Om op die vraag een antwoord te vinden, zoeken we in de concordantie onder het trefwoord "voorbeeld". We vinden dan twee schriftplaatsen, die handelen over het oordeel: 2 Petrus 2:6 en Judas 7.
De eerste tekst zegt:
"Sodom en Gomorra tot as verbrand en tot omkering gedoemd en ten voorbeeld gesteld voor hen, die goddeloos zouden leven."
Willen we dus weten, hoe God handelen zal in zijn oordeel over de goddelozen, dan zullen we aandacht moeten geven aan het oordeel, dat Sodom trof, omdat dat ons door God tot voorbeeld is gegeven.
Dit te weten is van het allergrootste belang: God gaf ons een voorbeeld!
Ook in de brief van Judas wordt ons gezegd, dat het gericht over de tegenstanders van God een voorbeeld vindt in het gericht over Sodom.
In vers zeven staat:
"zoals Sodom en Gomorra en de steden in hun nabijheid, die op gelijke wijze als zij [de goddelozen van vers vier] haar hoererij hebben botgevierd en ander vlees achterna gelopen zijn, daar liggen als voorbeeld onder een straf van eeuwig vuur,"
De beide apostelen Petrus en Judas zeggen ons met deze woorden, dat we er goed aan doen niet alleen de geschiedenis van deze steden te onderzoeken, maar ook de profetieën, die over Sodom en Gomorra in de bijbel te vinden zijn, te onderzoeken en te geloven. We zullen dan inzicht ontvangen in de wegen, die God gaat in het oordeel, ook met zeer goddeloze mensen.
De geschiedenis van beide steden is beschreven in Genesis 18 en 19. De burgers waren zo goddeloos, dat er geen tien rechtvaardigen te vinden waren. Het oordeel over hen was vreselijk:
"maar op de dag, waarop Lot uit Sodom ging, regende het vuur en zwavel van de hemel en verdelgde hen allen."
(Lukas 17:20)
De mensen van Sodom overkwam, wat we lezen in 2 Thessalonicenzen 1:7, 8 en 9. Zij boetten met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heren.
De Here liet hun wortel noch tak over (Maleachi 4:11); ze werden uitgeworpen in de buitenste duisternis (Matteüs 8:12).
Als je van dit alles kennis neemt, ben je geneigd in te stemmen met de traditionele leer, die door de eeuwen heen Sodom heeft beschouwd als een stad, waarvan de inwoners in het vuur van de hel zijn terechtgekomen, waaruit ze nooit meer zullen worden verlost.
Sodom en Gomorra afgeschreven; geen enkele hoop meer voor die steden.
Eeuwig, onuitblusbaar vuur!!
Natuurlijk is er hoop, God kent immers geen hopeloze situaties. Hij is zelf de God der hoop. (Rom. 15:13)
Maar is er dan ook hoop voor Sodom? We luisteren naar de woorden van de Heiland, die we vinden in Matteüs 11:23 en 24:
"En gij, Kafarnaüm, zult gij tot de hemel verheven worden? Tot het dodenrijk zult gij neerdalen; want als in Sodom de krachten waren geschied, die in u zijn geschied, het zou gebleven zijn tot op de dag van heden. Maar Ik zeg u, het zal voor het land van Sodom draaglijker zijn in de dag van het oordeel dan voor u."
Ook in hoofdstuk 10:15 lezen we van die oordeelsdag, waarin het oordeel voor Sodom en Gomorra minder zwaar te dragen zal zijn dan voor de Joodse steden, die niet aan de woorden van het evangelie wilden gehoorzamen.
We willen daarover drie dingen opmerken:
1. Geloven we dat de ongehoorzame Joodse steden door het oordeel heen tot herstel zullen komen, zoals de Schriften daarvan spreken? Zo ja, mogen we dan niet verwachten, dat ook Sodom, dat door een draaglijker oordeel heengaat, ooit zal worden hersteld?
2. Hoe is de gedachte van een meer of minder draaglijk oordeel te rijmen met een eindeloos gepijnigd worden voor allen, die buiten Christus stierven?
Sodom en Gomorra zullen met weinige slagen geslagen worden (Lukas 12:47, 48) en het mag duidelijk zijn, dat weinige slagen niet eindeloos doorgaan.
De steden van Israel ontvangen vele slagen (Lucas 12:47, 48) en ook aan die vele slagen komt een einde. De Schriften zeggen immers op vele plaatsen, dat Israel na het gericht ontferming vinden zal.
3. Jezus zei, dat Sodom zou zijn gebleven tot op de dag van vandaag, als in haar de tekenen waren geschied, die in de Joodse steden waren geschied. Dat wil zeggen, dat de inwoners van die stad zich zouden hebben bekeerd, als daar de krachten van Gods koninkrijk openbaar waren gekomen.
Vandaar dat Joodse steden, waar de Heiland wonderen en tekenen had verricht, zwaarder zouden worden geoordeeld, omdat desondanks de bekering was uitgebleven.
Was het aan Sodom zelf te wijten, dat de tekenen in haar niet hadden plaats gevonden? Natuurlijk niet. Maar hoe is het dan met de rechtvaardigheid van God, als de leer van de hellestraf, die geen einde zal kennen, een leer is, die naar de waarheid is?
Kreeg Sodom dan een gelijke kans als de Joodse steden om tot bekering te komen? De Meester zegt zelf dat dat niet zo is. Hij zei toch dat Sodom zich zou hebben bekeerd als de burgers van die stad de wonderen hadden meegemaakt, die in de Joodse steden waren gebeurd.
Denk daar goed over na!
We hebben toch de neiging om te vragen: "Here, maar waarom heeft U dan in Sodom en Gomorra die tekenen en wonderen niet gedaan? Het zou toch geweldig zijn geweest, als dat eeuwige vuur niet nodig was geweest".
Maar geen tekenen en wonderen in Sodom. En mede als gevolg daarvan bekeert de stad zich niet. Dan gaat de stad onder in eeuwig vuur.
Is dan toch het "eeuwig" lot van Sodom beslist: folteringen in de hel voor altijd, voor altijd?
Maar was dat zo, dan zou de Heiland toch niet hebben gesproken over een draaglijker oordeel voor Sodom; draaglijker dan het oordeel over de steden van Israel. Die laatste steden zouden toch tot herstel komen naar het woord van de profeten!
Waaruit zou dan dat draaglijke bestaan? Het kan dan toch niet anders dan dat God ook Sodom en Gomorra na het gericht genadig zal zijn.
Nu kan het zijn, dat dit hoofdstuk over het lot van Sodom en Gomorra ons niet heeft overtuigd. Om aan alle twijfel een einde te maken gaan we in het volgende hoofdstuk Ezechiël 16 lezen.
Heeft u een woord gelezen waar u meer over wil lezen, vul het dan hieronder in.
Naar hoofdstuk 14
Naar de indexpagina