Studies in Filippenzen
deel 7.
Het lijden van Epafroditus
Filippenzen 2:25-30

door A.E.Knoch.

Lijden is het allerhoogste dienstbetoon. Het komt het dichtste bij het offer dat onze Redder voor ons bracht. Het dienstbetoon van de sterke is aanvaardbaar voor God, maar het werk van de zwakke is veel meer welkom. Het is een dieper tentoonspreiden van opofferende liefde en het vereist veel meer aanhankelijkheid om te lijden dan te dienen. Het is wanneer beide gecombineerd worden dat we het hoogste antwoord zien op Gods genade. En beide worden gevonden in de vier voorbeelden die ons voor ogen worden gezet. Christus was de hoogste Lijder. Paulus had zijn splinter in het vlees en zijn vervolgingen. Timotheüs had zijn vele zwakheden en de kwaden van buiten af. Epafroditus, de apostel van de Filippenzen, was speciaal opvallend door zijn lijden, dat hem tot bijna in de dood bracht(2:25-30).

Lijden voor God is het hoogste voorrecht dat aan Zijn schepselen kan worden toegewezen. De Filippenzen zelf wisten dit uit ervaring, want hen werd genadevol toegestaan niet alleen in Christus te geloven, maar ook om ten behoeve van Hem te lijden (1:29). In hen ontmoeten de twee extremen elkaar, want in geen ander deel van Gods Woord ligt er zoveel nadruk op zowel het lijden als het verheugen. En dit is ook waar van Epafroditus, want twee maal in deze korte passage over zijn lijden lezen we van de blijdschap van de Filippenzen in verband daarmee (2:28,29).

Epafroditus betekent "aangenaam" en dat is ook het verslag van zijn loopbaan in deze brief. We lezen niet dat hij grote daden had gedaan, niet over "zielen" die hij had gewonnen, maar alleen dat hem was opgedragen de gaven van de Filippenzen over te brengen naar Paulus. Hij zette deze ietwat prozaïsche taak om in een memorabele zaak, door voor het uitvoeren er van zijn ziel op het spel te zetten. Zo gaat het ook met de gewone aardse bezigheden. Zwakte en lijden kunnen ze tot daden van eer maken, de hoogste erkenning waardig, blijdschap brengend en een genoegen voor het hart van God en mensen.

Aan Epafroditus worden vijf titels gegeven die kenmerkend zijn voor zijn dienstbetoon. Ze zijn: broeder, werker soldaat, apostel, en opziener. Het aantal is in het bijzonder toepasselijk, omdat vijf gewoonlijk verbonden wordt met zwakte, het bijzondere kenmerk van zijn dienstbetoon. Aan de ene kant herinneren deze ons aan de familiekring, aan de werkplek en aan het leger. Epafroditus behoorde tot dezelfde geestelijke familie als Paulus. Dit is natuurlijk de basis. Dienstbetoon moet in deze bedeling op geestelijke, en niet op lichamelijke, banden gebaseerd zijn. Daarnaast moeten wij medewerkers van Paulus zijn, als ons dienstbetoon aanvaarbaar voor God wil zijn.

Medesoldaat.

Er schijnen er vier te zijn die in Paulus' brieven de titel soldaat krijgen. Paulus zelf, stilzwijgend, Epafroditus, Archippus (Filemon 2) en Timotheüs, Paulus' opdracht aan Timotheüs is in dit verband zeer waard te overdenken, want we kunnen gemakkelijk een verkeerde indruk krijgen van het beeld van een soldaat. Wij verbinden dat met geweld en glans. Maar het brengt in werkelijkheid de gedachte over van toewijding en lijden. Zoals in alle beelden wordt slechts een deel van het leven van een soldaat gebruikt in de gelijkenis, niet het geheel. Daarom schreef Paulus: "Lijd samen kwaad met mij als goed soldaat van Christus Jezus" (2Tim. 2:3;SW).

Velen die door de Grote Oorlog (WW 1) zijn gegaan, leerden dat echt soldaat zijn niet bestaat uit het rondlopen in mooie uniformen, maar in het verduren van allerlei soorten ongemak en tegenspoed, te midden van regen en modder en vermoeidheid en wonden en dood. Het is deze kant van het soldatenleven dat onze koers uitbeeldt in Zijn dienst. Het is niet eenvoudigweg bezig te zijn met Zijn werk te doen in aangename omgevingen, maar te midden van tegenstand en allerlei soorten kwaad, die onze volharding testen en onze lichamen tot in het uiterste beproeven. Niet dat we lijden zoeken, of onszelf kastijden. Geen enkele soldaat doet dat. Hij doet het tegendeel. Op elke manier probeert hij zijn krachten op te bouwen en te bewaren voor het gevecht. We nodigen het kwaad niet uit, we treden het tegemoet. Dan danken we God en lijden er onder, ten behoeve van Hem.

De apostel Epafroditus.

Wij mensen zijn zeer geneigd om het gebruik van woorden te stereotyperen en van een gewoon zelfstandignaamwoord een echte naam te maken. Dit wordt aangetoond door de weergave van de King James vertaling in deze plaats. Handelend in de traditie dat alleen de twaalf apostel genoemd konden worden, veranderden zij de weergave hier in boodschapper. Hoe konden de Filippenzen een apostel aanstellen? Hetzelfde bijgeloof staat er op dat Paulus de plaats innam van Matthias. Maar apostel betekent gewoon gevolmachtigde. Op sommige plaatsen zou het veel beter zijn als deze term werd gebruikt. Daarom heb ik het in de sublineair. Zijn er vandaag apostelen in de kerk? Natuurlijk zijn er vandaag volmachten en gevolmachtigden. Dat is het punt niet. Maar als we gevraagd worden of God vandaag mannen volmacht geeft, moet het antwoord nee zijn. De apostelen zijn te vinden in het fundament.

Epafroditus was de apostel van de Filippenzen. Maar dat was een totaal verschillende zaak dan het zijn van Gods apostel voor de Filippenzen. Hij had geen gezag over de ecclesia of haar onderwijs of praktijken, zoals Paulus of Timotheüs mochten uitoefenen. Hem werd eenvoudig de macht gegeven hen te vertegenwoordigen bij het overbrengen van hun gift aan Paulus in Rome. Hij was niet slechts een "boodschapper". Hij kan ook een boodschap overgebracht hebben, maar zijn hoofdtaak was het transporteren van hun geschenk naar de apostel. Gevolmachtigd zijnde om dit te doen, werd hij hun gevolmachtigde of apostel voor dat moment. Zulke "apostelen" zullen mogelijk ook vandaag nog te vinden zijn. Op dat moment kwam het niet bij me op, maar ook ik heb deze taak gedaan en was voor een korte tijd een "apostel", gevolmachtigd om een som geld over te brengen naar evangelisten die op enige afstand van de stad waren.

Epafroditus, de opziener.

En ik was ook een "opziener", want wat ik deed zag toe op de behoeften van de werkers. Hoeveel deze woorden hun juiste gebruik verloren hebben, is te zien wanneer we zeggen dat Epafroditus Paulus' opziener was. We mogen er zeker van zijn dat Paulus niet zijn kerk bezocht, of luisterde naar zijn preken, of dat hij "zat onder zijn bediening." Opzien is zeker niet eenvoudig dienen of uitdelen. Het is een publiek ambt. De priesters waren opzieners in de tempel (Luc. 1:23; Hebr. 10:11). De politieke gezagdragers zijn Gods opzieners(Rom. 13:6). In deze zin was Epafroditus de opziener van de ecclesia in Filippi, en als zodanig was hij hun publieke functionaris, en droeg hij bij aan hun opzien voor hen. Zoals de priesters de offers van het volk naar God brachten, zo droeg hij de gaven van de Filippenzen naar Paulus.

Het aangename van Epafroditus wordt onthuld in de uitgelezen gevoeligheid van zijn karakter. Hij was terneergeslagen, niet omdat hij ziek was (hoewel dat ook het geval kan zijn geweest), maar omdat de Filippenzen over zijn ziekte hadden gehoord. Zelfs terwijl hij de dood nabij was, was hij over hen bezorgd, en over het verdriet dat hij hen bezorgt, veel meer dan over zijn eigen onvermogen. Paulus deelt in deze aangename bezorgdheid en haast zich hem sneller aan hen terug te zenden, zodat hij, op zijn beurt, niet met hun verdriet belast zal zijn. Ja, de hele uitwisseling van sympathieke gevoelens is aangenaam tot in een graad die maar zelden onder stervelingen te zien is. Het is de verrukkelijke vrucht van Gods liefde, die altijd het dienstbetoon van Zijn heiligen zou moeten kronen.

Zwakte en dood.

Het geval van Epafroditus is meer dan een voorbijgaand moment, want het bevestigt en bekroont de grote waarheid dat, in deze bedeling, Gods kracht wordt volbracht in zwakte. Aan Paulus zelf werd, nadat hij anderen had genezen, een splinter in het vlees gegeven (2Kor. 12:7). Vandaag is Gods genade voor ons voldoende. Paulus verheerlijkte zich in zijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in hem zou wonen. Dit was zeker niet de leer van de twaalf, of zelfs maar van Paulus zelf toen hij nog verbonden was met de verkondiging van het koninkrijk. Die dag van lichamelijke wonderen werd aangekondigd door het vertoon van kracht. De krachten (en niet de zwakheden) van de komende aion werden verricht als tekenen van haar nabijheid. Zelfs aan de natiën werden gaven van genezing gegeven, met het oog op de komende heerlijkheid. Maar omdat de verkondiging van het koninkrijk ophield, werden ook de krachten, waarmee het gepaard gaat, teruggetrokken.

Er zijn vandaag kringen van heiligen die niet geaarzeld zouden hebben om Epafroditus van gebrek aan geloof te beschuldigen, of misschien wel van feitelijke zonde, vanwege zijn falen om "de genezing in verzoening te verkrijgen." Voor hen is het een schande ziek te zijn, en, ook al is dit het gevolg van hun zelf-opoffering tijdens het werk van de Heer, is het oneer en een schandvlek. Hoe anders was Paulus' inschatting! Geheel tegengesteld schrijft hij hen en ons: "Ontvangt hem dan in de Heer met alle blijdschap en hebt zulke in ere, want vanwege het werk van Christus nadert hij tot de dood, riskerend de ziel, opdat hij zou aanvullen het jullie ontbrekende in het dienstbetoon aan mij" (2:29,30;SW). Zwakte van het vlees is vandaag net zo waar als de gezondheid en genezing was die de verkondiging van onze Heer of van de twaalf begeleidde, of die van Paulus in zijn vroege bediening, die nog verbonden was met het komende koninkrijk.

Paulus was mogelijk de grootste genezer onder de apostelen. Hij meer dan verdubbelde ieder teken dat van Petrus staat genoteerd in het boek Handelingen. De lamme man bij de Schone Poort van de tempel was niet zo'n gelukkige ontvanger van een zo wonderlijk mirakel als de lamme man in Lystra (Hand. 3:2; 14:8). Van wie anders lezen we zulke woorden als deze: "Bovendien deed God krachten, niet de gewoon zijnde, door de handen van Paulus, zodat ook de zakdoeken en schorten van zijn huid werden weggedragen op de zieken en van hen de ziekten verdwenen. Tevens voeren de boze geesten uit" (Hand. 19:11,12;SW)? In deze schijnt Paulus alle anderen gemakkelijk overklast te hebben.

Maar hierin, zoals in al het andere dat met Saulus, die Paulus genoemd wordt, verbonden is, is er een geleidelijke, maar machtige verandering, die hij zelf omschrijft als gaande van heerlijkheid naar heerlijkheid (2Kor. 3:18). Oppervlakkig gezien zou men verwachten dat dit nu nog steeds meer lichamelijke kracht en genezing zou brengen, maar de vooruitgang is beperkt tot het gebied van het geestelijke, terwijl de lichamelijke wonderen, met de falende koninkrijkshoop, verdwenen.

Persoonlijk wordt hem, in een direct verband met de hoogste onthulling waarop Paulus zou kunnen roemen (2Kor. 12:1-7), een pijnlijke en irriterende aandoening in het vlees gegeven, om hem nederig te houden. Hij die anderen genas, kan zichzelf niet genezen. En toen hij bad om de verwijdering er van, hielp zijn aanhouden niet. Voor zover we weten werd dit nooit van hem weggenomen, zodat we ons de grote apostel zelf moeten voorstellen als een, tijdens het laatste deel van zijn loopbaan, lichamelijk te beklagen figuur, zodat hij, naast de onthuller, ook het voorbeeld wordt van de grote waarheid voor het heden, dat Gods kracht in menselijke zwakheid wordt volbracht. Het was in zijn laatste dagen, in de gevangenis en niet in staat zichzelf of zijn vrienden te genezen, dat Paulus het krachtigst was.

We zien deze verandering zelfs nog duidelijker over het voetlicht komen in Paulus' band met zijn vrienden. Natuurlijk wenste de grote genezer dat hij zijn eigen intieme vrienden en kennissen in het werk van de Heer kon genezen. Maar naar mate de geestelijke genade toenam, nam de lichamelijke genade af. Zijn eigen zoon in geloof, wiens dienstbetoon hij zo hogelijk in deze brief aanbeveelt, is veelvuldig ziek (1Tim. 5:23). Dat Paulus er bezorgd over is wordt duidelijk uit het feit dat hij niet een remedie aanbeveelt, maar een pijnstiller. Zwak werd Timotheüs Paulus' meest krachtige hulp. "Trofimus heb ik ziek achtergelaten* in Milete" (2Tim. 4:20;SW). In vroeger dagen, voordat de genade onthuld werd, zou hij hem hebben genezen. Nu worden zwakte en ziekte niet verwijderd, maar gebruikt. Daar doorheen moet Gods kracht worden onthuld. Op een dag zullen we zien dat Trofimus' ziekte meer voor God opbracht dan het meest wonderbaarlijke wonder van genezing ooit had kunnen doen.

En zo gaat het ook vandaag. Gods kracht is niet aanwezig in machtige spieren of in een prima gezondheid, die overigens geen van beide geminacht moeten worden. Hij toont Zijn heerlijkheid nu in gebroken vaten van klei, zodat de voortreffelijkheid er van niet die van een mens is, maar van God. En het is onze plicht en ons voorrecht om speciale eer te schenken aan hen die hun zielen riskeren in het uitvoeren van Zijn werk. God kon hen gemakkelijk gezond houden of hun zwakheden genezen, maar dat komt niet overeen met de allesoverstijgende genade die ons in deze geheime bedeling is toegewezen. Kort nadat het aan Paulus was onthuld, en lang voordat het in zijn gevangenisbrieven publiek werd gemaakt, hielden de lichamelijke zegeningen van het koninkrijk niet alleen op, maar, in het geval van Paulus tenminste, werden ze vervangen door lichamelijk onvermogen en pijn.

Epafroditus riskeerde zijn ziel om zijn missie te volbrengen. Hieruit wordt duidelijk dat hij niet terugdeinsde bij aanstormend gevaar. Hij wist tevoren dat het hem zijn gezondheid kon kosten, mogelijk zelfs zijn leven. Hij had niet de illusie dat de wonderwerkende apostel hem zou genezen. Hij vertrouwde zichzelf geheel toe aan de handen van God, Die hem genadig was en zijn leven spaarde. Nu heeft hij een eer waarbij alle aardse heerlijkheden verflauwen. Welke onderscheiding is te vergelijken met zijn plaats te midden van de slaven van God? Want het was hij die werd verkozen om ons model te zijn, om ons te leren hoe we God aanvaardbaar kunnen dienen in lijden.





Terug naar de indexpagina van Studies in Filippenzen

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern