Het Hooglied is het liefdeslied van Jahweh. Het vertelt het verhaal van Zijn aanhankelijkheid voor Zijn volk Israel. Andere boeken vertellen ons van hun politieke of ecclestiale geschiedenis; dit exquisiete gedicht is een hartstochtelijke serie van beelden die hun ervaringen uitbeelden vanuit het zachte standpunt van liefde. Daarin kunnen we de geschiedenis van Israel en haar Liefhebber terugspeuren vanaf de slavernij van Egypte totdat zij op Zijn troon gezeten is, wanneer zij met Hem 1000 jaren leeft en regeert.
Er wordt niet voorgesteld een uitleg van deze parel van literatuur te geven. Dat zou ons te ver van onze koers brengen en zou onrecht doen aan het lied zelf, dat veel meer aandacht waard is dan er hier aan kan worden gegeven. Al wat we wensen te doen is de ware interpretatie te veronderstellen en voldoende uittreksels uit het gedicht zelf geven om het te bevestigen.
Zolang er werd gedacht dat de kerk de bruid zou zijn, werden een paar willekeurige passages uit het lied geplukt als uitdrukking van hun aanhankelijke verwantschap. Net als in de andere Schriften kan een losse passage schijnen te passen bij een misplaatste waarheid, maar geen aanmerkelijke context zal een valse positie ondersteunen; zo is het ook met dit lied. Het verhaal als geheel kan zo gemaakt worden dat het past bij de omstandigheden van de huidige ecclesia, ook al kunnen geïsoleerde teksten de liefde schijnen te presenteren die Hij voor ons heeft. Aan de andere kant, hoe nauwer we haar beweringen en beelden onderzoeken, des te meer wordt het duidelijk dat Zijn geliefde Israel in beeld is.
En zou het anders kunnen? De waarheid en leer voor het heden is gefundeerd op een serie van geheimen, of "mysteriën," die niet aan de oude Hebreeën bekend gemaakt waren. Dat de natiën ooit een plaats zouden hebben die zo nabij is als toegewezen aan de bruid in het Hooglied, was niet alleen onbekend, maar niet te kennen ten tijde dat het aan Zijn volk werd gegeven. Ja, voor iemand die passend de feiten overweegt zou het zeer harteloos en wreed zijn de geliefde natie een lied te geven dat niet alleen hun eigen verwerping viert, maar Zijn ontrouw aan de beloften waardoor Hij Zich aan haar had verbonden.
Indien we maar de minste sympathie hebben met Salomo en zijn tijden, en het typerende belang van zijn heerschappij, zullen we niet in staat zijn onszelf te dwingen ons in te denken dat hij iets schrijft dat de opkomst van de vreemde natiën over Israel viert. Hoe zou hij zijn beste compositie kunnen schrijven over een thema dat de schande van de natie inhoudt die, onder hem, een type was van die toekomstige millenniale dag wanneer een grotere Zoon van David Zijn huwelijk met zijn volk zal vieren en zo zijn zoetste lied zal vervullen?
De beelden die over de bruid gebruikt worden zijn die welke in de profeten beperkt zijn tot Israel en die door onze Heer en Zijn apostelen gebruikt worden, die allen dienaren van de Besnijdenis waren.
Zij onderhoudt de wijngaard (1:6) voor de natie die maar een lege wijnstok was (Hos. 10:1). Deze wijnstok was uit Egypte gebracht en verving de natiën in het land (Psa. 80:8,9). Israel zou de wijn geleverd moeten hebben om God en mens (Richt. 9:13) blij te maken. Zij zou de vreugde van Jahweh en de weldoener van de natiën geweest moeten zijn. Maar ze bracht alleen vrucht voort voor zichzelf (Hos. 10:1).
Onze Heer was de ware, de echte, Wijnstok. Hij zal voorzien in de blijdschap, zowel voor God als de mens, wat Israel faalde te doen. Heel Israel had hun takken in Hem (Joh. 15:1-11). Maar allen die geen levende band met Hem hadden en geen vrucht droegen, zijn er uit gesnoeid geworden.
De verslagen van Mattheüs, Markus en Lukas houden zich bezig met de wijngaard. In een gelijkenis presenteren zij de natie die de wijngaard had moeten onderhouden, en de behandeling die zij overeenstemden met Zijn dienaren, de profeten, en Zijn Zoon (Matt. 21:33; Mark. 12:1; Luk. 20:9). Wat doet Hij met de wijngaard? Hij zal ze geven aan een natie die haar vruchten voortbrengt (Matt. 21:43).
Deze natie zal samengesteld worden uit hen die, in het evangelie van Johannes, opgeroepen worden veel vrucht voort te brengen.
In het licht van deze beelden kunnen we de bezorgdheid van de Bruid voor de wijnstokken verstaan (2:13; 6:11; 7:8,12) en waarom ze beheerder van de wijngaard is gemaakt (1:6).
Een andere toespeling, die zeer suggestief is, wanneer ze beschouwd wordt in het licht van de woorden van onze Heer tot Zijn discipelen, is in onze vertalingen niet te vinden. Het is zo dat de woorden snoeien en muziek maken uit dezelfde wortel in het Hebreeuws zijn. Zahmar wordt gebruikt voor het snoeien van een wijngaard (Lev. 25:3,4; Jes. 5:6) en voor het spelen op muziekinstrumenten (Psa. 98:5; 147:7). Maar in dit geval gebied het gebruik van het werkwoord ons met snoeien weer te geven, en niet met zingen. De Septuagint geeft het zo weer en Symmachus, een van haar redacteuren, staat op deze weergave.
Indien we al dit bewijs combineren met het geestelijk belang van snoeien, waardoor de dode leden van Israel afgesneden werden van de zegeningen van de Bruid, zullen we blij zijn om te veranderen.
De tijd van het zingen van vogels is gekomen...
naar de ware lezing:
De tijd voor het snoeien (van onze wijnstokken) is gekomen.
Zij is een herderin. Zij zorgde voor de schapen (1:8). Haar Geliefde is ook een Herder (1:7). Petrus vertelt ons dat Hij de Hoofdherder is en roept hen op die tot de Bruid behoren om de kleine kudde te hoeden (1 Petr. 5:2-4). Ja, Petrus' pastorale bediening bestond uit juist dit, want had zijn Heer hem niet verteld Zijn schapen te hoeden en Zijn lammeren te voeden? (Joh. 21:15-17).
Zij is een lelie van het veld (2:1). Misschien vertegenwoordigt geen zin in heel het gedicht de waarheid zo verkeerd als de schijnbare roem van de bruid: "Ik ben de roos van Sharon." Het is waar, ze noemt zichzelf "bevallig"(1:5), maar zelfs de Westerse lezer kan zien dat dit misleidend is, aangezien ze "zwart" is. Hoe onbevallig is het dat zij over haar eigen charmes pocht, zoals onze vertalers haar dwingen te doen! Laten we ons haasten ons te verzekeren dat deze geest van zelf-verheerlijking geen plek vindt in haar borst. In werkelijkheid zegt ze:
" Ik ben zwartachtig en liefelijk,
dochters van Jeruzalem,
als de tenten van Kedar,
als de gordijnen van Salomo.
Het moet niet zo zijn dat jullie naar mij staren omdat ik zwartachtig ben,
omdat de zon fel op mij heeft geschenen." (Hoog. 1:5,6)
En is dit niet de houding van de bruid van het Lammetje? Allen zijn zij onwaardig, toch zoeken zij Hem. In Hem mag zij roemen, zelfs van haar eigen aanvaarding, want het vergroot Zijn genade. Welke schoonheid zij heeft, het is allemaal van Hem. Als de lelie van het veld, de heerlijke anemoon, de meest gewone van alle bloemen van het land, of de witte anemoon, die in de diepe valleien groeit, ze is gekleed met een gewaad dat direct uit de hand van God komt.
Had onze Heer dit niet in Zijn hart tot Hij Zijn discipelen vroeg de leliën van het veld te overwegen? Salomo zelf, naar wiens lied onze Heer verwijst, droeg gewaden van koninklijke heerlijkheid, maar was toch niet uitgerust als een van deze.
Wat een heerlijke vergelijking met God's robe van rechtvaardigheid! Ze is zo mooi als het bloempje en net zo zonder pretentie. Ja, de bruid kan in bescheiden schuchterheid protesteren:
"Ik ben een lelie van het veld,
een vale lelie van het lage dal."
En heel terecht kan Hij antwoorden:
"Als een witte lelie vermengd in een zwart doornenbos,
zo ook is mijn vriend onder de dochters."
En zij antwoordt op de ware wijze van een geliefde:
"Als een oranje boom in een wild bos,
zo is mijn Geliefde temidden van de zonen.
In haar schaduw was het mij een genoegen een plaats te vinden.
En haar vrucht was zoet op mijn verhemelte."
Steeds weer vinden wij in de bediening van onze Heer, in het bijzonder in het verslag van Johannes, Hem zoekend hen tegemoet te komen met Zijn aanhankelijkheden. Zoals de bruid het uitdrukt:
"Hij leidde mij in Zijn opslagplaats van wijn,
en over mij spreidde Hij het vaandel van Zijn liefde uit."
Niet alleen worden de beelden die in het Hooglied gebruikt worden door onze Heer en de apostelen van de Besnijdenis gebruikt, maar de hele actie van het Hooglied komt overeen met de geschiedenis van de geliefde natie.
Eerst vergelijkt Hij haar met de paarden van Farao - een niet mis te verstane verwijzing naar de slavernij in Egypte.
"Ik vergelijk en vergelijk u, O mijn vriend,
met Farao's strijdwagenrossen.
Hoe liefelijk zijn uw geharnaste wangen,
uw nek haar halsband er beneden!"
Maar Hij is niet tevreden met haar harnas en belooft haar een nieuwe dienst aan Jahweh, versierd met het zilver van verlossing;
"Een harnas van goud zullen wij voor jullie maken,
alles gezet met zilveren steunen."
Vanaf Egypte tot aan Zijn komst was er maar weinig in Israel's geschiedenis om Zijn hart mee bezig te houden. Maar wij zullen verwachten dat Zijn ontmoeting met de bruid een vooraanstaande plaats gegeven zal worden. En zo is het. Wat zou gelijk kunnen zijn aan de volgende zinnen als een omschrijving van Zijn bediening?
Toen sprak mijn Geliefde en zei tot mij:
"Sta op, mijn vriend, mijn perfecte,
en ga weg.
Want zie, de winter is [nu] voorbij,
de buien zijn voorbij en weg,
de tijd voor het snoeien [van onze wijnstokken] is gekomen
en het koeren van de tortelduif wordt in ons land gehoord.
De vijgenboom schijnt haar vijgen te rijpen,
en de wijnstok geurt met haar bloesems [de lucht].
Sta op, mijn vriend, mijn perfecte,
en ga weg."
Hier hebben we het Koninkrijk voorgesteld in de vijgenboom, het snoeien van de ware Wijnstok van allen die geen deel aan Hem hebben, en de geest-geleerde discipelen in het koeren van de duiven. Petrus, de vertegenwoordiger van de discipelen, werd bij juist deze naam geroepen, toen, na het uitspreken van de geest-geleerde waarheid dat zijn Meester inderdaad de Messias was, de Zoon van de levende God, onze Heer hem de zoon van Jona noemde, wat, verklaard, de "zoon van een duif" betekent.
Aangezien de geest in de vorm van een duif op onze Heer neerdaalde bij Zijn doop, hoeven we niet te vragen naar het belang er van. Misschien was niets hoger op prijs gesteld door onze Heer dan enige manifestatie van de aanwezigheid er van in Zijn discipelen. Hoe uitstekend wordt dit uitgedrukt in het Hooglied!
"Mijn duif, in de kloof van de gescheurde rots,
in de overdekte stijging van de afgrond,
zou ik verlangend een beeld van u zien.
Doe mij uw koeren horen,
want uw koeren is zoet en aangezicht is passend."
In Hem als de Rots, gespleten voor haar schuilen, ademt de zachte duif haar dankbaarheid uit.
De periode van Zijn aanwezigheid met hen wordt zo opgetogen door de bruid beschreven:
"Mijn Geliefde is van mij en ik ben de Zijne;
Hij voedt [Zijn kudde] de leliën,
totdat de avondwind de dag heeft gekoeld
en de schaduw vlucht en zich weghaast."
Dit wordt gevolgd door de nacht van Zijn afwezigheid. In één enkel woord ademt de bruid het verlangen van haar hart uit, zelfs als wij haar Hem in de Openbaring horen smeken: "De geest en de bruid zeggen: 'Kom!'"
"Keer terug!
Ik vergelijk en vergelijk U, mijn Geliefde,
met een [snelle] gazelle of een veulen van de herten
op de verdelende bergsteilten."
De vervolging van de bruid, zoals gezien door de Bruidegom, tijdens de periode van Zijn afwezigheid, wordt verondersteld in de waarschuwing aan Jeruzalem's dochters. "Zie, Ik kom snel!" kan gelezen worden in verwijzing naar de gazelle en de hinden. Het beroert Zijn hart om Zijn bruid te zien lijden.
"Jeruzalem's dochters, ik draag jullie recht op
door de [snelle] gazelle of de [kudde] gewone hinden,
opdat jullie niet mijn liefde zouden oprakelen,
tot ze zo geneigd zal zijn!"
Er is genoeg gegeven om het onderwerp van het Hooglied te laten zien. Het viert Jahweh's liefde voor de getrouwen onder Zijn oude volk Israel. Zij zijn Zijn Bruid en zij zijn het onderwerp van dit lied.
De golf tussen haar en de dochters van Jeruzalem, die in Hem heen schoonheid vinden, wordt het beste uitgedrukt in de woorden van het Hooglied zelf:
BRUID
Jeruzalem's dochters, ik draag jullie recht op,
indien jullie deze Geliefde van mij zouden vinden,
vertel Hem dan dat ik smacht met liefde.
DOCHTERS
Wat is jouw Geliefde meer dan enig andere geliefde,
jij fraaiste van de vrouwen?
Wat is jouw Geliefde meer dan enig andere geliefde,
dat jij ons zo aanvalt?
BRUID
Mijn geliefde is wit met een roodachtige [gloed],
opvallend onder een myriade [mannen],
Zijn hoofd is van het puurste gezuiverd goud.
Zijn golvende lokken zijn zwart als van een raaf.
Zijn ogen zijn als die van een duif bij een waterloop,
die gewassen zijn in melk en verblijven bij zijn vloed.
Zijn wangen zijn als een geurig tuinbed,
een verhoging van aromatische kruiden.
Zijn lippen, als lelies, druppelen vloeibare mirre.
Zijn handen zijn een gouden ring, gezet met amber;
Zijn koffer is van helder ivoor, overlegd met saffieren;
Zijn benen zijn witte marmeren kolommen,
veilig gezet op een basis van fijn goud;
Zijn aanwezigheid is als de Libanon,
zo uitstekend als de cedars [stevig],
Het dak van Zijn mond [is gevuld] met zoetigheden,
en alles van Hem is begeerlijk.
Deze is mijn Geliefde,
en deze is mijn Vriend,
jullie dochters van Jeruzalem!"
En heeft het Hooglied niets te zeggen van Babylon, de valse bruid? In Openbaring vinden we de met de zon bekleedde vrouw, het ware Israel, in de wildernis (Open. 12:1-6). Hosea zegt dat Hij daar tot haar hart zal spreken (Hos. 2:14-20). In het Hooglied zien we haar opkomen uit de wildernis, leunend op haar Geliefde (8:5). Dit is de tijd van Zion's zwoegen en dit is de tijd van Babylon's doem. Daarom lezen we...
Jalousie is zo wreed als sheol.
De flitsen daarvan zijn flitsen van vuur,
een vlam van Jah.
Hier hebben we een aanduiding van de valse vrouw die "verbrand wordt met vuur" (Openb. 17:16). De titel die hier wordt gebruikt is belangrijk. De uitroep "prijs Jah" (hallelujah) is altijd verbonden met oordeel. En wanneer het huwelijk van het Lammetje er aan komt, wordt hun lof gepunctueerd met "Alleluia!" Jahweh's jaloersheid heeft Hem veroorzaakt te handelen met Babylon; al haar weelde en luxe kan de liefde van Jahweh niet kopen.
Indien een man heel het vermogen van zijn huis zou geven voor liefde,
dan zou het volkomen geminacht worden.
Maar in die vreselijke oordeelstijd leunt de bruid op haar Geliefde. Zijn hart en hand zijn haar enige veiligheid.
Stel mij als een zegel op uw hart,
als een zegel op uw arm:
want liefde is zo sterk als de dood.
* * * * *
Vele wateren kunnen [de vlam] van de liefde niet doven,
noch kunnen de vloeden [de gloed van genegenheid] doen verdrinken.
Het geheim van Babylon - deel 9