Bidden en lofprijzing
deel 13
Het gebed van onze Heer.
door A.E.Knoch.

Onze Heer was vaak in gebed met God, maar ons wordt zelden een verslag gegeven van de woorden die Hij gebruikte of van de inhoud van Zijn verzoeken. Maar in Johannes' verslag wordt een heel hoofdstuk gewijd aan Zijn omgang met de Vader. Wij worden, zo gezegd, meegenomen in het heilige der heiligen, en krijgen het kostbare voorrecht van het luisteren naar de meest schitterende en intieme uitwisseling van gedachten tussen de Zoon en de Vader voor wat betreft Zijn missie aan Israel op Aarde. De omstandigheden zijn zodanig dat we een opsomming zouden verwachten van de zonden die Hem omringen en een pleidooi voor bescherming tegen de kwade middelen van de Tegenstander. Maar in plaats daarvan is Hij bezig met Zijn heerlijkheden en die van Zijn discipelen.

Bij het nadenken over welke passage in de verslagen van het leven van onze Heer dan ook, zal het ons zeer helpen een verstandig begrip te krijgen van haar boodschap, als we in gedachten houden in welk verslag het staat en in welk deel van ieder verslag het voorkomt. Dit is betrekkelijk eenvoudig als we hun structuren in gedachten houden, zoals die aan het eind van de Keyword Concordance worden gegeven. Voor hen die deze (nog) niet in hun bezit hebben, zullen we, in het kort, de belangrijkste feiten herhalen, zodat we de crisis kunnen begrijpen die het lange gebed van de Heer in het zeventiende hoofdstuk van Johannes veroorzaakte.

Christus' heerlijkheid en Zijn vernedering zijn de twee grote thema's die in de verslagen over Zijn leven en bediening worden uiteengezet. Mattheüs schrijft over Zijn heerlijkheid als de Koning van Israel, terwijl Johannes, overeenkomstig, deze heerlijkheid onthult als de Zoon van God. Marcus en Lucas houden zich hoofdzakelijk bezig met Zijn vernedering, de eerste als de Dienstknecht en de laatste als de Zoon van de mens. Wij zouden dit bij het lezen in gedachten moeten houden en als achtergrond moeten plaatsen bij iedere scene en voorval die zij bevatten. Bijvoorbeeld: het gebed van de Heer in Johannes is niet gebaseerd op Zijn koninklijke rechten, Zijn nederige dienst of Zijn afdalen in menselijke vorm, maar op de heerlijkheid van Zijn goddelijk zoonschap.

Alle verslagen hebben dezelfde algemene structuur, dat wil zeggen: zij behandelen dezelfde onderwerpen in dezelfde volgorde. Elk heeft een centrale crisis, waarna dezelfde onderwerpen opnieuw onze aandacht opeisen, maar in omgekeerde volgorde. Tot aan de crisis wordt Hij verkondigd, na de crisis wordt Hij verworpen. Het is vaak van belang voor het verstaan van een passage, dat wij deze dingen in de gaten houden. De standaardformule voor al deze verslagen kan teruggebracht worden naar dit: Geloofsbrieven, doop, koninkrijk, Koning - Koning, koninkrijk, doop, geloofsbrieven. Bijvoorbeeld: het gebed van onze Heer, dat we op het punt staan te overdenken, gebeurt aan het eind van de verwerping van het koninkrijk, en kan alleen begrepen en gewaardeerd worden als we het in dit licht bezien.

Nog scherpere en gedetailleerdere aanwijzingen van wat we in het gebed van onze Heer kunnen verwachten, kunnen verkregen worden als we de zaak nog verder in de structuur terugzoeken. De periode die gaat over de verwerping van het koninkrijk(Joh. 11:54 - 18:1), verdeelt zich in twee overeenkomende delen, die beide gaan over Zijn vertrek(11:54 - 12:36), de vijandige gezindheid(11:55-12:19; 12:37-50) en het uur van Zijn verheerlijking(12:20-36; 13:1-17:26), maar de eerste helft houdt zich bezig met de menigte en de Grieken, de tweede helft met de discipelen en de Vader. In deze laatste discussie over Zijn verheerlijking spreekt Hij eerst tot Zijn discipelen(13:1-16:33), en dan bidt Hij tot Zijn Vader(17:1-26). Dit is de omgeving van het heerlijkste van de gesprekken tussen de Zoon van God en Zijn Vader.

Een korte inleiding.

Om het kort samen te vatten, in een enkele zin: God onthult Zichzelf in Christus in de Griekse Schrift, in de vier verslagen, verhuld in vlees, als de Zoon van God in Johannes, als communicerend met Zijn Vader over het verworpen koninkrijk en Zijn discipelen in het gebed van onze Heer in het zeventiende hoofdstuk van Johannes. Indien alle uitleggers hun onderwerpen op deze wijze zouden voorstellen, ze, figuurlijk gesproken, naspeurend vanaf de stam, door de dikken takken en de dunnere twijgen, tot aan de vrucht, zouden ze niet zo vaak misleid worden en een citroen krijgen die van een appelboom geplukt is of een olijf van een vijg. Wij zouden altijd iedere passage in het licht moeten zien van haar plaats in het geheel van Gods onthullingen, en in iedere secundaire deling waarin zij haar plaats vindt. Dan zouden we nooit voor onszelf een gebed nemen of toepassen of stelen dat behoort bij de discipelen van onze Heer, en behoort bij Zijn koninkrijk bij de verwerping, zeker wanneer we er veel meer van kunnen genieten als we het bij de terechte eigenaars laten.

Na Zijn verwerping als Koning, nadat de Joden geprobeerd hadden Hem te doden, wandelde Hij niet langer in Judea(Joh. 7:11), en begon Hij Zijn terugreis naar de Vader. Hij was van God uit gegaan en was nu op Zijn weg terug naar Hem. Het is opvallend dat deze principiële crisis in Zijn loopbaan op Aarde gebeurde tijdens het Loofhuttenfeest(Joh. 7:2). Het doet veronderstellen dat, zoals in de dagen van de tabernakel in de wildernis, de priester, bij het naderen in de aanwezigheid van God, zijn weg ging langs het altaar en het wasvat in de hof, en de kandelaar en het toonbrood en het gouden altaar in het heilige, en door de gordijnen ging in het heilige der heiligen met de ark en de cherubim en de shekinahheerlijkheid, zo ook Hij, in dezelfde volgorde, Zijn weg terug vindt naar de Vader. Ja, het verhaal begint met een wenk naar Zijn offer, want de Joden waren er op uit Hem te doden.

Het gebed zelf kan het best begrepen en genoten worden wanneer we de onderwerpen zien en hun schitterende balans. Bij aanvang(1-8) en bij de afsluiting(24-26) worden wij betrokken bij de heerlijkheid van de Zoon. Dan, als tweede, en ook als tweede van het eind, is er een pleidooi voor eenheid(9-11 en 20-23). In het midden is het onderwerp het bewaren van de discipelen. Dit wordt in twee aanvullende delen verdeeld: Christus' bewaren(12-14) en Gods bewaren(15-19). In het algemeen is de Zoon bij het begin en het einde het onderwerp, net zoals Hij de Eerste en de Laatste is in de grote thema's van schepping en redding. En het midden wordt in beslag genomen door de discipelen, hun eenheid en bescherming. Maar dit alles is met het oog op het falen van de verkondiging van het koninkrijk, en Zijn daaruit voortvloeiende vertrek.

1-5--6-8 Verheerlijking-Erkenning 24--25-26
9-11 Eenmaking 20-23
12-14  (Christus) ------ Bewaren van de discipelen --------- (God) 15-19
 

VERHEERLIJKING VAN DE ZOON

 
1- zoon 5
-1 Vader 4
2  Geschenk ------- Aionisch leven ------- Doel 3
 

ERKENNING

 
6 Naam 26
7-8 Zoon gezonden 25
 

BEWAREN VAN DE DISCIPELEN

 
12-13  Woorden -------------- Doel ---------------- Werken 18-19
14- Gegeven ---------------- Woord ------------------- Waarheid 17
-14 Niet van de wereld 15-16

Hijzelf is de Weg, de ware en levende Weg(Joh. 14:6). Niemand kan tot de Vader komen dan door Hem. Maar Hij wordt ook vertegenwoordigd door alles wat op de weg is. Hij is de Deur, net zoals de Herder, Die Zijn ziel aflegt ten behoeve van de schapen(Joh. 10). Hij is het Wasvat, maar niet alleen voor uiterlijke reiniging. Hij voorziet in leven-gevend water, dat niet slechts heiligt, maar bevredigt en levend maakt(Joh. 7:37-39). Hij is ook de Kandelaar, want Hij is het Licht van de wereld en geeft het levenslicht(Joh. 8:12). Hij doet zelfs de blinden zien(Joh. 9:1-6). Bij het zogeheten "laatste avondmaal" is Hij het Toonbrood, of het aanwezigheidsbrood en deelt Hij Zichzelf met de discipelen(Joh. 13). En dan, in het gebed dat Hij bidt, herkennen wij Hem als de Wierook en als het Gouden Altaar, pal voor het gordijn. Kort daarna werd dit Gordijn gescheurd en werd Hij het Verzoendeksel. Maar op dit moment stopt Hij voor het altaar om wierook te offeren in dit meest schitterend van al Zijn gebeden.

Wierook op het gouden altaar.

Christus is het antitype van het gouden altaar vanwaar wierook als een geur van rust opstijgt naar de Godheid. Alleen door Hem kunnen wij onze gebeden van waardering en lof opzenden naar God. Deze wierook was van een zeer speciale samenstelling, en werd alleen gebruikt voor de aanbidding van Yahweh. Zoals al het andere in Gods verblijfplaatsen ontworpen was om een stoffelijke afbeelding te zijn van geestelijke waarheden, mogen wij er zeker van zijn dat de ingrediënten waaruit het was samengesteld, ons veel vertellen over de samenstelling van dat wat God genoegen doet en verheerlijkt in Zijn aanbidding. Wij zullen daarom elk van deze componenten onderzoeken en proberen te ontdekken welke kwaliteiten een heerlijke geur zullen opleveren wanneer ze op het altaar, Christus, geofferd worden.

Het mag vreemd klinken, maar vrijwel alle hebben een zeer onaangename kwaliteit: bitterheid, zwartheid, of slechte geur, zodat zij onaangenaam zijn voor een of meer zintuigen, tastzin, zicht of reuk. Dit kan een goddelijke illustratie zijn van de taak van het kwaad in de aionen. Wanneer stoffen die weerzinwekkend zijn voor onze zintuigen, door het vuur omgevormd worden tot zoete, kalmerende wierook, kan het ons helpen in te zien hoe God de kwaden, die wij verafschuwen, omzet naar zoete lof voor Zijn naam. Bittere lasten, zwarte ervaringen, slecht gedrag, alles zal door de alchemie van Zijn offer omgekeerd worden tot lichte lasten en heldere gebeurtenissen en goed gedrag, dat opstijgt naar de aanwezigheid van God in aanbidding en bewondering, door het kruis van Christus, onze Heer!

Ingrediënten van de wierook.

De ingrediënten van de wierook die op het gouden altaar werden gebruikt, zijn niet exact bekend, maar we hebben geprobeerd het bewijsmateriaal zeer nauwkeurig te ziften(Lev. 30:34). Het eerste wordt eenvoudig een druppel (ntph) genoemd in het Hebreeuws, hetzelfde woord als in Job 36:27 voor waterdruppels wordt gebruikt. Het Griekse woord ervoor is staktee, wat ook druppel betekent, maar gebruikt werd voor bijzondere soorten aloë, kaneel of mirre. De Septuagint is nogal losjes in dit geval, omdat staktee gebruikt wordt voor aloë, labdanum en voor karbonkel en ook voor mirre. Een oude schrijver, sprekend over mirre, zei dat de druppels die uit eigen beweging uit de boom zweten, zonder een inkeping, staktee genoemd worden, d.w.z. druppel, en de beste mirre van al is. Zo schijnt het dat het hoofdbestanddeel van de wierook die bij de aanbidding van God door Israel werd gebruikt, een druppel mirre was, de natuurlijke, niet die uit kunstmatige verwerving, en mogelijk alle andere soorten in bitterheid overtrof.

En is dit niet in volkomen en fijnzinnige overeenstemming met de geestelijke ingrediënten van lofprijzing en aanbidding, speciaal in het geval van onze Heer? De rook die opsteeg van de mirre was zeer aangenaam, maar het is zo onvoorstelbaar bitter voor onze smaakpapillen, dat de Hebreeuwse naam simpelweg de stam "mr" heeft, of het woord "mrre", bitterheid. Zijn loopbaan, sinds Hij de Vader verliet en Zijn messiaanse bediening begon, was bitterder dan bitter. Zijn eigen broeders geloofden niet in Hem. Zijn buren probeerden Hem dood te stenigen. Zijn volk verwierp Hem. De Schriftgeleerden lachten Hem uit. De priesters en oudsten probeerden Hem vermoord te krijgen. Al Zijn inspanningen schenen volkomen gefaald te hebben. In plaats van de kroon van het koninkrijk, stond Hij op het punt gekroond te worden met doornen. In plaats van de heerlijkste troon op Aarde, zou Hij spoedig de meest smadelijke en schandelijke plaats in het universum gaan bekleden, opgehangen als een gevaarlijke misdadiger aan het kruis van schande.

Hij heeft het allemaal verdragen en op deze wijze God op Aarde verheerlijkt, en zo maakte Hij het werk af dat God Hem te doen gaf. Er is hier een geweldige les voor hen die ogen hebben om te zien. Tijdens de boze aionen komt heerlijkheid niet tot God door grote successen, niet door het winnen van grote massa's, maar door de bittere ervaringen van verslagen zijn en door een paar struikelende volgelingen en door verwerping door de religieuze wereld. In dit opzicht zou onze loopbaan moeten overeenstemmen met de Zijne, want wij weten dat de mensheid als geheel het evangelie van Gods genade zal afwijzen, net zoals Israel het evangelie van het koninkrijk afwees. En heerlijkheid stijgt vandaag op uit deze bittere weg, en stijgt op in de neusgaten van God als wierook, een rustgevend parfum dat voor Hem zeer aangenaam is, wanneer zijn boodschappers aan de natiën vervolgd worden, net zoals het was toen de grote Verkondiger van het koninkrijk veracht en verlaten werd, uitgezonderd door een enkeling. De wierook die opstijgt van een martelaar, brandend op de brandstapel, is een genoegen voor Gods hart.

Zwart - murex.

Het tweede ingrediënt is ook veel eenvoudiger geestelijk te verstaan dan materieel vast te stellen. Het is simpelweg zwart. Dit wordt toepast op de zwarte leeuw, omdat deze kleur zo ongewoon is. Hier schijnt het de zwarte murexschelp aan te duiden, die de basis was voor veel oriëntaalse vormen van wierook. Geestelijk is de naam zeer suggestief, want ze wijst naar alles dat zwart is, tegengesteld aan het licht. Net zoals bitter zeer onsmakelijk is, zo is zwart onwelkom voor de ogen. Net zoals de vervolging die Hij doorstond bitter was voor Zijn ziel, maar prettig geurend in Gods neusgaten, zo steeg ook de verdorvenheid van de mensheid, die Hem verschrikte en een duisternis over Zijn geest wierp, op naar God als een zoete geur die van het altaar komt.

Melkwit - galbanum.

Galbanum, het derde ingrediënt, geeft ons een andere tegenstelling. Haar Hebreeuwse naam, chlbne, schijnt een combinatie te zijn van chlb, MELK of vet, en lbn, WIT, dat wil zeggen MELK-WIT. Het was waarschijnlijk een gomhars, die op asafetida lijkt, met dezelfde stinkende geur. De mirre was bitter van smaak. de murex was zwart voor het zicht, en nu is de galbanum een stank voor de neusgaten. Zo was de bediening van onze Heer een belediging voor Zijn volk.

Wit - (hedendaagse)wierook

Maar niet alle ingrediënten die opstegen van het gouden altaar waren in hun pure staat onaangenaam voor de ziel. De wierook was een geurige gomhars, aangenaam voor de ogen en, hoewel het een zachte terpentijngeur had, smaakte het niet onaangenaam. Zo was het ook met het geestelijk tegendeel. In de bediening van onze Heer, en in alle inspanningen voor Gods heerlijkheid tijdens de boze aionen, was er een zekere mate van genoegen, zowel als pijn. Er zijn mensen die horen en er zijn de velen die niet willen luisteren, sommigen die zien, maar ook de meerderheid die verblind is, en zij die met genoegen aanvaarden, en ook de massa's die beledigd zijn. Wierook op zich is de gewone wierook van vandaag en dit is een gepast ingrediënt om Gods genoegen uit te beelden in dat wat in overeenstemming is met Zijn wil.

Zout - bederfwerend.

Het enig andere ingrediënt schijnt zout te zijn geweest. Dit was nodig om te voorkomen dat het bedierf, zoals het ook vandaag veel wordt gebruikt. Onze Heer kende, ook in het vlees, geen bederf, zelfs niet in de dood. Daarom was het niet een van de ingrediënten van de wierook, maar een toegevoegde stof, die zeer noodzakelijk is wanneer we proberen onze aanbidding in de wierook van lofprijzing en aanbidding te versterken. Het schijnt te wijzen naar dat wat grotendeels ontbrak aan Israels aanbidding, maar overvloedig aanwezig was in de loopbaan van onze Heer: discipline. Als de wandel verdorven is, is de aanbidding een stank in de neus van God. Hoe het er van buiten ook uit ziet, hoe groot en succesvol onze loopbaan ook zijn moge, als ze niet overeenkomt met de Schrift, ontbreekt het zout, en zonder dat doen we God geen genoegen.

Onze Heer kan niet beschuldigd worden van een gebrek aan liefde, want Hij gaf Zijn hele ziel voor de redding van de verlorenen. Ondanks dat waren er momenten dat Hij buitengewoon hard scheen. Toen Hij de Farizeeën aan de kaak stelde, noemde Hij hen het nageslacht van adders(Matt. 3:7). Zelfs toen Hij een geliefde discipel berispte, aarzelde Hij niet om een term te gebruiken die wij niet zouden kunnen gebruiken, zonder na te denken over ons eigen gedrag. Hij noemde Petrus een satan, de Hebreeuwse titel voor de Tegenstander(Matt. 16:23). Dit zout was nogal scherp, maar het was zeer noodzakelijk. De discipelen waren het zout van de Aarde, maar hoe konden zij dat zijn, als zij zelf verdorven waren in hun gedrag?

Ook de offers verlangden zout. Het mocht er niet aan ontbreken. Aan de andere kant werd er geen zuurdeeg of gist of zelfs honing toegestaan bij het naderingsoffer(Lev. 2:11-13). Ze konden olie gebruiken of wierook, maar geen honing. Doet dit ons niet denken aan een soort natuurlijke zoetheid zoals conflicten met Gods wil en het door de vingers zien van kwaad? Een vader zal gek zijn op zijn kind, maar hij zou niet moeten falen, als het nodig is, het te vermanen en te corrigeren. Wij zouden zeer aanhankelijk moeten zijn aan onze vrienden, maar laat dit ons gedrag niet beïnvloeden in het geval zij zich misdragen. Honing is goed(Spreuken 24:13), maar het is niet goed als het overdadig wordt gegeten(Spreuken 25:27). Het zou niet zich niet moeten bemoeien met behulpzame discipline of in onze geestelijke relaties terecht moeten komen. Haar zoetheid zou nooit gevonden mogen worden in de wierook van gebed en lofprijzing. Onze Heer bad niet voor Judas.

De verheerlijking van de Zoon.

De openende en afsluitende gedachten van dit gebed onthullen ons het hart van Gods doelstelling in de Griekse Schrift, alsook de methode om die te verkrijgen. Gods heerlijkheid wordt bekend gemaakt in de verheerlijking van Zijn Zoon. Aan de andere kant deelt Hij aionisch leven uit om het voor Zijn discipelen mogelijk te maken deze kennis te verkrijgen. Het is een schitterende indamping van het voorwerp van alle schepping en onthulling. God is onlosmakelijk en oneindig heerlijk, maar die is veel te helder voor stervelingen om het aan te zien. Het moet gedempt weerspiegeld worden, zodat wij er naar kunnen kijken. Eerst worden wij er aan voorgesteld in de schaduwen van de Hebreeuwse Schrift, dan zie we de Zoon, maar niet zo maar, in het kort. Wij moeten de tijd hebben om te zien en te leren. Daarvoor wordt aan ons aionisch leven gegeven. Nadat allen de les hebben geleerd, zullen zij onoplosbaar leven hebben bij de voleinding, maar dat zal het gevolg zijn, niet het middel van een kennis van Gods heerlijkheid.

Het uur komt.

De afsluitende periode van het nederige leven van de Zoon van God is aangebroken. In afwachting daarvan bidt Hij tot de Vader, want dit zal onmogelijk zijn zolang Hij onder de vloek van het kruis is, verlaten omwille van onze zonden. Daarom is het precies op tijd, die Hij veronderstelt in de geest, als Hij roept: "Het is volbracht!"(Joh. 19:30). Het is dan dat Hij de geest geeft en het is dan dat het werk, dat de Vader Hem had gegeven, voltooid is(Joh. 17:4).

De verschillende heerlijkheden.

Zijn eerste gedachte is de Vader te verheerlijken. Hij had Hem op Aarde verheerlijkt in vernedering, nu verlangt Hij er naar dit door een totaal andere methode te doen: door middel van Zijn eigen heerlijkheid. Het is zeer opvallend deze andere methoden te zien in verband met de twee evangeliën. De apostelen waren in Zijn beproevingen met Hem opgetrokken(Luc. 2:28). Niemand die niet met Hem was geweest vanaf de doop door Johannes tot aan Zijn hemelvaart, kon geteld worden bij de twaalf apostelen(Hand. 1:22). Maar Hij ontmoette Saulus van Tarsus in een heerlijkheid die hoger was dan de helderheid van de middagzon. Dit is de heerlijkheid waarom Hij de Vader in dit gebed vroeg.



Terug naar de indexpagina van Bidden en lofprijzing

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern