God heeft Christus
"uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen ,die in de hemel en die op de aarde zijn en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader."
(Filippenzen 2:9,10)
Natuurlijk hebben exegeten alles uit de kast gehaald, om dit woord van God zo uit te leggen, dat de leer van de nooit eindigende folteringen in de hel overeind zou kunnen blijven.
"Ja", zei men "op die grote dag zullen er miljarden mensen moeten erkennen, dat Jezus Christus Heer is..., maar ze zullen dat gedwongen doen met grote tegenzin en haat in de harten."
Stellen we ons voor: Miljarden verlorenen en miljoenen geredden zullen dan samen uitroepen: "Jezus is Heer!" Voor de miljarden zal het een schreeuw van ontzetting zijn en voor de miljoenen een lofprijzing vanuit het hart.
Zou dat dan zijn : "tot eer van God, de Vader."?
Iemand schreef naar aanleiding daarvan: "In welke bizarre ideeën komen we terecht, als we Filippenzen 2:9 en 10 willen aanpassen aan onze mening."
Vergeten we niet, dat niemand kan zeggen: "Jezus is Heer" dan door de Heilige Geest. (1 Korinte 12:3) En de verloren mens zou daar dan toch wel toe in staat zijn!?
De gemeente zingt:
"Al de heidenen door Uw handen
Voortgebracht in alle landen
Zullen tot U komen, Heer
Knielen voor Uw aanschijn neer
En Uw naam ter ere leven."
Dat is psalm 86:5 in de oude berijming. En slaan we die psalm in de bijbel op, dan lezen we, wie die heidenen zijn.
"Alle volken, die Gij gemaakt hebt, zullen komen en zich voor U neerbuigen, o Here, en uw naam eren."
Dat zijn dus niet alleen de mensen, die nog op aarde zijn, als dat eerbetoon zal plaatsvinden, terwijl de volken uit de voorbije eeuwen daaraan geen deel zouden hebben. Nee, alle volken, die Gij gemaakt hebt!
Het evangelie is waarlijk een blijde boodschap.
Ook Kolossenzen is een brief in de bijbel, die antwoorden geeft, als we ons bezighouden met de vragen over hemel en hel.
Als we hoofdstuk 1: 15-20 lezen, dan vragen we ons af, hoe sterk Paulus zich moet uitdrukken om zijn lezers te verzekeren van het universele van het werk van de Zoon van God.
In Christus
"zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten, alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; en Hij is vóór alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem (……) zodat Hij onder alles de eerste geworden is (….) door Hem vrede gemaakt hebbende door het bloed van het kruis alle dingen weer met Zich te verzoenen, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is."
Zonder enige beperking wordt er gesproken van alle dingen en alle. Dat toont toch wel aan welke verwachtingen Paulus had over de toekomst van Gods schepping. En als het gaat om dat, wat in de hemel en op de aarde is, kunnen we aan niets anders denken dan aan de hele zondige, afvallige, vijandige schepping.
emand beweerde, dat het begrip "alle dingen" geen betrekking heeft op mensen. Mensen zijn immers geen dingen! Dat klinkt ons redelijk in de oren, maar we doen er goed aan de Schriften te onderzoeken, of dat wel naar het Woord is. Inderdaad moet de reikwijdte van woorden als "allen" en "alles" afgeleid worden uit de samenhang, waarin ze voorkomen. Maar juist het verband met Romeinen 5:18 toont aan dat "alles" geen uitzonderingen kent. We lazen daar, dat het door de ene daad van gerechtigheid van Christus voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven komt.
En als we dan ook 1 Korinte 15:22 erbij betrekken, waar we lezen dat in Christus allen worden levend gemaakt, dan begrijpen we, wat Paulus bedoelde met "alle dingen."
Zouden "dingen" verzoening met God nodig hebben?
Bovendien staat er in de grondtekst niet eens "alle dingen", maar "ta panta", wat letterlijk wil zeggen "het al". En toch zijn er uitleggers van de bijbel, die vasthouden aan de bewering, dat God alle dingen met zich verzoent, dus geen mensen. Het is blijkbaar voor velen een zware zaak om los te komen van de leer van de hellestraf, die altijd blijft voortduren. Vandaar zo’n wonderlijke uitleg, die eigenlijk inleg is.
Johannes 1:3
"Alle dingen (grieks: ta panta) zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding
geworden, dat geworden is."
Zou de mens niet tot dat "ta panta" behoren?
Johannes 3:35
"De Vader heeft de Zoon lief en heeft Hem alles (gr: ta panta) in handen gegeven."
Zou de mens niet tot dat "ta panta" behoren?
Galaten 3:22
"De Schrift heeft alles (gr: ta panta) besloten onder de zonde."
Zou de mens niet tot dat “ta panta” behoren?
Dat betekent, dat Kolossenzen 1:15-20 ons leert, dat God alle dingen met Zich heeft verzoend door het bloed van het kruis. Alle dingen, alle mensen.
Als dan de Here Jezus in Johannes 12:32 zegt: "Als ik van de aarde verhoogd ben, zal Ik allen tot Mij trekken.", is het dan werkelijk een probleem te geloven, dat Hij daarmee alle mensen bedoelde?
Wat bezielt ons mensen toch met de woorden van de Schriften zo om te gaan, dat we hoe dan ook onze eigen mening bevestigd willen zien?
Is het omdat we in ons eigen leven zoveel onverzoenlijkheid en liefdeloosheid aantreffen, die ons zo hebben verblind, dat we hebben leren leven met de gedachte, dat ook de Vader van onze Here Jezus Christus een onverzoenlijk God is.
Hoe ernstig is het, dat we zo het zicht zijn verloren op de uiteindelijke totale overwinning van Christus.
Nog één "ta panta" tekst:
"Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen!"
(Romeinen 11:36)
Geen twijfel mogelijk. Wat God Zich heeft voorgenomen, heeft Hij niet laten afhangen van voorwaarden en prestaties. Was dat wel zo, dan kwam er van zijn voornemens weinig of niets terecht. De Vader wil echter alles, wat uit Hem en door Hem is ook door Christus alleen terechtbrengen: tot Hem!
Ja, alleen als je zo de bovenstaande bijbelwoorden leest dan begrijp je de uitbundige lofprijzing in vers 33 en stem je er volmondig mee in: "Amen, broeder Paulus, amen zegt mijn ziel daarop."
Naar hoofdstuk 35
Naar de indexpagina