Is genezing ook voor vandaag?

door M.Jaegle


God weet dat de vraag van het lijden van groot belang is voor de meeste mensen. Daarom baseert Hij deze waarheid hierover niet alleen op die van onze apostel, maar Hij voegt andere voorbeelden toe waarin Hij Zijn vaderlijke zorg laat zien voor al Zijn gekwelde kinderen. Tegelijkertijd laten deze voorbeelden ons zien hoe Paulus, vanaf de crisis aan het eind van het boek Handelingen, betrokken is bij de zwakten van zijn medewerkers.

Het eerste geval is dat van Epafroditus (Filipenzen 2:26-30). Ons wordt verteld dat hij zwak is. Deze uitdrukking kan gebruikt worden bij ziekte, maar heeft meer van doen met de zwakte die er het gevolg van is. Deze trouwe dienstknecht van de Heer werd door het werk bijna tot de dood gebracht. Maar hij werd hersteld. Let op hoe Paulus dit uitlegt:

"maar God heeft Zich over hem ontfermd, en niet alleen over hem, maar ook over mij, opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben."

Met dit voorbeeld behoedt God ons voor de foute redenering dat, door het wegnemen van de gaven van genezing, alle tussenkomst van Zijn kant bij het herstellen van de zieken is uitgesloten en dat we niet meer mogen bidden voor hun herstel.
In dit geval is er een belangrijk verschil. Epafroditus was de dood nabij, maar Paulus genas hem niet door een eenvoudige aanraking, zoals hij dat eerder bij anderen had gedaan. Ook zegt hij niet dat God deze krachtige daad door middel van zijn handen had gedaan, maar eenvoudig:

"God heeft Zich over hem ontfermd"

De diepe genade van God blijft! Dit is de kostbare vrucht van Zijn machtige liefde, door welke Hij in staat is, als het overeenkomt met Zijn wil, de Zijnen uit de meest hopeloze zwakheden te herstellen. Velen hebben dit ervaren. Ieder lijdend kind van God mag rekenen op Gods genade, maar zou niet achter wonder-werkers moeten aanhollen die de mensen maar misleiden. Het is heel duidelijk aangetoond dat de krachten van de duisternis, als boodschappers van licht, in staat zijn te genezen; maar ze brengen tegelijkertijd hun slachtoffers in geestelijke slavernij.
Het is een vergissing, God te willen dwingen, door Hem van te voren te danken en dan te denken dat dit Hem zou verplichten tot handelen. We zouden het aan Hem moeten overlaten, vertrouwend dat Hij zal doen wat het beste is en dankbaar zijn, ook als er geen genezing is. Dat is het hoogste, meest God erende geloof.

De ervaring van Epafroditus moet niet worden veralgemeend. Ontelbare voorbeelden tonen aan dat dit niet altijd opgaat. Vele zwakheden van gelovigen worden tot de dood gedragen!

In het geval van blijvend lijden, wordt het juiste gedrag ons aangereikt met het voorbeeld van Timotheüs, het bijzonder bevoordeelde waarachtig geestelijk kind van Paulus in het geloof. Dit is weer zo'n praktisch voorbeeld. Eén enkel vers vertelt ons wat Paulus de juiste gang van zaken vond:

Drink voortaan niet alleen water, maar gebruik een weinig wijn voor uw maag en voor uw gedurige ongesteldheden.
(1Tim.5:23;NBG)

Als, op dat moment, de gave van bovennatuurlijke genezing nog steeds beschikbaar was, dan misleidde Paulus degene die hem en zijn leer het meest dierbaar was. Fanatieke hedendaagse geloofs-genezers moeten hem aanklagen, die toch de grootste van hen allen was, vanwege zwaar gebrek aan vertrouwen in God, wanneer hij Timotheüs verteld maar een natuurlijk oplossing te nemen. Maar de apostel werd door de heilige geest geleid. De alcohol vraag is hier niet het punt, maar de goddelijk aanwijzing dat gedurende de bedeling van de genade, het heel gewoon en goed is natuurlijke geneesmiddelen te nemen. Alle wetten van de natuur zijn goddelijk en de meeste van onze ziekten komen voort overtreding van die wetten, hetzij door onszelf of door onze voorouders. De juiste herstelmiddelen kunnen de falende functies corrigeren en zijn in overeenstemming met Gods eigen wetten. Zij die Paulus' advies hebben opgevolgd, hebben ondervonden dat het helpt.

Maar er is nóg een andere belangrijk voorbeeld waarover Paulus aan Timotheus schrijft (2Tim. 4:20). Kort voor zijn eigen dood schrijft hij hem dat hij Trofimus ziek in Milete heeft moeten achterlaten. Deze trouwe metgezel was te zwak om de reis met Paulus te kunnen voortzetten. Voor hen beide was deze scheiding erg moeilijk. We mogen er zeker van zijn dat de apostel Trofimus niet zou hebben achter gelaten als het hem was toegestaan hem te genezen. Waren de Pinkster-zegeningen nog van kracht geweest, dan had Paulus zijn zakdoek uit zijn zak genomen en hem in een oogwenk van zijn ziekte genezen. Trofimus kwam geen geloof tekort en bij Paulus ontbrak het niet aan de wil. Toch zegt hij niet dat Trofimus achter bleef, maar dat hij hem zelf achter liet, zo er de nadruk op leggend dat hij hem niet kon helpen.

Een samenvatting van deze voorbeelden geeft ons een volledig verslag van de leer aangaande ons gedrag in geval van ziekte in onze tijd, vanuit het standpunt van geloof en praktijk.
In een harmonieus dubbelportret geeft God ons twee voorbeelden van de goddelijke zijde en twee van de menselijke zijde:

GODDELIJK
Paulus
Al-voldoende genade
Epafroditus
Goddelijke genade
MENSELIJK
Timotheüs
Natuurlijke oplossingen
Trofimus
Afzien van genezing

Hier is het onmogelijk de wonderlijke genezingen van het Korinthische type in te brengen. We kunnen bovenstaande verslagen niet lezen zonder te worden getroffen door het feit dat God vastbesloten was Zijn machtige genade en medeleven door te zetten als de grootste van Zijn gaven.

Paulus heeft nog een andere getuige. De drie woorden die hij gebruikt om hem voor te stellen, zeggen alles wat nodig is.

"geliefde geneesheer Lucas "
(Kol. 4:14)
Lucas, de geneesheer. Hoewel hij het verslag van Christus als Zoon des Mensen schreef en ook het boek Handelingen, wordt zijn beroep alleen in Kolossenzen 4:14 genoemd. Gedurende de periode van de wonderbare genezingen was er geen ruimte voor zijn beroep. In die periode werd een bezoek aan een geneesheer misschien wel als ongeloof aangeduid?

Tijdens de bediening van de Heer en die van Zijn twaalf apostelen, waren de wonderbare genezingen zo essentieel voor het verkondigen van het Koninkrijk, dat de geneesheer (binnen de bediening;WJ) geen plaats had. Was dat allemaal doorgegaan, dan had Paulus Lucas nooit als geneesheer geïntroduceerd. Het feit dat hij zei:

"Alleen Lucas is nog bij mij "
(2Tim. 4:12)
dat, toen Paulus door allen was verlaten, Lucas de enige was die nog bij hem was, moet voldoende zijn geweest om hem een goede naam te geven. Maar voor de apostel, of liever voor God zelf, was het een mogelijkheid om aan te geven dat we niet langer op wonderen kunnen leunen. Nu is het het heel juist een dokter te raadplegen, in plaats van de lijdende te laten liggen op grond van de mening dat alleen goddelijke genezing in overeenstemming met de Bijbel is. Deze misvatting kan tot tragische gevolgen leiden!

Parallelen hiervoor kunnen elders in Paulus' onderwijs worden gevonden. In 2Kor. 4:16, als de apostel schrijft:

"al vervalt ook onze uiterlijke mens "
zegt hij geen woord over het tegengaan van dit vernederend proces door wonderbare genezing, maar hij gaat voort met:
"nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd."
Daar is hij nu mee bezig. In zijn verzoek (Efe. 3.16) om kracht voor de leden van het Lichaam van Christus, pleit hij niet voor de uiterlijke mens, maar voor de innerlijke. Daarvoor is lichamelijke zwakte geen hinderpaal, maar kan zelfs de beste achtergrond zijn (2Kor. 12)

Paulus is het beste voorbeeld van deze waarheid. Hoe vaak is, in zijn veelzijdige bediening, de kracht niet geopenbaard in zijn zwakte! Hij kan dan ook getuigen:

"want ik heb meer gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar de genade Gods, die met mij is. "
(1Kor. 15:10;NBG)
Verder schrijft hij van "zuchten" (2Kor. 5:2; Rom. 8:22) in verband met de uiterlijke mens. Dat is een uiting van een lijdend, zwak lichaam. Maar hij weet hiervoor geen ander medicijn dan het opstandingslichaam. Hij houdt zich bezig met het volledige, niet het tijdelijk. Wonderbaarlijk herstel van dit lichaam der vernedering is niet zijn doel, maar de gelijkmaking ervan naar Zijn heerlijk lichaam.

De radicale omslag die hier heeft plaatsgevonden, berust op de leidende rol die is gegeven aan de geest. De aardse zegeningen van de Pinksterbedeling stond het lichaam allerlei eisen toe, maar voor de hemelse zegeningen die aan Paulus werden geopenbaard, is de geest de juiste ontvanger. En "leven", in de geest van de gelovige, is niet in de uiterlijke, maar in de innerlijke mens.

In de verslagen van de bediening van onze Heer, lezen we dat de kracht van Jezus uitging. Dit moet in Zijn lichaam gezeten hebben, zelfs het aanraken van Zijn kleding gaf genezing (Matt. 9:20). Vandaag is Hij een levendmakende Geest. Toen we geloofden, raakte Hij onze geest aan, die dood was geweest voor God. Nu is ze in direct contact met de bron van alle leven en ervaart er voortdurende vernieuwing door. De opstandingskracht van Zijn geest komt direct uit Zijn geest over in de onze, naar mate we ons vlees kruisigen. Daaruit komt de kracht voor onze innerlijke mens. Het lichaam zelf echter wacht op zijn toekomstige bevrijding (Rom. 8:23).

Aangezien onze geest, voor zover het zegeningen betreft, boven het lichaam werd gesteld, moeten we iedere hulp en zorg gebruiken die de natuur ons biedt om ons lichaam te laten gedijen, opdat het dienstbaar aan ons kan zijn. Daar moeten we dan ook een verstandige manier van leven aan toevoegen, vrij van zondige, schadelijke gewoonten, met vrede en vreugde in de Heer in ons hart. Dit heeft een zeer gunstig effect op ons gestel. Daarbij moeten we ons ook bedenken dat toewijding voor allen voordelig is, belofte dragend voor het leven van nu en ook voor het toekomstige (1Titus 4:8). Paulus verwaarloosde zijn lichaam niet. Hij vroeg om zijn reismantel (2Tim. 4:13). Hij nodigde allen op het schip uit te eten en gaf zelf het goede voorbeeld.

Maar de grootste aandacht legde hij altijd bij de geest. Hij besluit Filippenzen met:

"De genade van de Here Jezus Christus zij met uw geest. "
Als hij uitnodigt te streven naar gezondheid, dan doelt hij allereerst op het geestelijke. Gezond in geloof, gezonde woorden, gezonde leer - dat is waar hij naar verlangt!

Maar schreef Jacobus niet voor dat de zieke ingewreven moest worden met olijfolie in de naam van de Heer en dat de oudsten een gebed over hem moeten uitspreken (Jac. 5:14,15)??
Hier zal het juist snijden van het Woord licht geven. Jacobus schreef aan de twaalf stammen, de Pinkstergemeente. Hier moeten we heel zorgvuldig de twee lijnen opmerken! Die van het Koninkrijk was toen nog steeds van kracht. Eerst toen Paulus gevangene werd in Rome was het volledig afgesloten. Jacobus was een dienstknecht van de Besnijdenis en zij die zijn brief kregen waren Joden. Dit hoort bij het verkondigen van het Koninkrijk, waarin deze gaven niet teruggetrokken waren, maar met de Israëlitische ecclesia zelf verdwenen.

Als het de wil van de Heer was geweest om de Korintische gaven voort te zetten, dan zou Paulus, die het model was in zijn geestelijk karakter, een ander einde hebben gehad. En dan zouden deze gaven tot in het oneindige zijn doorontwikkeld. Maar God leidde Zijn gewillige slaaf op zo'n manier dat de eindfase van zijn leven tot een profetie werd gemaakt van onze huidige bedeling. Zijn ervaringen spreken nog steeds tot ons. De radicale omslag in Gods handelen met hem wordt een onoplosbaar raadsel als we het niet zien in het licht van zijn onderwijs. In zijn uiterlijk ligt hij hulpeloos in een Romeinse gevangenis, zonder enig wonder te zien en zonder er ook maar één te doen. Hij lijdt heel veel, in het bijzonder onder de eenzaamheid. Hij was zo alleen en verlaten dat Onesiforus hard had moeten zoeken om hem te vinden(2Tim. 1:17). De oorzaak van het verlaten van Paulus is niet moeilijk te vinden. Het eerste optreden van de apostel was vol van wonderen en zonder twijfel konden velen zich dat herinneren. In Efeze deed God, door de handen van Paulus, buitengewoon krachtige daden(Hand. 19:11). Zij die bij hem waren konden opscheppen over deze apostel. Toen men het waagde de grote boodschapper van de Koning in de gevangenis te werpen (in Filippi), schudde God de grondvesten van de gevangenis, zodat alle deuren werden geopend en alle ketenen verbroken (Hand. 16:26). In geen enkel opzicht was Paulus minder dan Petrus. Ja, dit was het soort Christendom waarmee men de massa kon bereiken en de menigte plezieren!! Met zulke wonderen werd de wereld tenminste iets van de kracht van de Almachtige getoond!

Maar een ambassadeur in ketenen, achter gevangenismuren, de arme Paulus voor wiens bevrijding zijn Heer niets deed en die zelf niet langer wonderen kon verrichten, zo iemand trok geen aandacht, behalve voor hen die in de pas liepen met zijn latere onthullingen. Ze zouden zelfs kunnen concluderen dat er iets met Paulus' geloof aan de hand was! Hem en zijn kleine clubje volgen moest toch naar boven leiden en niet naar beneden?? Ziende op de kennelijke terugval van de eens zo grote apostel, hadden de meesten geen andere keuze dan hem te verlaten (2Tim. 1:15; 4:16). Dit was geen terugval naar de wereld en haar zonden, zeker niet, maar een vasthouden aan de Koninkrijksbediening met haar aardse zegeningen. Dit vereist absoluut het afwijzen van Paulus' laatste evangelie. Ze schaamden zich voor zijn ketenen. Zij verkondigden Christus vanuit een partijschap, om zo zijn gevangenschap zwaar te maken(Fil. 1:17). Het waren voornamelijk hen die ijverige voorstanders van de besnijdenis waren, die zo vaak Paulus hadden vervolgd en gewelddadig de genade voor de volken buiten wet om hadden tegengewerkt.

Ja, we zien hier een aangrijpend drama, dat een ernstige waarschuwing voor ons is. Geen gelovige zou zich vandaag de dag bewust van Paulus afkeren. Maar dit soort gebeurtenissen wijzen ons ernstig op het feit dat gebrek aan kennis ons er onbewust toe kan aanzetten. Wie denken dat Pinksteren en Korinthe de hoogste en heerlijkste tijden waren uit de geschiedenis van de ecclesia en wie enthousiast is over de tekenen en wonderen en wie zich inspant ze nu te herstellen, is niet niet alleen bezig met kinderlijke zaken, maar heeft Paulus vergeten en verlaten in zijn gevangenschap.

Maar iemand die, in geest, hem heeft gevolgd in zijn Romeinse gevangenis en wie het hemelse lotdeel en de superioriteit van de geestelijke zegeningen heeft mogen zien, die verlangt niet langer naar de lagere gaven en wenst niet terug te keren tot het niveau van een kind.

Hiervoor is een goede kennis van Pinksteren noodzakelijk. De leer van Paulus aangaande de huidige ecclesia maakt een einde aan de ontwikkeling van Pinksteren. Maar het is niet een definitief einde, want God zal, na onze opname, opnieuw beginnen met Israël, precies waar Hij er mee ophield. De bruid, of het Koninkrijk, of Pinkster-ecclesia zal heropgericht worden. Tijdens de grote beroering waarvan de Openbaring spreekt, zal ze weer aanwezig zijn en haar Messias verwachten op de Olijfberg.

Wanneer dat zal gebeuren, zullen wij "boven" zijn, bij de Heer, en met Hem nederdalen als Hij naar hen toegaat. En, net zo weinig als we de aardse gaven dan nodig zullen hebben, zo weinig van waarde zijn ze nu, want we zijn al levend gemaakt in geest en, in geloof, hebben we onze plaats al ingenomen in de hemelen.

We moeten, opdat we de twee lijnen juist kunnen schatten, ons herinneren dat de Heer de kennis over dit geheimenis niet herstelde tot voor zo'n honderd jaar geleden. Toen leerden we weer het woord der waarheid recht te snijden. Voor die tijd was dit onderwijs bijna onbekend. (De schrijver doelt hier op de huidige ecclesia. De boodschap van universele verzoening is door de eeuwen heen wel bekend geweest, zij het in zeer kleine kring;WJ) De afwijzing van Paulus' bijzondere opdracht begon al tijdens zijn leven. Gedurende de loop van de geschiedenis was zijn leer vrijwel onbekend of werd ze verworpen. Zo raakten, stuk voor stuk, deze diepe waarheden verloren en zonk de kerk steeds dieper en dieper, totdat de absolute fundering van onze redding, rechtvaardiging door geloof, omhuld was door duisternis.

Het grote keerpunt kwam toen God ingreep en Hij, door middel van de hervormers, begon te herstellen wat verloren was gegaan. Wij mogen ons verheugen te mogen leven in een tijd waarin God, door middel van door Hem gekozen leraren, ons opnieuw de diepste Paulinische waarheden geeft. Zo is de cirkel voltooid en de ecclesia voorbereid op de terugkeer van haar geliefde Heer. Dat is het heldere licht, dat afsteekt tegen de toenemende duisternis van onze wereld.

Niemand menge het hemelse met het aardse, ook al hebben ze dezelfde Schepper, Bewaarder en Voltooier. Net zo min moeten we onszelf toestaan de twee verschillende lichamen, bedoeld voor deze plaatsen, te vermengen.

M.Jaegle.




www.hetbestenieuws.nl