Geworteld en gegrondvest in liefde
studies in Efeziërs

deel 23
Gezeten te midden van de hemelingen - 2
door A.E.Knoch.

De verschillende godheden uit vroegere en moderne tijden worden te vaak afgeserveerd als waren zij verdichtsels van een levendige verbeelding. Toch verzekert Paulus ons dat er vele goden zijn, hoewel er voor ons natuurlijk maar Één is. De geesten van de lucht zijn echte wezens, aan wie Satan de details van menselijke zaken in handen heeft gegeven. Gods boodschappers zullen nooit goddelijke aanbidding accepteren (Openb. 22:9), maar deze demonen hongeren naar de aanbidding van hun slachtoffers. Zij kunnen echte wonderen verrichten, zoals duidelijk wordt uit de kracht van Jannes en Jambres, die tegenover Mozes stonden. Ons wordt nadrukkelijk verteld dat zij dat ook in de toekomst zullen doen, om de aardse koningen te verleiden zich bij Armageddon te mobiliseren. Voor het merendeel van de mensheid is het bovennatuurlijke een synoniem voor het goddelijke. Tot dusverre is door het overgrote deel van het ras aan deze geesten aanbidding verleend. Het doel waarnaar zij streven is om alle aanbidding te richten op hun leider, de draak.

Het feit dat Joden en ook heidenen de kinderen van verontwaardiging zijn, wordt volledig onderbouwd en aangeduid door de vreselijke oordelen in het boek Openbaring. De paar die trouw zijn, worden afgeschermd voor Gods toorn, maar de afvalligen van de uitverkoren natie worden getroffen door oordelen die erger zijn dan die welke de natiën zullen raken in verband met Gods ongenoegen. Zo zien we, nogmaals, de Besnijdenis gelijk gesteld worden met de Onbesnedenheid. Zij zijn beiden weggezonken in zonde. Gods doelstelling werkte ten behoeve van hen toen zij dood waren voor hun zonden. Redding is niet zomaar een bijkomende gedachte van God. Hij maakt plannen om te redden en gebruikt zonde om dat mogelijk te maken. Wij waren dood voor zonde voordat we er dood in of door werden. Dit is goddelijk en groots. Het is een passend fundament voor het genadevolle gebouw dat er op gebouwd is.

In een geweldig contrast met het gedrag van de leden van Zijn lichaam, staat de loopbaan van Christus Zelf. Hij kwam in deze zondige aion, maar werd door de stroom er van niet meegesleurd. Hij ontmoette de vorst van het gezagsgebied van de lucht, die een beroep deed op Zijn vlees, maar er niet in slaagde Hem te laten afwijken van Zijn trouw aan God. Nog veel erger: Hij werd op Golgotha tot zonde gemaakt, opdat wij in Hem Gods rechtvaardigheid mogen verkrijgen. Hij bracht God, als het ware, onder zulke zware verplichtingen, dat God bezig is Hem te compenseren voor Zijn werk. Zijn verdiensten zijn hoog, maar niet hoger dan Zijn beloning.

God wekte Hem op uit de doden. Hij gaf Hem onsterfelijkheid. Hij deed Hem zitten aan Zijn rechterhand, te midden van de hemelse menigten. Het is heerlijk te vertellen dat de Jood of de heiden, van wie het geloof hem met Hem doet neerliggen in de dood, beiden samen met Hem werden opgewekt en levend gemaakt en gezeten zijn. Dit is de meest volledige uitdrukking van Gods rijke genade, de opperste onthulling van Zijn enorme liefde (Efe. 2:4-6)!

Het is echter niet slechts samen met Christus; het is de gelovige heiden samen, gezamenlijk, met de gelovige Jood. De moeder van Zebedeüs' kinderen kon geen grotere wens formuleren dan dat haar twee zonen in Zijn Koninkrijk één mochten zitten, de een aan Zijn rechterhand en de ander aan Zijn linkerhand. Hij kon dat niet beloven. Maar denk u eens in dat deze hoogste aardse eer aan een heidenhond gegeven zou worden! Wat zou zulk een genade overvloedig zijn! Net zoals de hemelen hoger zijn dan de Aarde, zo hoog is ook Zijn hemelse troon verheven boven Zijn aardse soevereiniteit. En deze, de hoogste plaats in heel het universum, is weggelegd voor een uitverkoren deel uit de natiën en voor een overblijfsel uit Israel! Maar dan zullen zij toch wel de eer hebben van aan Zijn rechterhand te mogen zitten, en zullen wij genieten in een onderschikte plaats, aan Zijn linkerhand? In het geheel niet! Wij zijn gelijken in deze hemelse waardigheden! Wij zijn niet slechts leden van Zijn lichaam, wij zijn mede leden, het is een gezamenlijk lichaam. Dat is het geheim! Dit is de waarheid die God voor voorgaande geslachten verborgen hield! Als leden van het gezamenlijk lichaam van Christus zijn de gelovigen uit de natiën gelijk in rang met hen uit Israel die voor deze hoge eer gekozen zijn.

Gelijk getrokken in het stof van de dood, verdwijnen de lichamelijke verschillen die ons scheiden. Deze verhoging is een exclusief geestelijke genade. Het vlees heeft er helemaal geen plaats. Wij zijn niet leden van "het lichaam van Jezus." Hij heeft een heerlijk lichamelijk gestel. Hij heeft vlees en botten die net zo echt zijn die van ons. Maar we zijn alleen in Hem in Zijn officiële rol, als Gods Gezalfde, Christus, de Messias. Wij zijn leden van het gezamenlijke lichaam van Christus. Wij kunnen niet verwantschap opeisen, zoals Israel. Wij zijn verbonden door de ene Geest, die ons gemeenschappelijk leven is.

Laten we opmerken dat het hier onthulde geheim niet de "Mystieke Christus" betreft, waarmee het figuurlijke lichaam van Christus wordt bedoeld. Dat was al jaren tevoren aan de Korinthiërs (1Kor. 12) en aan de Romeinen (Rom. 12:5) bekend gemaakt. Dit eerdere gebruik van het figuur van een lichaam was zeer zeker niet bedoeld om de hemelse gelijkheid van de natiën naar voren te brengen. Het beeld was beperkt tot de geestelijke relaties van individuele heiligen met elkaar in hun gedrag hier op Aarde. Dat lichaam is geen gezamenlijk lichaam. Christus wordt niet als het Hoofd er van gezien. Dit is hetzelfde beeld - een menselijk lichaam, maar het wordt nu toegepast op de relatie van de twee grote klassen, Jood en heiden, en maakt Christus tot Hoofd. Het is dezelfde Christus, dezelfde apostel, het zijn dezelfde heiligen, maar de relatie van elk wordt opnieuw vorm gegeven om het tot dan toe onbekende geheim te onthullen.

Gered in genade en voor genade.

De tussengevoegde uitroep van de apostel, "in genade zijn jullie gered!", is een van de hoogtepunten van geloof die maar weinigen bereiken. Onze vertalers hebben, door het weer te geven met "door genade," nooit hoger gereikt dan die verhoogde piek in de Romeinenbrief. Zou het in de tekst staan, dan zouden we graag uitweiden over de wonderen van zulk een redding. "Daardoor is het uit geloof, opdat het overeenstemme met de genade," (Rom. 4:16;SW) verdient een preek op zich. Maar we moeten het niet toestaan ons te beroven van deze, veel grotere, genade, die veel meer overeenkomt met de allesoverstijgende aard van de context. Letterlijk lezen we dat het voor genade is. Redding door genade is verleden tijd. Redding in genade is onze huidige en toekomstige positie. Er wachten ons heerlijkheden die, toen we geloofden, net zo vrij en gratis de onze zijn als de gift van leven.

Er zijn velen die willen werken voor hun redding. Zij kunnen het in zulke termen niet hebben. Velen die het door genade hebben, door geloof, denken zich in dat alle verdere zegen verdiend moet worden door hun eigen inspanningen. Er zal zeker een beloning zijn voor trouw dienstbetoon, maar die zou nooit de hemelse heerlijkheden kunnen bevatten die voor ons zijn weggelegd. Deze zijn het gemeenschappelijk deel van allen die leden van Zijn lichaam zijn, niet vanwege hun verdienste, maar omdat Gods liefde het aan hen geeft voordat ze enige verdienste hadden, goed of slecht, en buiten hun trouw of dienstbetoon om.

Het zal ons helpen ons bewust te worden van het genadevolle karakter van Gods omgang met ons, als we onszelf voor even vergeten en een van Zijn motieven overdenken in deze rijkelijke uitstorting van Zijn gunst. Het einde en doel van alle dingen is de onthulling van God. Om Zijn attributen tentoon te spreiden staat Hij eerst de mensheid toe haar zwakten en dwaasheid en haat in de voorbije en huidige aionen te ontdekken. Dan komt Hij tussenbeide en in de komende aion brengt Hij Zijn kracht en wijsheid en liefde aan het licht in Zijn genade aan Israel en de natiën. De vruchtbare grond, met de vloek in bedwang gehouden, zal overvloedig opleveren. Wat een vertoon om te laten zien wat Hij kan doen! Maar wat zal in die dag, en in de nog veel heerlijker aion, wanneer een nieuwe schepping Zijn hart in nog veel voller mate onthult, Zijn meest kostbare juweel van genade zijn? Zal Hij ons op deze dingen wijzen om ons de kracht van Zijn liefde te leren? In het geheel niet. Hij wijst ons niet op hen, Hij wijst hen op ons!

Geloof vindt gunsten.

De komende aionen zullen afgeladen zijn met zegeningen, maar ze zullen naar ons kijken om de allesoverstijgende rijkdommen van Zijn genade te leren. Zo'n overvloedige weelde aan gunst is niet een uitvloeisel van de genade die ons gered heeft. Ze komt niet voort uit onze eigen inspanningen. Het is geen beloning voor onze trouw. Er zit niets van ons bij. Het is Gods geschenk, niet uit werken, opdat niemand zou roemen (Efe. 2:9).

Het is kostbaar om na te denken over hoe genade werkt. Vol troost en bemoediging is het feit dat rechtvaardigheid voorkomt uit geloof, en niet uit werken. Bovendien, waar zonde overvloeit, stijgt genade daar boven uit. Genade heerst! Er is voor ons geen veroordeling. Gerechtvaardigd als we zijn, zullen we gered worden uit toekomstige verontwaardiging. Of we nu waken of dommelen, we zullen samen met Christus leven wanneer Hij komt. Al deze voetafdrukken van genade zijn goed, veel beter dan we weten. Toch zijn zij slechts de symptomen en het begin van de verbazingwekkende genade die in de toekomst onthuld zal worden. Dit alles laat ons niets over om mee te roemen. En zo zal de toekomstige gunst zijn. Het is Gods geschenk. Alleen Hij zal kunnen roemen.

Het gebruik van het woord dooron, geschenk-gift-offer, gewoonlijk verward met een simpel geschenk, is een zeer uitgelezen en passende zet van de Goddelijke Auteur. Het is een speciaal geschenk, dat wordt aangeboden om de gunst van een ander te winnen. Het staat gelijk aan het Hebreeuwse corban (Marc. 7:11). Dit is het naderingsgeschenk, of naderingsoffer, uit Leviticus 1:2. Het had niets met zonde te maken, maar was bedoeld als een geschenk waarmee zij die de Goddelijke majesteit benaderden Zijn gunst zochten. Dit is de term die toegepast wordt op de geschenken van de wijzen (Matt. 2:11). Is het niet verbazend te ontdekken dat, in plaats van dat Gods gunst afhankelijk is van onze offers, Hij de zaak omgedraaid heeft en precies die gunst Zijn offer maakt waarmee Hij onze achting wint? Dit, zo geven we toe, is genade die ons bevattingsvermogen te boven gaat.

Wat Hij bereikt heeft.

Voor iedereen die iets weet van de plaag van zijn eigen hart, en een idee heeft van het onvermogen van zijn eigen handen, is er een intense bevrediging en jubel in het overdenken van onszelf als Zijn werkstuk. We voelen ons niet waardig om Zijn Naam op onszelf te leggen, en beschouwen onze eigen inspanningen voor zelfverbetering verre van ideaal, zodat hoe minder de aandacht op ons is gericht, des te beter het is. Maar dit is niet onze huidige permanente toestand! Het is de beste voorbereiding voor die toekomstige dag, wanneer God Zelf er trots op zal zijn ons te bezitten als Zijn handwerk, de hoogste voorbeelden van Zijn vakmanschap.

We zijn geschapen geworden voor goede werken, die God tevoren klaar maakt, opdat wij er in zouden wandelen (Efe. 2.10). Ons verlangen om aanvaardbaar dienstbetoon te leveren zal bevredigd worden. Het zal mogelijk niet op Aarde vervuld worden, want dit is niet het normale gebied voor onze activiteiten.
Welke goede werken zijn dit waarvoor we geschapen zijn? Welk werk zal het onze zijn als de met heerlijkheid beladen aionen hun schatten aan de voeten van God zullen uitrollen? Wat is het vreemd dat wij, die er naar uitzien de aionen door te brengen met onze Heer, zo weinig kennis zouden hebben over ons toekomstig werk! Al wat we moeten weten is wat Zijn werk is. Als we dat leren, dan hebben we kennis die we zoeken. We zijn zo nauw verbonden met Christus, dat Zijn officiële taken ook de onze zijn. Een onzelfzuchtige belangstelling in Zijn werk en verhoging is genoeg om onze harten aan te zetten dit te bestuderen. Maar wanneer zien we dat Hij niet alleen is in al wat Hij doet, dat we deelnemen aan Zijn activiteiten, hoeveel meer zullen we de toekomstige heerlijkheden zoeken die van Hem zijn!

Dit is de alchemie die de taaie en zware pagina van profetie omvormt in een programma van intens genoegen, een bulletin van toekomstige gelukzaligheid. De zegenbrenger wordt meer gezegend dan de zegenontvanger. Als we daarom lezen van zegen die niet voor ons is, delen we het gelukkiger deel van de zegenbrenger. Niet alleen is de toekomst volledig bij God bekend, maar ieder detail werd door Hem voorbereid en samengesteld om de doelstelling van de aionen te vervullen. Elke stap van ons is voor ons gekozen als voor een kind dat in zijn vader's voetstappen loopt over een modderige straat. We hoeven geen plannen te maken om de toestand van de mensheid te verbeteren. Ons Hoofd heeft dat allemaal op Zijn eigen onnavolgbare manier al gedaan, en Hij, anders dan arme schepselen zoals wij, kan Zijn plan uitvoeren. Hij zal Zijn inspanningen nu niet verspillen, maar ze op het juiste moment uitvoeren, door de instrumenten die Hij heeft uitgekozen en die passen bij de taak.

We hoeven niet samen te komen en ons eigen werk voor Hem te plannen, alsof wij "werkers zijn die met God samenwerken," zoals enkele (Engelse-) vertalingen het weergeven. Wij zijn in geheel geen mede-werklieden. Hij is onze Meester. Wij werken voor Hem. Hij zet de taak uiteen die we moeten doen. Onze wijsheid ligt in het één worden met Zijn plan, in het zoeken van licht van Hem bij iedere stap, om zo de voleinding te verkrijgen van Zijn doel. Laten wij jubelen dat Hij onze goede werken voor ons heeft voorbereid en ons geschapen heeft in Christus Jezus, zodat we geschikt zijn ze uit te voeren.

Zo wordt de goddelijke discussie van het tweede onderwerp van het geheim afgesloten. Joden en heidenen waren al nauw met elkaar verbonden door Paulus' evangelie. Zij waren leden van het lichaam van Christus. Maar nu Israel als natie tijdelijk is afgewezen, wordt alle zegen gebaseerd op geest en overgezet naar hemelse gebieden. Dit verlost de Besnijdenisgelovigen van hun voorrang, gebaseerd op het vlees, en brengt het alle leden van het lichaam op het zelfde vlak van allesoverstijgende genade. Er is geen beeld in de natuur dat dit illustreert. De leden van het menselijk lichaam zijn onderling zeer verschillend. Sommige zijn veel meer eerbaar dan andere, en daarom moet er een nieuw beeld bedacht worden om deze buitengewoon heerlijke genade passend uiteen te zetten. Het wordt een gezamenlijk lichaam genoemd, waarin ieder lid gelijkelijk en bij uitstek verhoogd wordt, om zo de allesoverstijgende rijkdommen van Gods genade tentoon te spreiden.




Naar deel 24

Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern