"Want God is de werkende in jullie zowel het willen en het werken, ten behoeve van het welbehagen."
(Filip. 2:13;SW)
Aangezien Paulus gebonden is, en de Filippenzen niet zelf kan bezoeken, zendt hij Epafroditus en overweegt hij Timotheüs te zenden. In deze twee personen hebben we twee "levende uitdrukkingen" van het evangelie voor deze bedeling. Zij stellen ons het hoogste ideaal in dienstbetoon en lijden voor ogen. In Timotheüs zien we de modelslaaf. Alleen al zijn naam is veelzeggend, want ze betekent Eer-God. Hij is een van de weinigen van wie gezegd kan worden dat hij niet zijn eigen goed zocht, maar dat van anderen. Op veel manieren schijnt hij een typisch karakter te zijn voor het heden, in eigen persoon zowel de Besnijdenis als de Onbesnedenheid combinerend, en de zwakte van het vlees met de kracht van de geest.
De feiten van Timotheüs leven, zoals voor onze opleiding opgetekend in de Schrift, zijn ongetwijfeld bedoeld om ons een levend beeld te geven van het begin van deze bedeling. Na Paulus' afscheiding van Barnabas, de Leviet, kwam hij in Lystra, de plaats waar hij gestenigd was geworden en voor dood achter gelaten (Hand. 14:19). Het is heel goed mogelijk dat het in die tijd was dat Paulus de allesoverstijgende onthullingen kreeg die hij later bekend maakte in zijn volkomenheidsbrieven(2Kor. 12:2), zodat Timotheüs, in geest, begint met deze bedeling, maar in het vlees verbonden is met de voorafgaande verkondiging van het koninkrijk. Hij begint in Lystra en gaat helemaal naar Rome, niet alleen in het vlees, maar ook in de geest.
Met opvallende aandacht voor detail wordt ons verteld dat hij de zoon van een gelovige Joodse vrouw was (Hand. 16:11). Deze Jodin behoorde duidelijk tot de verstrooiing, omdat ze buiten het land gevonden wordt en getrouwd was met een Griek. Als zodanig kan ze heel goed dat gelovig overblijfsel van het volk vertegenwoordigen onder de natiën, aan wie Paulus in het bijzonder was gezonden. Maar hij richtte zich ook tot de Grieken, en het gezelschap van mensen dat zijn boodschap ontving was een mengeling van gelovige Israelieten en Grieken. Timotheüs was ook zo'n combinatie. God zal dit lichaam van mensen gebruiken in Zijn hoogste dienstbetoon. Zo gebruikte Hij Timotheüs.
Vanaf het prille begin verdiende Timotheüs de goedkeuring van de broeders in Lystra en Iconium, waar hij woonde (Hand. 16:2). Mogelijk geloofde hij door Paulus' bediening, toen die daar eerder was, want hoewel hij fysiek de zoon van een Jodin en een Griek was, was hij geestelijk de zoon van Paulus (1Tim. 1:2,18; 2Tim. 1:2). Dit kan een belangrijk punt illustreren in het dienstbetoon in de huidige bedeling, waarop we de nadruk willen leggen. Hoewel het lichaam van Christus samengesteld is uit hen die fysiek een mengeling zijn, mag dit niet uitgebreid worden naar hun geestelijke afkomst. Zij zouden allen zonen van Paulus moeten zijn. Zij die leven ontvangen en gevoed worden door middel van zijn bediening, zijn uitgerust voor het dienstbetoon van vandaag. Zij die gemengd zijn in hun geestelijke afstamming, zonen van Petrus en tegelijk zonen van Paulus, zijn niet geschikt om aanvaardbaar te dienen in deze bedeling van Gods genade.
Het lijkt er op dat Timotheüs in de tijd daarna vaak bij Paulus was. In Berea bleef hij achter toen de Joden van Thessaloniki daar kwamen en Paulus door de broeders weggezonden werd, maar hij ontving al snel bericht om zich in Athene bij Paulus te voegen (Hand. 17:15). Toen hij Paulus in Korinthe aantrof, werd Paulus gedrongen de Joden te verzekeren dat Jezus de Christus is. Toen zij daar tegenin gingen, hoorde Timotheüs mogelijk de memorabele woorden: "Jullie bloed zij op jullie hoofd! Ik ben rein! Vanaf nu zal ik naar de natiën gaan!" (Hand. 18:6;SW). Zo was Timotheüs aanwezig bij het begin van de ecclesia in Korinthe en ervaarde hij de grote crisis daar, toen Paulus zijn broeders naar het vlees verliet en zich naar de Onbesnedenheid ging richten.
De volgende keer dat we over Timotheüs horen, wordt hij met Erastus naar Macedonië gezonden en zonder twijfel ging hij naar Filippi (Hand. 19:22). Paulus zelf bleef in de provincie Asia. Hieruit wordt duidelijk dat hij niet langer slechts een dienaar van de apostel was, maar zelf een apostel was geworden, aangesteld door zijn geestelijk vader om hem in het werk te vertegenwoordigen. Zoals Paulus zelf aan Timotheüs schreef, had hij volledig zijn leer, motief, doel, geloof, geduld, liefde, volharding, vervolgingen, lijden gevolgd (2Tim. 3:10). Dit is precies wat elke slaaf van onze Heer vandaag zou moeten doen, als hij wenst aanvaardbaar dienstbetoon aan te dragen en deel te hebben aan de bediening van deze bedeling. Zelfs de volgorde waarin deze essentiële zaken wordt gegeven is opmerkelijk, want alleen zij die Paulus' leer volledig volgen, komen echt in aanmerking voor dienstbetoon en lijden.
Paulus vervolgt met hem op het hart te drukken: "Maar jij, blijf bij wat je leerde en toevertrouwd werd, waargenomen hebbend door wie jij werd geleerd" (2Tim. 3:14;SW). De neiging om Paulus' onderwijs te verlaten is erg sterk. In zijn eigen dagen keerde de hele provincie Asia zich van hem af (2Tim. 1:15). Sindsdien heeft het Christendom als geheel zijn leer verlaten of is men zo overspelig geworden met de leer van de Besnijdenis, dat het praktisch tot nul is gereduceerd. Daarom zouden wij ons zeer in het bijzonder moeten inspannen om te waken tegen deze neiging in ons. God schonk genadevol enig licht bij de Reformatie en door de zogeheten Broeders, maar de reactie was zeer krachtig, en het licht werd gedimd. Zo gaat het ook met ons. Nu al slagen sommigen er niet in in de waarheid te blijven, die maar weinigen, dat is waar, in haar volheid hebben kunnen grijpen.
Later werd Timotheüs ook naar Korinthe gezonden. Door Paulus' woorden over hem kunnen we een verder inzicht verkrijgen over zijn dienstbetoon. Paulus schrijft hen: "Daarom moedig ik jullie aan: Wordt mijn navolgers! Om dit zend ik jullie Timotheüs, die mij een geliefd kind is en trouw in de Heer. Hij zal jullie herinneren aan mijn wegen in Christus [Jezus], zoals ik die in elke ecclesia leer" (1Kor. 4:16,17;SW). Paulus' "wegen in Christus Jezus" is een sleutelzinsnede voor het heden. Tegenwoordig worden deze woorden genegeerd. Paulus wordt terzijde geschoven en de mensen worden herinnerd aan de wegen van de Here Jezus zoals Hij diende aan de Besnijdenis, zoals beschreven in de vier evangeliën. Maar Timotheüs was beter geleerd. Zo sterk met beide zijden verbonden, wist hij dat dit geen model was voor de Onbesnedenheid. Paulus' leer vraagt om wegen die overeenstemmen met Christus Jezus in heerlijkheid, niet als een thuisloze Zwerver op Aarde.
Opnieuw schrijft de apostel: "Maar indien Timotheüs zou komen, ziet er dan op toe dat hij niet onbevreesd bij jullie zal worden, want hij werkt het werk van de Heer, zoals ook ik. Niemand dan zou hem minachten..."(1Kor. 16:10,11;SW). Op een ander moment schrijft Paulus aan Timotheüs zelf: "Laat niemand jou om je jeugd verachten,"(1Tim. 4:12;SW). En opnieuw: "Want God geeft ons niet de geest van verlegenheid, maar van kracht en van liefde en van gezond verstand"(2Tim. 1:7;SW). Te midden van de vleselijke Korinthiërs vormt Timotheüs een aangenaam, maar pathetisch contrast. Te jong om het respect van een oudere af te dwingen, schijnt hij een neiging gehad te hebben naar bedeesdheid en vrees. Hoe anders dan het populaire idee van een groot kerkelijk waardigheidbekleder van vandaag! De jeugd is agressief en vertrouwt op zichzelf en heeft maar weinig aanmoediging nodig om zichzelf te bewijzen. Maar het model dat hier voor ons gesteld wordt is er een dat de wereld (en het merendeel van de kerk) zou verachten, en dat aangespoord moest worden niet toe te staan dat men hem gering schatte.
Misschien was Timotheüs' neiging naar bedeesdheid een beetje te wijten aan zijn lichamelijke toestand. Hij had een zwakke maag en was vaak ziek (1Tim. 5:23). Velen van ons zullen in deze met hem kunnen sympathiseren en zich indenken hoe dit iemand ongeschikt maakt voor de zelfzekerheid die nodig geacht wordt bij hen die het publiek moeten ontmoeten. Maar we mogen er zeker van zijn dat het hem door God werd gegeven, niet om te hinderen, maar om te helpen, want het werk van de Heer heeft de arm van het vlees niet nodig; grote lichamelijke talenten kunnen een hindernis zijn voor echt en aanvaardbaar dienstbetoon. Niet dat wij er op uit zijn om ziek te worden, we doen alles wat in ons vermogen is om onze ziekten tegen te gaan, maar we danken God voor die welke blijvend zijn, want ze zijn ongetwijfeld nodig om ons nederig te houden (2Kor. 12:7).
Te midden van de laatste woorden waarvan we weten dat Paulus ze schreef aan Timotheüs, kunnen we zien hoe trouw Timotheüs bleef aan zijn geestelijk vader, en hoe Paulus verlangde naar iemand op wiens trouw hij kon rekenen. Misschien kunnen we deze actie zien als symbolisch voor de huidige tijd, want de tweede brief aan Timotheüs houdt zich bezig met de laatste dagen. Hij schrijft: "Beijver je om spoedig naar mij te komen! Want Demas verliet mij, liefhebbende de huidige aion, en ging naar Thessalonica" (2Tim. 4:9,10;SW). Indien er een terugkeer is naar Paulus, dan moet dat met spoed gedaan worden. Demas is mogelijk afgeleid van de stam deem - PUBLIEK. Het publiek, de massa, zelfs van de kerk, heeft Paulus verlaten. Niet weinigen staan als tegenstander tegenover hem, zelfs onder hen die, zoals de Thessalonicenzen, eens liefhebbers waren van de komst van onze Heer. Laten wij dan, in geest, ons terug haasten naar Paulus en naar de onthulling die hij geeft vanuit zijn gevangenis in Rome.
Op een soortgelijke, symbolische, wijze mogen we de verwijzing naar Timotheüs in Hebreeën nemen, als het tenminste daar, net zoals elders, om dezelfde Timotheüs gaat. Er wordt op andere plaatsen niets over zijn gevangenschap gezegd. Nu wordt ons verteld: "Weet dat onze broeder Timotheüs vrijgelaten werd" (Hebr. 13:23;SW). Hier hebben we een tegenstelling. In Efeziërs wordt Paulus gevangen gezet. In Hebreeën is Timotheüs vrij. Wijst dit er op dat hij niet betrokken is bij het lot van de Besnijdenis, zoals dat in deze brief wordt uiteengezet? Lichamelijk, omdat hij een joodse moeder heeft, zou hij gemakkelijk gevangen kunnen zijn in de afval van Israel, en gebonden door haar afwijking. Maar hij is niet alleen bevrijd van alle lichamelijke banden in Christus, maar hij is vrij om te gaan en te dienen, zelfs wanneer de Besnijdenis teruggehouden wordt door de verandering in bediening.
Dat is de loopbaan die Timotheüs voorbereidde om een model te zijn voor dienstbetoon in deze era. De kwaliteit van zijn superioriteit, in tegenstelling tot dat van anderen, valt duidelijk te zien in de korte paragraaf die Paulus in deze brief aan hem wijdt. Hij wil weten hoe het met de Filippenzen gaat, zodat ook hij opgewekt kan zijn. Hij wil iemand zenden en zijn keus valt op Timotheüs, "Want ik heb niemand van gelijke ziel, die oprecht zorgend zal zijn voor jullie, want allen zoeken het belang van hen zelf, niet dat van Jezus Christus." (2:20,21;SW). Hier boort hij diep, tot in het hart van de zaak. Zoeken wij ons eigen belang, of dat wat Christus Jezus aangaat? Dienen we zelfzuchtige belangen, of die van de Heer?
Een van de delicate trekken in deze brief zit in het woord "gelijke ziel". Hoewel nu alles geest is, zou in ons dienstbetoon de geest onze gevoelens moeten controleren en veredelen, en ons zeer gevoelig moeten maken voor het welzijn van hen die we proberen te dienen. Er zijn twee dingen nodig: een fijnzinnige voorbereiding van de gevoelens van anderen en een echte bezorgdheid waar het hun zaken betreft. Het zou nutteloos zijn iemand de een of andere vertegenwoordiger te zenden die weinig vatbaar voor indrukken en ongevoelig is, van wie de snaren van het hart niet trillen met de hunne. En er zou nog minder gedaan worden als hij onverschillig stond tegenover hun zorgen. In dienstbetoon zouden we de levende sympathie moeten benaderen die elk lid van het menselijk lichaam toont voor de andere, want dit is de figuur die wordt gebruikt voor onze band met Christus.
"Allen zoeken het belang van hen zelf". Wat een woord om in deze brief te vinden, toen, in de bloei van hun eerste liefde, de heiligen dichter bij het ideaal waren dan ooit daarna! Indien allen toen al hun eigen belang zochten, wat zullen we dan nu zeggen? Er zijn er, door de jaren heen, geweest van wie we mogen zeggen dat zij hun eigen belangen niet zochten, maar alles opgaven voor Christus. Maar indien we hen konden vragen, zouden zij zonder twijfel ook hun tekortschieten in deze belijden. Het schijnt de universele zonde in dienstbetoon te zijn die maar weinigen onder ons in staat zijn te overwinnen. Toch zou het ons doel moeten zijn, ondanks ons falen, onze eigen belangen te vergeten en bezig te zijn met de dingen van Christus.
Zoals we al zagen in ons bekijken van de loopbaan van Timotheüs, was hij grondig getest geworden als metgezel en dienaar van Paulus. Dit wordt zeer bekwaam samengevat in de woorden "dat, zoals een kind met zijn vader, hij samen met mij slaaft in het evangelie" (2:22). Er worden hier twee beelden gepresenteerd, kind en vader, slaaf en heer. Tussen Paulus en Timotheüs was er de liefdevolle en levende relatie van vader en kind, en beiden zagen gezamenlijk toe op de zaken van Christus Jezus, alsof ze Zijn trouwe slaven waren.
Ik ben vaak bekritiseerd geworden voor het gebruik van het woord "slaaf", om zo het karakter van ons dienstbetoon te beschrijven. Maar ik ben er blij mee. Er wordt niet aan getwijfeld of het correct is. Dat alleen al zou de zaak moeten beslissen, want interpretatie en gevoelens moeten bij het vertalen buiten gesloten worden. Maar hier, bijvoorbeeld, is het in volkomen harmonie met de context, want een slaaf, die geen voorrechten of eigen eigendom heeft, vormt een goed beeld voor hen die niet het eigene zoeken. Ik denk dat de tegenwerping kan voortkomen omdat wij niet wensen te dienen zonder onze eigen wil te doen en toe te zien op ons eigen welzijn. Maar ik verheerlijk mij in de titel "slaaf", en wens alleen dat mijn dienstbetoon in overeenstemming mag zijn met deze lage positie.
Toch wilde Paulus niet scheiden van Timotheüs totdat zijn eigen zaken (die ook de zaken van zijn Heer waren) afgewikkeld waren. Het moet voor hem een grote troost zijn geweest om Timotheüs om zich heen te hebben tijdens zijn gevangenschap. Bij zijn eerste verdediging ging er niemand met hem mee, maar allen verlieten hem (2Tim. 4:16). Misschien beïnvloedde dit hem om Timotheüs te roepen en hem bij zich te houden totdat zijn lot definitief beslist zou zijn.
En ja, hij zou het nieuws zo snel mogelijk aan zijn vrienden in Filippi willen zenden. Wat is er een betere aanbeveling voor de modelslaaf dan het feit dat Paulus niet van hem wilde scheiden, ook al zou hij hem willen wegzenden!
Dat is het voorbeeld dat ons vandaag voor ogen wordt gesteld: de nauwst mogelijke band met Paulus in zijn onderwijs en bediening, en loyale toewijding aan hem in zijn gevangenschap. Is dit niet een beeld van het pad dat wij in geest moeten gaan? Moge de Heer ons slaven zenden als Timotheüs, die Zijn eer op het hart hebben, dat zoekend wat van Christus Jezus is, een echte zoon van Paulus, zijn onderwijs en praktijk volgend, gevoelig en oog hebbend voor het welzijn van de heiligen!
Terug naar de indexpagina van Studies in Filippenzen