Er is een tijd voor alles, en veel hangt af of we alles op de juiste tijd doen. Zo is het ook met bidden en lofprijzing. Dit is niet alleen toepasbaar op ons dagelijks leven, maar ook op het gedrag van Gods heiligen doorheen het verleden en in de toekomst. Wat passend was voor de heiligen onder de wet, hoeft helemaal niet ideaal te zijn voor ons, vandaag. Wat zeer aan te raden was in Daniël, zou het bewijs van afvalligheid kunnen zijn in deze periode van allesoverstijgende genade. In het verleden was er bidden per gelegenheid, bij tussenpozen, nu is het onmisbaar en zouden we er zonder ophouden mee bezig moeten zijn. Laten we de uitoefening er van in het verleden, in Israel, overdenken en dit vergelijken met Paulus' voorschrift voor vandaag.
In het vroege Israel waren de meeste gebeden aan gelegenheden verbonden. De een of andere noodzaak of crisis bracht ze naar boven. En dat niet alleen, de tempel was de officiële locatie voor gebed. Of de mensen gingen er heen, of ze richtten hun gebeden in die richting, waar ze ook waren, net zoals de Mohammedanen naar Mekka. Ik kan me geen moskee herinneren waarin er niet enige indicatie was van de richting van hun heilige schrijn, en de aanbidders bogen zich allen met hun gezichten in die richting. In langdurige crises, zoals de deportatie, schijnen vrome Joden vastgestelde uren gehad te hebben voor gebed. Daniël opende zijn ramen richting Jeruzalem, en knielde drie maal per dag, en gaf dank. Zijn gebed zullen we later bekijken, maar nu is het behulpzaam te zien dat er onder de wet niet zoiets was als onophoudend gebed.
In het latere Israel ontving God verzoeken in de tempel in het uur van gebed. Er was een plaats en een tijd. Op het negende uur(rond drie uur), gingen Petrus en Johannes er heen en genazen de lamme man bij de Schone Poort(Hand. 3:1). En het was ook op die tijd dat de boodschapper bij Cornelius kwam en antwoordde op diens verzoeken(Hand. 10:3:30). Dit schijnt de vastgestelde tijd te zijn geweest voor de Joden en de proselieten om hun godsdienstige plichten te doen. Er was niets in de wet dat het tot een verplichting maakte, maar het was een van de talloze mens-gemaakte gewoonten, die vrijwel net zo bindend waren geworden als Gods onthulde instructies.
Maar Petrus beperkte zichzelf niet tot het gebruikelijke uur. Het was op het middaguur, rond het zesde uur, dat hij het dak van het huis op ging om te bidden. Door deze daad scheidde hij zich af van het volk en werd hij voorbereid voor de grote, aanstaande verandering in Gods handelen. Hier hebben we de opening die op den duur zou leiden tot de verzoening van de natiën. Zoals we later zullen zien, was zelfs de plaats toepasselijk, want Simon, de leerlooier, bij wie Petrus logeerde, woonde aan de kust. In Bijbelse symbolen staat de zee voor de natiën en het vaste land voor Israel. Petrus is, zo te zeggen, al aan de rand van het land, en staat op het punt in de zee geduwd te worden. Maar dat is geen plaats voor een mens. En ook het huis van een "heiden" is niet geschikt voor de aanwezigheid van een Jood. Daarom is het op het middaguur, wanneer de natuur op haar helderst is, dat Petrus overtuigd wordt dat God nog wat kruimels heeft voor de overige natiën, en wordt hij voorbereid op het afdalen van de geest op Cornelius. Paulus daarentegen, die ook bad rond het middaguur op de weg naar Damascus, werd gegrepen door een licht dat uitging boven de helderheid van de zon, net zoals zijn bediening boven die van Petrus stond in hemelse heerlijkheid(Hand. 10:9; 26:13).
Niets kan ons zo krachtig op de hoogte brengen met de afvalligheid van Israel, als het tragische feit dat zij hun hypocriete gebeden opzeiden op juist het uur dat het Grote Offer het uitriep aan de Godheid: "Mijn God, Mijn God, waarom heeft U Mij verlaten?"(Matt. 27:46). Kunnen wij ons de scene niet voorstellen zoals ze verscheen aan de geesten boven? Overal waren de godsdienstige Joden, heilige hypocrieten, schijnbaar in gebed in de goddelijke aanwezigheid, hoewel hun lage zonden vereisten dat zij ter dood gebracht zouden worden aan de vervloekte boom. En aan de andere kant vinden wij de hoge en heilige Zoon van de Almachtige, Die alleen het recht had binnen te gaan in de aanwezigheid van de Godheid. En nu is Hij door Zijn God verlaten! Wat een kader voor Zijn allerhoogst offer, de scheiding van de aanwezigheid en glimlach van Zijn Vader! Alle gebeden die door Israel werden aangeboden op het negende uur, konden nooit de tijd heiligen zoals Zijn enkele gebed voor hun vergeving(Matt. 27:46).
Tot op heden heb ik altijd de zogeheten "transfiguratie," of transformatie van onze Heer afgebeeld in de schaduwen van de nacht. Maar er is geen aanduiding dat dit niet overdag gebeurde. In feite moet het, als een symbool van de heerlijkheid van het komend koninkrijk, gebeurd zijn tijdens de dag, want die aion wordt altijd aangeduid door uitdrukkingen als: de dag van Yahweh, en de tijd wanneer de zon opkomt met genezing in haar vleugels(Mal. 4:2). En, daarenboven, het zal het koninkrijk van de hemelen zijn, ook al zal het niet in de hemelen zijn. Bovendien wordt van het licht van de zon gezegd dat het in die dag zevenvoudig zal zijn(Jes. 30:26). Bij een soortgelijke gelegenheid, de roeping van Saulus was rond het middaguur, was het licht verblindend in haar helderheid.
Om overeen te komen met de geest van de wet, werkte onze Heer gedurende de dag. Hij deed het meeste van Zijn bidden tijdens de nacht, waarbij de fysieke toestanden overeen kwamen met Israels geestelijke toestand. Zelfs wanneer Hij sliep, stond Hij op, terwijl het nog nacht was, om te bidden, ter voorbereiding voor de komende dag(Marc. 1:35). Bij een bepaalde gelegenheid, toen Hij op het punt stond uit Zijn discipelen de twaalf te kiezen, bracht Hij heel de nacht door "in gebed tot God", zoals het gewoonlijk wordt vertaald. Ik hou niet van die zinsnede "gebed tot God". Zoals we zullen zien, heeft gebed haar bron in God. Het vertelt Hem niet wat al veel beter weet dan wij, maar verbindt ons met Hem in verband daarmee. Vandaar dat het weergegeven zou moeten worden, zoals in de het geïnspireerde Origineel: "het gebed van God"(Joh. 17:24), en Hij was in het gebed van God om Diens wil te zoeken, niet om die van Zichzelf er door te drukken.
Toen de crisis van Zijn bediening naderde, toen Hij de verkondiging van het koninkrijk stopte en Zijn verwerping begon te verkondigen, bracht onze Heer de avond alleen door, in gebed(Matt. 14:23). Hij had de menigte op wonderlijke wijze gevoed door middel van een paar brokken. Omdat hun buiken gevuld werden, wilden zij Hem koning maken(Joh. 6:15). Dit was totaal vreemd aan Zijn programma, en vereiste een speciale zitting met Zijn Vader. Als gevolg daarvan werd de hele loop van Zijn bediening omgekeerd. "Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te vertonen, dat Hij moest heengaan naar Jeruzalem, en veel lijden van de ouderlingen, en overpriesteren, en Schriftgeleerden, en gedood worden, en ten derden dage opgewekt worden."(Matt. 16:21;NBG)
De volgende grote crisis was Gethsemane, en opnieuw trekt Hij Zich terug om die avond te bidden. Het was het meest hartverscheurende gebed dat de wereld ooit zou meemaken. Het was verschrikkelijk om verteld te worden dat Zijn bediening aan Israel had gefaald, maar nu gaat Hij ook nog de diepste diepten van wanhoop binnen met het oog op Zijn verlatenheid door God Zelf, toen alle anderen Hem verlaten hadden en Hij het grote Zondoffer werd voor de hele wereld. De avond was zonder twijfel donker, maar voor Hem was het slechts het symbool van de diepe duisternis die het land en Zijn eigen ziel zou gaan bedekken, toen Hij de volgende dag voor ons leed van het midden van de ochtend tot het midden van de middag, toen het lichtste deel van de dag zo donker werd als de nacht(Marc. 14:32; Luc. 22:41,44).
We hebben de tijden overdacht toen onze Heer bad en toen Petrus zijn verzoeken deed. Laten we nu naar Paulus kijken. Het is zeer opvallend om te zien hoeveel malen hij bad, maar toch worden we nauwelijks verteld wanneer dat was. Het belang hiervan zal later duidelijk worden. Maar er was één gelegenheid die voor ons zeer interessant is. Kort na zijn Macedonische roeping en zijn contact met de goden van de natiën, in het meisje dat door een Pythongeest bezeten was, worden Silas en hij in de gevangenis geworpen, in de kelder, en hun voeten worden vastgelegd in blokken(Hand. 16:24). Wat een vernederend begin en hoe ontmoedigend om direct bij het begin van hun door God aangewezen taak van het bekendmaken van het evangelie aan Europa, al gestopt te worden! Toen Petrus gevangen gezet werd, lezen we dat er voor hem ernstig tot God werd gebeden. Maar dat was niet het geval bij Paulus en Silas. Zij waren alleen en in een vreemd land. Maar zij hadden zo'n heerlijke en vitaliserende boodschap, dat zij niet alleen voor zichzelf baden, maar ook liederen zongen voor God. En het was middernacht. Hier beginnen we de plaats te zien van het gebed in Paulus' evangelie voor de natiën(Hand. 16:23).
In onze donkerste ervaringen, in de meest wanhopige omstandigheden, zullen we, indien onze harten overlopen van het evangelie van Gods genade, zowel lofprijzen als bidden. De hele atmosfeer van deze gezegende verlossing is zwanger van genade. Dit wordt nog meer benadrukt wanneer we ze vergelijken met Petrus' vrijlating. Paulus was het middel van redding voor de gevangenbewaarder, die zichzelf verloren achtte. Petrus was de oorzaak van de dood van de bewakers, die niets misdaan hadden. Paulus werd door de stadsbestuurders gerechtvaardigd, die moesten komen om hen er uit te halen. Petrus moest wegsluipen in vergetelheid, zelfs nadat hij was vrijgelaten. Onze middernachtelijke rampen worden verheerlijkt door Gods genade. Zij mogen dan wel op dat moment het diepste zwart schijnen, maar gebed dat is gebaseerd op Gods genade, is superieur aan iedere geestelijke toestand, en wij moeten zowel zingen als bidden. Zelfs als onze stemmen niet van het beste kwaliteit zijn, worden onze harten in staat gesteld Zijn lof te zingen in de diepste diepten van wanhoop. En indien we kunnen lofzingen om middernacht, als alles zwart is, dan kunnen we zeker bidden op al die andere tijdstippen, wanneer de dag niet zo donker is en wanneer de zon stralend schijnt in de lucht.
Doorheen Paulus' brieven lezen we van volhardend en onophoudend gebed. Het is niet een buitenste kledingstuk, dat bij speciale gelegenheden moet worden gedragen, maar een belangrijk intern orgaan, onmisbaar voor het proces dat ons geestelijk leven gaande houdt. Zelfs onze Heer vertelde tijdens Zijn koninkrijksbediening in een gelijkenis dat zij altijd moesten bidden en niet moedeloos moesten worden(Luc. 8:1-8). Maar het motief er achter was geheel anders. Zelfs een onrechtvaardige rechter kan door een weduwe vermoeid raken, zodat hij haar zal wreken. Zou God niet met alle middelen het wreken van Zijn uitverkorenen doen, die Hem dag en nacht smeken? Zullen wij dit voorbeeld volgen? Ik denk het niet! Wij zijn niet in een positie om naar recht en wraak te vragen. Het tegendeel is waar, wij wreken onszelf niet, maar geven ruimte aan Gods verontwaardiging, want er staat geschreven: "Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Here. Maar, indien uw vijand honger heeft, geef hem te eten; indien hij dorst heeft, geef hem te drinken, want zo zult gij vurige kolen op zijn hoofd hopen. Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede."(Rom. 12:19-21;NBG).
Maar hoe kunnen wij bidden zonder ophouden? Slechts een paar mensen zijn in staat meer dan één verstandelijke handeling tegelijk uit te voeren. De meesten van ons kunnen een gesprek voeren terwijl we werken, en dat houdt een veel grotere inspanning in dan gemeenschap met God. We moeten onze gedachten richten op passende woorden en onze lippen en tanden en tongen samen laten werken om de juiste geluiden uit te drukken en onze longen gebruiken om de lucht naar buiten te persen. Het is echt een nogal ingewikkelde inspanning van onze kant. Het is voor onze geesten veel gemakkelijker de houding van gebed en lofprijzing tot God aan te nemen, wat ook verder onze aandacht opeist, en welke andere taken het lichaam ook verricht.
Slechts weinigen realiseren zich hoeveel dingen het lichaam op een moment verricht. Wat ook onze voornaamste bezigheid mag zijn, we blijven ademen; de longen zetten uit en krimpen samen, het bloed neemt de zuurstof op uit de lucht en geeft het dodelijke kooldioxide af. Tegelijkertijd reageert de huid en zal vocht afscheiden. Daarnaast gaat het gecompliceerde proces door in maag en darmen, dat nodig is voor de vertering van ons voedsel; speciale vloeistoffen worden toegevoegd en tot een massa vermalen, die, op haar beurt, weer gescheiden wordt, zodat een deel wordt opgenomen door het bloed en de rest wordt afgevoerd. Er zou een aanzienlijk laboratorium voor nodig zijn en een zeer kundig laborant, om deze taken op juiste wijze buiten het lichaam uit te voeren. Dan zijn daar nog andere organen, die allen tegelijkertijd functioneren. Het hart pompt het bloed door het lichaam, zodat de ogen kunnen zien, de oren horen, de neus ruikt, de tong proeft. En alles gaat zonder enige inspanning van onze kant z'n gang, terwijl wij werken en met onze bekenden praten. Het is niet moeilijk er nog een functie aan toe te voegen en, samen met al die andere functies, met God in contact te zijn.
Hoeveel eenvoudiger is het te spreken met, of, beter, te denken aan God! Hoe vaak zijn we niet verlegen om woorden om een paar vage, maar dringende gevoelens of noden uit te drukken, met het oog op ons dienstbetoon of in verband met de een of andere crisis in Zijn werk! Zoals we al hebben laten zien, wij zijn onwetend over wat het beste is, want de toekomst is voor ons verborgen, en wij zijn ons niet bewust wat God nou precies in beeld heeft, zodat wij ons kunnen richten naar Zijn wil. Want het leven dat wij leven is veel te ingewikkeld om door ons volledig begrepen te kunnen worden. Dan hoeven we alleen maar onze harten in geest op te heffen naar God, als muziek zonder woorden, en onszelf afgestemd vinden in eenheid met Zijn geest, en rusten in Zijn vrede, want Hij weet wat we nodig hebben en zal ons verzekeren dat alles wel is, zelfs wanneer alles onuitspreekbaar verkeerd is.
Indien we het willen, kunnen we woorden gebruiken. In feite weet ik van een geval waar het gebed spontaan opwelde en slechts bestond uit de verstandelijke uiting: "Genadevolle God, als het U genoegen doet....!" Meer is niet nodig. Geen precies omschreven verzoek is nodig. Dit komt ongevraagd boven, midden in problemen, wanneer de druk op het hart verlichting nodig heeft.
Lofprijzing en bidden zijn niet vreemde, abnormale functies, waarvoor de mens geen organen heeft. Integendeel, de mensheid werd speciaal ontworpen door haar Schepper voor precies deze roeping. De mens werd een tong gegeven om met zijn metgezellen te communiceren. Op z'n best is het een stamelende en imperfecte methode om gedachten kenbaar te maken. Woorden zijn nauwelijks passend als middel voor het uitdrukken van gedachten. Te vaak worden zij verkeerd begrepen en uitgelegd. Zelfs het meest perfecte van alle literatuur, het Woord van God, dat haar eigen woordenboek meebrengt, heeft tot ontelbare interpretaties geleid. Wanneer ik spreek en schrijf, houd ik de achtergrond van mijn toehoorders en lezers in gedachten, zodat het ook voor hen verstaanbaar zal blijven. Ik gebruik de middelen die in de Heilige Schrift te vinden zijn om begrip te verzekeren. Ik stel zaken vaak twee maal, synoniemen gebruikend om het onderwerp nog beter te dekken. Maar geen hiervan is vereist wanneer we communiceren met de Godheid. Hij Die ons voor Zichzelf maakte, Die voornemens is ons Alles te worden, begrijpt onze noden veel beter dan wij dat zelf doen. Hij leest onze harten, niet onze woorden.
Zoals een muziekinstrument, zo werd de mens gemaakt om de Godheid te prijzen. Hij heeft alle noodzakelijke middelen, zodat hij dit ten allen tijde kan doen, zonder zijn vitale functies te onderbreken. In feite moeten de maag en longen en het hart doorgaan met functioneren, net zoals zij dat doen wanneer we met anderen praten. Het is natuurlijk beter dat we alleen zijn, weg van de afleiding van menselijke gemeenschap, maar dit is niet absoluut noodzakelijk in deze bediening van geestelijke werkelijkheden. Het kan helpen om voor God op de knieën of ons gezicht te gaan, omdat dit in overeenstemming is met onze geestelijke houding voor Hem. Maar, nogmaals, het is niet noodzakelijk dit te doen, als onze geesten maar geknield zijn als wij Zijn aanwezigheid zoeken. Ik zou me zeer opgelaten voelen als ik in het openbaar zou bidden, zoals een Moslim, maar ik aarzel niet, in aanwezigheid van iedereen, in de geest naar de grond te buigen, op welk moment dan ook, hoe ik mij ook beschaamd mag voelen om tot hen te spreken, of zelfs maar onder hun ogen te komen.
Maar om zo'n enorme verscheidenheid te bereiken, heiligen en zondaren, jong en oud, geestelijke kleuters en volwassenen, uit verschillende landen, met vreemde gewoonten, en zelfs denominaties en richtingen, om hen allen te bereiken met dezelfde woorden, is bijna net zo moeilijk als heel de mensheid met dezelfde taal te bereiken. Mijn kleinzoon, die vooraan zat bij een bijeenkomst, vroeg me na afloop waarom ik soms "over zijn hoofd heen" sprak. Hij was toen nog te jong om alles te begrijpen wat ik sprak. Daarom vertelde ik hem dat ik dat moest doen om de anderen te bereiken, die achter hem zaten. Ik weet zeker dat zij niet zaten te wachten op de melk die hij nog nodig had, want sommigen van hen waren al volwassen voordat hij geboren werd, zowel geestelijk als lichamelijk. Dit kon heel eenvoudig worden opgelost. Alles wat nodig is, is dat iedere luisteraar of lezer alle dingen kent. Dan zouden zij gemakkelijk mijn bedoeling kunnen vatten, zelfs indien mijn woorden zouden falen om het over te brengen.
Met karakteristieke verwarring hebben ernstige en devote gebedsbewegingen vandaag, de tijden niet begrijpend, genade overspel doen plegen met de wet, zelfs in gebed. Gebed wordt zonder ophouden gehouden in "tempels", in plaats van om drie uur, zoals in Jeruzalem. In een van die tempels beroemde men er zich op dat het gebed gedurende vele jaren zonder onderbreking was volgehouden. Het was in ploegen dag en nacht gaande gehouden. Zoals een wacht in oorlogstijd, werd iedere groep zo nu en dan afgelost, zodat er geen onderbreking zou zijn. Ik heb geen idee hoe zij de veroordeling door onze Heer zouden uitleggen van langdradigheid en babbelzucht in gebed(Luc. 20:47), of het gebruik van nodeloze herhalingen(Matt. 6:7). Maar we mogen er zeker van zijn dat de vroege kerk niet meende dat Paulus zoiets bedoelde. Het is maar weinig beter dan de gebedswielen van de heiden, die denkt dat hij de goden kan beïnvloeden tot instemming met zijn eigen wil. Het neigt er naar de fundamentele waarheid te bedekken dat iedere heilige ten allen tijde een levend contact moet onderhouden met God.
Laten wij dan bidden zonder ophouden. En laten wij bij gelegenheid bijzondere verzoeken richten langs de lijnen die door Paulus werden voorgesteld, ten behoeve van de promotie van Gods werk in de wereld. Hierover zullen we later meer leren, wanneer we de bijzondere verzoeken gaan bekijken die de apostel voor ons heeft aangeboden, en die voor hem werden gedaan en voor allen die volgen in zijn bediening. Moge God Zelf ons bemoedigen ten allen tijde met Hem in contact te staan!
Terug naar de indexpagina van Bidden en lofprijzing