De verrezen Christus moet aan Paulus onthuld hebben dat God op het punt stond Israel voor een onbepaalde periode te verstoten, gedurende welke aan de heidenen genade aangekondigd zou worden. Dit wordt door Paulus uitgelegd in de hoofdstukken 9, 10 en 11 van zijn brief aan de Romeinen. Paulus had mogelijk geen idee hoe langdurig deze periode zou zijn. Ze zou eindigen met de terugkeer van Christus naar de aarde, om Zijn heerschappij als Israel's Messias te beginnen en de verlossing van het verstoten Israel tot stand te brengen. We weten nu dat het al bijna 2.000 jaren heeft geduurd en nog niet voorbij is.
Tijdens deze periode heeft God door Paulus aangekondigd dat Hij met de wereld werd verzoend vanwege Christus' offer. Doorheen deze periode is God bezig uit de mensheid individuen uit te roepen die met Hem verzoend worden - door geloof in Christus als hun Redder. In Efeziërs vertelt Paulus ons dat deze heiligen de leden van de ecclesia vormen (beter bekend onder het woord "kerk"), die het lichaam van Christus is.
We weten ook uit Paulus'geschriften dat wanneer de periode eindigt, dit Lichaam (van zowel die heiligen die in die tijd in leven zijn en de heiligen die opgewekt zijn vanuit de doden) samengevoegd zal worden met Christus, het Hoofd, en weggevoerd zal worden om haar ultieme bestemming in de hemelen te vervullen.
In het Grieks wordt dit Lichaam SUN-SOMAN genoemd, wat feitelijk "samen lichaam" betekent. De Concordant Version vertaalt het met "joint body"(gezamenlijk lichaam). In het tweede hoofdstuk van Efeziërs legt Paulus uit hoe het offer van Christus de barrière tussen God en de heidenen heeft afgebroken, zodat in deze periode en in God's ogen alle onderscheid tussen Jood en heiden is verdwenen, aangezien zij die leden van het gezamenlijk lichaam worden een "nieuwe mensheid" vormen (Efe, 2:15).
Wanneer wij, die deze heerlijke feiten van God's genade geloven, rondkijken in de wereld en proberen "de kerk" te identificeren, vinden we een probleem. Wat we zien is een groot aantal "kerken" die allen geloof in Christus belijden, maar verschillen in zaken van leer en liturgie. Daarom hoort men vaak de vraag: Hoe weet ik wie lid is van het lichaam van Christus? Wij hebben niet het recht deze vraag te stellen. De leden van het lichaam zijn aan God bekend (2 Tim. 2:19).
Ongetwijfeld is de fragmentatie van de vroege kerken in splintergroepen die "kerken" of "denominaties" of "sekten" worden genoemd het werk van Satan geweest. Gedurende de twee voorbije millennia heeft hij vele Christenen weggeleid van "gezonde leer." Zeker, mogelijk leest de meerderheid van de kerkgaande Christenen vandaag maar zelden hun Bijbels. Ze zijn meer geïnteresseerd in de liturgie, muziek en groepsactiviteiten van hun kerken. Maar toch wordt er nog steeds een hogere standaard verwacht van allen die zichzelf Christenen noemen. Dit heeft een uitgesproken effect gehad op de beschaafde wereld. Men huivert als men er aan denkt wat de wereld van de mens vandaag was geweest als deze gefragmenteerde kerken niet zouden bestaan.
Waarom is het dat "de kerk van het Lichaam van Christus" niet gemakkelijk geïdentificeerd kan worden? In Efeze 2:19-22 vergelijkt Paulus de kerk met een gebouw waaraan gebouwd wordt. Wij neigen te vergeten dat de bouw nog niet voltooid is! Bijna 2.000 jaar geleden legde God de "Hoeksteen"- Christus Jezus (Efe. 2:20). Sindsdien heeft elke gelovige een andere toegevoegde steen vertegenwoordigd. Op Zijn tijd zal God de laatste steen leggen! Alleen dan zal de kerk te zien zijn in haar heerlijk voltooide staat.
Denk u een groot gebouw in dat in oprichting is. Je verwacht een massa stenen, wanorde en slordigheid te zien. In het geval van de kerk ziet Satan er op toe dat dit wordt aangezwengeld door wrijving die oprijst onder de werkers; zij spreken niet allen één taal, noch gebruiken zij allen dezelfde gereedschappen; de een vindt zichzelf beter dan een ander. Het vitale ding voor ons is er aan te denken dat God de Architect is. Wij moeten het geloof hebben te geloven dat na verloop van tijd al Satan's manipulaties weggewerkt zullen zijn geworden, en dan zullen we in staat zijn het voltooide gebouw in al haar schoonheid te zien.
Vandaag zijn de leden van Christus' Lichaam verspreid over de kerken van het Christendom en velen worden niet eens (h)erkend als leden van een speciale kerk. Het is niet aan ons te proberen hen te identificeren. Paulus' geschriften maken het duidelijk dat in zaken van gedrag de eerste taak van de Christen niet is naar anderen te kijken, maar in zichzelf. Is hij een goed lid van het Lichaam? Verheerlijkt hij God in zijn persoonlijk leven? Heeft hij mededogen met zijn naaste? Kort gezegd, wandelt hij waardig aan God's roeping? Zijn leven moet zich niet afspelen binnen een kleine groep van mede-gelovigen. Hij dient zijn plaats in te nemen in de wereld van mensenzaken en daar zou hij een licht moeten zijn, een stralend voorbeeld van de nieuwe mensheid (Filip. 2:1-18).
Paulus spreekt tot alle secties van de mensheid - tot echtgenoten, vrouwen, kinderen, meesters en dienaren. Indien wij "lichten" zouden zijn zou dat inhouden dat ons licht gezien zal worden door hen die in duisternis zijn - onze ongelovige medemensen! We moeten er zeker van zijn dat wij, in onze relaties met hen, niet een "heiliger dan gij" houding aannemen, want Christus stierf ten behoeve van ons "terwijl wij nog zondaren waren."
Het is een feit dat sommige Christelijke groepen het voor een buitenstaander moeilijk maken met hen gemeenschap te hebben. Maar in andere kan men een geest van liefde en aanvaarding vinden, in de naam van Christus. Paulus zelf ontdekte een groot verschil in gedrag tussen de vroege kerken die door hem gegrondvest of opgevoed waren. Denk er aan hoe anders hij moest omgaan met de Korinthiërs vergeleken met de Thessalonicenzen of de Filippenzen. Maar aan elk van hen besteedt hij dezelfde liefdevolle zorg. Laten we ons geen zorgen maken over hoe andere gelovigen op ons reageren. Laten we er zeker van zijn dat het niet wij zijn die schuldig zijn aan on-broederlijk gedrag.
Paulus schatte de liefde in als de grootste van Christelijke deugden (1 Kor. 13). Indien wij gemotiveerd worden door liefde is het niet moeilijk gemeenschap te hebben met andere gelovigen die mogelijk niet alles op dezelfde wijze als wij zien op punten van leer. En laten wij in deze gevallen niet de verschillen benadrukken; laten we ons concentreren op wat we gezamenlijk hebben - liefde voor onze hemelse Vader en voor Zijn Zoon die Hoofd van de kerk is.
Nog voor geen ogenblik zouden wij de blijdschap van gemeenschap willen betuttelen met die gelovigen voor wie wij een speciale band van liefde voelen. Maar ons licht zou schijnen waar ook maar het leven ons brengt. Het grootste deel van de reis ligt in de wildernis van de mensenwereld. Laten we allen pogen God te verheerlijken in de woestijnzanden, net zoals in de aangename weidevelden van de oase.
Deze publicatie mag vermenigvuldigd worden voor persoonlijk gebruik.
©Grace And Truth