Veel op Aarde schijnt maar een schaduw te zijn van dat in de hemelen. Wij lezen over het ritueel van de boodschappers(Kol. 1:20). Het goddelijk dienstbetoon van Israel schijnt uit menselijke imitaties te bestaan, gekopieerd van dat wat gaande is onder de hemelingen. De heilige plaatsen die door mensenhanden gemaakt zijn, waren slechts afbeeldingen van het ware, waarheen Christus is gegaan(Hebr. 8:23). Wij weten allen dat het populaire idee over de "hemel", waar alles in harmonie met God zou zijn, en waar de "engelen" allemaal heilig en blij zouden zijn, fout is. Het bloed van Christus' kruis zal zowel in de hemelen als op de Aarde vrede brengen(Kol. 1:20). Er is ook daar vijandigheid. Het zal ons kostbare voorrecht zijn de verzoening uit te stralen naar de hemelse menigten, net zoals het Israels hoogste eer zal zijn de natiën te winnen voor de aanbidding van God.
De heerlijkheden van de hemel zijn onmetelijk groter dan die op Aarde. Dit gaat ons verstand te boven, maar het kan helpen de twee op andere manieren te vergelijken. Hun fysieke kenmerken kunnen een index zijn van het geestelijke. God Zelf verwijst naar de hoogten van de hemelen om zo Zijn superioriteit ten opzichte van de mens aan te geven.
"Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde,
zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn gedachten dan uw gedachten."
(Jes. 55:9;NBG)
Wie kan de enorme verschillen meten tussen de wegen van God en die van de mens? Moet ook dit niet een aanwijzing zijn voor de afstand tussen hemelse en aardse heerlijkheden?
De Schrift spreekt over de veelheid aan sterren. Abraham kon ze niet tellen(Gen. 15:15). Hun aantal schijnt wel oneindig te zijn. Vele jaren geleden werd een honderd inch telescoop opgericht op een berg die in het zicht van mijn huis ligt. Ze deed het aantal sterren dat zichtbaar is voor de mens aanzienlijk toenemen. Onlangs is er nog een opgericht, niet ver hier vandaan, met een doorsnede van tweehonderd inches, vier maal zo groot. Hoewel deze nog niet in vol bedrijf is, hebben testen al foto's opgeleverd van nog veel meer sterren, die nog niet eerder door de mens gezien werden. Zonder twijfel zullen met nog krachtiger lenzen zelfs nog meer sterren zichtbaar gemaakt worden. Het lijkt wel of er geen eind aan komt.
De mens kan de sterren niet tellen, dat is Gods voorrecht. Hij telt ze niet alleen, maar Hij noemt ze allen bij naam(Psalm 147:4). Wat er op die sterren is wordt ons niet verteld. Maar we weten dat er soevereiniteiten en gezaghebbers zijn onder de hemelingen(Efe. 3:10), net zoals hier op Aarde. Hun boodschappers zijn groter in kracht en macht dan mensen(2Petr. 2:11). Zij zijn in staat de Aarde te bezoeken, terwijl wij nauwelijks haar oppervlak kunnen verlaten, laat staan naar andere sferen te reizen.
De Schrift bevat vele aanwijzingen voor vervreemding en conflicten in de hemelen. Satans snerende en kleinerende opmerkingen over Job laten zien wat sommige van de hemelingen dachten over Gods banden met de mensheid. Zij weten van de vijandschap tussen mens en Godheid, en grijpen met graagte de gelegenheid aan om deze op te stoken en de breuk tussen het schepsel en de Schepper wijder te maken. Ons heerlijk voorrecht, het meest kostbare deel van ons lotdeel, is deze onverlaten zelf op één lijn te brengen met God en de harmonie in de hemel te herstellen. Niet alleen Job, maar ook de heiligen van deze bedeling lijden veel onder de aanvallen van deze kwaadaardige geestkrachten(Efe. 6:11-17). Wij vallen hen niet aan. Al ons wapentuig is verdedigend van aard, behalve het zwaard, dat een goddelijk woord is. In de toekomst zullen wij hen van vijanden tot vrienden maken. Doorheen ons zullen ook zij met God verzoend worden.
Ons lotdeel is geestelijk, dat van Israel is ziels en materieel. Zij zullen voedsel en onderdak nodig hebben in het land, net zoals hun politieke en godsdienstige suprematie op de Aarde zal zijn. Waarom ontvangen wij ook niet een deel om te eten en een plaats om te leven? De reden is eenvoudig: we zullen het niet nodig hebben! Lichamen die geestelijk zijn en onsterfelijk, zullen door andere middelen onderhouden en beschermd worden dan die door stervelingen gebruikt worden. Misschien kan een wat ruwe illustratie de oplossing brengen. In mijn jeugd gebruikten wij olielampen, die voortdurend van olie voorzien moesten worden, en de vlam moest door een soort schoorsteen beschermd worden en de pit schoongemaakt van haar as. Indien een daarvan niet gebeurde, zou ze uit gaan. Maar nu gebruiken we elektrische lampen. Al wat die nodig hebben is een verbinding met de centrale. En toch branden zij helderder dan de olielampen.
Zelfs tijdens ons huidige leven wordt alle energie indirect geleverd door de zon. Ja, wij zullen soms onszelf warmen en de directe voordelen genieten van de zonneschijn, zodat we weinig of geen beschutting nodig hebben tegen de elementen. Zonder zonlicht zouden er geen planten groeien, en geen enkel dier zou kunnen eten van de vrucht van de grond. Tegelijkertijd verbergt de Aarde ons de helft van de dag voor de zon. Theoretisch, als we ons heel de tijd in het zonlicht zouden kunnen koesteren, zou dit onze vitaliteit verdubbelen, en als we alle tussenfasen, waardoor ze ons van interne brandstof voorziet, zouden kunnen overslaan, zouden we vele malen zo energiek zijn als nu. Het verschil zou vergeleken kunnen worden met de telefoon en de radio. De een heeft draden nodig om de signalen te geleiden, de andere, door golven te gebruiken, doet het zonder. Onze lichamen hoeven niet geesten te zijn om deze voordelen te genieten, maar zij moeten geestelijk zijn, en niet ziels.
Zijn we eenmaal in nauw en voortdurend contact met de universele Bron van kracht en leven, dan zal de vloek van Eden genezen worden en zelfs de aan de Aarde verbonden zwakheden van het menselijk ras zullen verdwijnen. Omdat we geen bloed zullen hebben, zal er geen ziel zijn, geen voelen, is er zelfs geen lijden mogelijk, en, al zouden we het hebben, we zouden geen voedsel kunnen opnemen. Kou of hitte zullen onze lichamen niet aantasten, daarom hebben zullen wij geen huis nodig hebben om in te schuilen. Onze lichamen zullen trillen van leven omdat zij geestelijk zullen zijn. Dat is de reden waarom ons geen paleis wordt beloofd als deel van ons lotdeel, of zelfs geen feest, want deze zullen volkomen onnodig en ongewenst zijn, maar eerder afbreuk doen aan de geestelijke vreugde die onze harten zal vullen, wanneer we de rijkdommen genieten van de heerlijkheid van Zijn lotdeel, iedere geestelijke zegen omarmend te midden van de hemelingen.
De mensheid kent vele vijanden. Vanwege onze sentimentele opvatting over de hemel, met niets dan blijheid en engelwezens, zouden we bijna vergeten dat alle ellende van de mensen in principe dáár ontstaan is en ons tot stervelingen maakte, en de Aarde en haar leven tegen de mensheid opzette. De Aarde is inderdaad het toneel waarop God Zichzelf aan het onthullen is, maar het stuk is een tragedie, die van boven af geschreven en gedirigeerd wordt. Het was een engel die tussenbeide kwam en ons van onze Schepper vervreemdde, en zo de dood en zonde en ellende introduceerde.
Tot het moment dat Satan naar beneden kwam en Eva misleidde, was er op Aarde geen vijandschap. Adam was niet bang voor de dieren die hij een naam had gegeven, en de grond gaf vrijelijk van haar overdaad. Maar als gevolg van het bezoek van de Tegenstander raakten de levende schepselen vervreemd en de grond zelf hield veel van haar kracht achter. Het hele koninkrijk van de natuur, waarover de mens als heerser was aangesteld, kwam in opstand tegen diens leiderschap. Dit heeft tot veel ellende en wanorde en dood geleid. En het kwam doordat hij gehoor gaf aan een hemelse rebel, en niet aan God.
Toen Adam en Eva uit de hof van Eden verbannen werden, werden zij door cherubim en een kerend vlammend zwaard verhinderd terug te keren. Algemeen wordt aangenomen dat ook dit hemelse wezens waren, maar hun naam en samenstelling daarvan geven ons daarover geen zekerheid. Hoewel Hebreeuwse woorden zelden een combinatie zijn van andere woorden, worden Hebreeuwse namen gewoonlijk uit twee of meer woorden samengesteld. Zo kan het zijn dat k-rub, zoals cherub in de oorspronkelijke tekst wordt samengesteld, ALS (voor k) en VELEN (voor rub - zoals in rabbi) aangeeft en ALS-VELEN betekent, of: de vertegenwoordiger van een menigte. Wie deze velen zijn wordt duidelijk uit hun vorm, want die combineert de hoofden van heel de bezielde schepping. Zij hebben niets dat hen met de hemelingen verbindt. Zij schijnen verschillende vormen van leven op Aarde te vertegenwoordigen. Dezen zijn wild en houden de mens weg van het hier beneden genieten van zijn lotdeel.
Wij lezen niet van boodschappers of van engelen als zodanig, tot de tijd van Abram. Dan worden ze vaak naar zijn nakomelingen gezonden, in het bijzonder naar de natie Israel. Maar het is wel opmerkelijk dat de eerste maal dat er een verschijnt, het aan Hagar is, de moeder van Ishmael(Gen. 16:7). Vervolgens kwamen ze bij Lot(Gen. 19:1). Uit deze twee kwamen twee natiën voort die vijandelijk stonden tegenover het volk van de belofte. Er verschenen geen boodschappers tijdens hun verblijf in Egypte, maar er werd er een gezonden om Mozes te roepen om hen van hun banden te verlossen. Vanaf toen, tot Maleachi, wat "boodschapper" betekent, zijn zij voortdurend actief ten behoeve van het volk van het verbond. In deze profetie worden Johannes de Doper en onze Heer Zelf boodschappers genoemd. Zij verschijnen opnieuw tijdens de bediening van onze Heer en Zijn apostelen, verdwijnen vervolgens vrijwel geheel in Paulus' brieven, en verschijnen weer in de rest van de Besnijdenisgeschriften. In de Openbaring worden ze in menigten gezien en bij vele gelegenheden.
De missie van boodschappers aan de Besnijdenis was meestal weldadig. Zij waren dienende geesten, opgedragen te dienen ten behoeve van hen die op het punt stonden het lotdeel van redding te ontvangen(Hebr. 1:13). Ze werden naar Abram gezonden en redden Lot van Sodom(Gen. 19). Een boodschapper weerhield Abram er van zijn zoon Izaäk te doden(Gen. 22:15) en ging voor diens dienstknecht uit om een vrouw te vinden voor Izaäk(Gen. 24:7), en sprak in een droom tot Jacob(Gen. 31:11) en nog een keer in Mahanaïm(Gen. 32:1). Een boodschapper van Yahweh verscheen aan Mozes in het brandende doornbosje(Ex. 3:2), ging met Israel mee op hun reizen (Ex.14:19; 23:20,23; 32:34), en verdreef de natiën uit het beloofde land(Ex. 33:2). Bileam stond op tegen een boodschapper van Yahweh(Num. 22). De psalmist zegt:
"De Engel des Heren legert Zich rondom wie Hem vrezen, en redt hen."
(Psalm 34:7)
Yahwehs boodschapper verscheen vaak in het land om het volk te redden van hun vijanden. Een kwam er bij Gideon(Richt. 6:11), bij Manoah, de vader van Simson(Richt. 13), en bij Elia, de profeet(2Kon. 1:3). Een boodschapper van Yahweh sloeg 185.000 Assyriërs, toen zij tegen Jeruzalem optrokken(2Kon. 19:35). Een boodschapper van Yahweh bracht vaak een boodschap naar de profeten, zoals aan Zacharia (1:9). Later werd Daniël zelfs buiten het land door hun tussenkomt verlost uit de leeuwenkuil(Dan. 3:28).
In latere onthulling verscheen een boodschapper van Yahweh aan Jozef, de latere echtgenoot van Maria, de moeder van onze Heer(Matt. 1:20; 2:19). Een boodschapper kondigde de geboorte aan van Johannes de Doper aan Zacharia, zijn vader(Luc. 1:11). Gabriël werd naar Nazareth gezonden, naar Maria, om de geboorte van de Messias aan te kondigen(Luc. 1:26). In Gethsemane versterkte een boodschapper Hem. Bij Zijn opstanding rolde een engel de steen weg die voor de tombe lag en maakte het bekend aan de apostelen(Matt. 28:2-7). De apostelen werden door een boodschapper uit de gevangenis bevrijd(Hand. 5:19). Zelfs nadat de natiën hun boodschap vrijwel hadden verworpen en Jacobus vermoord was, werd Petrus door een boodschapper van de Heer van zijn gevangenisketenen bevrijd(Hand. 12:5-11). Een kwam er zelfs bij Paulus op het schip tijdens zijn reis naar Rome en verzekerde hem dat hij voor Caesar moest staan (Hand. 27:23,24).
Het boek Openbaring wordt gekenmerkt door het feit dat ze als een geheel door een boodschapper aan Johannes werd gegeven(1:1). De boodschappers van de ecclesia waren zonder twijfel menselijk, daarom zullen wij aan hen voorbij gaan. Maar de anderen waren hemels. Een sterke boodschapper kondigt de opening van de rol aan (5:2), en velen van hen doen mee bij het toejuichen van het Lammetje, wanneer Hij de rol opent van Israels lotdeel. Vier boodschappers houden de winden van de Aarde vast, terwijl een andere de slaven van God verzegelt, voordat het land en de zee beschadigd worden(7:1,2). Dan staan alle boodschappers rondom de troon(7:11). De zeven die voor God staan blazen op de zeven trompetten (8:2-6,8,10,12; 9:1,13; 11:15). Een andere, staande voor het altaar, werpt vuur op de Aarde(8:3).
Dan is daar Abaddon, of Appollyon, de boodschapper van de afgrond(9:11), naast de vier die losgelaten werden om het derde deel van de mensheid te doden(9:14). Hij wordt gevolgd door een met de geopende rol(10:1). Dan strijden Michael en zijn boodschappers in de hemel tegen de draak en diens boodschappers(12:7). Als gevolg daarvan worden Satan en zijn boodschappers buiten geworpen, op de Aarde(12:9). Dan wordt het aionisch evangelie gebracht door een boodschapper(14:6), gevolgd door een die de val van Babylon aankondigt(:8) en door een derde, die waarschuwt tegen de aanbidding van het wilde beest(:9). Nog een andere roept om het binnenhalen van de oogst(:15), waarna er een verschijnt met een sikkel(:17), aan wie opdracht wordt gegeven de oogst binnen te halen(:18). De laatste zeven rampen worden door zeven boodschappers uitgegoten(15:11). Een van hen toont Johannes de straf van Babylon en legt die aan hem uit(17:1,7). Een ander kondigt haar val aan(18:1) en weer een ander laat zien hoe het zal zijn(:21). Dan komt er een die de roofvogels uitnodigt te eten van de doden van de legers van de Aarde(19:17).
Tenslotte wordt Satan, de Tegenstander, de slang, die de grote tragedie van de mensheid begon door Eva te misleiden in de Hof van Eden, voor de duur van duizend jaren gebonden door een boodschapper, en een van de boodschappers die de laatste rampen over het rebellerende Israel hadden uitgestort, toont Johannes de bruid van het Lammetje, het nieuwe Jeruzalem, dat een boodschapper zal hebben bij ieder van haar twaalf poorten(20:9,12).
De huidige tegenstand van de geestelijke machten van boosaardigheid te midden van de hemelingen wordt duidelijk uit de rol die zij spelen in Paulus' volkomenheidsbrieven. Bij het begin van Efeze is het hoofd van het rechtsgebied in de lucht de geest die werkt in de zonen van de koppigheid, niet in hen die gehoorzaam zijn aan het geloof. Hun koppigheid kan grotendeels het gevolg zijn van zijn invloed. In het laatste hoofdstuk worden we bekend gemaakt met een wapenrusting waarmee we deze krachten kunnen weerstaan, en een zwaard om hen te bevechten(Efe. 6:10-17).
In Kolossenzen hebben we een belangrijke passage, die, vanwege haar figuratieve vorm, een struikelblok is geweest voor de vurige, maar onvolwassen student van de Schrift. Geleerd hebbend dat het koninkrijk nog toekomst is en op Aarde, en dat we gerechtvaardigd zijn, iets wat veel meer is dan vergeven, komt het als een schok over als we in Kolossenzen lezen dat we overgezet zijn in het koninkrijk en de vergeving van zonden hebben(1:13,14)! Overdachten we alles maar in verband met de context! Dit is niet het toekomstige koninkrijk van de Zoon van David of van de Zoon van de mens, het is een huidige heerschappij onder de Zoon van Gods liefde. Israel zal verlost worden van de legers van de natiën, maar wij zijn al bevrijd van de duistere geestkrachten die het rechtsgebied van de duisternis genoemd worden. In geest hebben wij al een voorsmaak van ons lotdeel in onze redding van de kwaadaardige geestmachten die heel de mensheid in slavernij houden.
