Wat is het een verandering van de gepantserde en bewapende soldaat uit de voorafgaande passage, naar deze geketende ambassadeur in Rome, de hoofdstad van de wereld! Met één streek van Zijn grafisch penseel geeft God een plaatje van de verzoening. Zo nauw aansluitend op het hemelse conflict, laat het de verbazingwekkende tegenstelling zien tussen onze strijd met de geesten en onze wapenstilstand met de mensen. Op hetzelfde moment dat Paulus, bepantserd en gewapend, klaar staat om alle binnendringen in zijn hemels lotdeel af te weren, staat hij ook de Romeinse macht toe zijn benen in ketenen te slaan, ook al zou geen daad meer uitdagend en provocerend voor oorlog kunnen zijn dan zo'n vernedering die aan Gods vertegenwoordiger werd opgelegd.
Paulus was ambassadeur van het hoge hof van de hemel. De behandeling die hem overkomt is een index van de houding van mensen tegen de regering van God. Rome, het politieke centrum van hun gecontroleerde rijk, geeft Gods gevolmachtigde een keten. Elke aardse macht zou de oorlog verklaard hebben. Alle bronnen van een regering zijn beloofd om haar beambten in een vreemd land te beschermen. De allereerste aankondiging van vijandelijkheden vereist dat de ambassadeur veilig wordt teruggehaald. Alle onwaardigheden tegen zijn persoon zijn een belediging van het hof van waar hij kwam. Paulus' ketenen zijn een schandaal, een uitdaging, een handschoen die naar de God van de hemel wordt geworpen om Hem tot vijandelijkheden uit te lokken. Zal Hij niet de oorlog verklaren? Zal Hij niet tenminste Zijn ambassadeur verlossen van zijn boeien?
Hij is voor vrede! Al hun mishandeling van Zijn ambassadeur kan Hem niet van Zijn stuk brengen. Niets dat zij tegen Hem of Zijn heiligen kunnen doen kan Gods vastbesloten houding ten opzichte van de mensheid veranderen zolang de huidige bediening aan de orde is. Zij zijn Zijn vijanden en zij laten geen gelegenheid voorbij gaan om hun vijandschap te laten blijken. De vrede is niet wederzijds, behalve voor hen die het evangelie ontvangen hebben. Al wat mensen kunnen doen om hun uitdaging van God te tonen, dient om Zijn onveranderlijke houding te benadrukken. Geen provocatie kan Zijn toorn opwekken. Zijn geketende ambassadeur is de beeldende illustratie van dit geheime evangelie.
Het geheim van het evangelie is niet het speciale onderwerp van deze brief, maar, zoals veel van Paulus' eerdere bediening, het wordt door korte toespelingen erkend en inbegrepen in deze geheime bediening. In de voorafgaande paragraaf wordt het specifiek beschreven als "het evangelie van vrede" (Efe. 6.15). Hier wordt het "het geheim van het evangelie" genoemd. De ene zinsnede verbindt het met het vijfde hoofdstuk van Romeinen, waar het volledig uiteen wordt gezet, en de andere verwijst naar de laatste paragraaf van die brief, waarin het geheime karakter er van wordt benadrukt. Hier noemt Paulus het slechts als onderwerp van hun gebeden voor hem, aangezien hij nog steeds bezig was het bekend te maken. Hij hoefde het niet uit te leggen aan hen die onder zijn bediening hadden gestaan. Ook wij hoeven hier niet uit te weiden over dit schitterende evangelie, omdat dit diepgaand behandeld is in het boek "Het geheimenis van het evangelie".
Bij het presenteren van de geheime bedeling in deze brief, zien we Paulus in een verscheidenheid aan karakters. Deze onthulling wordt gedaan door een apostel van Christus in de eerste drie hoofdstukken, en de oproepen komen van een gevangene van de Heer in de laatste drie. Hij deelt het geheim uit als een rentmeester (3:2) die de noodzakelijke voorbereidingen maakt voor het huishuiden van het geloof. In deze bedeling liet Christus hem handelen als priester, maar hij kon nooit priester zijn omdat hij geen Leviet was of van Aaron afstamde. Dezen hoefde hij niet te leren om ze nabij te brengen (Rom. 15:16). Zij zijn zo nabij dat zij geen bemiddeling nodig hebben. Het is alleen in relatie met het geheim van het evangelie dat hij ambassadeur wordt genoemd. En zo zijn ook wij dat, die mensen smeken verzoend te zijn met God.
Deze titel geeft de verandering aan in de houding van de apostel ten opzichte van de wereld. Eerst ging hij uit als heraut, om het evangelie van de genade van het koninkrijk van God te verkondigen. Dit vroeg om vrijheid om rond te gaan onder alle natiën. Nu hij gebonden is, in Christus, wordt zulk een boodschap niet alleen in het kort, maar in detail gegeven, ook al zou het Koninkrijk niet verworpen zijn geworden. Nu hij een gebonden ambassadeur is, blijft alleen gebed over. Dit is vandaag de kern van het evangelie. Nu moeten we mensen smeken met God verzoend te zijn. En de apostel smeekt de heiligen voor hem te bidden. In het overeenstemmende deel van deze brief hebben we Paulus' gebed voor hen (1:15-19). Nu vraagt hij, in zijn kennelijke hopeloze dilemma, om hun gebeden. Zijn lichaam is gebonden. Dat zou niet veranderd worden. Maar het evangelie moet niet geboeid zijn. Het moet vrij zijn.
Het werd al snel duidelijk dat ketenen geen hindernis waren voor het verspreiden van het evangelie. De verzoeken die oprezen uit Paulus' gebed, werden snel beantwoord. In zijn schrijven aan de Filippenzen, niet lang daarna, zei hij: "Maar ik wil dat jullie weten, broeders, dat het mij overkomene meer tot vooruitgang van het evangelie is geworden, zodat mijn banden in Christus kenbaar zijn geworden in heel het praetorium en aan heel de rest, en de meerderheid van de broeders in de Heer, vertrouwen hebbend door mijn banden, hadden meer overvloedig de moed om onbevreesd het woord te spreken" (Filip. 1:12-14;SW). Zijn eigen publiek kwam naar hem toe en zijn voorbeeld spoorde het verkondigen door anderen aan.
Geen ander deel van de Schrift is zo doorspekt met gebeden als Efeziërs. Hoewel de openingszinnen niet echt een gebed zijn, is het wel een lange zegenspreuk: "Gezegend zij de God en Vader van onze Heer, Jezus Christus, Die ons zegent met alle geestelijke zegen te midden van de hemelingen, in Christus". Dan dankt Paulus en bidt (1:15-17). Wanneer houdt hij op? Er schijnt geen echte stop te zijn tot hij, in hoofdstuk drie, opnieuw begint! Hij hervat zijn rechtstreekse verzoek in het veertiende vers. In hoofdstuk vier smeekt hij de heiligen. Dit gaat voort tot de afsluitende paragrafen, waar hij er voor pleit dat ze voor hem bidden. In geen andere brief is de geest van bidden meer aanwezig. Het is daarom hartversterkend te weten dat dit gebed werd beantwoord. Is het niet profetisch voor de tijd waarin al deze verzoeken vervuld zullen worden?
Nu de grote apostel zijn leven heeft uitgestort, is gebed voor hem niet langer nodig. Maar de noodzaak voor zulke een gebed is vandaag meer nodig dan toen het voor het eerst door de geest werd opgedragen. Het geheim van het evangelie is praktisch onbekend. Het wordt zeker niet verkondigd. Het is geboeid met de ketenen van onwetendheid, traditie en ongeloof. De duisternis is diep. Laat de lezer rustig de basis overdenken waarop het hedendaagse evangelisme wordt uitgedragen door de meer verlichte en trouwe predikers. De opdrachten van Mattheüs, Marcus en Lucas worden als hun marsorders gezien. Maar zelfs de twaalf apostelen volgden nooit Mattheüs' opdracht, want zij wisten dat die wacht op een dag wanneer de Koning op Zijn troon zal zitten. Van Marcus' opdracht wordt beslist gezegd dat ze vervuld is. Die van Lucas werd voortgezet in de Pinksterperiode, en is, met de bedieningen van Handelingen, aan de kant gezet.
Het was de verwerping van de bediening van Lucas door de natie Israel, zoals weergeven in het Handelingenverslag, die de gelegenheid opende voor de nieuwe en aparte onthulling, die tot dan toe verborgen was geweest. Het is revolutionair voor alle gevoel terug te gaan naar de eerdere opdrachten of ze te in te brengen in de latere ontvouwing. Zodra dit bevestigd is en het geheim verstaan, is haar onderscheidenheid van alle eerdere evangeliën zo uitgesproken, dat het onmogelijk lijkt dat we ze sowieso vermengd zouden hebben. We kunnen niets anders doen dan Paulus' voorbeeld te volgen, en dringen er bij de heiligen op aan te volharden in gebed en smeekbeden, dat uitdrukking gegeven kan worden aan het geheime evangelie dat God speciaal heeft gegeven om Zijn genade in deze geheime bediening te onthullen. Het is alleen omdat Hij in pure genade handelt dat iemand gered wordt.
Tychicus' naam is passend, want ze is gevormd uit de wortel GEBEUREN. Het is hij die de dingen waarneemt die Paulus overkomen, en die gezonden wordt om de heiligen te informeren over Paulus' zaken, om zo de band van genegenheid in stand te houden die hen met hem verbond. In Christus was hij een "geliefde broeder". In de Heer was hij een "trouwe dienaar". Welke hogere lof kon hem toegewezen worden? Het is een zeldzame combinatie. Menig broeder is liefdevol, maar schiet tekort in trouw. Anderen zijn trouw, maar schieten tekort in liefde. Tychicus was in balans, een schitterend voorbeeld, dat de Efeziërs zouden moeten voortbrengen wanneer het begrepen wordt door het hart en gepraktiseerd in het leven.
Wat brengt deze zegenspreuk een balsem! Om kalm te kunnen drijven op de onrustige levenszee, is het nodig dat we een anker hebben dat goed vast zit in God en in Zijn Christus. De genegenheid van de Vader en Zijn voorziening voor Zijn familie kan alleen op prijs gesteld worden door het geloof dat welig groeit in Zijn liefde. Alle heiligen van alle tijden hebben een mate van Gods goedgunstigheid gekend. Aan ons, die dit het minst verdienen, werd gegeven de top van Zijn genade te bereiken, en zo het toppunt van Zijn liefde te ontdekken. Laten we ons er in verheugen, zodat deze zegenspreuk een bevredigende vervulling kan vinden in onze ervaring.
Liefde is de grondtoon van deze brief, en daarmee eindigt ze ook. Genade en liefde! Genade is voor hen die liefhebben. Sommigen hebben gedacht dat Gods speciale gunst rust op hen die weten en dat God intelligentie zeer waardeert en het een passende beloning zal geven. Maar weten is niet het einde. Het is een middel. Het leidt naar liefde. De bewustwording van de allesoverstijgende liefde van Christus kan niet falen een soortgelijk gevoel in ons hart aan te steken. Zij die de ontvouwing van deze brief tot op dit punt gevolgd hebben, zouden kwistig moeten zijn in hun liefde voor Hem. Hoe dieper we Zijn peilloze genegenheid onderzoeken, hoe meer onze liefde zal worden als de Zijne.
Hebben we zo diep gedronken van Zijn genade dat we de afsluitende woorden van de apostel kunnen nazeggen? Sommige heiligen hebben ons belasterd. Sommigen kunnen ons serieus pijn gedaan hebben. De meesten van hen zouden onze gemeenschap afwijzen. Wat is ons antwoord? Indien zij onze Heer liefhebben in onvergankelijkheid, moge dan genade de hunne zijn in onverdunde mate! Het is niet de houding van Zijn geliefde heiligen voor ons die telt, maar hun hart voor Hem. Dit is de hoogste test. Laat een mens Christus liefhebben en ik ben voor hem, wat hij ook van mij denkt! Onvergankelijke liefde is de kostbare vrucht van Gods oeroude doelstelling, het einde en doel van heel de schepping, de kroon van verlossing en de stralenkrans van Gods heerlijkheid.
De geheime bediening die aan onze harten onthuld wordt in Efeziërs, wordt gedomineerd door een controlerende gedachte, die in het Grieks uitgedrukt wordt met het voorzetsel sun, en in het Nederlands door de term gezamenlijk. De uitverkorenen uit de natiën worden geassocieerd met een uitverkoren overblijfsel van Israel voor gelijke, onuitsprekelijke, hemelse heerlijkheid. Dit wordt gepresenteerd vanuit drie standpunten, zoals dit overeenstemt met onze relatie met God, met Christus en met de heiligen. God, in Zijn absolute godheid, koos enkelen uit de afvallige natie voor een hemels lotdeel, hen het onderpand van Zijn Geest gevend. De gelovigen uit de natiën ontvangen dezelfde belofte, en zijn daarom gezamenlijke lotdeelgenieters.
Christus vormt dit Israelitisch overblijfsel om tot Zijn geestelijk lichaam, voor de bediening van Zijn universeel rijk. De geest had al gelovigen uit de natiën en individuele Israelieten in dat lichaam inbegrepen, maar nu worden alle lichamelijke verschillen verder benadrukt als gezamenlijke leden vanaf het begin van Paulus' roeping.
In Christus is een nieuwe mensheid begonnen, waarin de heiligen uit de natiën tot medeburgers worden gemaakt, leden van Gods familie, en een deel van de tempel waarin Hij verblijft. In deze worden we gezamenlijke deelnemers.
Elk van deze drie aspecten raakt een ander "geheim" van waaruit we het zorgvuldig moeten onderscheiden. Het hemelse lotdeel vloeit voort uit de volle onthulling van het geheim van Christus. Zijn aardse soevereiniteit is onthuld geworden. Zijn hemelse hoofdschap geeft Hem een universele troon. Christus' hemelse domeinen zijn ons lotdeel.
Geloof heeft de leden van Christus' lichaam al doen zitten op hun hemelse troon. Maar Zijn levendmaking, opstijging en rust zal eens feitelijk ons deel zijn, net als nu in geloof. Onze huidige lichamen zijn niet geschikt voor dat hemelse toneel. Ze moeten de verandering ondergaan die het geheim van de opstanding uiteen zet. Ze zullen veranderd worden van miserabele, sterfelijke, zielse, aardse lichamen, naar onvergankelijke, heerlijke, geestelijke, hemelse lichamen als het Zijne.
Volgend op Israels afval, verkondigt Paulus de verzoening, het geheim van het evangelie, waardoor heel de mensheid met God is verzoend en de priesterlijke suprematie van Israel terzijde is gesteld. In Efeziërs is dit niet alleen waar voor de wereld, maar het past ook bij de heiligen. Wij die niet behoren tot de uitverkoren natie, zijn mededeelnemers met alle heiligen.
Om ten volle van de boodschap van Efeziërs te kunnen genieten en ons te wentelen in de genade die ze onthult, zouden we deze eerdere geheimen moeten verstaan. De verhoging van Christus naar universele heerschappij, in de hemelen en op de Aarde, is essentieel voor een bewustwording van onze hemelse bestemming en hoge hemelse eren. Dit is net zo waar voor de verandering die door levendmaking wordt veroorzaakt, zoals uiteen gezet in het geheim van de opstanding. Indien Christus niet verhoogd zou zijn in de hoogste hemel, zouden wij er niet aan denken het tot onze verblijfplaats te maken. Indien ons lichaam niet veranderd zouden worden, zouden wij het niet met Hem kunnen delen. Deze geheimen zouden ons een genoegen moeten zijn voordat we binnengaan in de poorten van Efeziërs.
Liefde is de grond voor alles. Alles werd geschapen in de Zoon van Zijn liefde. De aionen zullen niet ophouden te bestaan, totdat allen zullen antwoorden en de verlangens van Zijn hart bevredigen. Het tonen van Zijn liefde en het scheppen van een antwoord in de borsten van Zijn schepselen, is het doel van de aionen. Verklaart dit niet de pijn, het verdriet, de wanhoop en de dood, die al Zijn inspanningen aangetast schijnt te hebben? Dit is slechts de achtergrond, het contrast dat zo essentieel is voor de onthulling van hun tegengestelden. Zij zijn de bittere ingrediënten zonder welke we niet de balsem kunnen kennen, de blijdschap, de uitbundigheid, het onuitwisbare genoegen, dat God voor ons heeft bereid. Adam zou nooit het goede gekend hebben als hij niet had gegeten van de boom van kennis van goed en kwaad. Wij kunnen nooit genade kennen zonder eerst zonde te ervaren.
In Efeziërs zien we de mens op z'n ergst en God op Zijn best. Daar is er de diepste vernedering en de grootste genade. Het is een brief van superlatieven. De laatste wordt eerste, de laagste wordt de hoogste. Het uitschot van de Aarde wordt het uitverkorene van de hemel. Wij zijn Zijn prestatie, een speciaal en blijvend vertoon om aan een bewonderend universum de veelkleurige wijsheid en de immense weelde aan genade te laten zien die in Hem is. Hij heeft ons een onlosmakelijk deel van Zijn heerlijkheid gemaakt. Hij heeft onze waardeloosheid nodig om Zijn wonderen aan de hele schepping te onthullen.
De oneindige wijsheid, de buitensporige kracht, de niet te peilen liefde die deze geheime bedeling toont, zal voor altijd Gods Naam op het toppunt van roem zetten, niet alleen in de komende aion en in de aion van de aionen, maar in de niet ophoudende cycli die volgen op de voleinding, niet alleen voor de zonen van Adam, voor al hun geslachten, maar ook in de geesteswereld, met haar myriaden op myriaden, van de minste boodschapper tot de machtigste monarch, doorheen alle sterrenstelsels. Zulk een heerlijke genade, zulk een grenzenloze gunst, ontzet, doet knielen en boezemt ontzag in. Stilte en bewondering kan slechts fluisteren:
Gezegend, gezegend, gezegend
zij de God en Vader van onze Heer
Jezus Christus,
Die ons aldus zegent!
EN ER ZAL GEEN EINDE ZIJN
Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers