Geworteld en gegrondvest in liefde
studies in Efeziërs

deel 1
Paulus aan de Efeziërs
door A.E.Knoch.

"Voor deze genade buig ik mijn knieën voor de Vader, ... in liefde geworteld zijnde en gegrondvest zijnde, opdat jullie sterk zouden zijn* te vatten ... wat de breedte en lengte en hoogte en diepte is"
(Efe. 3:14,18;SW)

De liefde verheugt zich in geheime verrassingen. Haar geschenken bestaan uit genade, omdat zij onverdiend en onverwacht zijn. Deze kostbare kwaliteit versterkt de rijkdommen van Gods liefde in hoge mate. Vanuit haar schuilplaats in de diepste kloven van Zijn genegenheden heeft Hij een verrassing voortgebracht zoals alleen Hij die voorzien kan hebben, zo wonderlijk is de rijkdom die ze onthult, zo bodemloos de genegenheid die ze ontvouwt. Onder de vele geheimen van de Heilige Schrift hebben we die gekozen die ons in deze aion het meest aangaat, die geheime bedeling die God in eerdere aionen in Zichzelf verborgen hield, maar die nu bekend zijn gemaakt in de brief aan de Efeziërs, waardoor zelfs de hemelen op de hoogte gesteld worden van de veelzijdigheid van Gods wijsheid. En het hele universum zal nog leren van de allesoverstijgende weelde die in Zijn gunsten te vinden is. Het doel van zulk een liefde is een antwoord te krijgen in liefde.
Het geheim dat de activiteiten van Zijn hart onthult zou in ons een soortgelijke vlam moeten ontsteken en leiden tot de aanbidding die Hem toekomt. Dit is het doel dat in deze overdenkingen voor ons ligt. Laten we niet tevreden rusten totdat de vloed van Zijn genegenheid onze opzwellende harten overvloeit in waardering en lofprijzing.

Tenzij we ons het feit bewust worden dat de last van de zogeheten brief aan de "Efeziërs"" een absoluut geheim was, zal deze kostbare kwaliteit het niet in ons bemind maken en zullen we er niet in slagen haar boodschap en de onderliggende liefde die ze onthult te waarderen. Haar grootste charme zal voor ons verloren gaan als we ze al als schaduw vinden in Genesis, of voorzegd in de Hebreeuwse profeten, of onthuld in de Evangeliën, of in de Handelingen van de apostelen, of als we ze zelfs maar verwarren met Paulus' eerdere onthullingen in zijn vroegere brieven. Het was in God verborgen voor de aionen en werd pas bekend gemaakt door Paulus tijdens diens Romeinse gevangenschap (Efe. 3:9).

In de Schrift hebben we twaalf onderscheiden geheimen of mysteriën. Van deze twaalf zijn er zeven speciale geheimen, die alle voortkomen uit Israels afvalligheid. Dit feit kan niet genoeg benadrukt worden. Maar weinigen zijn zich bewust van het belang van deze fundamentele waarheid, dat Israels haat tegen God Zijn hart opende naar de heidenen. Gods onthulde woord voorzegde inderdaad hun ontrouw, maar het onthulde niet de gevolgen er van gedurende de periode van hun afvalligheid.

Vier van deze speciale geheimen over het Koninkrijk en de zeven sterren en Babylon en de duur van Israels blindheid, verwijzen naar Israel en niet naar de natiën. Indien Israel Christus ontvangen had, zouden er nooit geheimen over het Koninkrijk zijn geweest. Het geheim van de zeven sterren zou nooit nodig zijn geweest. Het grote Babylon van de eindtijden zou nooit een plaats hebben gehad indien Israel trouw zou zijn gebleven aan Yahweh. En, natuurlijk, Israels huidige blindheid zou nooit tot stand zijn gekomen als zij hun Messias hadden aanvaard. Deze vier mysteriën vinden hun uitwerking terwijl Israel afvallig is, maar in het bijzonder tijdens de oordeelsperiode die vooraf gaat aan de komst van het Koninkrijk.

Zo is het ook met de drie speciale geheimen die er voor de natiën zijn. Het geheim van het evangelie, de verzoening, zou nooit waar kunnen zijn zolang Israel in de volle gunst van Yahweh stond. Wanneer Israel terug keert naar God in de millennium periode, zal er geen verzoening zijn.
Zo is het ook met het geheim van de opstanding. Er zou geen plaats zijn voor dat mysterie als Israel hun Koning had erkend. En de Efezebrief zou nooit geschreven zijn, want ze kon niet geschreven worden totdat Israel uiteindelijk niet alleen Yahweh, niet alleen de vleesgeworden Christus, maar ook het getuigenis van Gods Geest afwees in de tijd van het boek Handelingen.

God was te verstandig om in het verleden aan wie dan ook van Zijn schepselen deze geheimen toe te vertrouwen. Hij deponeerde ze niet in een cryptische vorm in Zijn boek, zodat men ze niet zou kunnen begrijpen. Hij verborg ze in Zichzelf, buiten het bereik van iemand van de mensheid. Zo krachtig is de nadruk op absolute geheimhouding van deze huidige bedeling, dat de verklaring er van meer invoelend is dan informerend. We lezen van "het geheim ..., het verborgen zijnde in de aionen in God"(Efe. 3:9).

Een zeer opmerkelijke waarheid, die maar weinigen van ons zich zo ten volle bewust zijn als zou moeten, is dat Israel Gods kanaal van zegen op Aarde is. Er zal geen gunst naar deze wereld toevloeien dan via deze natie. Het was pas nadat dit kanaal verstopt raakte dat deze geheime bedeling openbaar werd gemaakt. Wat we vandaag ook hebben hangt niet af van hun zegen, maar van hun afvalligheid. Deze basiswaarheid treft het karakter van iedere genade die God ons schenkt. Ze wijzigt onze bestemming van aards naar hemels. Het ruilt de zielse zegeningen van het aardse Koninkrijk in voor veel hogere geestelijke gunsten te midden van de hemelingen.

Er is vaak op gewezen dat onze indeling van de Schrift in een "Oud Testament" en een "Nieuw Testament" totaal on-Schriftuurlijk en misleidend is. In feite wordt er een "Nieuw Testament" gevonden in het "Oude Testament"(Jer. 31:31). Het is alleen voor Israel en het is niet van kracht totdat zij opnieuw Zijn volk worden.

Welke indeling zullen we dan maken? Het feit dat het Oude Testament werd geschreven in het Hebreeuws en het Nieuwe Testament in het Grieks, biedt geen enkele aanwijzing, want het Oude Testament werd ten dele in het Chaldees geschreven. Taal bepaalt niet de juiste verdeling van het woord der waarheid. Ik geloof dat we de sleutel voor een goddelijke indeling kunnen vinden in de eerste zin van de Schrift. "In den beginne schiep God de hemelen .. ." Doorheen de voortgaande onthullingen schijnt God vrijwel hun bestaan vergeten te hebben en beperkt Hij Zich vrijwel exclusief tot de verlossing van de Aarde. Tot de tijdelijke afvalligheid van Israel en de roeping van Saulus van Tarsus, lijkt het er op dat de hogere sfeer genegeerd wordt. Maar nu, terwijl Zijn aardse pannen uitgesteld zijn, begint Hij een werk dat als onderwerp de verzoening heeft van de hemelse menigten.

Wat er ook over de hemelen wordt verteld, in de Schrift wordt het ingebracht in haar relatie tot de Aarde. In het laatste boek van de Bijbel, wanneer de hemel is geopend, gaat het in het daarop openende toneel alleen over deze lagere sfeer. En zo gaat het in heel de Schrift, God houdt Zich bezig met de Aarde, behalve ... in Paulus' geschriften. Komen we in Paulus' latere brieven, wanneer Israel terzijde is gesteld, dan neemt God een andere lijn op. In de eerdere brieven, als Israel nog steeds in beeld is, wordt er nauwelijks een hint over gegeven. De Korinthiërs wordt verteld dat zij boodschappers of "engelen" zullen oordelen(1Kor. 6:3). Bij het bespreken van de opstanding staat de apostel er niet alleen op dat er hemelse lichamen zijn, maar dat wij het beeld van de Hemelse zullen dragen (1Kor. 15:49). Maar pas Efeziërs ontvouwt dit in alle volheid. Onze zegeningen zijn geestelijk en te midden van de hemelingen (Efe. 1:3).

God riep Abraham en beloofde hem te zegenen en hem tot een zegen te maken. Terwijl God als doel heeft alle natiën op Aarde te zegen door zijn afstammelingen doorheen Izaäk en Jacob, vernauwt het beeld zich en is Hij vrijwel alleen betrokken bij die ene natie, Israel. Zij moesten een koninklijk priesterschap worden, koningen om voor Hem over de natiën te heersen en priesters om de natiën bij Hem te brengen. Maar hun politieke prestige verdween al snel. Tegen de tijd van Nebukadnessar hadden zich al zo misdragen, dat Hij ze niet langer kon verdragen. Israel verloor haar politieke plaats en werd de vazal van de natiën. Maar zij verloren niet de plaats die zij in Gods geestelijke raadsbesluiten hadden. Hun priesterlijke positie bleef nog steeds. Toen Nebukadnessar een droom droomde, was alleen Daniël in staat ze te interpreteren. Politiek gezien was Daniël onderschikt aan de heidense monarch, maar geestelijk stond hij ver boven hem.

Toen Alexander begon met het veroveren van de wereld, kreeg hij een visioen en daarin zag hij een man gekleed in de kleding van de hogepriester van Israel. Hij wist niets over de hogepriester. De man die hij in het visioen zag vertelde hem te gaan en te overwinnen, want alle natiën zouden in zijn handen gegeven worden. In de loop van zijn veroveringen kwam hij in een van de kuststeden bij Jeruzalem. Hij dacht dat de heilige stad zich aan hem zou onderschikken. Maar dat deed men niet en daarom kwam hij om de plaats te straffen voor hun koppigheid. Toen de grote overwinnaar kwam, beefde het volk. Zij konden het niet tegen hem opnemen met wapentuig, dus deed de hogepriester zijn kleding aan en ontmoette Alexander op de weg. Tot verrassing van allen rende de veroveraar naar de priester toe en begon hem te vereren.

Zijn generaals vroegen hem: "Waarom doet u dit?" Toen vertelde hij hen zijn visioen. Daarna namen de priesters hem mee in de tempel en lieten hem de Schriften zien die zijn veroveringen voorzegden. Dit verhaal is niet geïnspireerd. Het dient alleen om te laten zien dat de natie Israel, zelfs wanneer ze onderworpen was aan haar heidense heren, nog steeds haar plaats van geestelijke alleenheerschappij bezat.

Dit werd ook duidelijk toen, in de dagen van de apostelen, heidenen tot het geloof van Christus werden gebracht. Politiek hadden de apostelen in het geheel geen gezag, zoals zij dat wel zullen hebben wanneer het Koninkrijk hersteld zal zijn. Maar in geestelijke zaken hadden zij nog steeds de alleenheerschappij. Dit ging, in steeds mindere mate, door totdat Israel volledig terzijde was gesteld. Net zoals de politieke alleenheerschappij in de dagen van Nebukadnessar uit Israels handen verdween en aan de natiën werd gegeven, zo werd ook hun geestelijke invloed in Handelingen van hen afgenomen en aan de natiën overgedragen.

Van de vele mysteriën, is de huidige geheime bedeling de enige die zich bezig houdt met een hele bediening. Het letterlijke Grieks leest: "de huiswet van het geheim", alsof het geheim zelf niet bekend wordt gemaakt, maar alleen de bediening er van. Aangezien dit niet het geval is, moeten we de woorden "van het geheim" nemen als de tweede naamval van bijvoeging en vertalen met "de geheime huiswet" of "de geheime bediening", met enige nadruk op het woord geheim. Dit is in harmonie met de context. Alleen Paulus mocht aan allen licht brengen over de geheime bediening, die in de aionen in God was verborgen.

Geen andere bediening, of die nu in het verleden was of nog toekomstig is, was een compleet geheim, zoals de huidige dat was. Sommige mysteriën, zoals die over het Koninkrijk en over het grote Babylon, zijn merkbare kenmerken van een bedeling. Andere, zoals het mysterie van Messias en het mysterie van God, spreiden zich uit over vele bedieningen. "Het mysterie" is de bediening en de bediening is het geheim.

Tijdens deze eeuw is de grootste vooruitgang in kennis van de Schrift gekomen bij hen die leerden de waarheid van de bedelingen te waarderen, en die de loop van de tijd verdeelden in bedelingen. Deze term is zo goed bekend en passend, dat het moeilijk is er aan voorbij te gaan. Maar strikt gesproken draagt de term "bedeling" een zeer incorrecte en beperkte gedachte, zeker wanneer ze toepast wordt op de huidige geheime bediening. "Bedeling" verwijst naar dat wat God geeft of toedeelt in Zijn verschillende bedieningen (oikonomia). Het laatste woord komt van oikos, HUIS, en van nomos, WET, en verwijst naar de taken van een dienaar die past op alle zaken van de huishouding, inclusief de "bedeling" of "toedeling" van voedsel en andere noodzakelijke zaken.

Het is moeilijk een bediening te beschrijven met een enkele term, en daarom zoomen we in op haar meest prominente kenmerk of karakteristiek. Bijvoorbeeld: de eerste van alle bedelingen, met Adam aan het hoofd, zouden we de bedeling van de Onschuld kunnen noemen. Haar bediening zouden we kunnen samenvatten in het woord Paradijs. Zo kan de tweede Geweten genoemd worden en de bediening die van de Vloek. Onder Noach werd het hele beheer van de menselijke gemeenschap veranderd door de bediening van het Gezag. Bij Abraham werd Hoop toebedeeld en dit vormde de bediening van de Belofte. Onder Mozes werd de Wet gegeven en de gehele bediening teruggebracht tot een van Wet.

In de bedeling van de Vleeswording van de Here Jezus, in het bijzonder tijdens Zijn bediening, werden Genade en Waarheid uitgedeeld. In de Pinksterbedeling werd de Geest gegeven. In de Overgangstijd van Paulus' vroege bediening werd Genade toebedeeld aan de natiën in de huidige geheime bedeling. Wij zijn de ontvangers van onvervalste genade. In het Koninkrijk zal Recht toebedeeld worden. In de afsluitende bedeling van de Volheid, zal God het geheel genade schenken met Heerlijkheid.

De huidige bedeling is het gevolg van een speciale bedeling van genade. Maar ze kan beter beschreven worden als een organisatie of her-inrichting van goddelijke zaken waarin zowel heidense gelovigen en individuele Israelieten beiden een hemelse bestemming krijgen, met een uitzicht op de verzoening van de hemelse gewesten met God. Omdat er geen voorafgaande hint was dat heidense gelovigen (de natiën) in aanmerking kwamen voor geestelijke zegeningen te midden van de hemelingen, zoals Paulus dat was en de gelovige Joden die hem volgden, was dit een "mysterie". Deze huidige geheime bedeling wordt dan ook gekarakteriseerd door de bedeling van genade aan "ons" en "wij" (en het gelovige Joodse overblijfsel in Efeze 1:3-12), en aan "ook jullie" (de heidense gelovigen die in 1:13 worden aangesproken).

Wanneer we eenmaal begrijpen dat noch een "bedeling", noch een "bediening" een strikte zaak van tijd is, zijn we bevrijd van een serieus probleem dat studenten van Gods Woord heeft achtervolgd. Hoewel, in het algemeen gesproken, elk een bepaalde periode beslaat, overlappen hun begin en einde elkaar vaak. Het is heel goed mogelijk voor twee onderscheiden bedelingen om tegelijkertijd op het toneel aanwezig te zijn. Dit was het geval met de huidige bedeling. Maar het Koninkrijk van God, zoals door Petrus verkondigd in Handelingen, moest niet verkondigd worden nadat het mysterie bekend was gemaakt (Hand. 28:31).




Naar deel 2



Terug naar de indexpagina van Studies in Efeziëers

Dit artikel werd hier geplaatst met toestemming van
©Concordant Publishing Concern
en mag niet zonder toestemming van deze worden overgenomen
in druk of op het internet.

©Concordant Publishing Concern