De allesoverstijgende aard van de hedendaagse uitstorting van Gods gunsten, komt overeen met de verhoging van Christus te midden van de hemelingen. Omdat Hij "boven alle van de hemelen" is(Efe. 4:10;SW), worden wij tot de hoogste hoogten verhoogd. Het is zeker niet zoals het Engels doet denken, dat Hij Zich bevindt op een punt die buiten en voorbij het universum is, want is een tastbare absurditeit. Wat de ruimte betreft, het universum bestaat uit de Aarde en de hemelen. Het meer accurate Grieks heeft het over de hemelen, want Hij is de hoogste van de hemelse menigten, niet wat de ruimte betreft, maar waar het gaat om waardigheid en heerlijkheid. Er kan geen hogere verhoging zijn. Hij completeert het universum (Efe. 4:10).
Hij Die afdaalde naar de lagere delen van de Aarde, is nu opgestegen naar de hoogste hemelen. Net zoals het hemelse aspect van het geheimenis van Christus de basis is van de geheime bediening, zo is ook nu de compleetheid van Christus' schoonvegen van heel de schepping de basis voor onze volwassenheid. Een complete onthulling tilt ons op naar het vlak van volwassenen. Verbonden zijnd met Christus in Zijn Hoofdschap van het hele universum, hebben de gelovigen nu hun volwassenheid verkregen.
De inwijding van de huidige bediening van Gods genade bracht vele veranderingen met zich mee. Dit riep, in de geïnspireerde taal, om een aanpassing van de heiligen (Efe. 4.12). Het wordt figuurlijk gepresenteerd als de verandering van minderjarigheid naar mannelijkheid (Efe. 4:13; 1Kor. 13:10). De nieuwe hemelse bestemming scheidde de heiligen af van de aardse, lichamelijke zegen, die zij als gasten van Israels verbonden hadden genoten. De nieuwe status van de natiën vereiste dat hun geestelijk groei voltooid moest worden, zodat zij echt de complementen van Christus zouden zijn te midden van de hemelingen.
De geestelijke uitingen van de zogeheten "gaven" geven ons een beeldende illustratie van de betrokken veranderingen. Het twaalfde hoofdstuk van 1 Korinthiërs, laat zien wat de natiën hadden voordat het geheim werd onthuld. Het vierde hoofdstuk van Efeze vertelt ons want vandaag onze gaven zijn. Er zijn grote veranderingen! De meeste van de vroege gaven vervielen door deze aanpassing. Zij zijn niet langer nodig. Twee nieuwe werden toegevoegd. Drie worden er meegenomen. Van de gaven die deze bediening binnen gaan, waren die van apostel, profeet en leraar al eerder bekend. Zij verbinden ons met het verleden. Evangelist en pastor zijn uniek, want zij waren eerder niet als gave geclassificeerd.
|
1 Kor. 12:7-10 |
1 Kor. 12:28-29 |
1 Kor. 13:8 |
Efe. 4:ll |
Door de geest van gepastheid |
Door God in de
ecclesia |
Afgeschaft door volwassenheid |
Gegeven door de Heer
ter aanpassing |
wijsheid |
1. apostelen |
profetieën |
apostelen |
kennis |
2. profeten |
talen |
profeten |
geloof |
3. leraren |
kennis |
evangelisten |
genezing |
krachten |
|
pastores |
krachtige daden |
genezing |
|
leraren |
profetie |
helpers |
|
Efe. 2:20 |
onderscheid |
besturen |
|
In het
fundament |
van geesten |
talen |
|
talen |
(toekomstige overstijging) |
|
apostelen |
vertalen |
|
profeten |
De bovenstaande lijst van geestelijke gaven die in Paulus' bediening wordt gegeven, zal ons helpen deze "geschenken" te vergelijken en bestuderen. Eerst hebben we de negen gaven die tijdelijk gepast waren tijdens de overgangstijd tussen de Pinksterbediening en de huidige. Dit zijn individuele uitingen van de geest. Dan hebben we acht gezamenlijke geschenken, verbonden met het lidmaatschap van het lichaam van Christus. Deze zijn gerangschikt in volgorde van hun rang. Let er in het bijzonder op dat de eerste drie (apostelen, profeten en leraren) opnieuw in Efeziërs worden gevonden. Vervolgens hebben we een speciale lijst van die welke afgeschaft werden bij het binnentreden van de volwassenheid. De laatste kolom geeft ons de feiten in Efeziërs. Eerst hebben we de lijst van die welke gegeven werden voor het aanpassen van de heiligen, tenslotte zien we dat twee daarvan beperkt zijn tot het fundament. Dit laat ons drie geestelijke gaven over voor vandaag: evangelisten, pastores en leraren.
Het is iedere inspanning waard die nodig is om de relatie op te helderen tussen de gaven in 1 Korinthiërs en die in Efeziërs. Twee extreme en tegengestelde standpunten zijn gebaseerd op onhoudbare inzichten in deze relatie. Een groot aantal vurige gelovigen claimt dat alle gaven nog steeds door geloof toegeëigend kunnen worden en dat vele er van vandaag uitgeoefend mogen worden. Zoals in Korinthe benadrukken zij de gave van "tongen". Ook genezing wordt benadrukt. Aan de andere kant snijden sommigen Korinthe helemaal af, stellend dat we in het geheel geen band met hen hebben. Ons wordt verteld dat de dispensatie van het geheim uniek is, en niet een vermenging of een doorontwikkeling van Korinthiërs, maar een totaal nieuw geschapen iets, ver boven alles verheven. In tegenstelling tot beide standpunten illustreert de Schrift, zowel in Korinthiërs als in Efeziërs, de band tussen de twee door de beelden van minderjarigheid en volwassenheid. Dit is de sleutel tot het onderwerp.
Dit beeld vermijdt beide uitersten. Het is in harmonie met het feit dat enkele van de gaven, die vandaag van ons zijn, aanwezig waren in het verleden. Het stemt in met het terzijde zetten van de mindere gaven en het vasthouden aan de hogere. Het komt overeen met het karakter van de gaven die behouden zijn en die welke werden afgewezen. Paulus en anderen waren apostelen en leraren in Korinthiërs, en bleven dat in Efeziërs. Ze werden niet herbenoemd, alsof hun eerdere dienstbetoon niet erkend werd. Het beeld van een nieuwe schepping is hier niet aan de orde. Een man wordt niet opnieuw geschapen wanneer hij de volwassenheid bereikt. Sommige dingen blijven zoals zij waren, andere laat men vallen omdat ze alleen bij de minderjarigheid passen.
De gelovigen onder de natiën hadden, als gasten van Israels belofte verbonden, genoten van een paar dingen die geen passende plaats hebben in de geestelijke, hemelse zegeningen, die de huidige genade kenmerken. Misschien als zulk een verandering in deze dagen tot stand zou zijn gebracht, zouden we het een re-organisatie genoemd hebben. Indien een groot bedrijf haar werkgebied en het karakter van haar producten zou veranderen, zou een deel van de machinerie nutteloos worden en afgeschaft worden, Haar systeem van zaken doen zou herzien worden om te passen bij de nieuwe omstandigheden. Dat was ook het geval toen dit handvest van ons geloof werd gegeven. Sommige zaken vervielen helemaal, andere werden een beetje aangepast. Lichamelijke voordelen verdwenen. Aardse belemmeringen verdwenen.
In Paulus' voorbereidende brieven zijn de gelovigen te zien in de periode van hun rijpere jeugd. Ze zitten tegen de mannelijkheid aan. Sommige van de gaven die op dat moment aan hen waren gegeven, waren de overblijfselen van hun kindertijd; andere waren bedoeld om hen te ontwikkelen naar mannelijkheid. De jongeling leert te spreken en te zorgen voor zijn lichamelijk gestel. Deze worden weergegeven door de gaven van genezing en "tongen". De hoofdtaak van de rijpe jeugd is het scholen en trainen voor de taken van de volwassenheid.
De uitingen van de geest, gegeven in Korinthiërs, waren gepastheden (1Kor. 12:7). Laten we deze geïnspireerde karakterisering niet missen, die ons verzekert dat zij niet ideale, blijvende gaven waren, maar slechts tijdelijke maatregelen om een tekort te vullen waarin daarna werd voorzien. "Maar aan een ieder wordt de manifestatie van de geest gegeven, tot het gepaste" (1Kor. 12:7;SW). De King James weergave met "profit" (winst) is misleidend, hoewel het op zich niet onwaar is. Er wordt met gepastheden gewerkt omdat zij korte tijd winstgevend en behulpzaam zijn. Dit woord, sumpherO, vertalen zij zeven maal met winst en zeven maal met gepast. Een ander woord, oninemi, betekent winst. Het verlies van een oog of hand kan nauwelijks winstgevend genoemd worden, maar het kan wel gepast zijn (Matt. 5:29,30). Het was gepast voor de Heer om weg te gaan (Joh. 16:7), maar afwezigheid is niet Zijn permanente toestand. Alles is ons toegestaan, maar niet alles is gepast (1Kor. 6:32). In ieder voorval is er slechts een kortstondig voordeel verkregen door gepastheid.
Dit wordt bevestigd door het feit dat geen van deze gaven in Efeziërs wordt herbevestigd. Ze waren passend voor de tijden van overgang, die de huidige genade introduceerden. Het wordt boven alle twijfel verheven door het verdere feit dat alle drie gaven die zeker afgedankt worden, te vinden zijn in deze lijst van gepaste geestelijke gaven (1Kor. 12:7-10). Deze zijn: profetie, talen en kennis (13:8). Zij waren op dat moment nodig, maar zulke gepastheden zijn niet langer nodig, want de huidige bediening is ten volle gevestigd geworden. In plaats van een paar individuele, bovennatuurlijke fragmenten van informatie te geven, heeft God de hele cirkel van kennis gecompleteerd in Zijn laatste onthulling. Dit staat open voor allen. Nu heeft iedere gelovige, in Christus, toegang tot alle schatten van wijsheid en kennis.
Hoe meer we weten van de overgangstijd die Paulus' vroege aardse bediening begeleidde, hoe meer we de noodzaak zien voor tijdelijke geestelijke uitingen om de gelovigen over te brengen in de huidige genade. Hoewel wij nu een verslag over deze periode hebben in Paulus' vroege brieven, en ook de volle onthulling die ze afsloot, weten maar weinig gelovigen echt helder hoe het zit! Sinds vroege tijden heeft de kerk deze periode zeer verwarrend gevonden, want maar weinigen begrepen dat het niet een blijvend deel van het heden was. Als dit zo is, hoe moeilijk moet het dan zijn geweest voor hen die leefden in die veranderende tijden, om Gods handelen bij te houden! Er was geen definitief geformuleerd systeem van waarheid, zoals we dat nu hebben in Efeziërs. God was nog steeds met Israel bezig. Indien wij in een era zouden leven waarin God het ene systeem van waarheid aan het oprollen is, terwijl Hij een ander uitrolt, zou er meer excuus zijn voor verwarring dan er nu is. Zij hadden tijdelijke hulp nodig om hen door de overgangstijd heen te helpen!
De gepastheden zijn van twee verschillende soorten. Sommige verbonden hen met het koninkrijk en de krachten van de komende aion. Dit waren: krachtige daden, genezing, talen en vertaling. Deze zullen hun meest volledige vervulling vinden in het millennium. Menselijk gesproken: als Israel niet in Handelingen de Messias had verworpen, zouden deze gaven meer en meer opgebloeid zijn, maar ze zouden alleen in onderschikking aan Israel uitgeoefend kunnen worden. Ze zouden niet voortgaan terwijl Israel terzijde was gezet. De andere gaven verbonden hen met de naderende verandering, wanneer Israel verworpen zou worden. Zonder te weten wat er voor hen in het vat zat, zouden ze uiteraard in dwaasheden en onwetendheid vervallen. Daarom werden enkelen speciaal begiftigd met kennis en wijsheid. Hun geloof zou falen, zoals het bij velen van Israel het geval was, terwijl het koninkrijk terugweek. De gave van profetie was nodig, om rechtstreeks het woord van God te kunnen ontvangen. Er moesten geesten onderscheiden worden, anders zouden ze tegen Gods bedoeling in geleid worden. Al deze gaven worden in Paulus' brieven aan hen tentoon gespreid. Alle van de andere groep werden toegelicht in het verhaal van Handelingen, dat begint met een speciale tentoonspreiding van "tongen" en eindigt met een opmerkelijk geval van genezing (Hand. 28:8).
Maar hebben we vandaag niet al deze dingen nodig? Aangezien onze zegeningen geestelijk zijn, te midden van de hemelingen, kunnen we de lichamelijke gaven van de komende aion niet opeisen. In plaats van genezing wordt ons genade gegeven voor onze ziekten. In plaats van kracht wordt ons zwakte beloofd (2Kor. 12:9)! Talen worden direct ontzegd aan een tijd van volwassenheid (1Kor. 13:8). Wijsheid en kennis, geloof en profetie, en het onderscheiden van geesten kan vandaag hard nodig zijn, maar ze zijn niet langer individuele gaven. Alle wijsheid en kennis die we nodig hebben is te vinden in het nu onthulde geheim. Dát is Gods laatste woord aan ons. Er is geen gave van profetie nodig (1Kor. 13:8). En door deze gecompleteerde onthulling kunnen we alle geesten testen. De dispensatie waarin wij nu leven, schaft alle geestelijke uitingen af die de apostel zo nauwkeurig als "gepastheden" heeft aangemerkt.
Wij zij ons niet bewust dat dit punt al eerder is benadrukt. Daarom wensen we het bij allen die God geloven aan te bevelen. Vele regels van redeneren kunnen ontwikkeld zijn om te laten zien dat deze gaven niet langer bij ons zijn, maar niemand zou een beroep moeten doen op de man van God vanwege het woord dat hier door de heilige geest wordt gebruikt. Voordat ons ook maar verteld wordt dat deze gaven bestonden, wordt hun tijdelijk karakter verklaard. Dit zal genoeg zijn voor iedereen die wenst God te geloven.
We twijfelen er niet aan dat er vandaag geestelijke uitingen zijn die schijnen overeen te komen met de mindere gaven. Die waren er zelfs in die dagen! Er was een speciale gave nodig om de geesten te onderscheiden. Indien deze gave vandaag zou bestaan, zou ze zonder twijfel al deze als het werk van misleidende geesten kwalificeren. Het is een poging om de gelovigen zich te laten verdiepen in de zaken van de minderjarigheid, om ze zo weg te houden van het verkrijgen van meerderjarigheid, wat het primaire doel is van de echte gaven die we vandaag hebben.
Laten we nauwkeurig letten op het tegengestelde effect, de directe tegenstelling, tussen de moderne "gaven" - genezing en tongen - en die welke ons door God worden gegeven. De eerste trekken ons terug naar de kindertijd; de laatste brengen ons naar de volwassenheid. Pastores, evangelisten en leraren worden gegeven "tot aanpassing van de heiligen in het werk van bediening, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij zouden verkrijgen het al in de eenheid van het geloof en van de bovenkennis van de Zoon van God, tot een volgroeide man, tot een maat van gestalte van het complement van de Christus, opdat wij niet meer minderjarigen zouden zijn, heen en weer slingerend en rondgedragen op iedere wind van leer," (Efe. 4:12-14;SW). Talen worden door God aangegeven als de minste van alle gaven van de minderjarigheid. Echte pastores, evangelisten en leraren, leiden in de andere richting, naar volwassenheid. Dat is, als zij trouw zijn, hun speciale functie.
Er zijn vele methoden om Gods dienaren vandaag te testen, die niet in de Schrift worden onderbouwd. Succes betekent in Gods ogen soms falen. Hier, echter, hebben we Gods standaard. Hier vertelt Hij ons wat Hij verwacht. De test die wij zouden moeten toepassen is in deze passage te vinden. Delen zij uit wat het lichaam van Christus opvoedt, zodat allen één geloof hebben en zij zich hun zoonschap bewust worden en hun volwassenheid in Christus? Helaas! De gedachte van volwassenheid is onbekend aan velen en hun bediening is meer berekend op het maken van kinderen uit volgroeide gelovigen, dan op het maken van heiligen uit minderjarigen! Laten we er op letten dat het hoofddoel van de gaven die we nu bezitten, is de heiligen te leiden voorbij de mindere gaven die de minderjarigheid kenmerken. We zijn volwassen in Christus! Laten we toch niet terugvallen in de kindertijd!
De acht geestelijke gaven die door God in de ecclesia zijn geplaatst, werden niet geïntroduceerd als gepastheden. Daarom zien we dat drie van deze overgaan in de huidige bediening. Het op te merken punt is dat deze drie nadrukkelijk bovenaan de lijst worden geplaatst en genummerd, zodat we ze niet verkeerd zouden plaatsen. "eerst apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraren, daarna ..." (1Kor. 12:28;SW). Verder worden de andere gaven afgewaardeerd door de oproep: "Weest dan vurig naar de genadegaven, de hoogste" (1Kor. 12:31;SW). Dit wordt gevolgd door een verklaring die in de praktijk de mindere gaven afwijst. Ter bevestiging hiervan lezen we dat de laatste en minste - talen - zal ophouden (1Kor. 13:8). De vijf niet genummerde gaven: krachten, genezing, ondersteuning, leiding, talen, zijn niet geschikt voor de huidige tijd van overstijging (1Kor. 12:31).
profetieën, talen, kennis, zijn de gaven die expres in het dertiende hoofdstuk van 1 Korinthiërs afgeschaft worden. Alle drie zijn te vinden in de eerste series die gepast zijn, en één - talen - is ook de laatste van de tweede groep, die gerangschikt is naar rang. De gave van "tongen" is daarom de laatste van alle gaven. Maar het pad van allesoverstijging, dat we nu betreden, schaft niet slechts de tekenen van de komende aion af, zoals talen en krachten en genezing, maar heft ook profeteren en de gave van kennis op. De reden die gegeven wordt is dat deze slechts "aanbetalingen" waren en in de aankomende tijd (waarin wij nu leven) zullen zulke fragmentarische onthullingen onnodig zijn, want God zal een allesbevattende profetie gegeven hebben die alle kennis omvat. Deze hebben we in de Efezebrief.
Het feit dat de gave van profetie is afgeschaft wordt duidelijk uit de vele hedendaagse pogingen om Gods onthulling aan te vullen. Allen die geprobeerd hebben Gods Woord aan te vullen, hebben alleen maar hun onwetendheid getoond over wat Hij al heeft onthuld. Ik zou hen die denken dat zij een directe boodschap van God hebben, willen aanraden een goed begrip te krijgen van de Efezebrief. Ze zullen Zijn Woord het laatste en compleet vinden. Het is afdoende voor iedere huidige nood. De gave van profetie, of de kracht om te spreken als mond van God, is afgeschaft. De enige profeten in deze bedeling zijn te vinden in het fundament, en al wat zij mochten onthullen is al voor ons uitgespreid in de brieven van Paulus, de grootste profeet van allen.
Er zou een onderscheid gehandhaafd moeten worden tussen de gave van profetie als een van de uitingen van de geest, die werd gegeven voor individuele uitoefening binnen de ecclesia, en die van het ambt van profeet, zoals gegeven aan de ecclesia om het Woord van God te completeren. Paulus was de grote apostel en profeet door wie de waarheid in blijvende vorm werd gegeven, vastgelegd in de Schrift. De fragmentarische profetieën waren tijdelijke gepastheden, maar de gave van profetie blijft bij ons, in geestelijke vorm, in de heilige boeken. De profeet wordt gevonden in het fundament. Zijn profetieën zijn, in tegenstelling tot vroegere uitingen waarvan we geen verslag hebben, geschreven en voor allen leesbaar.
In de Korinthebrief valt ons op dat sommige gaven niet meer geteld worden, hoewel ze niet verboden zijn. De gave van talen, of "tongen", samen met interpretatie, is de laatste op de lijsten en wordt ontmoedigd. De apostel verklaart dat hij liever vijf woorden met zijn verstand zou spreken om anderen te instrueren, dan tienduizend in een taal die zij niet konden verstaan (1Kor. 14.19). Hij laat weten dat het slechts een tijdelijk geschenk was, want het zou ophouden (1Kor. 13:8). Het is besloten in de laatste lijst, gegeven in Efeziërs (Efe. 4:1). Het is boven twijfel verheven dat de gave van "tongen" het minst aangepast is aan volwassenheid.
Het getuigenis van de Schrift is voldoende en ik voeg wat volgt niet toe om dit te bevestigen. Het kan echter behulpzaam zijn voor hen die niet helder zien dat deze gave is opgehouden en die een beroep doen op de aanwezigheid er van als ware het een feit. Ik heb twintig jaren diep in het centrum van de tongenbeweging geleefd en heb meer dan voldoende gelegenheid gehad om te horen hoe het werd beoefend. Ik heb, telkens als ik het hoorde, zeer nauwkeurig geluisterd, om vast te stellen of de uiting kenmerken had van een taal. Dat had ze nooit. Er is gewoonlijk een voorspelbare herhaling van geluiden, zoals die van iemand die een vreemde taal imiteert zou doen, maar daar slechts een beperkte bekendheid mee heeft. Niemand die enige kennis van verschillende talen heeft, heeft een reden te veronderstellen dat de "gave van tongen" vandaag een echte taal is.
We hoeven niet naar Efeziërs te gaan om te bewijzen dat de meeste van de gaven tijdelijk waren en ongepast voor de huidige bedeling. Dat is de taak van 1 Korinthiërs. Niet alleen noemt het dertiende hoofdstuk er beslist een paar die afgeschaft zouden worden, of ophouden, maar het twaalfde hoofdstuk, waarin ze opgenoemd worden, labelt ze net zo beslist als gepastheden, of doet ons van enkele van hen afkeren naar een pad dat past bij overstijging (1Kor. 12:31). Is het niet opmerkelijk dat deze twee waarschuwingen, één vóór en één onmiddellijk volgend op de lijst van gaven, zo nadrukkelijk genegeerd zijn geworden door misvertaling en misinterpretatie, dat het doel van Gods geestelijke geschenken in feite werd omgedraaid? Vrijwel overal worden de gelovigen verlokt terug te gaan naar de babytijd, in plaats van opgebouwd te worden in Christus.
Er wordt gewoonlijk verondersteld dat het dertiende hoofdstuk van 1 Korinthiërs onze huidige ervaringen tegenstelt aan onze toekomstige heerlijkheid in opstanding. Nu worden we verondersteld te zien "door een spiegel, in raadselen,"(1Kor. 13:12;SW), dan zullen we weten omdat we gekend zijn. Deze populaire en verkeerde interpretatie heeft ons praktisch beroofd van de ware leer van het hoofdstuk. De apostel vergelijkt onze ervaring in dit leven niet met die van het volgende. Hij vergelijkt de bedeling er voor met die van het heden. Dat was minderjarigheid, dit is volwassenheid. Toen werden de zaken wat duister gezien die nu helder en duidelijk zijn. Nu wordt kennis niet meer uitgedeeld in "aanbetalingen." We hebben een volle onthulling, omdat het geheimenis is onthuld.
Het vierde hoofdstuk van Efeziërs geeft ons de gaven voor het heden. Het simpele feit dat de meeste van de gaven die in Korinthiërs genoemd worden hier niet herhaald worden, bewijst niet dat ze afgeschaft zijn. Dat zou niet voldoende grond geven om ze opzij te leggen. We moeten verstandelijk overwegen wat er over hen in Korinthiërs wordt gezegd. We moeten het feit erkennen dat de tijd van volwassenheid is gekomen. Dan zullen we zien waarom het is dat de mindere gaven niet deze tijd van overstijging binnen kunnen gaan. Dan zullen we jubelen in hun verdwijnen. We zullen dankbaar onze plaats innemen als volwassen mensen, en zelfs het uiterlijk van onvolwassenheid weigeren.
Van de vijf gaven die tot deze bediening horen, zijn er drie doorgegaan en twee zitten er in het fundament. Apostelen en profeten waren noodzakelijkheden voor de inwijding er van. Gods denken moest bekend gemaakt worden door Zijn woordvoerders, en het moet vergezeld gaan met het gezag van Gods gevolmachtigde. Omdat Paulus, de grootste van alle profeten en apostelen in deze bedeling, in zijn brieven een blijvend verslag heeft gemaakt van de nieuwe onthulling, hebben deze het doel van profeten en apostelen gediend. Zij blijven bij ons, in geest, in deze geschriften. Het bewijs voor hun afwezigheid onder ons is niet slechts het gebrek aan geaccrediteerd mannen, maar de uitspraak dat deze gaven beperkt zijn tot het fundament (Efe. 2:20). Een profeet die niets kon toevoegen aan Paulus' brieven, zou nutteloos zijn. Allen die het probeerden, zijn bewezen vals te zijn.
Gods gaven zijn vandaag drie in getal: de evangelist die preekt naar de wereld, de pastor die zorgt voor de heiligen en de leraar die het lichaam van Christus opvoedt. De grote zwakte van het Christendom van vandaag zit hem in de poging om alle drie in een enkele geestelijke samen te vatten, die zowel de heilige als de zondaar moet vermaken, die zelden in meer dan een manier begiftigd is, en vaak in geen enkele. Met een rijzend getij van geestelijkheid volgde er gewoonlijk een scheiding van deze bedieningen. Evangelisten verlaten alles voor hun boodschap naar de ongelovige, leraren staan op en conventies worden gehouden voor het ene doel van het opvoeden van de heiligen. In tijden van geestelijke verfrissing komen deze goddelijke uitingen naar voren.
In deze laatste dagen is er de bijzondere noodzaak voor leraren die zelf volwassen zijn en die de heiligen kunnen vestigen door het uitdelen van genade die tot hen is gekomen door de onthulling van het geheimenis. Helaas! De meesten van hen die vandaag religieuze instructie geven, brengen hun toehoorders in de ban van wet en ceremonie, of doen hen zich bezig houden met de zaken van de minderjarigheid, en slepen zo de gelovigen naar beneden, terwijl ze ze toch zouden moeten opbouwen. Hier hebben we de goddelijke test van de ware leraar. Komt hij overeen met Efeziërs 4:12-14? Past hij aan, deelt hij uit, bouwt hij op, verenigt hij, geeft hij de bewustwording van zoonschap, volgroeidheid en volwassenheid? Dit zijn de zeven tekenen van de ideale leraar.
De meeste van de gelovigen van vandaag hebben aanpassing net zo hard nodig als zij aan wie de Efezebrief was gericht. Hun leer en ervaring is beperkt tot de leer van onze Heer toen Hij op Aarde was, of wat zijn apostelen in het boek Handelingen leerden. Onder de foute indruk dat "de kerk begon op de Pinksterdag", proberen zij de verschillende presentaties die er op volgden te gebruiken om hun belijdenis en praktijk vast te leggen. Anderen gaan verder en proberen een paar van de leerstellingen van Paulus' vroege brieven er bij in te sluiten, ondanks de grote verschillen tussen de twee. Hoe weinig mensen gaan naar Paulus' laatste presentaties en modificeren zelfs zijn eerdere bedieningen om overeen te stemmen met deze overstijgende waarheden! Dit is voor vandaag de taak van de ware leraar. Hij moet, bovenal, een aanpasser zijn.
Hij moet ook een uitdeler zijn. Veel van de leer die we horen slaagt er niet in de genade van God te benadrukken en het kostenloze karakter van Zijn geschenken. Hij runt geen koopjeshal of een commerciële onderneming, maar een gratis uitdeelpunt! Zeer weinig gelovigen weten wat Hij voor hen heeft. Het is de plicht van de leraar hen in het bezit te brengen van hun rijkdommen in Christus Jezus.
Hij moet het lichaam van Christus stichten, of opbouwen. Dit is een totaal andere zaak dan het onderhouden van de leden van een kerk of de aanhangers van een denominatie. De leraar die alleen maar het feit erkent dat er een geestelijk organisme is waartoe alle gelovigen behoren, nog afgezien van belijdenis of band, sticht of bouwt het lichaam van Christus op. De leraar die er aan voorbij gaat en het vervangt door menselijke organisaties, vernielt het ene lichaam. Hij die afziet van menselijke banden en bij gelovigen de nadruk legt op hun plaats in dat schitterende organisme waarvan alleen Christus het Hoofd is, is een Godsgeschenk, die het werk doet van het opbouwen van het lichaam.
Er zijn heel wat pogingen gedaan om de heiligen te verenigen. De ware basis voor zulk een eenheid is het ene geloof dat we vandaag hebben, dat uiteen wordt gezet in deze [Efeze]brief. De oorzaak van de verdeeldheid is de veelvoud aan geloven die voortkomen uit onwetendheid over deze voleindende onthulling. Als het Gods bedoeling zou zijn geweest om ons allen een te maken voordat Christus terugkomt, zou Hij waarschijnlijk om leraren roepen om de waarheden van deze bedeling bekend te maken. Dit is een test voor de ideale leraar. Leidt zijn boodschap tot de eenheid van allen in Christus? Of verdeelt het de gelovigen in klassen? En in het bijzonder: vormt het een speciale, superieure kliek van allen die aan deze leer gehoor geven? Laten we er aan denken dat, indien we allen God geloofden, we in feite één zouden zijn, omdat we in de waarheid staan.
Zoonschap is een veel hogere gedachte dan door het beeld van de nieuwe geboorte wordt overgebracht, Ja, Paulus laat dit beeld over aan de koninkrijksverkondiging. Hij maakt van ons een nieuwe schepping, en niet een wedergeboorte. Zoonschap hoeft niet noodzakelijk op geboorte gebaseerd te zijn, het kan ook worden verkregen door adoptie. Het beeld niet verwantschap uit, maar de eren die alleen gegeven worden aan de erfgenaam als die op leeftijd komt, en bekleed wordt met de hoogste waardigheden die zijn vader maar aan hem kan toekennen. Het is veel hoger een zoon van God te zijn, dan een kind van God. Een leraar in deze bedeling zou dit punt moeten benadrukken, zodat de heiligen zich van hun zoonschap bewust kunnen worden (Efe. 4:13).
Het bekronende gevolg van echt onderwijs vandaag is al besproken. Het brengt de gelovigen tot volwassen mannelijkheid, tot de volgroeide gestalte van Christus' complement (Efe. 4.13). Dit kan alleen bereikt worden door hen het onvolgroeide karakter van de eerdere bedelingen te laten zien, en de volheid die de hunne is in Christus in deze overstijgende bediening. Het is alleen wanneer zij zich bewust worden dat zij veel van wat God eens gaf ontgroeid zijn, en dat, in Christus, zij hun volle gestalte hebben gekregen, dat zij toegerust zijn vast te staan te midden van het gewoel waarin zij zich bevinden. Fout onderwijs voert hen weg (Efe. 4:14), het ware vestigt hen in genade.
De zinsnede "de methodisering van de misleiding"(Efe. 4:14;SW) is een zeer passende beschrijving van moderne methoden van het handhaven van fouten. Op zich staande afwijkingen van waarheid zijn moeilijk openbaar te maken. Ze moeten ingepast worden in een filosofisch systeem om populair te kunnen worden. De grote theologiën zijn gemethodiseerd of gesystematiseerd om overeen te stemmen met hun belangrijkste standpunt, wat een halve waarheid kan zijn. Veel van de hedendaagse bewegingen die op de Bijbel een beroep doen voor steun, hebben hun misleidingen zodanig gesystematiseerd, dat ze lijken te berusten op goddelijke onthulling. Ze schijnen genoeg contacten in de Schrift te hebben, dat ze hen de schijn van waarheid geven. De volwassen gelovige zal echter hierdoor niet misleid worden.
Het pad van de overstijging is de weg van de liefde, zoals de apostel laat zien in het dertiende hoofdstuk van 1 Korinthiërs. Dat is ook zo in Efeziërs (4:15,16). Het wordt verder uitgebeeld door het menselijk gestel, waarvan alle delen in liefdevolle sympathie zijn met heel de rest, door het hoofd. Christus is nu het Hoofd van het lichaam, en de gelovigen zijn er de leden van. Er is een vitale eenheid, die ons een maakt met Hem en met elk ander lid. Alle echte groei en dienstbetoon in de kerk heeft dit als basis. Het motief is liefde. De impuls komt uit het Hoofd. Het doel is de opbouw van het lichaam.
In deze overdenking hebben we gevonden dat de onthulling van het Efezegeheim vergezeld ging door het binnenkomen van de volwassenheid. Minderjarigheid had tevoren de overhand, zelfs in de Paulinische ecclesias. Daarom worden veel van de gaven afgeschaft en gaan er maar een paar door naar deze bedeling. Leraren worden in het bijzonder gegeven om de gelovigen te leiden naar een bewust worden van het feit dat zijn de onvolwassenheden van de voorbije tijden zijn ontgroeid en nu volwassen zijn in Christus. Het is ons voorrecht het pad van de overstijging te betreden. Moge God geven dat velen die deze zinnen lezen, op dat pad zullen gaan, in een bewuste waardering van de voorrechten van hun volwassenheid.