Het heerlijk evangelie van Gods genade
deel 6
De wet en rechtvaardiging

door A.E.Knoch.

De wet van Mozes wordt in het moderne Christendom een plaats gegeven die geheel vreemd is aan Gods doelstelling, en zelfs ware gelovigen schijnen niet de functie er van te begrijpen. Daarom zullen we kort aanduiden welk gebruik God er van maakt onder de oude en de nieuwe verbonden met de Besnijdenis en waarom het vandaag niet op z'n plaats is, zeker niet bij het evangelie van de Onbesnedenheid. Oorspronkelijk gaf God geen gedragscode. Pas nadat de zonen van Israel verlost waren uit Egypte, overhandigde Hij instructies voor hun gedrag, samen met de straffen voor ongehoorzaamheid. Bovendien gaf Hij nooit de wet aan de grote massa van de mensheid. Alleen een kleine minderheid werd er onder gesteld. Dit zou moeten tonen dat de gedachte dat Zijn handelen met alle mensen slechts een kwestie is van gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid aan Zijn bevelen, ver van de waarheid en feit is.

Omdat de wet niet uit geloof is, maar uit werken, is ze alleen een beperkte, lokale en nationale demonstratie, voor één natie en één land en één godsdienst, niet voor alle mensen in ieder land en iedere natie. Het evangelie van de Besnijdenis houdt er aan vast, dat van de Onbesnedenheid bevestigt de les die ze wil leren, maar probeert nooit de demonstratie te herhalen. De wet werd pas gegeven nadat Israel in de Sinaï kwam. Zelfs zij hadden ze niet eerder. Ze werd nooit aan de natiën gegeven. Ze zullen ze zelfs niet in het millennium hebben. Zelfs Israel, in hun verstrooiing, kan ze niet vervullen. Ze moeten in het land zijn. Indien ze ze vervuld zouden hebben, dan hadden ze nooit het land hoeven te verlaten. Ze kan niet elders gehouden worden, of door een andere natie. Hoe absurd is het voor het Christendom om geloof te verlaten, wat voor hen is, en de wet te kapen, die niet de hunne is! Ze veranderen die van een nationale naar een individuele zaak, van een lokaal naar een wereldwijd bereik, van een kleine minderheid naar de grote massa, van een demonstratie van zwakte van het vlees naar een poging om het tegendeel te bewijzen.

Om dit zelfs maar de schijn van gezond verstand te geven, zijn zij gedwongen om de wet te verminken of veel van haar inzettingen te verloochenen. Nu is er geen tempel en geen priesterschap, dus vinden zij veel valse en zwakke imitaties uit. Zij kunnen niet meerdere malen per jaar naar de heilige stad gaan, dus aanbidden ze iedere zondag, in plaats van te rusten op de sabbat. Ze verdelen de wet in de "morele" en de "ceremoniële" wet, om de laatste vervolgens te verwerpen, ondanks de zware straffen die zouden volgen als JAHWEH hen serieus nam. Geloof maakt vrij, maar zelfs een schijn van het houden van de wet bracht het Christendom in slavernij en veroordeling. Ondanks dat zij er niet in slagen de veelheden van in de wet geschreven dingen te doen, wat hen zou veroordelen, vinden sommigen geen rust, alleen maar omdat een paar punten, zoals het houden van de sabbat, van vitaal belang geacht worden. Ze zijn zich er niet van bewust dat de wet gebroken wordt door één enkel falen of zelfs door een onbenullige zaak. Het is niet noodzakelijk om een schandalige crimineel te zijn om de vloek er van over zich te brengen. Allen die proberen ze te houden breken ze.

Een van de trieste gevolgen van het onlogische, hypocriete en on-schriftuurlijke hanteren van de wet in het Christendom is een houding van lichtgelovigheid en verwarring ten opzichte van het woord van God. Onze dagelijkse ervaring komt niet overeen met wat staat geschreven in de wet. We mogen dan wel niet duidelijk zien dat God kennelijk handelt met een geheel ander principe, maar het is helder dat de goede geen voorspoed heeft en de kwade niet lijdt, zoals de wet ons zou doen verwachten. Vaak is geheel het tegendeel het geval. In vrijwel iedere relatie in het leven past de wet van Mozes niet. Niet alleen kan ze niet gehouden worden, maar ze zal niet werken. Sommige van haar voorzieningen zijn strijdig met de wetten van andere natiën, waaraan Gods heiligen zich moeten onderschikken.

Een voorbeeld van het gemak waarmee zelfs de heiligen weggeleid worden door een fout begrip van de functie van de wet, en van een falen te zien dat ze niet uit geloof is en tegengesteld aan de genade die de onze is in Christus Jezus, is te vinden in de poging om te bewijzen dat sommige van de moderne natiën de verloren tien stammen zijn, die tot wereld dominantie gerezen zijn terwijl ze niet in het land aanwezig zijn, terwijl ze er niet in slagen de wet te vervullen, en terwijl ze onbesneden zijn. Onbesnedenheid alleen al zou hen afsnijden van het volk van JAHWEH (Gen. 17:14). Zie hoe de Joden lijden, en toch doen velen van hen een serieuze poging om met de wet overeen te komen! Het zou deze natiën niet zo goed moeten gaan terwijl ze Zijn verbond en ook Zijn wet breken. Het zou de donder en bliksem van de Sinaï neer moeten brengen. Indien ons land inderdaad Israel zou zijn, en het goed heeft ondanks Gods dreigingen, dan kunnen we een vreselijker doem tegemoet zien in de dag van Gods verontwaardiging dan welk ander land ook. Israel zijn, onder de wet, brengt geen zegen, maar veroordeling en dood.

Het onderliggende doel van God bij het handelen met de mensheid wordt ons voor ogen gebracht in het boek Job, die leefde voordat de wet werd gegeven. Volgens de populaire opvattingen die vandaag heersen in religieuze kringen, zou Job nooit geleden kunnen hebben, want hij was een rechtvaardig man en vreesde God. Het kwaad dat over hem kwam was niet voor iets kwaads dat hij gedaan had, of als een straf voor de een of andere misdaad die hij had begaan. Hij brak geen enkele wet of leed onder de terechte straf daarvoor. God handelde in het geheel niet met hem op grond van wet of vergelding. Zelfs toen hij zwaar verleid werd om God te vervloeken, gaf hij er niet aan toe. Maar toch ging zijn beproeving zo ver dat we bijna verleid worden zijn valse vrienden bij te vallen en er op staan dat hij wel zijn verdiende loon moest krijgen, want God moet niet beschuldigd worden van hem onrechtvaardig te behandelen.

We overdenken niet het einde dat de Heer in beeld heeft. Wij denken dat alle kwaad gerelateerd moet zijn aan iets kwaads in het verleden, in plaats van iets goeds in de toekomst. We zijn ons niet bewust dat het kwaad een geschenk van God is, ontworpen om ons omlaag te brengen naar onze juiste plaats, en om God te verheffen naar de positie die Zijn godheid vereist in de heerlijke voleinding, wanneer Hij Alles in allen zal zijn. We hebben kwaad nodig voor wat we zijn en zullen zijn, niet slechts voor iets verkeerd dat wij gedaan hebben. Kwaad is in de kern niet een straf, maar een voorbereiding. Het maakt nederig en het onthult en is nodig voor de waardering van goed en van God.

De verschrikkelijke trots en verbeelding en blindheid van het Christendom wordt duidelijk uit hun houding tegenover Gods wet. Hoewel die niet aan hen werd gegeven en het in de praktijk voor hen onmogelijk is om ze te vervullen, vanwege hun positie en lichamelijke afstamming, staan zij er op te proberen te bereiken waarin Israel volkomen faalde en wat hen hen onuitsprekelijk lijden en ellende kostte. Gelovigen die deze ondraaglijke last op zich nemen zijn zelfs meer aansprakelijk, omdat door dat te doen, zij de genade verwerpen waarvoor de wet hen zou voorbereiden. Waarom zou je een nodeloze en pijnlijke, hoewel imperfecte, demonstratie herhalen die alleen maar hun behoefte bevestigt voor de genade die God hen zo vrijelijk aanbiedt?

In de meeste Christelijke landen bestaat een fundamenteel vals begrip van de plaats van de wet van Mozes in Gods handelen met de mensheid. Dit is in het bijzonder het geval waar de religie beschermd wordt door de staat en onderwezen wordt in de scholen. Buiten het ritueel om wordt vrijwel alle gedrag gebaseerd op de tien geboden. Mensen wordt verteld: Houd deze en God zal jou in dit leven belonen, en ook in dat wat nog moet komen. Men zou denken dat hun falen om te voldoen aan Gods standaarden hen nederig zou maken en hen voorbereiden op Zijn genade, maar de wet werkt niet onder de individuen van de natiën zoals in onder het volk Israel, aan wie ze was gegeven. Daar was de hele natie voorspoedig wanneer zij de wet hielden. Maar nu wordt mening heilige die de goede vereisten van de wet vervult geroepen om te lijden omdat hij godvruchtig leeft in Christus Jezus. God vervult vandaag aan ons niet Zijn beloften in de wet. De boosaardige kan voorspoed hebben en de goede zware kwellingen. Leidt dit falen van de wet niet tot veel van de onverschilligheid en ongeloof in het hedendaagse Christendom?

Tijdens een verblijf in een gemeenschap waar vrijwel heel de bevolking was opgevoed in een kennis van de Bijbel, waar vrijwel iedere leerling in de openbare scholen verscheidene jaren religieus onderwijs had genoten door een pastor van de staatskerk, deed ik een speciale inspanning om de geestelijke waarde van zulk een training vast te stellen. Hoe vreemd het ook schijnt, ik vond nauwelijks enig bewijs voor geestelijk leven. Er was een vereelte onverschilligheid voor de dingen van God en een dikke huid van zelf-rechtvaardigheid die absoluut het evangelie afstootte. Al deze mensen waren gedrild in de wet. Zij kenden de wet uit hun hoofd en vanaf hun kindertijd. Men dacht dat dit een goede voorbereiding zou zijn voor de genade van God, want de wet zou hen allen tonen dat zij niet in staat waren ze te houden, en hen zo voorbereiden voor het evangelie. Maar de aangeboren zelf-rechtvaardigheid wordt alleen maar harder onder de invloed van de wet.

Misschien kunnen de donders van de Sinaï een paar harten open voor Gods genade, maar dat deed het niet onder deze mensen. We weten dat ze er zelfs niet in slaagden in Israel als een natie, hoewel de wet door hen was aangenomen. Indien het Gods middel is om voor te bereiden op Zijn genade, dan zouden we verwachten dat Hij ze aan alle volken van de aarde gegeven zou hebben, in plaats van aan een zeer kleine minderheid. Vandaag is juist de natie die de wet heeft, en ze zeer serieus neemt, het meest tegen het evangelie van de genade, hoewel een paar van hen er door worden bereikt. Aan de andere kant zijn en worden velen gezegend gered die weinig of niets van de wet van Mozes weten. De praktijk schijnt te bewijzen dat ze niet bedoeld is voor het evangelie. Ze hindert en verhardt, meer dan dat ze helpt en de zondaar nederig maakt in zijn nadering tot God.

Net zoals de waarheid van rechtvaardiging over de Handelingen van de apostelen en de bediening van onze Heer (en ook die van de profeten en koningen en richters van Israel) heen springt, terug gaand naar Abram vóór diens besnijdenis, zo gaat vandaag de relatie met de wet terug naar de tijd dat er nog geen wet was, toen God buiten Israel om handelde met de natiën. Sindsdien is aan de natiën niet de wet gegeven, en de heiligen onder hen voegden zich in dit opzicht niet bij de afvallige natie, hoezeer de Joden dat wel gewenst zouden hebben. Zij begrepen niet God doelstelling met de wet. Zij dachten dat, zoals de meesten dat vandaag in het Christendom doen, dat God ze aan hen gaf om te houden, in plaats van voor hun veroordeling.

De wet is niet het fundament voor Gods handelen met het ras. Ze kwam er onderweg alleen maar bij (Rom. 5:20). Het doel er van was niet om de mens een standaard voor zijn gedrag te geven, waardoor zij konden wandelen om God een genoegen te doen, maar om zonde in overtreding om te vormen. Het is alleen een tijdelijke noodzaak in Gods grote demonstratie, aantonend dat de mens niet alleen tekort schiet bij de heerlijkheid van God, maar dat ze vijandig staat tegenover God. Hij faalt niet alleen, hij rebelleert. Het licht van de wet weerhoudt hem niet van zondigen, maar leidt hem naar overtreden.

Het Besnijdenis evangelie geeft kracht om de wet te vervullen, maar in het evangelie van de Onbesnedenheid wordt buiten de wet om Gods rechtvaardigheid getoond(Rom. 3:21). De eerste hoofdstukken van Romeinen overzien en herhalen de hele vraag naar de relatie van de mens met God, om zo de grond klaar te maken voor een nieuw fundament waarop een verse onthulling kan rusten, geheel onderscheiden en verschillend van het Besnijdenis evangelie. Het is niet beperkt tot de Besnijdenis en proselieten, maar omvat heel de mensheid. Het is niet beperkt tot het land. Het doet geen beroep op Gods geschreven onthulling, maar op het licht van de natuur en het geweten, wat de plaats van de wet inneemt onder de natiën.

In de komende aion zal de wet die in steen gegraveerd was geschreven worden op de harten van Gods aardse volk (Hebr. 8:8-12). Het mag misschien vreemd zijn, maar de natiën, die niet zo'n wet hebben, hebben een mate er van in hun harten. Zij doen van nature wat de wet vereist en vertonen de werking van een wet die zij voordien nooit ontvingen. Hun geweten, dat hen gewoonlijk leidt tot het beschuldigen van anderen en zichzelf verdedigen, legt het hen op omdat zij evenzeer schuldig zijn. Op deze wijze zijn zij zichzelf tot wet (Rom. 2:3, 14-16). Deze neemt de plaats in van de wet van Mozes, en is voor het doel afdoende. Het is tegengesteld aan Gods wil en komt niet overeen met Zijn plan om de natiën onder de Mozaïsche wetgeving te plaatsen, en is op vele manieren voor zowel gelovigen als ongelovigen onuitvoerbaar. Als de hele wereld onder de wet geplaatst zou worden, zou dit het doel van de wet verslaan, wat is om de zwakheid van het vlees te benadrukken, zelfs onder de meest voordelige omstandigheden. Dit kan alleen getoond worden wanneer zij die er onder zijn bijzonder begunstigd worden.

In feite zijn er twee wetten, de een natuurlijk en universeel, de ander onthuld en voor een bijzonder volk. Beide zijn werkzaam om tekortschieten en zonde te oordelen en veroordelen. De wet van Mozes gaat verder, omdat God niet gehoorzaamd wordt en getart, wanneer men zich niet aan Zijn instructies houdt. Ze verandert een zonde, of vergissing, in een overtreding, en tekortschieten in een persoonlijke belediging. Maar indien de botte harten van z'n hoorders verwaand en vereeld genoeg zijn om in te beelden dat zij ze kunnen doen en vervullen (wat, helaas, maar al te vaak het geval is), is ze niet langer effectief als voorbereiding voor het evangelie dan de wet van de natuur onder de natiën. Ja, Paulus werkt zo lang in de eerste hoofdstukken van Romeinen om die onder de wet zijn neer te brengen naar het niveau waar zij Gods rechtvaardigheid zullen aanvaarden (2:17-3:20), net als nodig was in het geval van de natiën.

Een opvallend verschil tussen de twee wetten wordt naar buiten gebracht in de discussie in Romeinen. De wet van Mozes heeft z'n beloningen en straffen in het huidige leven, maar heel de mensheid ziet uit naar een toekomstige dag, wanneer Gods oordeel al het verkeerde dat zich opgestapeld heeft recht zal zetten. Zowel Joden als Grieken, zij die onder de onthulde wet zijn en zij onder de natuurlijke wet, niemand zal geëxcuseerd worden, want geen van beide wetten brengt hen die er onder zijn bij Gods uiteindelijke doel. Geen wet slaagt er in de juiste relatie tussen God en mens te herstellen, die het doel is van oordeel.

In het evangelie van de Onbesnedenheid demonstreert God niet het falen van de mens en de nutteloosheid van zijn inspanningen om Zijn wil te doen door middel van zoiets als de wet, dat wil zeggen: door werken. Dat experiment is voltooid, voor zover het ons betreft, en ons wordt gevraagd door geloof de conclusie te aanvaarden. De eerste paar hoofdstukken van Paulus' brief aan de Romeinen bespreken deze zaak volledig. Het is niet beperkt tot een uitverkoren volk, één volk in één land, met speciale voordelen, zoals in het Besnijdenis evangelie, maar houdt zich bezig met heel het ras, iedere natie, overal, inclusief zij die onder de wet zijn. Het beschouwt het gedrag van allen, met of zonder goddelijke verlichting. In allen doet het een beroep op het licht van geweten en natuur, wat mensen er toe brengt hun metgezellen te oordelen. Dit leidt tot een onthulling van Gods oordeel. Indien de mens zijn metgezel oordeelt, hoeveel meer zal God dat doen! En een kennis van de wet zal alleen maar de zonden van de mens beledigend maken.

Veel schijnbare tegenstellingen in de Schrift ontstaan door het uit z'n context nemen van een gedachte. Zo lezen we dat de doeners van de wet gerechtvaardigd zullen worden (Rom. 2:13). Maar een klein stukje verder schijnt het regelrecht ontkend te worden wanneer de apostel tot de conclusie komt dat door werken geen vlees gerechtvaardigd zal worden (Rom. 3:20). Beide passages behoren bij dezelfde mensen, zij die onder de wet zijn, maar zij zien het thema van heel verschillende hoeken. De ene uitspraak is in het elementaire gebied van de waarheid, de andere in het praktische gebied van daden. De een is de basis van Paulus' betoog, het ander is de conclusie. Dit ontkent de zaak niet. We kunnen niet zeggen dat de doeners van de wet niet gerechtvaardigd zullen worden. Het bewijs dat tussen deze twee uitspraken wordt geïntroduceerd maakt het duidelijk dat niemand aan de voorwaarden voldoet en daarom is het een feit dat, hoewel de waarheid heerst, dat rechtvaardiging mogelijk is voor houders van de wet, dat het vlees in de mensheid het onmogelijk vindt de wet te gehoorzamen en door middel hiervan rechtvaardigheid te bereiken.

Er is een andere kennelijke tegenstrijdigheid in verband met de natiën die niet onder de wet zijn, die gebruikt is om het evangelie van evangelie van Gods genade volkomen te verdraaien. Wat kan sterker zijn dan: "die niet werkt, maar gelooft in Die de oneerbiedige rechtvaardigt, wordt zijn geloof toegerekend als rechtvaardigheid" (Rom. 4:5;SW)? Toch zijn er velen die dit niet kunnen ontvangen, omdat: "Die iedereen zal vergelden, in overeenstemming met zijn daden, zeker aan hen die door volharding in goede werken glorie, eer en onvergankelijkheid zoeken, aionisch leven gevend" (Rom. 2:6,7;SW). Ze staan beide in Romeinen en vernietigen elkaar als we ze niet in hun eigen context laten staan. De vroegere stelt de waarheid die ten grondslag ligt aan Gods oordeel, maar wordt nooit verwezenlijkt omdat niemand de voorwaarden vervult. Dit is waarom mensen zijn overgelaten aan rechtvaardiging door geloof. Hun daden verdienen nooit de beloning die God voor houdt.

Deze vooruitblik op Gods oordeel komt juist vóór de uitspraak die we al overdacht hebben. Het is een parallel voor "de doeners van de wet zullen gerechtvaardigd worden," want het heeft dezelfde plaats in het betoog van Paulus. Hier hebben we volharding in goede daden en betaling daarvoor, in plaats van het houden van de wet en de beloning er voor. Precies zoals niemand in staat is rechtvaardiging op te eisen op grond van gehoorzaamheid aan de wet, zo is het met hen die niet onder de wet zijn. Niemand voldoet aan de standaard die hier gesteld wordt. Precies zoals we niet kunnen ontkennen dat de doeners van de wet gerechtvaardigd zullen worden, zo kunnen we niet zeggen dat zij die volharden in goede daden niet gerechtvaardigd zullen worden. Dat zou een tegenstelling zijn. De verdere context, echter, laat duidelijk zien dat "niemand is rechtvaardig" (Rom. 3:10). Daarom is de conclusie die volgt geen tegenstelling, maar een bevestiging. Rechtvaardiging op grond van daden is in de praktijk onmogelijk, en daarom rechtvaardigt God op grond van geloof.

Lange tijd werd ik misleid door de King James vertaling: "de wet was onze schoolmeester om ons naar Christus te brengen"(Gal. 3:24). Dit geeft de indruk dat de wet er is om ons de weg naar Christus te leren, en dat we de inzettingen er van moeten leren om de weg te vinden. Als dit zo is, is het een vervanging voor het evangelie, en zouden mensen naar Christus opgevoed kunnen worden. Maar er is in het Grieks geen enkele reden voor de weergave "schoolmeester." De enige verbinding zou kunnen liggen in het feit dat de ouderwetse schoolmeester soms bekwamer was met de staf dan met het leesboek. Hierin leek hij op de Griekse paidagoogos, wiens titel hij erfde. Maar de Griekse slaaf gebruikte zijn middelen van lichamelijke overtuiging om "zijn" kinderen naar school te brengen, niet om hen in de school te onderwijzen. Het is de tuchtiging van de wet die hen die er onder zijn naar de Redder drijft, net zoals Israels falen en consequente ellende, die hen deed roepen tot de JAHWEH van oude tijden. Hadden zij de wet geleerd en gehouden, dan zouden zij geen redder nodig hebben gehad.

Dood voor de wet

Opvallend anders is vandaag de relatie van de gelovige met de wet dan die van de Besnijdenis. Hun evangelie is begrepen in het nieuwe verbond. JAHWEH zal hen niet van de wet losmaken. Hij zal veeleer Zijn wetten toedelen aan hun bevattingsvermogen en ze op hun harten ingraveren. Hen zal tijdens de duizend jaren uit Gods inzettingen een innerlijke impuls en een goddelijke kracht gegeven worden. Zij zullen ze vervullen in de kracht waarin Hij voorziet. Het zal niet langer een bediening van dood zijn.

Precies het tegendeel is ons deel, net als dat van die Joden die, net als Paulus, het evangelie van de Onbesnedenheid ontvingen. Voor hen deelt het dood uit. Zij worden veroorzaakt te sterven voor de wet door het lichaam van Christus. Zij zijn vrijgesteld van de wet. Zij dienen in de nieuwheid van geest en niet in de oudheid van de letter (Rom. 7:1-6). Niet de letterlijke inzettingen, maar de terechte vereisten van de wet worden vervuld in hen die niet wandelen in overeenstemming met vlees, maar in harmonie met geest (Rom. 8:1-4).

Wat is het een opluchting voor hen die ernstig er naar gestreefd hebben om een deel van de wet te gehoorzamen, om zo van de slavernij er van af te komen! Maar zeer weinigen zijn zich bewust dat, als zij onder de wet zijn, zij onder een vloek zijn. En dit is waar voor hen, zelfs als zij er in zijn geslaagd negen en negentig procent van de uitdrukkelijke bevelen te vervullen. Alleen Christus kan hen van onder deze vloek weghalen. Dit zal Hij doen wanneer Hij voor de Besnijdenis komt. Maar zij van de natiën, die geen wet hebben, zouden zichzelf er nooit onder moeten plaatsen.

Rechtvaardiging kan nooit komen door het houden van de wet. Het kwam tot Abraham lang voordat de wet werd gegeven. Het komt tot ons die ze nooit ontvangen hebben. Het komt tot hen die er onder zijn alleen door middel van de dood. Toch worden haar rechtvaardige vereisten vervuld door hen die, Gods rechtvaardigheid hebbend, niet de hunne, door Zijn geest worden geleid. Laten wij onze God loven en prijzen Die in Zichzelf en in Zijn Christus alles vindt dat nodig is om ons rechtvaardig te maken, zodat Hij ons met Zich kan verzoenen en ons verheerlijken in Zijn Geliefde Zoon!

Door naar deel 7


Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.