Opmerking: Omdat de schrijvervan dit artikel geen toegang had tot het manuscript van de Concordant Version van de Hebreeuwse Schrift zijn de citaten genomen uit andere vertalingen. Voor de vertaling van dit artikel is gekozen voor deSchriftWoord vertaling voor het NT en de NBG voor het OT. |
We zullen proberen de vraag te beantwoorden: "Lijdt de Schepper ook wanneer de hele schepping lijdt? Neemt God deel aan de weeën van het universum dat Hij tot stand bracht?" Wij kunnen God niet zien, maar, omdat Hij Zichzelf in Zijn Woord onthuld heeft, moeten we alleen vasthouden aan dat wat de Schrift zegt over Gods lijden.
Volgens Galaten 5:22 is geduld één van de vruchten van de geest. Maar geduld is altijd verbonden met lijden. Als Gods geest geduld voortbrengt, is het duidelijk dat geduld deel uitmaakt van Zijn aard. Het geduld dat Gods geest in een mens tot stand brengt is echt een herinnering aan Zijn alles overstijgende geduld. In Romeinen 15:4 maakt Paulus melding van Gods geduld. Dit is een soortgelijke gedachte. De letterlijke betekenis van het Griekse woord is "ONDER-BLIJVEN." De grondgedachte is te blijven staan onder een last of zwaar gewicht. Gods volharding is geen geveinsde vrucht. Omdat alles in Hem Zijn aard is, is Zijn lijden, dat Hij geduldig draagt, een deel van Zijn wezen.
Gods lijden wordt veroorzaakt door Zijn mededogen met de schepping. Het woord "medelijden" komt uit het Latijn en betekent "mee-lijden" of "samen-lijden." Romeinen 8:22 laat ons zien dat de hele schepping kreunt en zwoegt. De ecclesia van de verlosten, die door de heilige geest in één lichaam gedoopt is, kreunt ook, in afwachting van de verlossing van het lichaam. Maar de geest die in alle leden van de ecclesia verblijft, pleit voor ons met duidelijk gekreun. Dit zuchten en kreunen van Gods geest is een getuigenis van Zijn medelijden (SAMEN-LIJDEN). De Schrift toont ons hoe de Heer medelijden had met de mensen die pijn en verdriet te dragen hadden.
Hier zouden we kunnen uitweiden en passages citeren die de woorden medelijden en genade bevatten.
Hoe diep de ellende van het getuchtigde Israel het hart van God aanraakte, is te zien in Hosea 11:8.
Paulus noemt God "de Vader van de barmhartigheid" (2 Kor. 1:3;SW). Dit laat ons zien dat er geen lijden is dat Hij niet met ons draagt.
Alle lijden is op de één of andere wijze verbonden met zonde. Paulus roept de gelovigen in Efeze aan: "bedroef de heilige geest van God niet" (4:30;SW).
Volgens Genesis 6:6 had God er spijt van dat Hij de mensheid had gemaakt op aarde en het deed Hem pijn in het hart. Maar Hij er niet spijt van in dezelfde zin zoals wij dat hebben wanneer iets fout gaat. Hij wist vanaf het begin wat het geheim van Zijn wil was. Hij schiep niet iets om er later spijt van te hebben, wanneer Hij ontdekt dat het een mislukking is. Hij kent Zijn werk vanaf het begin. Dat betekent dat God Zich vanaf het begin volledig bewust was hoe zaken zich zouden ontwikkelen.
Zijn spijt kan alleen begrepen worden in het licht van de volgende zinsnede - "en het doet Zijn hart pijn". Hij had er geen genoegen in al deze zondaren uit te wissen, maar het was genadiger om dit te doen dan het voort te laten gaan op hun eigen zondige wegen. Toch veroorzaakte het bij Hem lijden. Alles wat Zijn schepselen lijden, doet Zijn eigen hart pijn, zelfs de ellende van dieren (Jona 4:11).
Vaak spreekt de Schrift van Gods verontwaardiging. Dit is een gewelddadige irritatie van het denken en wordt vergeleken met vuur. Maar we kunnen niet eenvoudig onze boosheid vergelijken met die van God. Onze verontwaardiging doet niet wat goed is voor Hem. Zijn verontwaardiging is Zijn "Nee!" tegen iedere zonde en onrechtvaardigheid. Indien wij zonde een plaats geven, zal Gods "Nee!" ook ons treffen. Het is niet een koele, objectieve zaak, maar een vlammende reactie van heel Zijn wezen dat tegen zonde is. Zijn bevel negeren betekent Hem beledigen en Zijn hart verwonden. De zonde van de mens veroorzaakte een breuk tussen hem en zijn Onderschikker. Van toen af aan bleef Hij op een afstand van de zondigende mensheid.
