|
"Ook zeiden zij: Welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot
de hemel reikt, en laten wij ons een naam maken, opdat wij niet over de gehele aarde
verstrooid worden"
(Gen.11:4)
Dat men geen toren kan bouwen, die werkelijk tot in het heelal reikt, was ook de
mens uit de oudheid al duidelijk. De uitdrukking in Genesis 11:4 heeft een dubbele
betekenis, wat blijkt wanneer we haar met andere teksten vergelijken. Aan de ene
kant betekent het gewoon: een zeer hoog bouwwerk. Over de steden in het land
Kanaän wordt bijvoorbeeld gezegd:
"De mensen zijn groter en langer dan wij, de steden zijn groot en
hemelhoog versterkt"
(Deut.1:28, zo ook 9:1)
Het bijbelse woord "hemel" kan op de atmosfeer – de luchthemel – betrekking
hebben. Het is echt zo, dat hoge gebouwen daarin oprijzen, hun top reikt tot in de
wolken. Tot op de dag van vandaag zijn torens een zinnebeeld van macht. Babel
moest een stad van superlatieven zijn: hoger, groter, weidser dan welke andere
ook.
Anderzijds suggereert de uitdrukking "tot de hemel" contact met de onzichtbare
hemelen, de werelden van hogere dimensies.
"Toen droomde hij, en zie, op de aarde was een ladder opgericht,
waarvan de top tot aan de hemel reikte, en zie, engelen Gods
klommen daarlangs op en daalden daarlangs neder"
(Gen.28:12)
Wat velen zich misschien niet realiseren: Babel was vanaf het begin een vrome
stad! Bij de toren van Babel ging het niet alleen om een monument van macht,
maar het ging vóór alles om een religie. De toren met zijn spits die tot in de hemel
reikte, was wellicht de eerste "kerktoren" ter wereld. Moest dit heiligdom met zijn
spitse toren het goede contact, de "hot line" met de hemel uitbeelden? Misschien
schuilt in de formulering "tot de hemel" ook een zinspeling op de voorliefde van
de Babylonische godsdienst om de hemelverschijnselen te observeren en
astrologie te bedrijven.
De hele geschiedenis is in elk geval een zinnebeeld betreffende het wezen
van door mensen gemaakte godsdienst. Door eigen inspanningen wil men een
soort ladder bouwen die van onder tot boven, tot in de hemel, reikt. "Goede
werken" moeten toegang tot God verschaffen, en ze moeten vooral ook voor
anderen tot in de verre omtrek zichtbaar zijn. De toren "staat" in ieder geval voor
de inspanningen van mensen om in eigen kracht tot God te naderen. Dat brengt
zware arbeid met zich mee: tichelstenen bakken, en met die stenen sjouwen. Maar
het is de moeite waard, want uiteindelijk kan men zich daarmee een reputatie, een
"naam" maken.
Dat was de clou waar het allemaal om draaide: al dit aktivisme moest uiteindelijk
een concreet doel dienen – een gemeenschappelijke naam moest eruit
voortkomen, en hij moest zelfgemaakt zijn.
"Laten wij ons een naam maken!"
Deze zelfgeschapen naam moest grootgemaakt worden. Met andere woorden: de
mensen wilden zichzelf verheerlijken! Zo ontstond de eerste "denominatie" ter
wereld.
Laat me in dit verband een definitie geven. De term "denominatie" is
afgeleid van het Latijnse denominare = benoemen. Denominaties zijn groepen van
mensen, die zichzelf met een bepaalde naam aanduiden en hun identiteit aan deze
naam verbinden. Voorbeelden van denominaties zijn kerkgenootschappen (men
zegt dan: ik ben hervormd, ik ben gereformeerd, ik ben katholiek…) of politieke
stromingen (ik ben communist, socialist, liberaal, etc.).
Met het kernprobleem werd Babylon al bij haar ontstaan opgezadeld. Nimrod was
de eerste "dictator", die Babel tot macht en aanzien bracht.
