Een van de ergste rovers in het Christendom is het ritueel. We zouden dit niet moeten beperken tot die uitgebreide gemeenschappen die het in hun vorm van aanbidding gebruiken. Ritueel is niet slechts een teruggrijpen op Joods dienstbetoon en offers in zaken als de mis door hen van wie het Christendom niet meer dan een naam is, maar omvat ook de rite van de doop onder hen die leven en verstandelijk en actief bezig zijn in de dienst van onze Heer. Voor de geestelijke gelovige zit er meer gevaar in het ritueel dan in het rationalisme, want het ritueel is goddelijk van oorsprong en schijnt naar Gods wil te zijn wanneer het woord der waarheid niet op de juiste wijze wordt gesneden.
Ritueel kan alleen worden tegen gegaan door de kostbare waarheid van de compleetheid in Christus. Religie veronderstelt incompleetheid en eist dat er iets gedaan wordt om het gat te vullen. Besnijdenis, doop, het zich houden aan inzettingen of feesten, alle religieus ritueel is bedoeld om ons, in onszelf, meer aanvaardbaar te maken voor God, hoewel geen er van meer dan een schaduw is. Christus is de werkelijkheid die zij verbeelden, en in Hem hebben wij de werkelijkheid; daarom hebben wij de schaduw niet nodig. Ja, indien wij proberen onszelf door middel van deze schaduwen compleet te maken, zal de werkelijkheid voor ons verloren gaan. Er zijn in deze dagen maar weinig dingen meer nodig dan kennis van onze compleetheid in Christus.
Een aanzienlijk deel van de mensheid is van de rest onderscheiden door het teken van de besnijdenis, omdat zij afstammelingen van Abraham zijn, en zij zouden het feit moeten voorafschaduwen dat zegen komt door geloof, niet door vlees. Het betekent dat het vlees is afgesneden. Het voorafschaduwde het kruis van Christus, waar Hij werd afgesneden en alle verdere hoop op iets door Zijn vlees aan z'n einde kwam. In Hem werden ook wij afgesneden en ons vlees heeft geen plaats voor God. Als dan ons vlees is afgesneden, waarom zouden we dan handelen alsof dat niet zo is? De aanhangers van de besnijding in Paulus' dagen ontbrak het aan werkelijkheid. In feite vochten ze er tegen. Bij hen was het vlees van het grootste belang. Zij waren niet de besnijdenis, maar de verminking(Filip. 3:2). De rite zelf hield hen weg van de werkelijkheid. En zo zal het allen beroven die zich, terwijl we compleet zijn in Christus, er aan onderwerpen.
De besnijding was nodig om binnen te komen in de gemeenschap van Gods volk. De doop spreekt van een veel dichtere nadering. Ze was voor de priesters als zij naderden om te aanbidden in de tabernakel en in de tempel. Het reinigde symbolisch het vlees wanneer zij de goddelijke aanwezigheid zochten. De werkelijkheid is te vinden in de begrafenis van Christus. Het lichaam dat de zonde van de wereld droeg, werd weggelegd in de tombe. Zo heeft God genadevol gehandeld met al onze overtredingen. Al het water in de wereld zou een enkele daarvan niet verwijderd kunnen hebben. Het kan alleen wijzen naar de feitelijke reiniging. Door de rite te herhalen, terwijl we de werkelijkheid hebben, ontkennen we de grote waarheid dat we alles hebben waarvan ze spreekt, in Christus, ons Complement.
Het grote bewijs dat we de echte doop gehad hebben is dat we gezamenlijk met Hem opgewekt en levend gemaakt zijn. Iemand die levend gemaakt is kan nooit meer beledigen en overtreden, maar is geheel zonder zonde. Waarom zou zo iemand dan nog gedoopt moeten worden? Zou Christus nog een keer naar het graf moeten terugkeren vanwege onze overtredingen? Of leeft Hij buiten het bereik van zonde en dood? Zoals Hij is, zo zijn wij, in geest. Wij zijn voor Gods ogen al zoals we in de toekomst zullen zijn, in de aanwezigheid van onze Heer: onsterfelijk, onvergankelijk. Zijn begrafenis is onze doop, en Zijn levendmaking is ons leven.
Niet alleen probeerden de Joden van Paulus' dagen er op te staan dat bekeerlingen besneden en gedoopt werden, maar zij probeerden hen ook onder de wet te plaatsen. Hun poging hen tot slaaf onder de wet van Mozes te maken lukte niet, en dat was te danken aan Paulus' energieke protest, zoals we in zijn brief aan de Galaten zien, maar dit verhinderde hen niet hun eigen regels voor hen te maken, die, terwijl zij ogenschijnlijk hen van het houden van het Mozaïsch ritueel willen bevrijden, hen toch onder het gezag van de apostelen bracht, alsof zij onderhorigen waren in het milleniale koninkrijk, in plaats van dat zij hun eigen hemels lotdeel hebben.
Voor zover het de relatie van de natiën met God betreft, zullen zij in de toekomst op Aarde onder de soevereiniteit en het gezag van de uitverkoren natie zijn. Desalniettemin heeft die natie, door hun Messias te kruisigen, alle recht op zo'n plaats verspeeld en zal ze die alleen kunnen uitoefenen wanneer ze weer in de goddelijke gunst is hersteld. In het boek Handelingen, waarin Israel in steeds toenemende mate afvallig wordt, en Jacobus, die geen apostel was, de overhand krijgt, lijkt het van hun kant buitengewoon ongepast te zijn dat zij de bekeerlingen onder de natiën iets gaan voorschrijven, tenzij we dit zien als een voorsmaak van het koninkrijk.
Hoewel het Christendom niet veel gehoor heeft gegeven aan de geboden die door Jacobus werden gegeven, is hetzelfde duizenden malen herhaald in haar vele organisaties. Mannen zijn opgestaan en hebben op zich genomen het gedrag van de heiligen te beheersen en te regelen door middel van "straffen" en "handboeken" en andere vervangingen voor de wet, daarbij gewoonlijk iets van de Mozaïsche wet in de hunne inbrengend. Al zulke pogingen om ons te binden aan menselijke "soevereiniteiten en gezaghebbers" zijn vernietigend voor onze compleetheid in Christus. Hij heeft ze aan Zijn kruis genageld. Ze zijn niet voor ons, maar tegen ons. Ze zijn onze vijanden. Zij brengen ons in gevangenschap, nadat Christus ons vrij had gemaakt. In Hem hebben wij geen regelgeving nodig uit de handen van mensen.
Israel had een goddelijke wet, die heilig was en rechtvaardig en goed. Maar maakte die hen compleet voor Gods aanwezigheid? In het geheel niet! Ze onthulde eerder hun incompleetheid! Hoe dan zullen menselijke verordeningen helpen de mens voor Hem aanvaardbaar te maken? Dat doen ze niet! Ze hebben het tegenovergestelde effect! Laten we ze afleggen! Aan zulke menselijke toevoegingen aan Gods vereisten werd in Israel het grootste gewicht gegeven, maar het hielp hen niet hun Messias te herkennen, maar eerder om Hem te kruisigen. Zijn kruisiging was een publiek spektakel, en toonde aan hoe zwak en waardeloos zulke dingen waren, en was tegelijkertijd een verwerping van hen en een triomf over hen. Geen menselijke verordening, afgezien van het gebod dat er de oorzaak van was dat Christus werd gekruisigd, rust ons ten volle toe voor de toekomst.
Voor ons neemt de figuur van het lichaam de plaats in van de schaduwen van de wet. In plaats van ophouden met werken op de zaterdag, zien we naar boven en zien we Christus, gezeten aan Gods rechterhand. Zijn werk ten behoeve van ons is volbracht. Het verschil is groot. Niet ons werk, of zelfs maar ons ophouden met werken, maakt ons klaar voor heerlijkheid, maar onze positie in Christus heeft ons al daar geplaatst, in geest. Dit wetend zullen we niemand toestaan ons te oordelen, ook al werken we op de zevende dag van de week, ook al zouden we eten wat aan de afgoden is geofferd, ook al zouden we er niet in slagen een feest te vieren dat in de wet te vinden is.
De geboden die vanuit Jeruzalem waren gegeven hielden zich ten dele bezig met voedsel. Het werd de natiën niet toegestaan iets te eten dat gestikt was, of bloed(Hand. 15:20). Nu maakt de apostel een einde aan zulke verboden. De wet van Mozes hield zich bezig met zaken als eten en drinken, de details van een feest, de nieuwe manen, en de sabbatten. Niet dat dit hen die ze hielden daardoor perfect maakte, maar, ten minste deels, om de ware perfectie van de toekomst in verband met Christus te voorafschaduwen. Hij is het echte Voedsel en Drinken. De feesten wijzen naar Zijn werk en de sabbat naar het ophouden van alle werk voor redding, in Hem. Dit alles heeft een toekomstige vervulling op Aarde, en heeft daarom een plaats bij het volk op de Aarde, maar niet bij ons, van wie de bestemming anders is.
Israel had een goddelijk ritueel. Niemand uit het gewone volk zou het in z'n hoofd halen de heilige plaatsen binnen te gaan. Zo iemand zou in zijn plaats zijn afgevaardigde of vertegenwoordiger sturen, de priester, en dat niet zonder de passende eer voor de formaliteiten die door het Mozaïsch ritueel werden voorgeschreven. Het lijkt voor vandaag een echte vernedering om zo'n afstandelijke houding in te nemen en iemand anders toe te staan onze plaats bij het naderen tot God in te nemen, door middel van uitgebreide riten en schitterende ceremonieën, die de ogen dan wel plezieren, maar het is geveinsd. Het vleselijk denken kan in feite in zichzelf roemen over deze nederigheid, en zich keren tegen hen die denken dat ze, om geen andere reden hebben dan hun vertrouwen in Christus, passen in Gods aanwezigheid.
Het ritueel vraagt om de tussenkomst van bemiddelende boodschappers, zoals van een priester of dominee, en dezen nemen de plaats in die toebehoort aan Christus als het Hoofd van het lichaam. Het ritueel vereist eerder een organisatie dan een levend organisme, waarin ieder lid in een levende verbinding staat met het Hoofd. Wij zouden vast moeten houden aan het Hoofd en alle tussenbeide komende vervangingen verwerpen. Het ritueel vereist stagnatie; geloof brengt groei. Het zich bezig houden met schaduwen en symbolen moet niet vergeleken worden met de levende eenheid met Hem naar Wie ze wijzen. Laten wij er niet aan onderschikt zijn, maar aan ons levend Hoofd, en groeien in de zekerheid van onze compleetheid in Hem, waar riten of ceremonieën niet nodig zijn om onze perfectie te voltooien.
In Christus zijn we gestorven aan alles wat tegen ons is. In Hem stierven we aan de zonde(Rom. 6:2). Zij die onder de wet waren stierven er aan(Gal. 2:19). Wij zijn gekruisigd geworden aan de wereld(Gal. 6:14). De "elementen" van de wereld hadden in het verleden hun passende plaats, in Israel. Tijdens hun onvolwassenheid werden zij slaven van deze elementen(Gal. 4:3). Toen de Galaten terug gingen naar deze dingen, onderzochten zij nauwkeurig dagen en maanden en seizoenen en jaren(Gal. 4:9,10). De elementen zijn arm en zwak, en toch is er een voortdurende neiging onder de heiligen om op hen terug te vallen. Religie is er praktisch op gebouwd. Maar wij zijn er aan gestorven.
Zouden wij in de wereld leven, zoals Israel onder de wet dat deed, dan zouden we deel hebben aan de "christelijke religie", met regels en wetten en rituelen die onderhouden moeten worden - net zoals de meesten van de heiligen dat doen! Dan zou alles, inderdaad, negatief zijn - u zult niet dit aanraken of dit niet proeven, noch contact houden met de ander. Deze regelgeving wordt door mensen gemaakt en lijkt een wijze maatregel te zijn voor het gedrag bij religieuze aanbidding. Wat is het toch goed dat alle kerken iedere zondag hetzelfde ritueel doorlopen! En wat een voordeel dat allen dezelfde kalender gebruiken en ieder jaar dezelfde feesten houden! Vanuit het standpunt van de wereld lijkt dit allemaal prachtig, maar het is voor kinderen, niet voor volgroeide heiligen.
Opzettelijke nederigheid heeft in Gods ogen geen waarde. In een van de grote gemeenten in het buitenland moet, iedere keer als de maaltijd des Heeren wordt gevierd, de hele vergadering iets herhalen dat veel hier op lijkt: "Ik, arm, miserabel, zondig schepsel, belijd hierbij al mijn zonden..." Maar na dit een leven lang herhaald te hebben, hebben de meesten van hen zich nooit gerealiseerd dat zij alles zijn, behalve dat. In andere plaatsen vast men en kastijd men zichzelf. Maar dit alles is te krachteloos om het doel te bereiken. Dit alles is gericht op het verbeteren van het vlees, maar het maakt het alleen maar slechter. Wij zijn gestorven aan de elementen van de wereld en zijn volwassen in Christus. Geef daarom geen gevolg aan menselijke geboden (binnen de ecclesia).
De filosofie is afhankelijk van menselijke ervaring, die op dit moment abnormaal is, en kan daarom niet via de rede tot een bevredigende conclusie komen. De religie probeert eerder met de gevoelens dan met de geest om te gaan. Daarom ontbreekt het hen aan permanente kracht. Beiden falen volkomen in het oplossen van de problemen waarvoor zij komen te staan. Christus en Zijn kruis en Zijn kroon zijn de enig bevredigende oplossing voor het raadsel van het universum. Hij verklaart Gods wijsheid en rechtvaardigheid. Hij is alles wat God nodig heeft om de doelstelling van Zijn liefde voor de schepping uit te werken. Hij is alles wat wij nodig hebben om ons volledig toe te rusten voor die perfectie. Hij is onze Filosofie en onze Religie.
Terug naar de indexpagina van Studies in Kolossenzen