"Want God heeft allen onder ongehoorzaamheid besloten, om Zich over allen te ontfermen.
"
(Rom. 11:32;CV).
Maar weinig woorden in de Schrift zijn zo rijk aan betekenis als deze. Zij zijn het hoogtepunt van alles wat de apostel heeft gezegd sinds Romeinen 9:11, de verbazingwekkende oplossing voor zijn verdriet, het verbazend bewijs van Gods vasthoudende liefde. Toch hebben weinig woorden zoveel weerstand en mishandeling ondervonden in preken van mensen als dit stukje van Paulus.
Er zijn hier twee grote waarheden, of beter: twee helften van één waarheid, waarvan de een niet gewaardeerd of gecompleteerd kan worden zonder de ander. Het eerste deel is dat God Zelf betrokken is bij alles wat gebeurt, en het tweede is dat Zijn handelen, en het doel daarvan, alle mensen aangaat. Dit is een heerlijke onthulling, maar ze is onaanvaardbaar voor de geest van Kaïn in ons, die poogt God tot onze schuldenaar te maken, of de geest van de vrienden van Job, die suggereren dat ieders ellende hun eigen schuld is.
Het falen om Gods hand te zien in iedere gebeurtenis in het leven van ons allen, is een tragedie die onze ellende versterkt en ons gevoel van vervreemding intensifeert in een donkere en eenzame wereld. De aanvaarding van deze onbuigzame woorden in Romeinen 11;32 is een zegen die onze levens vult met vreugde en vrede.
De kwetsbare positie van heel de mensheid, van zowel Israël als de natiën, werd duidelijk gemaakt in Rom. 1:18-3:20. Van 3:21 tot en met 8:39 was Paulus bezig met de gelovigen. Dan, beginnend met hoofdstuk 9, is hij bezig met onze aandacht op Israël's falen te richten, met enige aandacht voor de natiën en hun huidige voordelen staande voor God. Dit zijn de onmiddellijke en oppervlakkige overwegingen geweest, maar doorheen de brief is het echte brandpunt van de aandacht gericht geweest op het handelen van God.
Wat betekent het God te zijn? Dat wil zeggen: Wat vertelt Gods Woord over Hem Zelf, over het belang van Zijn godheid? God is al-wetend, al-machtig, al-rechtvaardig, al-liefhebbend. Hij laat niets over aan het toeval en bepaalt dat iedere ervaring en gebeurtenis uit zal lopen op het goede.
"Kennis van het Woord van God is goed, een bekend zijn met Zijn wegen is beter, maar een verwerkelijking van Hemzelf is het beste. Geloof aanvaardt Zijn uitspraken, vertrouwen doet onderschikken aan Zijn wegen, liefde berust op Zijn wezen. Laat ons geloven wat Hij zegt, dan zullen wij ons niet alleen verheugen in wat Hij doet, maar jubelen over wat Hij is..."
(A.E.Knoch, The problem of evil and the judgments op God, p.340)
De godheid van God wordt het best uitgedrukt door Zijn activiteiten doorheen onze Heer Jezus Christus, speciaal in het niet sparen van Zijn Zoon, maar door het overgeven van Hem voor ons allen(Rom. 8:32). "Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft"(Joh, 3:16). "God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is"(Rom. 5:8). " Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods.
"(1Kor. 1:18). "Want de liefde van Christus dringt ons, daar wij tot het inzicht gekomen zijn, dat één voor allen gestorven is. Dus zijn zij allen gestorven."(2Kor. 5:14,15).
Dit is geen theoretische zaak, maar een zeer fundamentele en praktische zaak voor heel ons bestaan. Je hebt er een God voor nodig Die betrokken is bij alles wat gebeurt om deze grote verlossing en heerlijke voleinding voor elkaar te brengen. De mogelijkheid van het bestaan van de een of andere kracht die buiten God om werkt, is fataal voor alle zekerheid van mededogen en genade. Daarom is het ook fataal voor alle echte vitaliteit die uit het geloof kunnen ontvangen.
De apostel Paulus heeft ons van aangezicht tot aangezicht gebracht met dit feit. Indien Israël ooit binnen wil gaan in de aan hen beloofde zegeningen, dan moet God nu (en altijd al) de macht hebben over hun koppigheid. In feite moet hun koppigheid altijd al deel en doel uitgemaakt hebben van Zijn doelstelling, net als de genade die het moet verdringen.
Er is er maar Één Die God is over allen, en deze Ene is de Vader van onze Heer, Jezus Christus, Die door Hem bekend werd gemaakt en alle dingen bewerkt door Hem.
Of het komt door de ervaring van koppigheid in de mens of door het schenken van de zegeningen van mededogen en liefde, uiteindelijk is er Één Die het allemaal in Zijn handen houdt. Dat is de conclusie van Paulus na al de betogen in Romeinen 9-11. Na deze lange overwegingen over de toestand van Israël en de positie van de natiën onder de verzoening, wordt onze aandacht met kracht gericht op God.
Toch ziet Paulus God hier niet als de exclusieve God van Israël, maar hij ziet hem als de God van heel de mensheid. Na al dit overdenken van Israël's geschiedenis en van de toekomstmogelijkheden, zien we plotseling dat de apostel al de hele tijd een veel breder beeld voor ogen had. Hoofdstuk acht eindigde met gedachten over Gods liefde voor de uitverkorene, en hoofdstuk negen begon met gedachten over het falen van Israël, maar nu worden we naar een onthulling geleid over Gods handelen met betrekking tot de hele mensheid.
Zodra we de algemeenheid van de betekenis van Romeinen 11:32 gaan waarderen, kunnen we ieder detail in 9:1-11:31 zien als behulpzaam en noodzakelijk bij het logisch en onontkoombaar leiden tot deze conclusie. We zijn gegaan van de specifieke stukjes informatie over de geschiedenis van Israël en het staan voor God, naar een algemene conclusie over Gods aionische handelingen, die kostbaar licht werpen op de bijzonderheden van onze eigen levens.
We moeten nooit bang zijn om aan een passage de volst mogelijke betekenis toe te kennen, in het bijzonder wanneer ze rechtstreeks spreekt over Gods grootheid. Laten we er op voorbereid zijn in alle dingen Gods hand te zien, Zijn kracht, heerlijkheid en liefde te erkennen, zelfs in de tijdelijke duisternis en ellende van deze aion. Dit is het grote voorrecht van geloof - niet geloof in de vooruitgang van de mens of in het een of andere vage vermoeden dat het allemaal wel beter zal worden, maar geloof in God als de Ene Die alles doet medewerken ten goede. Dan zullen we ook onzelfs met de diepste oprechtheid en overtuiging de woorden van Romeinen 11:33-36 horen herhalen:
"33 O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!
34 Want: wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie is Hem tot raadsman geweest?
35 Of wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet?
36 Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen."