlijk de Plaatser, Die alles bewerkt, en Yahweh, Die alles in orde brengt binnen de aionische tijden. Hij is de Godheid. Figuurlijk, in tegenstelling tot Zijn schepselen, is Hij de Soevereine, ver boven hen allen, en de Almachtige of Al-Afdoende, omdat Hij van niemand afhankelijk is, maar allen zijn van Hem afhankelijk. Figuurlijk wordt Hij met de mensheid vergeleken in de titel Heer, omdat alle mensen slechts slaven zijn. Maar het best van al is dat Hij nu de Vader is van de getrouwen, en Vader van allen zal worden bij de voleinding, want het is Hij Die ons liefheeft zoals een aardse vader zijn nakomelingen liefheeft, en die in al hun noden voorziet gedurende hun kindertijd, als een aardse vader voor zijn nageslacht.
Daarom zouden, indien we verlangen dat iets gedaan wordt dat boven de macht van de sterfelijke mens is, onze gebeden een beroep moeten doen op God, of op de Godheid(wat in het Hebreeuws slechts een kortere vorm is van hetzelfde woord), want Hij was, in het begin, de Schepper van alles, het gezicht van alle kracht en wijsheid en liefde. Ja, we kunnen maar zelden bidden zonder de Godheid te noemen, want Hij alleen kan alles doen wat wij verlangen. Alle anderen zijn net als wij schepselen, en net als wij onmachtig en arm, en afhankelijk van Hem voor al hun noden. Zelfs als we iets ontvangen van een van Zijn schepselen, kunnen zij alleen maar aan ons doorgeven wat zij van Hem hadden ontvangen. Daarom zouden wij naar de Bron moeten gaan, zodat wij Hem de dank en de heerlijkheid kunnen geven die alleen de Zijn zou moeten zijn.
In Israel, de aionische natie met een bijzondere missie, die tijdens de aionische tijden vervuld moet worden, werd God onthuld door een bijzondere naam: Yahweh, als de Ene Die is, en Die was, en Die komt(Openb. 1:8). Dit was zeer toepasselijk voor de natie aan wie de beloften van aardse heerlijkheid en suprematie werden gedaan, want deze naam keek terug naar het verleden, door het heden, naar de toekomst. Een groot deel van Israels gebeden bestond uit het Yahweh herinneren aan Zijn beloften en in het smeken om hun vervulling. De naam Yahweh is het zegel dat al Zijn verbonden met hen garandeert en hen belooft dat ze uiteindelijk uitgevoerd zullen worden. Daarvoor heeft Hij een dag apart gezet, en, zeer toepasselijk, heeft die de dag van Yahweh genoemd. Maar wij zullen geen deel hebben in dat aardse millennium. Dat is gereserveerd voor de geliefde natie.
In zijn kostbare korte verhandeling "A Plea for Reverence," protesteert Sir Robert Anderson tegen de regel: "Veilig in Jezus' armen," omdat ze onbehoorlijk intiem is, en tekort schiet aan eerbied. Hiermee stemmen we van harte in. Hij stelt voor het te wijzigen in: "Veilig in Yahwehs bescherming," maar wij kunnen dit niet ten volle ondersteunen; niet omdat het niet waar is, maar omdat de titel niet past bij de huidige periode. Wij worden herinnerd aan de tijd toen Israel tot Yahweh bad, maar het was God Die antwoordde door te handelen met een andere natie. Zelfs onze Heer antwoordde niet op de schreeuw van een vreemde vrouw, toen zij Hem aansprak als Zoon van David. Pas toen zij Hem als Heer aansprak, wat Hij was, schonk Hij aandacht aan haar noden. Ik zou willen voorstellen het lied te wijzigen in: "Veilig in de bescherming van onze Redder," of "Veilig in de bescherming van onze Vader." Dit is eerbiedig, en de termen die gebruikt worden zijn in harmonie met de gedachte aan veiligheid en passen bij onze relatie, vandaag, tot God en Zijn Christus.
Jezus betekent "Yahweh is Redder" en is de persoonlijke naam die gebruikt wordt om Gods eniggeboren Zoon aan te duiden gedurende de dagen van Zijn vernedering en dood. Ze wordt in Paulus' brieven zelden op zichzelf gebruikt, zonder enige titel. Ze wordt vrijwel altijd vergezeld door Heer, of Christus, of beide, in erkenning van Zijn onlosmakelijke en officiële waardigheden. Wanneer een heerser bij zijn persoonlijke naam wordt aangesproken, kan dat gemakkelijk als een belediging worden beschouwd, of als een ontkenning van zijn plaats of macht. Binnen de familie of kennissenkring kan de president van een land aangesproken worden met zijn eigen naam, zonder aanstoot te geven, maar het zou zeer onverstandig zijn voor hen over wie hij heerst, om deze regel links te laten liggen. En zullen wij, Zijn heiligen, falen Hem Zijn juiste plaats te geven in onze gebeden en niet onze Meester Heer en onze Redder Christus noemen?
Er zijn tijden waarin het voor ons heel passend is om alleen Zijn persoonlijke naam te gebruiken, zoals bij het begin van de voorafgaande paragraaf, maar deze zijn zeer zeldzaam. Wanneer we Hem willen isoleren als een privé Persoon, zonder Zijn bedieningen en heerlijkheden, is het juist om Zijn titels niet te gebruiken; bijvoorbeeld wanneer de apostel spreekt van het geloof van Jezus(Rom. 3:26). Het is bijzonder gelukkig wanneer de naam verwijst naar de diepte van Zijn vernedering, toen al Zijn hoge eren verduisterd werden en Hij, als het lijdend Offer, er een heerlijkheid aan gaf die hem boven alle naam stelde, zodat, in Zijn naam, alle knie zou buigen en iedere tong zou belijden dat Jezus Christus Heer is. Laten we niet vergeten dit op te merken dat, hoewel de naam van Zijn vernedering het oproept, het belijden de titels toevoegt die Hij verdient. Hij is zowel Heer als Christus.
Wanneer het een zaak is van aardse heerschappij of van aanbidding buiten de natie Israel, was de juiste titel, waardoor God Zijn juiste plaats werd gegeven, "De Allerhoogste," of "De Soevereine." In de dagen van Melchizedek waren er vele goden, met veel priesters. Zo had iedere natie gewoonlijk haar eigen goden, maar hoog boven hen al was de Soevereine, en Hij had maar één priester, die dienst deed voor alle natiën. Abraham erkende hem en gaf hem tienden. Het was de Soevereine Die de natiën hun lotdeel toewees(Deut. 32:8). Omdat deze titel te doen heeft met suprematie van de natiën en hun heersers, is ze nauwelijks toepasbaar voor onze hedendaagse verzoeken.
De Almachtige of Al-Afdoende is een andere titel die nauwelijks passend is voor vandaag. Ze komt vaak voor in het boek Openbaringen, maar slechts één keer in Paulus' brieven, in een citaat van de profeet Jesaja(2Kor. 6:18; Jes. 52:11). Hij verscheen aan Abraham nadat deze had geprobeerd Hem te helpen bij het vervullen van de belofte van een zaad, en Ismaël had voortgebracht. Deze titel was om Abraham te verzekeren dat God afdoende bronnen had om Zijn gegeven woord uit te voeren. Daarom ook verschijnt het opnieuw in Openbaringen, wanneer Hij de beloften vervult. Dit zou vandaag vaak toepasbaar zijn, ware het niet dat we een veel nadere en geliefdere relatie hebben met God, want Christus is gekomen en heeft ons binnen Gods familie gebracht. Wij kunnen Hem onze Vader noemen. Als zodanig voorziet Hij niet alleen in al onze noden, maar geeft ons de liefdevolle zorg die zelfs een door armoede geslagen vader aan zijn kinderen zal geven.
Voordat Zijn Zoon geopenbaard werd, was God als Vader vrijwel onbekend. Jesaja legt een gebed in de monden van het volk, waarin zij door dit beeld een beroep doen op Yahweh, en combineren daarbij Zijn karakter als Pottenbakker en Maker(Jes. 64:8).
"Maar nu, Here, Gij zijt onze Vader;
wij zijn het leem, Gij zijt onze Formeerder
en wij allen zijn het werk van uw hand."(NBG)
Maar dit was niet zozeer een persoonlijke relatie, alswel een nationale, want het betrof niet de hele mensheid, maar het sloot hen in op wie Hij boos was vanwege hun verdorvenheid.
In de Psalmen, waar wij deze vertederende term zouden verwachten, lijkt ze helemaal afwezig te zijn, behalve als ze als tegenstelling wordt gebruikt:
"Al hebben mijn vader en moeder mij verlaten,
toch neemt de Here mij aan."
Psalm 27:10:NBG)
In Maleachi wordt het beeld van een vader gebruikt, maar eerder om aan te tonen dat Israel niet juist handelde. Yahweh protesteerde tegen hen, zeggend:
"Een zoon eert zijn vader en een knecht zijn heer.
Indien Ik nu een vader ben, waar is de eerbied voor Mij?
en indien Ik een heer ben, waar is de vrees voor Mij?
zegt de Here der heerscharen tot u, o priesters, die mijn naam veracht.
En dan zegt gij: Waarmee verachten wij uw naam?"
(Mal. 1:6;NBG)
Zij faalden Hem te verheerlijken voor Zijn zorg en voorzienigheid, zoals zij dat zouden moeten. Hij werd niet erkend als een vader.
Opnieuw klaagt de profeet hen aan over gedrag dat niet verenigbaar is met Gods Vaderschap en Schepperschap, en vraagt: "Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen?"(Mal. 2:10;NBG). Maar van het God zien als een liefdevolle en aanhankelijke Vader, Die voorziet in hun noden en zorgt voor hun welzijn, is er niet de geringste aanduiding. Het vaak geciteerde vers, dat de Zoon de "Eeuwige Vader" maakt (Jes. 9:6), is zeer verwarrend, want het beeld van "vader" is het complement van "zoon", en kan in het zelfde verband geheel niet toegepast worden op dezelfde persoon. Een van de Griekse versies leest "abi" (vader) als "abia", wat meer passend is. De zin zou moeten zijn: ""Raad zal Hij aan de machtige brengen", om plaats van "Raadsman, de Machtige God, de (Eeuwige) Vader."
In tegenstelling hiermee wordt de term "vader" vele malen gebruikt voor de voorvaders van de natie van Israel. Aan hen deed Yahweh grote beloften en deze werden in gebed tot Hem gebruikt om zegen te ontvangen. De patriarchen, de fysieke, letterlijke nakomelingen van dat volk, stonden tussen hen en Hem. Dit schijnt een nauwere geestelijke relatie te hebben verhinderd, zoals die nu door geloof bestaat tussen God en Zijn heiligen.
Nadat Gods Zoon verschenen was in het vlees, wordt, in het zogeheten "Nieuwe Testament", de term Vader twee maal zo vaak voor God gebruikt als voor mensen. Dit is een welsprekend commentaar op het feit dat God Zelf letterlijk een Zoon heeft gekregen, en als gevolg daarvan met de mensheid is verbonden door een nieuwe band, die uiteindelijk, bij de voleinding, heel het ras zal omvatten. De Zoon, als Zijn Christus of Gezalfde, zal heersen als Koning, maar wanneer het koninkrijk wordt overhandigd aan God, wordt Deze niet Koning, maar Vader(1Kor. 15:24). De uiteindelijke band met allen zal niet een koninkrijk zijn, maar een familie. Dit is de eeuwige naam die net zo lang voort zal blijven gaan om harten te verzamelen in de cirkel van Gods liefde, tot allen zich binnen die omarming bevinden, bij de voleinding. Het is de volrijpe vrucht van de aionische tijden, met al hun kwaden en lijden, want stervelingen leren alleen door trieste ervaringen hoe hulpeloos ze zijn in zichzelf en hoe men Zijn liefdevolle zorg op waarde kan schatten en op prijs stellen.
Ik heb gehoord van iemand die naar God verwijst als Vader van alle tijden en van alle gelegenheden. Sommigen zijn echt door hun Bijbels heen gegaan en hebben overal God in Vader veranderd. Ik heb hiervoor wel sympathie, maar betreur het gebrek aan verstandige waardering van andere aspecten van Gods karakter, in het bijzonder Zijn Godheid. Hij is ook met andere banden aan ons verbonden, zoals Schepper en Redder. En "Vader" beperkt Hem tot ons en onze noden, terwijl "God" Hem verbindt met al Zijn schepselen, zelfs met hen die Hem niet kennen in deze uiteindelijke relatie. Het is God Die van de wereld houdt, de Vader is beperkt tot de familie. In ons dienstbetoon zouden we Hem moeten bevestigen als onze Heer, en onze gebeden met betrekking tot Zijn werk zouden door deze titel vooraf gegaan moeten worden.
De geest van zoonschap, die we ontvangen hebben, zet ons er toe aan instinctief "Abba! Vader!" te roepen (Rom. 8:13; Gal. 4:6). En dit leidt ons er toe, wanneer we op Hem in gebed een beroep doen, aan de titel Vader het verdere feit toe te voegen dat Hij onze Vader is. Wij hebben niet alleen een veel nauwere relatie met Hem dan de titel "God" doet denken, maar het drukt een tederheid en sympathie uit die mensen gewoonlijk niet verbinden met de Godheid. Als God is Hij verbonden met al Zijn schepselen, maar als Vader is Hij beperkt tot hen van de mensheid die Zijn geest ontvangen hebben. Tot op zekere hoogte waarderen wij Zijn voorziening, en danken Hem voor Zijn zegeningen. Wij verwachten het grootste doel van allen, in geest, lang voordat allen levend zijn gemaakt en verzoend met God, bij de voleinding.
Het is zo af en toe goed te kijken naar de naam of titel die wij gebruiken door het toevoegen van speciale kenmerken, die op dat moment bovenin onze harten liggen. Paulus, te midden van zijn beproevingen, zegende Hem als Vader van de barmhartigheid en als de God van alle vertroosting(2Kor. 1:3). Met het oog op de allesoverstijgende genade die tot de natiën is gekomen, waardoor wij een veel hogere plaats hebben dan Hij aan Israel gaf, de geliefde natie, mogen wij Hem aanspreken als de heerlijke Vader, of Vader van de heerlijkheid(Efe. 1:17).
Wij hebben de directe nadering tot onze God en Vader overdacht, gebaseerd op onze relatie met Hem. Maar in onze hoogste inspanningen om Hem te zegenen, zouden wij Hem moeten herinneren aan de Ene door Wie alleen wij in Zijn aanwezigheid mogen naderen. Hij is niet alleen onze God en Vader, maar de God en Vader van onze Heer, Jezus Christus. We mogen er zeker van zijn dat wij Hem geen grote eer schenken, wanneer wij God als onze Vader bevestigen, want wij zijn er van overtuigd dat, in onszelf, wij een schande voor Hem zijn en geen recht hebben Hem als Vader of als God op te eisen. Maar wat een tegenstelling is het, wanneer wij denken aan onze Redder, Die onbeperkte en eindeloze heerlijkheid brengt voor Zijn naam, door Zijn bemiddelend werk! Hij is de God en Vader van onze Heer, Jezus Christus. Dat betekent veel voor Hem!
Hij is de God en Vader van onze Heer, Jezus Christus. Hij is niet de Grote, Onbekende, Liefdeloze Schepper en Bewerker van alles, maar de God Die Zijn hart aan ons heeft laten zien door een Bemiddelaar, door Wie Hij allen tot Zichzelf wil redden. Wat kan voor Hem meer aanvaardbaar zijn dan herinnerd te worden aan het feit dat Hij de God is van de Ene, Die door Zijn vernedering en schaamte, zowel als door Zijn heerlijke heerschappij, zevenvoudig zal herstellen wat totaal verloren scheen te zijn? Op verscheidene plaatsen begint Paulus zijn brieven hiermee, met de meest volle en de fijnste van alle titels van de Godheid(2Kor. 1:3; Efe. 1:3; Kol. 1:3). Het heeft een rijkdom en kostbaarheid die appelleert aan allen die verder zouden willen kijken dan hun eigen blijdschap en genieten van de zegeningen die onze Heer, Jezus Christus, aan onze God en Vader heeft gebracht.
Welke enorme waarden en hoge eren worden uitgedrukt door de volle naam en titel van onze Redder! Wanneer we aan Hem denken als Heer, laten we ons dan herinneren dat in het Hem dienen en gehoorzamen, wij ook Zijn God een genoegen doen. En wanneer wij Hem aanbidden als Jezus, dat wil zeggen, als Yahweh de Redder, laten we dan niet vergeten dat het Zijn Vader was Die Hem zond, en Zijn God Die Hem verliet voor onze redding. En wanneer wij jubelen in de heerlijkheden van Zijn zalving, mogen wij onderkennen dat Hij voor alles Gods Christus was, Zijn Messias, als profeet, om Zijn denken aan al Zijn schepselen bekend te maken, om als Koning te heersen, niet alleen op de Aarde, maar ook te heersen in de hemelen, en als Priester om de mensheid terug te brengen bij Hem en het universum met God te verzoenen.
Ik ben er van overtuigd dat het onze God een genoegen doet, wanneer wij in lofprijzing en gebed Hem niet alleen aan onze relatie met Hem door genade doen denken, maar ook aan Zijn heerlijke plaats als de God en Vader van de Ene door Wie al onze zegeningen komen. Dit schijnt zeer passend te zijn bij het begin van onze gebeden, wanneer we ze laten voorafgaan door lof, en Zijn naam zegenen, voordat wij afdalen tot de verzoeken en zaken die op onze harten liggen. En aan het slot, indien we onszelf verstandelijk de grote waarde van Zijn werk realiseren en het diepe verlangen in het hart van God om Hem te eren, zullen wij ons gebed afsluiten en ons verzoek vastleggen door alle recht of waarde van onszelf te ontkennen, maar alles te baseren op de naam van onze Heer, Jezus Christus. Door Hem, tot God, is alle lof en heerlijkheid voor de aionen!
De titel Heer wordt genomen van de sociale ongelijkheden die onder mensen zijn gerezen. Het wordt vaak gebruikt voor koningen of slaveneigenaars, of het hoofd van een huishouden, of zelfs als een beleefde erkenning van superioriteit, zoals toen Jacob Ezau zijn heer noemde(Gen. 32:18:19). Het Hebreeuws verwijst letterlijk naar een BESLISSER, het Grieks naar een BEKRACHTIGER, maar in dagelijks gebruik wordt het toegepast op elke sociaal meerdere. Daarom wordt het ook zeer toepasselijk gebruikt voor de Heer der heren(Openb. 19:16). Sociaal is onze Heer, Jezus Christus, superieur in rang aan alle mensen en boodschappers. Als Zijn slaven, in geest, is het speciaal toepasselijk dat wij Hem in ieder gebed dat verbonden is met dienstbetoon, erkennen als Heer, en bidden in de naam van onze Heer, Jezus Christus, wanneer we gemeenschap met hem willen hebben aan Zijn werk.
Wij presenteren onze wensen instinctief aan degene die in staat is ze te vervullen. Er is in deze een kleurrijk contrast tussen de Farizeeër en de tollenaar. Onze Heer vertelde dit verhaal aan hen die vertrouwen in zichzelf hadden, en als zodanig in het geheel niet konden bidden, tenzij als een formele religieuze oefening, om zo door mensen gezien te worden, en onder de mensen een reputatie van vroomheid op te bouwen. Ieder onderdeel dat in verband met de Farizeeër werd genoemd was kenmerkend. Hij stond. Hij was zelfs dankbaar dat hij zo goed was! Toch bad hij niet tot God, maar tot zichzelf. Hij had geen God nodig, of een Vader! Misschien zouden we dit moeten meenemen in onze studie over gebed. Maar helaas, hoeveel hiervan, dat onder deze naam wordt verzonden, komt als een boemerang weer terug bij degene die bidt? Het is de diepste diepte tot waar een religionist kan zinken, want hij stelt zichzelf in de plaats van God. Laten we oppassen dat zelfs niet een splinter van deze geest onze verzoeken binnendringt(Luc. 18:11). Er is altijd het gevaar dat wij onszelf op de een of andere wijze zonder God afdoende vinden.
Weinigen die dit lezen zullen denken aan het benaderen van God door de tussenkomst van een zogenaamde "heilige," of, nog erger, proberen Jezus te bereiken door de bemiddeling van Zijn moeder. Maar er zullen sommigen zijn die tot Jezus bidden, met het verkeerde idee dat Hij meer benaderbaar is dan de Godheid, en dat Hij hun verzoeken aan Zijn Vader zal presenteren. Dit alles stelt God geheel in een vals licht en is voor Hem volkomen onaanvaardbaar en beledigend. Bovendien schiet het totaal tekort om de waarde en de afdoendheid van Christus' offer te waarderen, dat de weg heeft geopend, recht naar de aanwezigheid van God. Zijn Naam, met al wat die inhoudt, is een volledig en perfect paspoort tot de goddelijke aanwezigheid. Wij zouden niet moeten loven en bidden zonder die te gebruiken, maar we zouden tegelijkertijd altijd Zijn hoge eer als Gods Christus moeten bevestigen. Zelfs onder stervelingen kan het een belediging zijn om iemand alleen met zijn naam aan te spreken, zonder zijn juiste titel.
Het is bijzonder toepasselijk om in de huidige tijd van Hem te spreken als Christus Jezus, eerst het ambt noemend, precies zoals we dat met aardse waardigheidsbekleders doen. Wij spreken van Koning George de Vijfde, en van President Truman, wanneer we verwijzen naar hun sociale of politieke niveau. Daarom is het ook goed om Hem zo te noemen, wat naar Zijn verhoging wijst, Die eens Jezus Christus was tijdens Zijn vernedering. Vrijwel al onze zegen komt tot ons door Zijn dood en verheerlijking. Daarom is het passend om Zijn Vader te herinneren aan de plaats die Hij heeft aan Gods rechterhand. Wij kunnen zijn als het gevolg van een keizer, die altijd hun loyaliteit tonen door de titels die zij gebruiken bij het wijzen op zijn majesteit.
Er is altijd Een tot Wie wij zouden moeten bidden, alleen Een door Wie wij de Godheid zouden moeten benaderen. Moge het ons gezegend voorrecht zijn ieder hun juiste plaats te geven, en aan ieder Hun passende heerlijkheid toe te schrijven! In ons loven is het speciaal genoegen doend voor Hem, wanneer wij Hem erkennen en God herinneren aan de vele uitmuntendheden van Zijn Zoon (want Hij is de enige Weg naar de goddelijke Aanwezigheid) en op Hem deze benamingen en titels toepassen, die, in zichzelf, Hem kronen met de heerlijkheden en genaden die Hem door God geschonken werden en verkregen werden door middel van Zijn genadevolle afdaling tot in het stof van de Aarde, om zo Gods hart te onthullen en Zijn schepselen terug te brengen naar Zijn boezem.
Terug naar de indexpagina van Bidden en lofprijzing