In de vertaling van het NBG van 1951, en in vrijwel alle andere vertalingen, staat in Johannes 10:17,18 dit:
"17 Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weder te nemen.
18 Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te nemen; dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen.
"
(Joh. 10:17,18;NBG)
Het gaat hier om vers 18, met daarin drie problemen.
1. het woord "macht",
2. het werkwoord "nemen",
3. het woord "leven".
We hebben het hier over iemand die dood is en "macht" zou kunnen uitoefenen en zou kunnen "nemen".
Probleem! Doden kunnen niets. Prediker 9:10 is duidelijk over wat doden "kunnen": "want er is geen werk of overleg of kennis of wijsheid in het dodenrijk, waarheen gij gaat" (Pred. 9:10;NBG). Een dode doet niets en kan niets, dus ook geen macht uitoefenen of iets nemen. De gedachte dat de dan overleden Heer iets zou kunnen doen is verkeerd. Had de Heer wel iets kunnen doen terwijl Hij in het graf was, dan zou Hij niet echt dood zijn geweest. Maar als dat laatste het geval is, dan hebben we een gigantisch probleem! Dan is de Heer niet uit de dood opgestaan en hebben we geen enkel uitzicht op een aanstaande opstanding van doden! Maar de Heer IS opgestaan en dus is Hij echt dood geweest.
Het "macht" probleem is simpel op te lossen door het woord exousia eens te bekijken in andere plaatsen. Zo vinden we het in Romeinen 9:21, waar het gaat om een pottenbakker die "de vrije beschikking"(NBG) heeft om met de klei te doen en laten wat hij wil. Een pottenbakker heeft dat recht omdat de klei van hem is. In 1Korinthe 9:4 heeft Paulus "de bevoegdheid"(NBG) om te eten en te drinken. Ook hier weer een recht. Ook 1kor. 9;5,6: 2Thess. 3:9 en Hebr. 13:10.
Zodra we in Joh. 10:18 "macht" vervangen door "recht" wordt de zaak een stuk duidelijker. De Heer had het (door God gegeven) recht om zijn ziel (niet "leven"!) af te leggen en opnieuw te krijgen/ontvangen. Dat recht had Hij kennelijk van God ontvangen omdat Hij Zich ging vernederen om zo de schepping weer terug bij Zijn Vader te krijgen.
De Heer had ook het recht Zijn ziel opnieuw te krijgen, vanwege Zijn gehoorzaamheid en het feit dat Hij Zijn leven leefde in complete overeenstemming met de Wet. Hij was zonder zonde!
Hierboven is al gesproken over het feit dat doden niets kunnen, dus ook niet "nemen". Omdat de Heer niets kon nemen terwijl Hij dood was, moet het wel aan Hem gegeven zijn door de Vader. Het Griekse woord lambanoo kan zowel met "nemen" als met "krijgen" vertaald worden.
Er staat hier dat de Heer Zijn ziel opnieuw of weder kreeg of ontving. Het gaat dus om twee maal krijgen of ontvangen. De eerste maal dat de Heer Zijn ziel kreeg was bij Zijn ontstaan uit de Vader, nog vóór het prille begin van de schepping. Hij legde die ziel af op Golgotha en Hij kreeg die ziel weder, of opnieuw, toen de Vader hem opwekte uit de dood.
Er staat in de Griekse tekst niet zOE, wat "leven" betekent, maar psychE: "ziel".
Zo komen we tot de volgende vertaling:
"17 Daarom houdt de Vader van Mij, omdat Ik Mijn °ziel neerleg, opdat Ik haar weer zou krijgen*.
18 Niemand neemt haar van Mij weg, maar Ik leg haar neer, uit Mijzelf. Ik heb het recht haar neer te leggen* en Ik heb het recht haar opnieuw te krijgen*. Dit gebod kreeg* Ik van Mijn °Vader.""
Joh. 10:17,18;SW)
Hoe komt men toch aan deze pure misvertalingen? Het is het resultaat van menselijk denken over God, met name de valse leer van de Drie-eenheid. Jezus is God en God kan niet sterven, DUS moet de Heer dit wel allemaal Zelf gedaan hebben.
Maar de Heer ontledigde Zich en werd werkelijk mens. En daarom kon Hij niet "nemen" en moest Hij "krijgen".