Het lot neemt alle besluit weg uit de handen van de mens en legt het in de handen van God. Alle leven, alle geschiedenis, is te danken aan goddelijk toedelen. Zelfs als de mens probeert zijn wilde wil door te drukken in de perfecte plannen van de Godheid, kan dit slechts de rol spelen die er in Zijn doelstelling aan toegewezen is. Afgezien van de beloningen voor trouwe dienst, zullen alle schatten en eer die onder Gods schepselen worden verdeeld tijdens de afsluiting van de aionen, die er aan komt, door het lot verdeeld worden. Aan de wil van de mens zal voorbij gegaan worden. Alleen God zal iedereen plaatsen in de positie die Hij voor hem of haar in het begin heeft vastgelegd.
In Israel was het lot een geëerd instituut, gegeven door Yahweh. In plaats van iets over te laten aan geluk, of aan het toeval van het noodlot, ontwijkt het de vergissingen van de mens, en legt alles in de handen van de Godheid, waar het thuis hoort. Het was een middel om, daar waar Zijn wil niet nadrukkelijk was onthuld, conflicten met de wil van Yahweh te voorkomen. Het was de methode die Hij aan Zijn volk gaf voor het verdelen van het land en voor het selecteren van mensen naar Zijn bedoeling, zonder Zijn directe tussenkomst. Ons rijke en heerlijke lotdeel is geen "erfdeel", te danken aan de dood van de Godheid, of gebaseerd op onze nauwe relatie met Hem, maar wordt ons genadevol gegeven uit de hand en het hart van de Al-Afdoende.
Wij lezen vaak van het lot in de vereerde King James vertaling, maar nooit van het toedelen of het lotdeel. Daarin wordt het veranderd in erven of erfdeel, hoewel dit duidelijk bereikt wordt door het lot. De verwarring die deze foutvertaling in Gods onthulling heeft binnen gebracht, is zeer betreurenswaardig. Zelfs toen ik nog jong en onwetend was in het geloof, kon ik nooit de gedachte vatten dat ik een erfgenaam van God was, of een mede-erfgenaam met Christus(Rom. 8:17). Ik wist dat een erfgenaam nooit het bezit van zijn erfenis kon overnemen, tot de dood van de erflater, en ik dacht er niet aan dat God ooit zou sterven. Ja, ik huiverde bij die gedachte, hoewel die zo vaak op de pagina's van de heilige Schrift werd aangegeven. Wat was de waarde van een erfenis, als die nooit verkregen kon worden? Het kon alleen maar valse en nietige verwachtingen opwekken. Het gebruik van het woord "testament" voor "verbond" heeft ook bijgedragen aan de verwarring.
Laten we de woorden erfgenaam, erven en erfenis schrappen uit de pagina's van Gods onthulling. Ze zijn fout en misleidend wanneer ze voor de Godheid worden gebruikt. Zij doen denken dat de mens over kan nemen wat onlosmakelijk aan God toebehoort. Zij geven kleur aan het verkeerde idee dat wij iets buiten Hem om kunnen doen. Zij geven ons een recht op een eigendom waarvan wij slechts gebruikers zijn. Ze hebben in het goddelijk woordenboek geen vervangend woord. In hun plaats zouden we gewoonlijk de een of andere variatie van het woord lot moeten gebruiken. In een paar gevallen zou het gewijzigd moeten worden in huurder, zoals dat in het Hebreeuws voorkomt. Totdat we dit doen, zullen onze gedachten in deze bewolkt en verward zijn, en zullen wij niet in staat zijn van ons eigen lotdeel te genieten zoals we zouden moeten. God heeft ons niet tot Zijn erfgenamen gemaakt, maar heeft ons een rijk en heerlijk deel toegewezen in Zijn grootse programma, niet om dit zonder Hem te hebben en houden, maar om het in gemeenschap met Hem te genieten.
Aan de andere kant is er reden voor grote dankbaarheid dat onze populaire vertaling vrijwel altijd "lot" correct vertaald. In het Hebreeuws is "gurl" altijd "lot". In het Grieks is "kleros" zeven maal "lot", twee maal "deel"(Hand. 1:17,25), twee maal "erfenis"(Hand. 26:18; Kol. 1:12) en een maal "erfdeel"(1Pet. 5:3). Dit is te danken aan het feit dat het zo vaak wordt gebruikt in verband met het werpen van het lot. Ze zouden niet goed een erfenis kunnen werpen! De loten waren meestal kleine voorwerpen, zoals kiezelstenen, die gemarkeerd werden om geïdentificeerd te kunnen worden. Ze werden in een zak gedaan en blind getrokken, zodat de menselijke keuze uitgeschakeld was. Voor de goddelozen schijnt dit een beroep te doen op kans, een wilde gok. Voor de vrome Israeliet was het Yahwehs methode om Zijn wil bekend te maken.
De eerste maal dat het woord lot voorkomt, legt het duidelijk de betekenis vast(Lev. 16:8-10). Er werden twee harige geiten genomen. Een moest geofferd worden als zondoffer, maar de andere moest in leven gelaten worden en de wildernis ingestuurd worden. De vraag rees: welke van de twee was de geit die moest verdwijnen en welke moest geofferd worden? Dit probleem kwam keer op keer naar boven. Het kon niet eens en voor altijd geregeld worden door een geschreven onthulling, zoals die gegeven was om de andere zaken die met dit ritueel verbonden waren te regelen. Ook kon Yahweh het niet aan de priesters over laten of aan het volk, want zijzelf waren zondaren en zouden zelfs bij het aanbieden van een zondoffer zondigen. Yahweh gaf hen niet het ritueel opdat zij onafhankelijk van Hem zouden zijn. Hij regelde het zo dat zij zich voor veel dingen tot Hem moesten richten, om zo ten allen tijde Zijn levende belangstelling voor hun zaken te realiseren.
Daarom moesten de loten in de zak gedaan worden en er uit getrokken worden om het lot van ieder van de geiten vast te stellen. Wij zouden kunnen zeggen: waarom zoveel ophef voor een zo simpele zaak? Het ging maar om dieren, niet om mensen. Op den duur zouden beide toch sterven. Wat maakte het dan voor verschil of het de ene was of de andere? In beide gevallen zou het beeld dat door het type voorgesteld werd, hetzelfde zijn, toch? Zeker niet! Het was het grootste belang voor dit typerende beeld, dat het persoonlijk en in het bijzonder in harmonie moet zijn met de wil van God. Het grote anti-type, Jezus Christus, werd geofferd naar de specifieke raad en voorkennis van God(Hand. 2:23). Hij liet geen detail aan het menselijk denken over, hoe miniem en klein ze voor ons ook mogen zijn. En zo is het ook met ons lotdeel. Laten wij God danken dat Hij het ons niet toestaat ook maar een enkel straaltje van onze heerlijkheid vast te stellen, maar dat alles overeenkomt met Zijn wil
"Het lot wordt in de schoot geworpen,
maar elke beslissing daarvan is van de Here."
(Spreuken 16:33)
Dit is, op kleine schaal, een illustratie van de alomvattende en God verheerlijkende waarheid dat alles uit God is. Als Hij hen dit allemaal in die duistere dagen in één keer verteld zou hebben, zou het hen verblind hebben, net zoals Saulus van Tarsus dat was op de weg naar Damascus. Zelfs vandaag zijn onvolwassen heiligen niet in staat haar straling te verdragen. Daarom werd het aan hen niet in eenvoudige woorden, maar in verhulde daden uitgedeeld, die steeds herhaald werden, en bij hen niet alleen door hun oren ingebracht, maar door hun zien en andere zintuigen. Het lijkt niet van belang en ver beneden de waardigheid van de Godheid te zijn om te kiezen tussen twee geiten, en welke rol ze te spelen zouden krijgen bij het presenteren van deze kleine vooruitblik op het drama van verlossing. We zouden immers kunnen tegenwerpen: wat maakt het voor verschil dat de ene geit gedood wordt en de andere de wildernis in moet? Zou Yahweh niet zo'n klein detail kunnen overlaten aan de mens of aan het toeval? Is het niet een welsprekende illustratie van de enorme waarheid dat niets aan het toeval of kans wordt overgelaten? Alles wordt door Yahweh toebedeeld!
Het lot werd gebruikt bij het toewijzen van land aan de stammen. We zouden kunnen vragen: welke fout zou er gemaakt zijn als zij op een andere manier hun plaats hadden gekregen? Maar de vraag alleen al zou onze onwetendheid over God openbaar maken en over Zijn plan en doel. In Zijn raadsbesluiten had iedere stam zijn rol te spelen, en dit vereiste dat zij hun juiste plaats op het toneel zouden krijgen. In sommige gevallen kunnen wij hier een glimpje van zien. Juda en Jeruzalem moesten niet ver uit elkaar liggen, want heerschappij en godsdienst waren in Israel gecombineerd. Het feit dat de Levieten geen lotdeel hadden, en leefden te midden van de andere stammen, zou ons moeten laten zien dat alles ontworpen was voor het doel dat God voor ogen had. Daarom werd het land per lot verdeeld; niet om het aan het toeval over te laten, maar om er zeker van te zijn dat Gods plan wordt uitgevoerd.
Een van de meest verrukkelijke en God erende gewoonten in Israel was het jaarlijks toewijzen van het bouwland. De boeren hadden het land niet in eigendom of pacht, zoals bij ons. Hun huizen stonden in kleine dorpjes, met de huizen samengegroepeerd voor veiligheid en wederzijdse bescherming, te midden van de gecultiveerde grond. Dit werd in het geheel niet als het hunne gezien. Zij waren slechts gebruikers. Het hoorde Yahweh toe en werd ieder jaar door het lot onder hen verdeeld. Op deze manier werden zij voortdurend herinnerd aan hun absolute afhankelijkheid van hun God, Die niet alleen de grond leverde, maar ook de zonneschijn en de regen uit de hemel, zonder welke het minder dan waardeloos was. Hun voedsel en kleding, de noodzakelijkheden voor het leven, werden jaarlijks direct aan hen toebedeeld uit Zijn levende en liefhebbende hart.
De gecultiveerde grond werd in stukken verdeeld volgens het aantal ploegen en groepen in het dorp en deze werden verloot, niet gelijkelijk per man, maar naar zijn vermogen om het te bewerken. Indien hij maar één ploeg had, ontving hij een enkel lotdeel. Indien hij vele groepen had, kreeg hij in verhouding daarmee. Eerst werden de dorpelingen en bouwlanden in groepen gescheiden, met een hoofd voor iedere groep. Dan werd een aantal gemarkeerde steentjes, overeenkomend met deze groepen, door een dorpsoudste in een zak gedaan en een onschuldig klein kind trok per groep een steen. De individuele boer kreeg zijn land toegewezen door het hoofd van zijn groep. Het hoofd van de groep kreeg eerst alle land toegewezen voor alle mannen in zijn groep. Zij werden beschouwd "in hem" te zijn.
Laten we op dit punt even pauzeren om te genieten van dit kostbare beeld van onze plaats in Christus. Ons lotdeel is in het Zijne. Wij zijn in Hem gekozen. God heeft Hem het hoogste lotdeel gegeven in de hemelen. Maar het is niet voor Hem alleen. Net als het hoofd van een dorpsgroep, deelt Hij Zijn lotdeel met alleen zij die bij Hem horen. Het individuele lotdeel komt later. Nadat iedere groep zijn deel van de dorpslanderijen toegewezen heeft gekregen, werden de steentjes opnieuw in een zak gedaan voor ieder lot of deel, en ontving ieder individu dat wat Yahweh aan hem had toebedeeld.
Dit was Yahwehs praktische en krachtige plan om altijd bij Zijn volk aanwezig te zijn, en ze blijvend van Hem afhankelijk te maken. Hij had de volledige controle. Hij was de Heer van hun zielen, niet zij. Hun gezondheid en welvaart en blijdschap waren regelrecht afgeleid van Zijn voorzienigheid. Zou Hij de regen weghouden, dan zou hun lotdeel niemand kunnen onderhouden. Dit was een teken dat zij Hem ontstemd hadden en uit Zijn aanbidding vertrokken waren. Laten we niet aan de hongersnoden denken, die Hij Zijn volk zond. als een wrekende straf. Nee, zij waren een heilzame kastijding, die bedoeld was om hen terug naar Hem te trekken, met de toegevoegde ervaring van kwaad, dat hen in staat zou stellen Zijn zegeningen ten volle te waarderen en hen in dankbare aanbidding aan Zijn hart te binden.
De rijkdommen van de heerlijkheid van het genieten van Zijn lotdeel. Wat een weelde aan woorden is nodig om de zegen van onze hemelse toedeling aan te geven! Israel had het land toegewezen gekregen, maar hun gebruik was bij vlagen en tijdelijk, met tussenpozen van verbanning van hun zegeningen. In feite overtroffen hun vervolgingen te midden van de natiën hun tijden van zegen in het land. Zelfs terwijl ze daar waren ervaarden zij maar zelden de rijkdommen en heerlijkheid van de dagen van David en Salomo. Maar toch zullen zij een millennium hebben onder de heerschappij van de Messias, dat al hun eerdere ervaringen zal overtreffen. De reden waarom het verleden zo variabel en onbevredigend is geweest, zit hem in het feit dat hun lotdeel niet vast lag in de juiste persoon. In de toekomst zal dat in hun Messias zijn. Hij zal Zijn gezegend deel met hen delen.
Het is voor ons niet eenvoudig de rijkdommen van ons lotdeel te midden van de hemelingen te realiseren, want dat is een gebied waarover onze kennis maar zeer beperkt is. Ja, onze eigen korte levensduur en de beperkte reikwijdte van onze activiteiten in het verleden, vormen geen fundament waarop wij een inschatting kunnen baseren van de weelde aan heerlijkheid die verbonden is aan ons hemels lotdeel. Wij moeten ons tot Hem keren in Wie ons lot is geworpen(Efe. 1:11), en Zijn heerlijkheden op Aarde en in de hemel overdenken om zelfs maar een flauwe indruk te krijgen van de onze in Hem. Zelfs dan moeten wij eerst Zijn aardse eren overdenken, om in staat te zijn de sublieme suprematie te verstaan die de Zijne is te midden van de hemelingen.
Tot op zekere hoogte lopen de geestelijke zegeningen van Israel op Aarde parallel met het lotdeel van de ecclesia in de hemelen. De Schrift staat vol met details over de toekomst van de heilige natie, maar slechts zeer weinig wordt onthuld met betrekking tot onze verwachting. Maar als we naar beide kijken vanuit het goddelijk standpunt, zullen we overweldigd worden door de weelde en overmand door het vooruitzicht dat voor ons ligt. Ja, hoewel de bestemming van de ecclesia, die Zijn lichaam is, langs dezelfde lijnen zal lopen als die welke door de profeten voor Israel op Aarde voorzegd werden, zal het op een veel verhevener niveau liggen en op een veel grotere schaal zijn.
Gods hoofddoel met zowel Israel als de ecclesia is om Zichzelf te onthullen aan de schepping, zodat Hij Alles in allen zal kunnen worden(1Kor. 15:28). Laten we dit nooit uit het oog verliezen. Het zal voorkomen dat wij een verkeerde weg in slaan, en het zal ons een ster geven waarop we recht naar Zijn grootse doel kunnen sturen. Dit zal via twee hoofdlijnen bereikt worden: heerschappij en godsdienst, door het corrigeren en reguleren van de relaties van Zijn schepselen onder elkaar en door hen te leiden naar aanbidding van God. Onder hun Messias zal Israel niet alleen door Hem geregeerd worden, maar zij zullen door Hem gebruikt worden om de overige natiën te regeren. Bovendien zal Hij niet alleen hen tot aanbidding van Yahweh brengen, maar zij zullen de overige natiën er toe brengen de knie voor God te buigen. Hij zal hun Koning en Priester zijn. Daarom zullen zij een koninklijk priesterschap zijn dat over de millenniale Aarde gesteld zal worden(1Petr. 2:9).
Maar Israel zal dit dubbele hoofdschap alleen genieten omdat hun Messias het hoofdschap heeft, niet alleen over de verkozen natie en omdat Hij de Zoon van David is, maar ook over heel het menselijk ras, omdat Hij de Zoon van Adam is. Zij hebben gefaald zichzelf met vrees te regeren, zoals in de historische profeten te zien is, en zij zullen nog erger falen wanneer zij proberen wederrechtelijk de opperheerschappij over de koningen van de Aarde in bezit te nemen in de eindtijd(Openb. 17:18). Zij hebben onder de heerschappij van David en Salomo en de goede koningen van de Davidische dynastie, vluchtige, onregelmatige vooruitzichten gehad op de heerlijkheden die hen wachten, maar dit waren slechts schaduwen van de grootsere heerlijkheden die in de dag van Yahweh de hunne zullen zijn, wanneer de Messias Zelf door Zijn krachtige aanwezigheid de vervulling zeker zal stellen, samen met die van de opgestane heiligen van Israel.
Hoe heerlijk zal het zijn in die dag te mogen leven! De laagste op de sociale schaal, de minste in rang, de meest armzalige van de armen, zal op vele manieren beter af zijn dan de rijke en machtige in de huidige, boze aion. Als regel zal de te vrezen verwardheid en de dreiging van de toekomst, die zo velen uit alle klassen vandaag bedreigd, dan onbekend zijn. Er zal vrede zijn en welzijn voor allen. Het verlangen naar zekerheid zal bevredigd worden. Oorlogen, of die nu koud of warm zijn, zullen vrijwel geheel afwezig zijn. Zelfs de rijken en welvarenden, de beroemden en de machtigen van vandaag, zouden waarschijnlijk de armste positie prefereren in die hemelse toestand, boven de plaats, het aardse slijk, en de kracht die zij vandaag bezitten. Deze gezegendheid zal te danken zijn aan de uitstraling van Christus' aanwezigheid op Aarde.
De millenniale heerlijkheden van Christus worden op vele pagina's van de heilige Schrift onthuld. Maar Zijn hoogste eren, Zijn subliemste suprematie, werden voor het sterfelijk gluren verborgen, tot de onthulling van de huidige geheime bedeling van Gods genade. Zijn hoofdschap in Israel en over heel de Aarde werden geleidelijk onthuld, samen met de toekomstige heerlijkheden van de heilige natie. Nu de rijkdommen van de heerlijkheid van ons lotdeel te midden van de hemelingen bekend gemaakt moeten worden, was het nodig eerst Zijn hemelse hoofdschap bekend te maken, wat, gecombineerd met dat over heel de Aarde, Hem universeel oppermachtig maakt. Het doel is: "om, ter voorbereiding van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder een hoofd, dat is Christus, samen te vatten, in Hem, in wie wij ook het erfdeel ontvangen hebben, waartoe wij tevoren bestemd waren krachtens het voornemen van Hem, die in alles werkt naar de raad van zijn wil,"(Efe. 1:10,11;NBG). Verbonden met Zijn hemels hoofdschap, is ons lotdeel onmetelijke grootser en heerlijker dan wat op Aarde ook maar mogelijk kan zijn.
Onder onze huidige sterfelijke, aardgebonden omstandigheden is het voor velen van ons vrijwel onmogelijk een lotdeel voor ogen te stellen dat niet bestaat uit een deel van het oppervlak van de Aarde, inclusief een bescherming tegen de elementen, en voor voedsel voor onze lichamen, en middelen om onze zielen tevreden te stellen. In de hemel zou dit natuurlijk niet een armzalig krot zijn, maar een villa; niet slechts voedsel om te bestaan, maar een feest voor het genoegen. En iets van deze aard zal ook in Israels lotdeel besloten liggen. Zij zullen in het land comfortabele huizen hebben, met een overvloed aan graan en vruchten en wijn om hun zielen te verzadigen. En op de nieuwe Aarde zullen zij genieten van de heerlijkheden van het nieuwe Jeruzalem.
Maar zo'n soort lotdeel is er niet voor ons. Voor de mensen op de Aarde brengt het blijdschap om alles te hebben dat de ziel bevredigt. Maar zelfs zij zullen een hogere bron van vreugde hebben. Het geeft meer blijdschap te geven dan te ontvangen. Geestelijke bevrediging is superieur aan zielse gevoelens. Per slot van rekening zal Israels belangrijkste genoegen gebaseerd zijn op het zegenen van de andere natiën. En deze zegeningen zullen geestelijk zijn, niet materieel. Hun belangrijkste export zal niet bestaan uit sinaasappels, en chemicaliën uit de Dode Zee, zoals nu, maar de wet van Yahweh. Zelfs tijdens hun verbanning heeft hun meest kostbare bezit, de Hebreeuwse Bijbel, ongekende geestelijke weelde gebracht aan de andere natiën. In de toekomst zullen zij de kennis van Yahweh over heel de wereld verspreiden. Dit zal niet alleen voor de anderen het grootste geschenk zijn, maar de hoogste hoogte van hun eigen blijdschap.
Ons krachtige, geestelijke, heerlijke lichaam zal onmetelijk superieur zijn aan ons aardgebonden zielse karkas, en zal geen locale woonplaats of materieel onderhoud nodig hebben. We zullen geen voorzieningen voor ons vlees hoeven treffen. Het universum is onze "villa" en de alles doortrekkende geest van de Godheid is de bron die ons onderhoud. Het zal niet nodig zijn dat wij bezorgd zijn over onze eigen zaken, want wij zullen in staat zijn om onszelf ongehinderd toe te wijden aan het welzijn van anderen. Dit is de allerhoogste bron van de hoogste blijdschap. God Zelf vindt Zijn grootste vreugde in het zegenen van de schepselen van Zijn hart. Hij zal dit door Zijn Christus bereiken, in Wie wij ons lotdeel hebben.
In afwachting kan dit nu voor ons een bron zijn van de puurste vreugde, als we ons schikken naar deze principes. Laten we niet alleen proberen een zegen te zijn voor anderen, maar pogen de geestelijke waarden uit te delen, meer dan de materiële noodzakelijkheden. Op dit moment kunnen we lichamelijke hulp aan de zieken en hongerigen nog niet weigeren, want zelfs dit brengt zegen, zoals sommigen van ons hebben ervaren door onze inspanningen om de vluchtelingen in Europa in hun wanhopige nood te voeden en te kleden. Maar nog veel groter is onze blijdschap als we onze geestelijke rijkdommen delen met de heiligen van andere natiën, zelfs tot in de meest afgelegen delen van de Aarde.
Het is een zeer opmerkelijk feit dat de hemelse schepselen in de Schrift worden aangeduid met politieke termen. Wij lezen over soevereiniteiten en gezaghebbers en tronen en heerschappijen. Het is net alsof de volken van de Aarde, in plaats van aangeduid te worden door ras of kleur of woonplaats of karakterkenmerken, aan een bewoner van Mars worden beschreven als beheersgebieden, koninkrijken en rechtsgebieden, of soortgelijke termen. Ons wordt niets verteld over enig ras, want er is mogelijk niet een soortgelijke relatie tussen hen. Ook krijgen we geen hint over hun lichamelijke kenmerken, want die liggen waarschijnlijke buiten het bereik van onze waarnemingsmogelijkheden. Ons wordt een idee gegeven over hun mentale vermogens, want zij zijn in staat de veelkleurige rijkdom van God te verstaan, die nu bekend gemaakt wordt door de huidige geheime bedeling.
Hun morele status wordt in de Schrift maar zelden vermeld, maar kan afgeleid worden uit het feit dat al deze politieke vormen variëteiten zijn van heerschappij, die alleen nodig is om het kwaad in bedwang te houden. Hieruit wordt duidelijk dat zij niet in perfecte onderschikking zijn aan God. Dit wordt bevestigd door het feit dat Christus over hen moet heersen tot de voleinding, net zoals Hij Koning moet zijn over de Aarde. Bovendien zullen wij met Hem heersen te midden van de hemelingen. Trouwens, wij weten dat Satan en zijn boodschappers echt in opstand zijn tegen God, en dat Michael en zijn boodschappers met de draak en zijn boodschappers zullen strijden en hen op de Aarde zullen werpen, kort nadat wij naar boven geroepen zijn om te heersen(Openb. 12:7-9). Er zijn ook boodschappers die hun soevereiniteit niet hebben gehouden en vastgehouden worden in duistere gebieden, tot het oordeel van die grote dag(Judas 6).
De contexten waarin deze politieke benamingen gebeuren, bevestigen verder de gedachte aan dwarsheid, weerspannigheid. Toen Paulus de tegenwerkende krachten opnoemde die willen proberen ons te scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heer, noemde hij boodschappers en soevereiniteiten, en bij deze horen ook die welke te midden van de hemelingen zijn(Rom. 8:38). Omdat Hij Hoofd is over alle soevereiniteiten, worden ze onder Christus' voeten gesteld, als teken van hun onderschikking en nederlaag(Efe. 1:21). Hij ontmantelt de soevereiniteiten en gezaghebbers en triomfeert over hen(Kol. 2:15). Hij zal alle soevereiniteit en gezag en macht teniet doen bij de voleinding(1Kor. 15:24). Deze soevereiniteiten en gezaghebbers, wereldmachten van de duisternis, geestelijke krachten van boosaardigheid, te midden van de hemelingen, zijn nu onze echte vijanden(Efe. 6:12).
Christus is gezeten aan de rechterhand van God, de hoogste politieke positie in het universum. Hij stijgt uit boven alle soevereiniteit en gezag, boven iedere kracht en iedere heerschappij. Zijn weergaloze naam heeft voorrang boven alle andere in hemel en op Aarde. Allen moeten aan Hem onderschikt worden. Het wonderlijke voor ons is dat deze suprematie, dit Hoofd zijn over allen, bij Hem hoort als Hoofd van Zijn lichaam, de ecclesia. Wij nemen, als leden van dit geestelijke organisme, deel aan Zijn politieke suprematie. Wij zijn Zijn complement, de benodigde staf, door wie Hij Zijn universele heerschappij zal uitvoeren. Net zoals in het aardse gebied de gekozen natie met Hem verbonden zal zijn in de heerschappij op hele Aarde, zo zullen wij één met Hem zijn in Zijn heerschappij over de rest van het universum(Efe. 1:20-23). De Besnijdenis zal geen superioriteit hebben, omdat de twee, Jood en heiden, één gemaakt zullen worden in één gezamenlijk lichaam(Efe. 2:15; 3:6). Het beeld van het lichaam blijft, met leden van verschillende functies en gaven, maar de kloof tussen Jood en heiden verdwijnt.
Paulus' brief aan de Kolossenzen houdt zich bezig met Christus' hoofdschap in de hemelen. In zijn gebed voor de heiligen daar, dankt Paulus de Vader ...
"...Die jullie bevoegd maakt voor het deel van het lot van de heiligen in het licht,
13 Die ons redt uit het gezag van de duisternis en ons overbrengt in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde,
14 in Wie wij de loskoping hebben, de vergeving van de zonden,
15 Die beeld is van God, de Onzichtbare, Eerstgeborene van heel de schepping.
16 Want in Hem is geschapen het al in de hemelen en op de Aarde, het zichtbare en het onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij soevereiniteiten, hetzij autoriteiten, het al is door Hem en tot Hem geschapen,
17 en Hij is vóór allen en het al heeft in Hem samenhang.
"
(Kol. 1:12-17;SW)
Op dit moment zijn wij onderschikten, onder de rechtsbevoegdheid van een of ander politiek gezag, dat, omdat het past bij Gods mandaat voor deze tijd van de natiën, wij verplicht zijn te gehoorzamen(Rom. 13:1-5). In deze tijd zal er op Aarde geen verlossing van zijn. Maar er is nog een ander, geestelijk, rechtsgebied, dat we moeten weerstaan. In Efeze wordt het "de wereldmachten van deze duisternis" genoemd, en verder gedefinieerd als "de geestelijke krachten van boosaardigheid te midden van de hemelingen." Deze heersen daar nu als soevereiniteiten, of onafhankelijke krachten, en de gezaghebbers, die hun positie van hen afleiden en ons recht op ons lotdeel aanvechten, want zij oefenen daar nu politieke macht uit. Alleen Michael, de machtige die met Israel is verbonden(Dan. 10:21; Judas 9; Openb. 12:7) schijnt aan de kant van de Heer te zijn, net zoals Israel dat is op Aarde.
Wij worden verleid te denken dat deze wereld veel beter af zou zijn als de heiligen maar de controle konden krijgen over de politieke macht, of als de hoogste ambten slechts door godsmannen vervuld werden. Maar de Schrift overweegt zo'n toestand niet eens, en geeft geen aanbevelingen om te heersen, maar alleen om te gehoorzamen. Zo is Chiang Kai Sheck een goed voorbeeld. Hij schijnt een echte gelovige te zijn, vurig om God te dienen, maar zijn regime is vastgelopen in corruptie, ondanks al zijn persoonlijke integriteit en godvrezendheid, zodat hij vrijwillig ontslag nam. De regeringen van vandaag hebben vele eerlijke, capabele mensen, maar zij vinden zichzelf gedwarsboomd door de onzichtbare krachten die de mensheid leiden tot opstand tegen God en Zijn Christus. Op dit moment is dit moeilijk waar te nemen, maar tijdens het komende conflict zullen zij alle aardse kracht mobiliseren bij Armageddon(Openb. 16:13-16).
Geheel anders dan de menselijke gezaghebbers die wij moeten gehoorzamen(Rom. 13), is er een geestelijke opperheer die nu onder de mensen werkzaam is, die "overste van de lucht" wordt genoemd, die tijdens de aion van deze wereld mensen opzet tegen God. Als ongelovigen waren we eens onder zijn boze invloed en verdienden wij Gods verontwaardiging. Maar nu, door Gods genade, hoeven wij niet langer onderschikten te zijn van deze sinistere geestelijke soevereiniteit, want we zijn overgezet in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde. Dit is niet een letterlijk koninkrijk, maar de geestelijke parallel en voorloper van dat wat opgericht zal worden wanneer de Messias terugkeert en heerst in de aionen van de aionen. Het is als Zoon dat Hij soeverein is in dit koninkrijk, niet als Christus, Wiens leden wij zijn. Daarom zijn we er nu in als onderschikten, niet als medewerkers, iets wat we zullen zijn in Zijn hemelse gebied(Efe. 2:2; Kol. 1:13).
Er is weinig gevaar dat de politieke machten op Aarde ons veel directe schade zullen doen als we aan hen onderschikt zijn, behalve als ook zij beïnvloed zijn door onze geestelijke tegenstanders. Ik had ooit een zeer interessante ervaring in deze, die mogelijk voor anderen behulpzaam kan zijn. Daarom zal ik er een kort verslag van geven.
In Duitsland werkte een aantal van ons ingespannen aan een concordante vertaling. In de tussentijd veranderde de regering radicaal. Toen wij begonnen was het hoofd van staat een eerbare, Godvrezende man. Het nieuwe regime neigde naar het anti-religieuze, want haar hoofd was Rooms-katholiek geweest, die zwaar gedesillusioneerd was geraakt, zodat hij niet sympathiek stond tegenover welke godsdienst dan ook. Bovendien was hij verbitterd omdat hij de kerken er niet toe kon krijgen zich te verenigen, zoals hij dat met de politieke partijen had gedaan.
Vrienden uit andere landen schreven en waarschuwden ons dat het ons nooit zou worden toegestaan de nieuwe vertaling te verkopen. En inderdaad, de geheime politie deed verscheidene onderzoeken en zond mensen naar onze bijeenkomsten. De plaatselijke politie bevestigde dat zij iedere beweging van ons in de gaten hield. Ik hoorde dat zij een uitgebreid rapport hadden samengesteld over onze zaak. Maar we waren zeer voorzichtig geweest om gehoorzaam te zijn, en daarom konden ze niets tegen ons vinden. We voltooiden onze taak en publiceerden de vertaling - dwz. die van de Griekse Schrift - voordat de oorlog uitbrak. En tijdens de oorlog raakte bijna de hele uitgave uitverkocht. Aan de andere kant stonden, op slechts een paar uitzonderingen na, de kerken venijnig tegenover ons. We zouden zeker nooit ook maar een vertaling gemaakt kunnen hebben, laat staan ze verkopen, als zij aan de macht waren geweest.
Hier dwars tegenover staat onze ervaring met onze poging de vertaling te herdrukken, want er was nu veel meer vraag dan tevoren. De geallieerden hadden de macht en we moesten van ieder van hen toestemming hebben, voordat ons werd toegestaan het te drukken. Wij verwachtten tegenstand van de kant van de Sovjets, maar ze hadden geen bezwaar. Nu was het zo dat wij in Engeland de benodigdheden hadden gekregen voor het Duitse werk. Omdat papier niet plaatselijk te krijgen was, stelden wij voor het uit Engeland te importeren, daarmee tegelijkertijd Engeland's financiële toestand wat voordeel gevend. Dit, zo dachten wij, zou helpen de Britse gezaghebbers te beïnvloeden bij het geven van toestemming voor de herdruk. Maar nee, niets kon ze in beweging krijgen. In de tussentijd was het geld dat wij gespaard hadden door de geldhervorming tot een tiende gereduceerd. Ik weet niet of het waar is, maar men vertelde mij dat de weigering te danken was aan de oppositie uit kerkelijke organisaties! De "vrijheid van godsdienst", waarvoor de oorlog was gevochten, leek in z'n achteruit te zijn gezet!
Aangezien ons politieke lotdeel niet hier op Aarde is, hebben de aardse gezaghebbers geen problemen met ons, voor zover het daar over gaat. Zoals ook in de hemel, zijn de hemelse menigten onze tegenstanders, die alles doen wat zij kunnen om ons weg te houden van enige kennis of de huidige waardering daarvoor. En ze hebben zeker succes gehad! De afvallige kerk heeft een vage hoop gehouden op "naar de hemel gaan", na de dood. Maar hun idee over wat ze daar zullen doen is niet veel anders dan dat van de Mohammedanen. Sensuele geneugten, in het bijzonder muziek, schijnen hun belangrijkste verwachting te zijn. De enige anderen daar, zo denken zij, zijn "engelen", letterlijk boodschappers. Alsof heel die hemel zich alleen maar bezig houdt met het afleveren van berichten!
Sommigen van de heiligen zijn geneigd te denken dat wij de tegenstand van onze geestelijke tegenstanders op dit moment overdrijven. Wij kunnen hun positie heel goed begrijpen. Het is eenvoudig te zien waarom de geestenwereld niet alleen zou falen in te gaan tegen veel wat onder de heiligen omgaat, maar hen actief zou helpen en aanzetten tot wat voor hen aangenaam zou zijn. Sommige heiligen denken zelfs dat alle welvaart, alle succes, zelfs als dat volkomen tegen de Schrift in gaat, het bewijs is van de zegen van de Heer! Dan moet Paulus wel heel erg boosaardig zijn geweest! Zelfs onze Heer had deze veronderstelde zegels op Zijn werk niet! De glimlachen van omstandigheden, vooruitgang, overvloed, en meer van dit soort zelfzuchtig gewin, zijn in deze laatste dagen veel eerder een krijgslist van de Tegenstander, waarin afvalligheid de meest populaire zonde is. De grootste, meest succesvolle van de kerken, zijn alle afvallig.
Maar zodra wij ons achter God en Zijn woord scharen en de pogingen van de Tegenstander dwarsbomen om ons te verdrijven van het genieten van ons lotdeel in de hemelen, en wij ons bezig gaan houden met het restaureren van Gods onthulling aan Zijn volk, of helpen het bekend te maken, zullen we spoedig ons pad bestrooid vinden met hindernissen en valstrikken, om ons bij iedere stap te hinderen en ten val te brengen. Niet alleen onze vijanden, maar zelfs onze vrienden zullen gebruikt worden om ons te ontmoedigen en te vernietigen, daarbij er niet aan denkend dat zij misleid zijn door valse verschijningen. Ik heb onweerlegbare feiten zo behandeld zien worden, dat ze de indruk gaven precies het tegendeel weer te geven. Ik heb onweerspreekbare waarheid gebruikt zien worden om het tegendeel te bewijzen. Wij zouden voor deze dingen niet onwetend moeten zijn, opdat Satan ons niet zal overvleugelen(2Kor. 2:11). Zelfs hoewel de heiligen, vergeleken met de rest van de mensheid, maar een kleine minderheid zijn, zijn er maar weinigen van hen vrij van het zwoegen van Zijn boodschappers van het licht. Vrijwel allen gaan ten onder aan Satans krijgslisten. Slechts weinigen denken er zelfs maar aan te bidden voor de geest die nodig is om hun eigen lotdeel te kunnen genieten.
Maar onze onzichtbare geestelijke vijanden zal niet worden toegestaan ons voor altijd tegen te werken. Aan het einde van deze aion zal de lucht gezuiverd worden van boze geestmachten. Michael zal met de draak strijden en dan zal Satan, die de hele bewoonde Aarde misleidt, uit de hemel geworpen worden(Openb. 12:7-9). Nadat hij daar een korte tijd geraasd zal hebben, zal hij ook van de Aarde verbannen worden, en in de afgrond gebonden worden(Openb. 20:1-3). Maar de tijd schijnt zeer nabij te zijn, zelfs hiervoor, dat Satan onder onze voeten geplaatst zal worden(Rom. 16:20). Toen Jozua het land Israel veroverde, liet hij zijn kapiteins hun voet plaatsen op de nek van vijf koningen(Joz. 10:24), als teken van hun nederlaag. Zo ook zullen wij onze voet zetten op de nek van de Tegenstander, en voortgaan met onze Jozua(wat de Hebreeuwse vorm is van Jezus), om bezit te nemen van ons geestelijk politiek lotdeel te midden van de hemelingen.
Terug naar de indexpagina van Bidden en lofprijzing