Vele passages tonen ons aan dat God Zijn toorn weerhoudt. Uitgedrukt in menselijke termen betekent dit dat God lijdt onder het vuur dat binnenin Hem brandt. Jesaja 1:14 zegt: "Uw nieuwemaansdagen en uw feesten haat Ik met heel mijn ziel, zij zijn Mij een last. Ik ben moede ze te dragen"(NBG). En Jesaja 43:24 laat ons God zien als een Werker Die slavenarbeid verricht. "Gij hebt Mij voor zilver geen kalmoes gekocht en met het vet uwer slachtoffers hebt gij Mij niet gelaafd"(NBG).
Maar wanneer Gods toorn brandt als vuur, gaat dat altijd samen met mededogen. Nadat Israel al Zijn waarschuwingen door de profeten had genegeerd, gaf Hij het volk over aan oordeel. Israel werd uit het land gedeporteerd en de steden werden verwoest. Maar op de ruïnes van Jeruzalem kon Jeremia tot het volk roepen: "Want niet voor eeuwig verstoot de Here. Want als Hij bedroefd heeft, ontfermt Hij Zich naar de grootheid van zijn gunstbewijzen.
Immers niet van harte verdrukt en bedroeft Hij de mensenkinderen"(Klaagl. 3:31-33;NBG). Dit moet wel betekenen dat het tegengesteld is aan Gods hart om lijden te veroorzaken. De tijd van Israels verwerping vergelijkt Hij met een ogenblik. Zie Jesaja 54:7,8. Dit stemt in met Psalm 30:5 "want een ogenblik duurt zijn toorn, een leven lang zijn welbehagen"(NBG).
Al deze woorden tonen ons hoe God ook in Zijn toorn genade in beeld heeft. Volgens Romeinen 9:22 verdraagt Hij met veel geduld de vaten van verontwaardiging. En Openbaring 6:12-17 beschrijft hoe de toekomende dag van Zijn verontwaardiging over heel de mensheid zal komen. De apostel wordt toegestaan te zien hoe God dit doet. Zeven boodschappers hebben de laatste zeven rampen in zeven schalen en staan klaar om ze, wanneer de tijd daar is, de een na de ander uit te gieten. De schalen geven aan dat de woede van God duidelijk afgemeten is. De lege schalen worden niet opnieuw gevuld. "...in hen wordt de woede van God voleindigd"(Open. 15:1;SW).
"Niemand heeft ooit God gezien" (Joh, 1.18;SW). Een mens kan ook Zijn lijden niet zien. Alleen het profetisch Woord onthult het aan ons. Om ons Zijn lijden bij te brengen gebruikt Hij menselijke taal. Hij gebruikt de uitdrukkingen van menselijke gevoelens om te beschrijven wat Hij voelt. Anders zouden we dit nooit kunnen begrijpen. Maar geduld, zoals wij dat kennen, is alleen in het beste geval een zwakke schaduw van Gods innerlijke lankmoedigheid. Maar wat voor liefde waar is, is waar voor God. Voor God is alles vanzelfsprekend. God verdraagt alles (1 Kor. 13). Is er een groter Lastdrager dan God? Is er iemand die meer en zwaarder lijdt dan Hij? Omdat Hij in alles perfect is, is ook Zijn lijden perfect. Menselijke taal is niet in staat Zijn lijden passend te beschrijven. Daarom is het lijden van God - dit is het opmerkelijke er aan - voor het grootste deel voor ons verborgen.
Jezus, de Zoon van God, in de wereld gezonden, zei dit van Zichzelf: "Mijn voedsel is dat Ik de wil zou doen van Die Mij zendt en Ik Zijn werk zou perfectioneren" (Joh. 4:34;SW). Maar dit werk werd bekroond door Zijn lijden. Wat men kan zien van God en Zijn werk heeft men gezien in Zijn zoon. We lezen in Johannes 14:9 - "Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien!"(SW). Wie het lijden van Christus ziet, ziet dan ook het lijden van Zijn Vader.
In Mattheüs 26:38 lezen we dat Zijn ziel met droefheid was geslagen, en in Hebreeën 5:7 wordt gesteld dat in de dagen van Zijn vlees Hij met krachtig geroep en onder tranen zowel verzoeken als smeekbeden bracht. En verder lezen we in Lukas 22:44 dat in een worsteling kwam, en dat Zijn zweet werd als geklonterd bloed dat op de grond viel. Herkennen we in deze worsteling het evenbeeld van Gods liefde?
"En sommigen begonnen op Hem te spuwen en Zijn gezicht te bedekken en Hem te slaan"Mar. 14:65;SW). Op dezelfde wijze liet God Zich bespuwen, belachelijk maken en slaan.
Johannes 19:1,2 zegt: "Toen nam Pilatus Jezus en geselde Hem. En de soldaten, een krans vlechtend van doornen, plaatsten die op Zijn hoofd en zij kleedden Hem met een purperen mantel"(SW). Deden zij dit niet allemaal tegen de Hoogste Zelf? En verderop (v. 17): "En Zelf het kruis dragend, kwam Hij in wat Schedelplaats wordt genoemd." ... "kruisigden* zij Hem daar en de misdadigers" (Luk. 23:33;SW). Hij weigerde de bedwelmende drank die de folterende pijn een weinig had kunnen verlichten. Hij wilde met volle bewustzijn lijden. En God, Die met Hem mee leed, kende ook geen verdoving.
Zo gaf God Zijn Zoon over, maar de Zoon gaf Zijn eigen ziel over. Hij had aan Zijn bewakers kunnen ontsnappen. Hij had van het kruis kunnen afdalen. Hij Die Zijn geest overgaf in de handen van Zijn vader, had, op het laatste moment, Zijn leven weer kunnen opnemen en door een spectaculair wonder aan de stomverbaasde meute Zijn goddelijk zoonschap kunnen aantonen. Maar dat deed Hij niet. Hij dronk de bittere beker tot de laatste druppel leeg. En daarmee verborg Hij Zijn macht, maar onthulde Hij Zijn gehoorzaamheid, tot aan de dood van het kruis.
Jezus plaatste Zichzelf in Zijn lijdende vorm onder Zijn eigen woord: "En wie Mij ziet, ziet Die Mij zendt"(Joh. 12:45;SW). Zijn lijden is het onthulde lijden van de Vader. Jezus getuigde: "De Vader is groter dan ik." Jezus Zelf werd, volgens Hebreeën 2:10, geperfectioneerd door lijden. Maar de Vader was altijd perfect, ook in Zijn lijden.
Kunnen we ons een beetje het lijden van God bewust worden? Simpele kennis laat ons koud. Ware bewustwording beweegt ons meest innerlijke wezen. Het vult ons met ontzag en dankbaarheid. Aan de Korinthiërs, die veel over God wisten, schreef Paulus tot hun beschaming: "sommigen zijn onwetend van God"(1 Kor. 15:34;SW). En Paulus' eigen doel was: "om Hem te kennen en de kracht van Zijn opstanding en de deelname aan Zijn lijden, gelijkvormig wordend aan Zijn dood" (Filip. 3:10;SW). Dat moet ook ons doel zijn, want zo worden we imitatoren van God.
Hoe het lijden van de Zoon verbonden is met het nog veel grotere lijden van de Vader, wordt ons getoond in het verhaal van Izaäks offer door Abraham.
Het leven van Jezus stond onder de leerspreuk: "Niet Mijn wil, maar de Uwe." Hij ontledigde Zichzelf. Hij nam de vorm aan van een slaaf. Hij kwam in de gelijkenis van de mensheid. Hij vernederde Zichzelf, gehoorzaam wordend tot aan de dood, zelfs de dood van het kruis. Zijn lijden was vrijwillig. Maar Zijn worsteling in Gethsemane laat ons zien wat een strijd het voor Hem was om Zijn wil over te geven.
Dat al Gods doen geheel vrijwillig was, hoeven we niet uit te leggen. Als er ook maar één enkele macht in het universum God zou kunnen beïnvloeden, dan zou Hij niet God zijn. Als Hij besloot Zijn Zoon te laten lijden, koos Hij er voor Zelf te lijden, omdat God in Christus was.
Over de Zoon lezen we in Hebreeën 10:5 - "Zie, Ik kom ... om de wil van U, de God, te doen!" In deze wil zullen we geheiligd worden door het offer van het lichaam van Christus, een maal voor allen. Maar dit offer heeft twee kanten. God offerde Zijn Zoon, de Zoon offerde Zichzelf. Maar het was God Die begon. Het offer was naar Zijn wil. Hij besloot eerst om Zijn geliefde Zoon op te geven. En de Zoon boog voor de wil van Zijn Vader door Zichzelf te offeren.
De oorzaak van alle lijden is zonde. Zonder zonde geen dood, geen kwaad, geen pijn, geen treuren. Toen God verkoos Zelf te lijden, deed Hij dat vanwege zonde. Daarom besloot God te lijden, toen Hij zonde tot deel van Zijn plan maakte. Twijfelen we er aan dat Hij het deed? Zegt Hij niet in Jesaja 45:6,7 dat Hij kwaad en duisternis schiep? Toch, wanneer we dit lezen, aarzelen we en zeggen dat Hij alleen de fysieke duisternis schiep en dat kwaad niet het morele kwaad betekent, maar alleen ellende en wanhoop. Dat is Gods woorden verdraaien om ze aan te passen aan onze eigen denkbeelden. We zullen deze plechtige uitspraken van Zijn wil aanvaarden met alles wat het inhoudt. Indien wij, met ons beperkte denkvermogen, dit niet kunnen grijpen, is dat omdat Gods raad voor ons veel te wonderlijk is.
Toen God Satan schiep, de inbrenger van zonde, met als doel dat hij de zonde zou introduceren in Zijn fraaie schepping, besloot Hij alles te lijden wat dit zou veroorzaken. Wij hebben de neiging te geloven dat God alleen het kwaad toestond, maar het is puur Schriftuurlijk te zeggen dat Hij het schiep. Deze daad was de grootste, meest sublieme daad die ooit werd gedaan: het de bekronende onthulling van Zijn liefde voor Zijn schepselen.
Zonde is een belediging van Gods majesteit. Hij draagt deze smaad. Zonde is ongehoorzaamheid, het terzijde leggen van Zijn onthulde wil. Hij draagt deze overtreding. Zonde is bezoedeling van Zijn schepping. Hij laat deze onzuiverheid Zijn handwerk bevuilen. Zonde betekent marteling voor alle schepselen die onderschikt zijn aan ijdelheid. God voelt hun pijn, want Hij is de Vader van mededogen. In de Zoon, Die leven in Zichzelf had, en ondanks dat Zichzelf over gaf in de dood en zo Zichzelf onderschikte aan ijdelheid, onderschikte de Vader Zelf Zich aan ijdelheid. Vreselijke vloeken achtervolgen de zondaar. God zelf wordt in de Zoon voor ons tot vloek. Het loon van zonde is de dood. In de Zoon, de enige Die in staat was de dood in z'n volle gruwelijkheid te proeven, proefde ook de Vader de dood. Want wie de Zoon heeft gezien heeft ook de Vader gezien.
In verband met zonde betekent dit voor de Vader dat Hij moet lijden, lijden en nog eens lijden. Deze kwellingen werden in Christus aan het kruis onthuld.
Gods antwoord op onze vraag "Wat betekende de schepping van het kwaad voor Hem?" is: "Het grootste offer dat denkbaar is, dat Hij aanbood in Zijn Zoon." De Zoon werd perfect gemaakt door lijden. Nu het slachtoffer geslacht is, kan God wachten op de vrucht van Zijn lijden. Voor de Zoon is de oogst al begonnen. Zij die met tranen zaaien, zullen met blijdschap oogsten.
Alleen duisternis kan ons leren wat licht is. Alleen door kwaad kunnen we het goede leren kennen. Alleen door lijden en sterven kunnen we ons de heerlijkheid van leven en dood bewust worden.
God wil dat wij Zijn geschenken echt op prijs stellen en Hem er uit de grond van ons hart voor danken. Daarom leidt Hij ons in duisternis, laat Hij ons de gruwel van het kwaad voelen, de terreur van Zijn toorn en de hopeloosheid van de dood, maar achter alle paden van ellende en de vloek, staat Zijn onveranderlijke liefde. En de liefde zoekt zichzelf niet.
Welk een blijdschap en verwondering kan al in dit leven de onze zijn, wanneer God ons de ogen opent om de heerlijkheid van Zijn genade te zien in Zijn Zoon, in de gekruisigde Christus. God voorzag Hem als het Lam dat geslacht moest worden, lang voordat er boodschappers of mensen waren, lang voordat er zonde was. We twijfelen er niet aan dat God zelf er voor koos te lijden, lang voordat er ook maar een spoortje zonde was. Maar God zag in de Zoon ook de uiteindelijke verstoting van de zonde. Doorheen Hem zal Hij de wereld verzoenen.
En zo kunnen wij, zelfs in dit sterfelijke lichaam, nog zuchtend onder pijn en zwakte, leven in een veel nauwere omgang met de Vader dan Adam in het paradijs. Hij kende geen lijden, geen zonde en zwak geweten, maar ook niets van genade of mededogen. Gods liefde was voor hem verborgen. Hij kon niet, net als Paulus, uitroepen dat: "de liefde van God in onze harten is uitgestort" (Rom. 5:5;SW). Hij kon niet grijpen wat het betekent: "Aan mij, de grootste zondaar, is genade betoond!"
En daarom getuigt de Schrift er van, dat al ons lijden leidt tot een heerlijkheid die niet beschreven kan worden. Zonder dit zou die overvloed aan blijdschap, die God voor ons heeft voorbestemd, onmogelijk zijn. Achter alle pijn staat God Zelf, aan ons de mate van lijden uitdelend die we nodig hebben, zodat we de grootste mate van gelukzaligheid kunnen genieten. Maar de oorzaak van lijden is de zonde, is het kwaad. Zo kunnen we nu zien dat, toen God het kwaad schiep, Hij het meesterstuk van Zijn liefde bereikte. En dit toppunt van de liefde wordt onthuld door het feit dat het voor God het bitterste van alle lijden betekende, kenbaar gemaakt aan het kruis van Zijn Geliefde.