Wij zijn nog onderschikt aan de superieure gezaghebbers onder de mensen(Rom. 13:1). Zij zijn onder God gesteld. Zouden wij hen weerstaan, dan weerstaan we Gods mandaat, en zullen we oordeel over ons heen krijgen. Menselijke heerschappij is een goddelijke instelling en wij zouden ze moeten gehoorzamen. Het is voor ons eigen welzijn, in verband met het onderdrukken van het kwaad. Ook al is het nog zo'n mislukking, het is onze plicht ons er, in de Heer, aan te onderschikken. Onze eigen ervaring is zodanig dat we een weinig geleden hebben onder een onrechtvaardige en onverstandige regering, maar we zijn nooit gedwongen ons geweten geweld aan te doen. Hoewel we door twee oorlogen zijn gegaan, waarin de dienstplicht dreigde die ons in conflict met de gezaghebbers zou brengen, regelde God de zaken genadevol zo dat wij onderschikt konden zijn, zonder tegen God of mens in te gaan.
Zo is het niet met de geestelijke machten, aangevoerd door de Tegenstander. Ooit wandelden wij in harmonie met het hoofd van het rechtsgebied van de lucht, de geest die nu werkt in de zonen van de koppigheid(Efe. 2:2). Al sinds Eva luisterde naar de slang, heeft de geestwereld geprobeerd de controle te krijgen over de zaken van de mensheid. Individueel en nationaal beroemt het ras zich er op dat men doet wat men wil, maar zowel de mens als de natiën staan ontzet bij wat zij aangericht hebben. Hun beste inspanningen kaatsen weer terug op hun eigen hoofden. De beschaafde mens is geneigd zulke gedachten terzijde te werpen als alleen maar bijgeloof. Het kan vreemd zijn om te zeggen, maar de "primitieve" volken, die dicht bij de natuur leven, schijnen meer gevoel te hebben voor deze kwade invloeden dan hun wereldwijze superieuren. Op hun manier erkennen zij niet alleen dat er geestkrachten zijn, maar ook dat zij kwaadaardig zijn. In hun onwetendheid proberen zij zich met hen te verzoenen.
Desalniettemin is er, zelfs onder beschaafde volken, een opwekking geweest van het geloof in de geestenwereld. Het wordt gewoonlijk "contact met het spirituele" genoemd, maar men zou het beter spiritisme noemen. Geestelijk doet altijd iets goeds veronderstellen, tegengesteld aan het vlees. En dit is precies waar men ging dwalen. Ze hebben zonder twijfel contact met de geesten, maar dat zijn slechte, niet goede. Deze zijn vrij om te werken in hen die koppig zijn, die niet Gods geest gehoorzamen. Zij zijn het rechtsgebied van de duisternis, niet van het licht. Zij verlichten niet, maar misleiden. Sommigen van hen die inderdaad omgang met hen hebben gehad, ontdekten hoe misleidend ze zijn. Maar de meesten van de mensheid zijn door hen beïnvloed, en toch realiseren zij zich maar nauwelijks dat ze bestaan. Ze zijn veel te slim voor de mens om ze aan te kunnen.
Van deze slavernij zijn wij verlost. En deze persoonlijke redding uit het donkere gebied waarin wij leefden, naar het licht van Gods aanwezigheid, lijkt zoveel op die welke Israel, als natie, zal ervaren wanneer het koninkrijk van Christus de koninkrijken van deze wereld zal vervangen(Openb. 11:15), dat het ook een "koninkrijk" wordt genoemd. Maar de Koning is de Zoon van Gods liefde, een titel die Zijn universele hoofdschap erkent over de hemelse geestenwereld, en niet zozeer over de mensheid op Aarde. Dit is ons hedendaags lotdeel. Wij zullen niet met Hem in Zijn heerschappij over al deze geestkrachten verbonden worden, totdat wij levend gemaakt zullen zijn. Negatief gezien, echter, zijn we van hen bevrijd, een geschenk dat maar heel weinig heiligen ten volle op waarde schatten.
Sommige sekten in het Christendom hebben het hoog zitten met de bediening van "engelen." Ja, vrijwel allen denken dat de plaats die aan hen in het boek Hebreeën werd gegeven, ook vandaag toepasbaar is. Daarom vertrouwen zij op "engelbewaarders" en bidden ze zelfs tot hen die een hoge rang hebben. Zo stellen zij ze tussen henzelf en God, net zoals bij de Besnijdenis, die vele bemiddelaars had, priesters zowel als profeten. Paulus waarschuwt hiertegen in zijn brief aan de Kolossenzen. Indien wij vasthouden aan ons Hoofd, dan hebben wij geen andere bemiddelaar meer nodig dan Christus(Kol. 2;18). Maar er is een betekenis waarin onze Heer ook Bemiddelaar is, want Hij heeft ons, bovenal, Gods berichten gebracht en Hij is superieur aan iedere geestelijke macht.
De enige gelegenheid waarbij wij de bediening van een boodschapper zullen genieten, zal komen bij de afsluiting van onze loopbaan. Wanneer God ons naar boven roept, zendt Hij het Hoofd van de boodschappers, Wiens stem de doden zal opwekken en de levenden zal veranderen en weggrissen. Toen Hij nog op Aarde was ging Hij naar Bethanië met een bericht voor Lazarus en diens zusters, met betrekking tot de opstanding, die voor Hem ten allen tijde waar is. Hij is de Opstanding en het Leven(Joh. 11:25). In Zijn aanwezigheid zullen zij die sterven leven en de levenden zullen niet sterven. Maar hoe kon Hij die boodschap afleveren aan Lazarus, die dood was? Al wat nodig was, was "Lazarus! Hierheen! Naar buiten!" te roepen! Had Hij het niet beperkt tot Lazarus, dan zou Hij alle graven van hun doden geleegd hebben.
Zo zal het gaan wanneer Hij ons komt halen. Wat Hij precies zal zeggen weten we niet. Lazarus betekent hulpeloos, iets wat ons zeer goed zou passen, maar het kan heel goed heel de rest van de doden omvatten, die niet opgewekt moeten worden tot na de duizend jaren. Hij zou zelfs niet het woord heiligen kunnen gebruiken, want dan zouden de heiligen van de Besnijdenis het horen en voor hun tijd opstaan, want zij zijn niet eerder aan de beurt dan na vijf en zeventig dagen na Zijn aankomst in Israel. Welke term Hij zal gebruiken om dezen uit te sluiten en allen die leden van Zijn lichaam zijn in te sluiten, dat weten wij niet, maar zodra we het horen zullen we het allemaal herkennen, of we nu dood zijn of levend.
Ook zal het niet volstaan om hen naar buiten te roepen, want slechts weinigen van hen zullen in tombes gelegd zijn. In plaats daarvan zal het commando zijn: "Naar boven!", want we zullen niet slechts opgewekt worden, zodat we rechtop op de Aarde kunnen staan, maar we zullen weggegrist worden in de lucht, om Hem daar te ontmoeten. De centrale term "Hierheen" kan zeer wel voor ons gebruikt worden, want we worden allen in Zijn richting getrokken, niet gebonden in wikkeldoeken, maar vrij van iedere band, zelfs van de zwaartekracht die ons aan de Aarde bindt. Moge dit het kostbare voorrecht zijn van iedere lezer van deze zinnen, om te luisteren en, zelfs voordat hij ten ruste wordt gelegd, de heerlijke woorden te horen die ons weg zullen voeren naar Zijn aanwezigheid! Misschien zal de roep die wij zullen horen zijn: "Leden! Hierheen! Naar boven!".
In de tussentijd zullen we allen onze apostel bijvallen in zijn geïnspireerde gebed voor alle heiligen, opdat zij mogen zien wat de rijkdommen zijn van de heerlijkheid van het genieten van Zijn lotdeel te midden van de heiligen.
"15 Daarom houd ook ik, gehoord hebbende van uw geloof in de Here Jezus en van uw liefde tot al de heiligen,
16 niet op te danken, u gedenkende bij mijn gebeden,
17 opdat de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve de Geest van wijsheid en van openbaring om Hem recht te kennen:
18 verlichte ogen uws harten, zodat gij weet, welke hoop zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijkheid is zijner erfenis bij de heiligen,
19 en hoe overweldigend groot zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht,
20 die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten,
21 boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw.
22 En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente,
23 die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt.
"
(Efe. 1:15-23;NBG)
Terug naar de indexpagina van Bidden en lofprijzing