"En Kus verwekte Nimrod; deze was de eerste machthebber op
aarde; hij was een geweldig jager voor het aangezicht des HEREN;
daarom zegt men: Een geweldig jager voor het aangezicht des
HEREN als Nimrod. En het begin van zijn koninkrijk was Babel…"
(Gen.10:8-10).
We moeten ons hierbij niet een doelbewust goddeloze rebel voorstellen, maar
veeleer een charismatisch leidersfiguur die tevens een gelovige was. Hij was
immers geweldig… "voor het aangezicht des HEREN". En tot op de dag van
vandaag worden denominaties in de meeste gevallen door grote voorbeelden in
het leven geroepen, "geweldigen voor de HERE". Het is interessant om op te
merken, dat het woord "koninkrijk" op deze plaats voor het eerst in de bijbel
voorkomt. Nimrod gebruikte zijn volmacht dus om zijn eigen rijk te bouwen. Deze neiging was overigens niet met Babel begonnen, maar ging tot de dagen van
Noach terug:
"De reuzen waren in die dagen op de aarde… dit zijn de geweldigen
uit de voortijd, mannen van naam"
(Gen.6:4)
Vanaf het begin ging het om de vraag: Welke naam moet opgeheven worden: die
van God of die van de een of andere mens? En hoewel de naam des HEREN sinds
de dagen van Seth al aangeroepen en verkondigd werd (Gen.4:26), "verenigden"
de mensen zich onder leiding van Nimrod om voor zichzelf een naam te maken.
Daarmee verwierpen ze, bewust of onbewust, de naam des HEREN en zodoende
de HERE zelf. De uitdrukking "de Naam" is immers een aanduiding van God
(Hand.5:41, 3 Joh:7).
De mensen van weleer waren blijkbaar enthousiast over hun denkbeelden en
stonden als één man achter het projekt. Maar nu wierp God een blik achter de
coulissen van dit "babylonische stelsel":
"Toen daalde de HERE neder om de stad en de toren, die de
mensenkinderen bouwden, te bezien, en de HERE zeide: Zie, het is
één volk en zij allen hebben één taal. Dit is het begin van hun streven;
nu zal niets van wat zij denken te doen, voor hen onuitvoerbaar zijn"
(Gen.11:5-6)
God onderkende dat in dit soort eenheid een ontzaglijk potentieel schuilging:
"niets zal voor hen onuitvoerbaar zijn". Met Zijn uitspraak bevestigde Hij, dat de
mensen die in Zijn beeld zijn geschapen en dit potentieel in zich dragen werkelijk
tot alles in staat zijn, en tenslotte alles kunnen verwezenlijken, mits ze het maar
eenparig doen.
En de mensen waren destijds één van zin en vastbesloten om hun eigen
wil door te drijven. Een droom van de mensheid leek dichtbij te zijn gekomen en
bijna tastbaar te zijn geworden: om alles "maakbaar" te maken. En het "projekt
Babel" zou nog maar het "begin van hun streven" zijn! De geheime slogan, het
gemeenschappelijk "devies" van Babel zou kunnen zijn geweest: "Alles is
maakbaar!"
Waarom liep God niet warm voor dit vooruitzicht? Omdat Hij destijds al wist,
waarheen het zou leiden en hoe het zou eindigen! Tegenwoordig hebben wij er
ook een vermoeden van, ten dele omdat we het al beleefd hebben en het nog
steeds meemaken, maar ook omdat de Bijbel er een profetische beschrijving van
geeft. De opkomst en ontwikkeling van het "babylonische systeem" is namelijk één
van de centrale thema’s van de Schrift. In de Openbaring, de tegenpool van het
boek Genesis, neemt Babylon een grote plaats in (Openb.14:8, 16:19, 17-18). Het
kernprobleem schijnt te zijn dat de ontwikkeling twee kanten opgaat:
- De wetenschappelijke en technische mogelijkheden nemen
voortdurend toe. Door het geleerde over te dragen en door
onophoudelijk verder te zoeken rijst het technische potentieel van de
mensheid om zo te zeggen "tot in de hemel". We kunnen vandaag
harten transplanteren en varkens fokken die zo groot als runderen
zijn. En we kunnen door middel van afstandbediening bommen van
vele kilometers hoogte in een luchtkoker gooien. We hebben
ziektekiemen gekweekt, verwekkers van ongeneeslijke kwalen die
door mensen zijn bedacht, om door middel van "biologische
oorlogsvoering" (wat een naam!) miljoenen te kunnen vernietigen.
"Alles is maakbaar"!
- Maar tegelijkertijd brokkelt de onderbouw van het hele stelsel af.
Morele waarden als eerlijkheid, trouw, dankbaarheid, barmhartigheid
en bescheidenheid raken in verval. De ware oorzaak is opnieuw, dat
het allerdiepste fundament: het geloof in God, steeds meer wordt
aangetast.
De mensheid schijnt een ontwikkeling door te maken, waarin ze hoe langer hoe
meer voor de rol van de verloren zoon kiest:
"Geef me mijn erfdeel – de Aarde! Ik wil ermee doen wat IK wil!
MIJN wil geschiede, zowel in de hemel als op aarde!"
Op deze manier wordt de mens werkelijk, en in tweeërlei zin des woords, "tot alles
in staat". Enerzijds is niets hem meer "onmogelijk", anderzijds schrikt hij ook
nergens meer voor terug. En is er voor een ongemanierd kind wel een erger straf
denkbaar dan hem zijn eigen zin te laten doen?
God doorzag wat de mens, als "weg naar de toekomst" aan het bouwen was: het
was de weg naar de afgrond. Derhalve besloot Hij om in te grijpen. Niet
ontstemming, maar liefde tot de verdwaalde mens was Gods motief om het
enthousiasme van de energiek bouwende eenheids-organisatoren de kop in te
drukken:
"Welaan, laat ons nederdalen en daar hun taal verwarren, zodat zij
elkanders taal niet verstaan! Zo verstrooide de HERE hen vandaar
over de gehele aarde, en zij staakten de bouw van de stad. Daarom
noemt men haar Babel, omdat de HERE daar de taal der gehele aarde
verward heeft en de HERE hen vandaar over de gehele aarde
verstrooid heeft"
(Gen.11:7-9)
God maakte de georganiseerde eenheid kapot, omdat Hij inzag, dat dit machtige
instrument, dat zulke onvermoede krachten kan vrijmaken, zou worden misbruikt.
Tegen al het eenheidsstreven in was de vrucht van heel Gods optreden dus:
splitsing en verwarring:
- De afzonderlijke groepen begonnen "een andere taal te spreken". Tot
op de dag van vandaag is het nog steeds zo, dat zich binnen
denominaties telkens weer een eigen taal ontwikkelt, die uiteindelijk
alleen nog maar door "insiders" wordt beheerst.
- Het eindresultaat was, dat de verschillende groepen elkaar niet meer
konden verstaan. Tot op de dag van vandaag is het nog nimmer gelukt
om door menselijke inspanningen ware eenheid en harmonie te
bewerkstelligen, of op te heffen wat maar al te menselijk is: Dat in de
meeste gevallen de ene groep eenvoudig niet met de andere "kan
opschieten".
- De plaats die het summum van eenheid had moeten worden, werd in
werkelijkheid het begin van onenigheid en verwarring!
Aangezien de namen van de huidige denominaties niet in de bijbel voorkomen,
zou men kunnen menen, dat er ten tijde van het Oude- of het Nieuwe Testament
nog niets van dien aard bestond, en dat de gelovigen uit vroeger tijd de
problemen, waarmee wij ons tegenwoordig aftobben, nauwelijks gekend hebben.
Het tegendeel is echter waar! Het verschijnsel van de vorming van denominaties is
bijna zo oud als de mensheid zelf, en zowel het Oude- als het Nieuwe Testament
staan vol met voorbeelden die ons laten zien hoe denominaties ontstaan, welke
uitwerking ze hebben, hoe God er tegenover staat en hoe wij ermee behoren om
te gaan.
- Het begint met de "geweldigen uit de voortijd", de "mannen van
naam".
- Het wordt voortgezet met Babel en zijn bevolking, die zich "een naam
wilde maken".
- Later werd Israël in twee grote machtsblokken gesplitst – de namen
"Juda" en "Israël" werden zo tot een gedenkteken voor het
uiteenvallen van een volk in twee "denominaties".
- Aan het einde van het "Oude Testament" zien we, hoe twee elkaar
onderling bestrijdende denominaties de leiding over het volk hebben
genomen en het geestelijke landschap ten tijde van Jezus met hun
rivaliserende leerstellingen stempelen: de Farizeeën en de
Sadduceeën.
Alleen worden zulke verschijnselen in de bijbel geen "denominaties" genoemd,
daarom hebben wij hun aktuele betekenis voor onze eigen tijd doorgaans niet
onderkend.
Het verslag van Babel is niet slechts een "bijbelse geschiedenis", opdat we onze
kinderen bij het slapengaan iets spannends kunnen vertellen. Het betreft ons. Het
beschrijft geen volken die lang geleden zijn ondergegaan, maar onszelf
hoogstpersoonlijk!
- Willen ook wijzelf niet bij andere mensen voor "reuzen" of
"geweldigen" doorgaan en zodoende voor onszelf "een naam
maken"?
- Wie van ons is er werkelijk helemaal vrij van, om zich door de mening
van anderen, of door de "gangbare opvattingen" te laten beïnvloeden?
- Wie van ons valt het niet moeilijk, zijn eigen zwakheden en fouten,
zijn onbekwaamheid en hulpeloosheid, tegenover zichzelf en in het
openbaar toe te geven?
De Babylonische torenbouw houdt voor kerk- en gemeentedeuren geen halt. Wij
moeten onszelf ernstig beproeven:
- Willen wij binnen "onze" gemeenschappen een groeps-bewustzijn,
een "wij-gevoel" bevorderen? Raakt de naam van de Here daarbij,
nauwelijks merkbaar, maar hoe langer hoe meer op de achtergrond?
Dan begeven we ons op een zéér oude, bijzonder platgetreden,
levensgevaarlijke weg!
- Speelt de naam van "onze gemeenten", "onze kringen", óns
kerkverband, ónze organisatie en óns werk wellicht een te grote rol
voor onze identiteit? Verheerlijken wij tenslotte de naam van onze
eigen groep?
- En zijn tot op de dag van heden door het streven om de eigen, of de
"ware schapen" bijeen te houden, niet altijd weer nieuwe
denominaties ontstaan, die in werkelijkheid nooit een uitgangspunt
voor eenheid werden, doch alleen maar een nieuwe steen des
aanstoots voor de zoekenden?
Zijn we misschien zó in deze problematiek verstrikt geraakt, dat we die helemaal
niet meer kunnen waarnemen? Zien we wellicht door de bomen het bos niet
meer? Lijden we misschien aan "beroepsblindheid", leven we al zolang in deze
"nestgeur" dat wij die helemaal niet meer bespeuren? Hebben we onszelf al zózeer
met dit stelsel van de denominaties vereenzelvigd, dat we helemaal niet meer
horen KUNNEN, laat staan horen WILLEN, wat God erover zegt?
Zou het zo kunnen wezen… dat de versplintering van de christenheid in vele
onderling wedijverende groepen helemaal niet "uit de duivel" stamt, maar - net
zoals in Babel – een gericht Gods inhoudt over mensen die begonnen waren om
voor zichzelf een naam te maken en die te verheerlijken?
[met toestemming van de auteur vertaald uit: Urzeit und Endzeit. Der Heilsplan Gottes von
der Genesis bis zur Apokalypse. Ongepubliceerd manuscript van Armin Christian Held, Am
Raun 3, A-6460 Imst, Tirol, Österreich, 2002]
| |