Zullen miljarden mensen voor eeuwig verloren gaan?
---
Hoofdstuk 32
ADAM EN CHRISTUS

door J. van A.

   

We leerden dat Adam een beeld is van Christus. We kunnen ook zeggen; een type, een schaduwbeeld of een voorafschaduwing.
Christus zou komen. En in het Oude Testament wierp Hij zijn schaduw vooruit. En één van die schaduwbeelden is dan Adam.
Adam is dan de schaduw en Christus is de werkelijkheid.
Maar nooit zal de schaduw de werkelijkheid in kracht overtreffen. En dat blijkt ook uit de woorden van Paulus. Hij spreekt over "veel meer" en "overvloedig" (vs. 15 en 17), als hij het werk van Christus stelt tegenover de ongehoorzaamheid van Adam.
En op dat "veel meer" ligt de nadruk. Wat God geeft in zijn Zoon is veel meer dan wat in Adam verloren is gegaan.

Christus vervangt Adam niet ten dele, maar geheel.

Adam omvatte de hele mensheid en Christus niet minder.

Wat de traditie leert

Door de ongehoorzaamheid van één mens komt het tot veroordeling van alle mensen. En door de gehoorzaamheid van Christus komt het voor een klein deel van de mensen tot rechtvaardiging ten leven.

Maar als dat zo zou zijn, dan is het niet waar, dat Christus door zijn gehoorzaamheid "veel meer" en "overvloedig", ja, "meer dan overvloedig" goed maakt, wat door Adam is aangericht! Als Paulus schrijft "veel meer", dan zouden we dat moeten verstaan als veel meer genade voor veel minder mensen.

  • Zou het zo zijn, dat God wel graag alle mensen zou willen redden, maar dat het tenslotte van de mens zelf afhangt, of dat goddelijke verlangen zal worden vervuld, dan had Paulus toch niet kunnen schrijven van de rechtvaardiging van alle mensen.
  • Zou Paulus zich niet hebben gerealiseerd, dat de lezers van zijn brief uit zijn woorden zouden hebben begrepen, dat het werk van Christus de oerzonde van Adam verre zou overtreffen en dat letterlijk alle mensen in Hem gerechtvaardigd zullen worden?
  • Welke zin zouden de uiteenzettingen van Paulus hebben, als hij van mening zou zijn, dat alle mensen door afstamming van Adam zonder meer aan de dood en de zonde zouden vervallen en een naar verhouding zeer klein aantal genade en gerechtigheid zouden ontvangen?

Zou hij dan zo kunnen schrijven?

Nee, dan zouden van Adam veel sterkere werkingen uitgaan dan van Christus. Dan zou de zonde veel meer vermogen dan de genade.

Maar de apostel schrijft onverbloemd dat de zaken zo niet liggen. Integendeel:

"waar evenwel de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig geworden…"
(Romeinen 5:20)

Als het aantal mensen, dat door het werk van Christus gezegend wordt minder zou zijn dan het aantal mensen, dat door de overtreding van Adam in de ellende is terechtgekomen, hoe kan de apostel dan spreken van "alle mensen" als hij Adam en Christus vergelijkt.

De vergelijking

Maar wat hebben Adam en Christus gemeen, dat de een met de ander kan worden vergeleken? Het ligt toch veel meer voor de hand hen in tegenstelling te zien.

De sleutel om die vergelijking tussen Christus’ gehoorzaamheid en de ongehoorzaamheid van Adam te begrijpen is dat én in Adam én in Christus de totale mensheid zonder uitzondering is begrepen. Dat is de reden, dat God Adam en Christus op één lijn brengt.

De keuze

Van niemand kan gezegd worden, dat hij gekozen heeft om in die zondaarsfamilie van Adam geboren te worden. Zo is het ook naar de Schriften dat het niet de keuze is van de mens om gerechtvaardigd te worden. Romeinen 3:12 zegt het zo:

"Er is niemand, die God ernstig zoekt."

Het is God zelf, die voor de mens gekozen heeft. Hij was het, die zocht en riep:

"Waar ben je?"
(Genesis 3:9)

Deze gedachte kan irritatie wekken, maar het is het evangelie van genade alleen.

Als we menen, dat de zegen van het werk van Christus beperkt is tot die weinigen, die zo verstandig waren om hun redding in dit leven te accepteren, dan gaat de vergelijking tussen Christus en Adam niet meer op.

Het zou dan zo worden: allen veroordeeld en weinigen gered.

De bijbel leert ons; allen veroordeeld en allen gered.

Dat is de leer, die Paulus helder uiteenzet niet alleen in Romeinen 5, maar op tal van plaatsen in het Woord. Die vergelijking tussen Christus en Adam lezen we ook in 1 Korinte 15:22

"Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden."

Merk op, dat Paulus ook hier niet schroomt om de redding van allen te leren.

NOG EEN AANTAL OPMERKINGEN BIJ ROMEINEN 5

Misschien mogen we zelfs zeggen dat we Christus’ werk heerlijkheid ontnemen, als we zouden zeggen dat de resultaten van zijn werk om zondaren te verlossen mede zouden afhangen van de instemming van de mens.

Als de Schrift ons zegt, dat de dood is doorgegaan tot alle mensen, dan is er geen gelovige, die dat in twijfel trekt. Hij ziet ook niets anders om zich heen: alle mensen zijn zondaren en sterven.

Maar als God dan in hetzelfde bijbelvers zegt, dat Hij alle mensen zal rechtvaardigen, dan weigert men dat te geloven. Men betrekt dan alle mensen op de kleine groep van uitverkorenen. Of men verbindt aan de vervulling van deze belofte de voorwaarde van geloof, waaraan de overgrote meerderheid van de mensen nooit kon of kan voldoen.

Uitleggers, die aan de traditie willen vasthouden, beweren dat Paulus in vers 17 "de velen" beperkt tot hen, "die de overvloed van genade en van de genade der gerechtigheid ontvangen". Zij alleen zullen "leven en als koningen heersen door de ene, Jezus Christus".

Maar de context leert ons, dat er hier geen beperking wordt geleerd. Het hele betoog van Paulus zou dan in de lucht komen te hangen.

Hoezo dan "alle mensen"? Hoezo dan "de velen"?

Zal het dan toch zo zijn, dat Gods Woord met alle mensen dat kleine groepje bedoelt?

En de anderen dan? De miljarden? Toch maar de eeuwige vlammen in?

De mensen, waarvan vers 17 spreekt, zullen "de velen" zijn, dus "alle mensen", Zij zullen de overvloed van genade ontvangen. Als koningen zullen allen heersen, zoals dat bedoeld was door God toen Hij sprak:

"Laat ons mensen maken….., opdat zij heersen over de vogels, het vee en over de gehele aarde…."
(Genesis 1:26)

Zo zullen ooit alle mensen komen tot het doel, dat God oorspronkelijk met de mens had: koningen heersende over Gods schepping!

Het is goed om in eerbied, biddende na te denken over de door God geïnspireerde woorden meer dan negentien eeuwen geleden door Paulus opgeschreven in Romeinen 5

"DAAROM, ZOALS HET DOOR ÉÉN DAAD VAN OVERTREDING VOOR ALLE MENSEN TOT VEROORDELING GEKOMEN IS, ZO KOMT HET OOK DOOR ÉÉN DAAD VAN GERECHTIGHEID VOOR ALLE MENSEN TOT RECHTVAARDIGING TEN LEVEN."
(vers 18)

Hoe merkwaardig is het toch, dat gelovigen, die horen dat de levende God een Redder is van alle mensen, die boodschap verontwaardigd van de hand wijzen met de vraag:
"En Hitler dan en de kinderverkrachters en de beulen van de concentratiekampen? Zouden die dan ook nog gered worden?"
Die tegenwerping is begrijpelijk en vraagt ook om een antwoord.
Maar wat, als ons wordt geleerd, dat God niet de Behouder is van alle mensen?
Vragen we dan:
"En die miljarden mensen, die nooit van het evangelie hoorden, en die Joden, die omkwamen in de nazi-tijd? Zullen die dan voor altijd in de hel branden?"

Ik heb die laatste vraag bijna nooit horen stellen, terwijl ik in kringen verkeerde, waar men de totale verzoening zeer beslist afwees. Zelf heb ik die vraag verdrongen, jarenlang, totdat die zich niet langer liet verdringen en er een antwoord moest worden gegeven. En hoe groot was mijn verrassing, toen mij bleek, dat God in zijn Woord op alle vragen heerlijk antwoord gaf.

Iemand wees mij erop, dat we ons niet mogen bezighouden met de vraag, of er veel of weinig mensen worden gered. Als de discipelen aan de Heiland vragen: "Zijn het weinigen, die behouden worden?", dan krijgen ze als antwoord: "Wat gaat het u aan. Strijdt gij om in te gaan!" (Lukas 13:23)
Je zou inderdaad daaruit kunnen opmaken, dat we ons met dat vraagstuk niet mogen bezighouden.
Maar het is toch wel merkwaardig, dat we in Matteüs 7:14 lezen, dat er weinigen zijn, die de weg naar het leven vinden en dat er velen verloren zullen gaan. Die vraag van de discipelen wordt dan toch beantwoord: het zijn er weinigen!
Later in Openbaring 7:9 wordt er dan melding gemaakt van een schare, die niemand tellen kan. En in Romeinen 5:18 lazen we dat alle mensen rechtvaardig gemaakt worden. En zo is er nog veel meer te noemen.
En je denkt: als we ons met het aantal geredde mensen niet moeten bezighouden, waarom krijgen we dan daarover wel informatie op andere bijbelplaatsen?
Het antwoord laten we nu maar rusten en we verblijden ons in de woorden, die ons leren, dat het niet blijven zal bij de weinigen van Matteüs 7, maar dat weliswaar door gericht en oordeel heen God een Behouder is van alle mensen, in het bijzonder van de gelovigen. (1 Timoteüs 4:10)


Naar hoofdstuk 33

Naar de indexpagina

   


© www.hetbestenieuws.nl