Een van de tegenstellende kenmerken van Paulus' evangelie, wat het afsneed van dat wat door Petrus en de andere apostelen werd verkondigd, en wat het markeert als een nieuwe start in Gods wegen, uniek en te onderscheiden van dat wat tevoren was verkondigd, was rechtvaardiging. Het feit dat in Paulus' boodschap de gelovige gerechtvaardigd werd, en dat onherroepelijk, is een fundamentele en revolutionaire verandering in de wijze waarop God omgaat met zonde. Eerder was Hij aan de straffen voor zonden voorbij gegaan in Zijn verdraagzaamheid, maar nu rechtvaardigt Hij zondaren. Dit verbazingwekkend feit schijnt maar door een enkeling begrepen te worden. Dat God kan rechtvaardigen wat Zijn schepping heeft vernield, dat Hij het karakter van deze ontwrichtende daden kan veranderen, is een wonder dat alleen God teweeg kan brengen.
Dit moet begrepen worden om de superioriteiten van Paulus' evangelie te kunnen verstaan. Dat zijn boodschap een vooruitgang is boven wat er door onze Heer en door de twaalf verkondigd was, en door Paulus zelf tijdens een deel van zijn bediening, is duidelijk voor hen die de onderscheidenheid er van herkennen. Bekering en doop in water voor de vergeving van zonden en het geschenk van de heilige geest, moeten tegengesteld worden aan geloof en rechtvaardiging en het inwonen van Gods geest in de gelovige. Wat essentieel is voor de gehoorzaamheid van de mens wordt minder bezwaarlijk en eisend, en wat door God wordt gegeven is veel meer superieur. Bekering en doop benadrukken menselijke activiteiten, stappen die genomen moeten worden, dingen om te doen. De mens moet van mening veranderen voor wat betreft zijn zonden en hij moet ondergedompeld worden in water. Oppervlakkig gezien zijn zijn eigen daden overheersend. Hij moet zijn houding tegenover zijn eerdere doelen wijzigen. Wat hij eerder dacht juist te zijn, moet hij nu zien als zonde. Zijn hele manier van leven was fout geweest, want het was niet op God gericht. Hiervan moest hij zich bekeren.
In geloof, echter, ligt de nadruk op God. Hij is de Ene Die heeft gehandeld, en Hij heeft gesproken over Zijn daden, en wat Hij zegt is waar. Geloof stemt in met wat God doet. Het gaat om God geloven. Het ziet weg van menselijk onvermogen, en wordt niet geabsorbeerd door zonden, maar concentreert de aandacht op God en Zijn Woord. "Laat God waar zijn en ieder mens een leugenaar"(Rom. 3:4;SW) zijn woorden van geloof. Onze gevoelens, onze gedachten, onze daden zijn waarschijnlijk verkeerd, maar Gods Woord is ongelooflijk precies en zou vurig geloofd moeten worden.
We zien in Paulus' evangelie een wegtrekken van het vlees en een nadruk leggen op geest. De essentiële geestelijke activiteit van het God geloven, is verbonden met een doop die niet waarneembaar is voor de zintuigen, maar die ervaren wordt door degene die gelooft, en dit resulteert in een rechtvaardigend vonnis. Dit heeft op zich in het heden geen fysiek fundament, maar wordt in geest genoten. Het wacht op een verwezenlijking in de toekomstige dag, wanneer we in Zijn aanwezigheid foutloos zullen worden getoond, onaantastbaar, hoewel velen zouden wensen ons van zonde te beschuldigen.
Wij rechtvaardigen onze zonden niet! De schade die we bewust of onbewust toebrengen aan onze medemensen durven we niet als terecht opeisen. Wij kunnen geen kwaad doen opdat er goed uit voorkome. Wij kunnen ons gedrag niet rechtvaardigen. Maar God kan dat wel. Dit wordt gerealiseerd in geest en is het enig solide fundament van ware blijdschap. In Paulus' evangelie trekt het vlees zich terug naar de achtergrond. Het vindt haar ware plaats als gekruisigd. Het vlees, en dat wat er mee samenhangt, vindt haar roemloze einde aan het kruis, die schandelijke, oneerbare, vernederende en vervloekte paal. Dit is het hart van Paulus' evangelie, maar niet dat van de Besnijdenis.
Rechtvaardiging, dat heerlijke geschenk van God, zo genadevol toegekend aan hen die Hem geloven, moet zorgvuldig onderscheiden worden van vergeving. De twee termen hebben verschillende betekenissen en onderscheiden verbanden. Het is waar dat elk verbonden is met zonde, elk heeft te maken met wangedrag, met falen. Vergeving, echter, is tijdelijk van karakter en hangt af van daarop volgend goed gedrag. Een volharding in zonde na vergeving zal niet noodzakelijk een verse aanvoer van genade brengen. Vergeving veronderstelt een zich bekerende geest en een veranderde houding, leidend naar goede werken. De daad of daden die vergeven werden behouden nog steeds hun oorspronkelijk karakter, ze zijn nog steeds wangedrag. Het is alsof het verslag is uitgewist, maar toekomstige toekenningen van genade kunnen niet worden gegarandeerd. Er is enige onzekerheid en twijfel, want het hangt voor een deel af van volgend goed gedrag.
Vergeving is verbonden met het uitvoerend gezag, de koning of de minister. Hij is mild in verband met voorbije overtredingen, toont mededogen en wil genade schenken. In de losse, maar veelzeggende, termen van het taalgebruik is het alsof de gezagdrager wil zeggen: "Voorbij is voorbij, geef me de hand en vergeet het. Maak de lei van het verleden schoon en start met nieuwe moed." Stevig verbonden met deze tolerante houding is de stilzwijgende overeenkomst dat toekomstig gedrag een waardering moet laten zien van de toegewezen gunst, omdat een toekomstige verslapping mogelijk niet op dezelfde clementie kan rekenen. Deze overdenking van de term "vergeving" hebben we overgezet naar ons gebruikelijk verstaan van het woord en wat daarmee verbonden is, en zulk een betekenis is duidelijk ook onlosmakelijk verbonden met het Schriftuurlijk gebruik er van.
Let er op dat in Lucas 1:77,78 de vergeving van zonden verbonden is met het genadevolle mededogen van God, en vergelijk dit met rechtvaardiging, die gebaseerd is op Zijn genade, een dieper en meer goddelijke karakteristiek. In Lucas 4:18 wordt vergeving verkondigd aan gevangenen en de onderdrukten ontvangen haar voordelen, figuren die overeenkomen met het koninkrijkskarakter er van. De instabiliteit er van kan gezien worden in Mattheus 18:21-35, waar onze heer de gelijkenis uitspreekt van de boze slaaf, wiens heer hem grote schulden had kwijtgescholden die hij niet kon terug betalen. De slaaf, die de getoonde genade niet waardeerde, onderdrukt een van zijn eigen medeslaven voor een onbetekenende schuld. Zijn falen om net zo'n genade te tonen als die hij zelf had ontvangen, was er de oorzaak van dat de vergeving werd ingetrokken en de boze slaaf werd gedwongen alles te betalen wat hij schuldig was. Onze Heer eindigt met te zeggen: "Zo zal ook Mijn hemelse Vader met jullie doen, indien ieder van jullie zijn broer niet zal vergeven vanuit jullie harten." (Matt. 18:35;SW).
Deze Schriftplaatsen zijn waar in hun context, maar zouden van Paulus' schitterende onthullingen moeten worden afgesneden, waar allesoverstijgende en onverdunde genade, zonder iets van werken, tentoongesteld wordt.
In Paulus' evangelie wordt een rechtvaardigheid van God onthuld: God gaat niet langer aan de straf voor zonden voorbij. Niet langer is verdraagzaamheid noodzakelijk. Niet langer worden zonden bedekt. De tijdelijke geschiktheid van vergeving is vervangen door iets blijvends. in Christus Jezus heeft God Zich voor eens en altijd met de zonde bezig gehouden. De zonden van de mensheid, nee, van al Gods menigten aan schepselen, werden afgehandeld aan het kruis. In Christus Jezus is er verlossing voor allen. Het lijden van Gods Gezalfde is van zo'n wezenlijke waarde, dat God in staat is, door dat lijden, alle zonde te rechtvaardigen. Dit is het wonder dat in Paulus' evangelie wordt onthuld.
Hoe kan men zeggen dat God rechtvaardig was in het vervloeken van Zijn Geliefde? Deed Hij er goed aan Hem te verlaten op die vervloekte paal? Hij gaf Zijn Zoon over aan kwaadaardige mensen en boosaardige geestelijke vijanden, en deed niets om Hem te verdedigen. Het was God Die het mes hanteerde dat dit Offer doodde. Het is belangrijk de dood van Christus te zien vanuit het goddelijke aspect, aangezien een te grote nadruk op wat de mens deed ons denken zal overschaduwen bij de grote zaken die hier spelen. God was de belangrijkste speler in ieder detail dat met de dood van Christus te maken had. Satan, mensen en boodschappers waren Zijn middelen in die vreselijke tragedie. We verminderen niet de vreselijke zonde van hen die er de hand in hadden, maar we willen de nadruk leggen op de rol die God speelde in deze gebeurtenissen. Petrus geeft een stortvloed aan licht op het lijden van Christus, als hij schrijft: "...maar met het kostbaar bloed van Christus, als van een vlekkeloos en onbesmet lam, tevoren gekend, ja vóór de nederwerping van de wereld, doch openbaar gemaakt op het laatste van de tijden, vanwege jullie," (1Pet. 1:19,20;SW). Voor die grote omwenteling, die de vroege schepping van God verscheurde, haar perfectie vernielend en het woest en steriel achterlatend, leeg en onproductief, nutteloos voor God en Zijn schepselen, voordat dit was gebeurd, stond Christus bekend als het foutloze en ongevlekte Lam. Zelfs toen alles nog perfect was, maakte het lijden van Zijn Christus al deel uit van Gods aionische plan. Ook Christus, in die verre dagen, wist van Zijn strijd en wat de Vader van Hem wilde. Maar de eerste daad van de aionische tragedie was nog niet op het toneel gebracht. Satan was nog niet geschapen om tegenstander te zijn en te vernielen. De eerste van de boze aionen moest nog beginnen. Toch was alles al bij God bekend. Wij kunnen, wij mogen, God niet van de verantwoordelijkheid ontlasten van iets dat gebeurd is sinds de schepping begon in Christus. Kwaad en zonde zijn niet de indringers die het universum binnendringen tegen de bedoeling van God. Zij zijn een onlosmakelijk ingrediënt in Gods plan en zijn ingebracht geworden door onze liefhebbende, wijze God, om de basis te vormen van Zijn aionisch handelen. Zij zijn essentieel en fundamenteel voor een volkomen onthulling van God.
Zonder de zonde zou de onthulling van God onvolledig zijn. Het zijn de vergissingen, de onrechtvaardigheden, de oneerbiedigheid en de overtredingen, die het materiaal leveren waarmee God tijdens de aionen werkt. Voor de aionen waren ze afwezig en nadat ze hun loop volbracht zullen hebben zullen ze niet meer nodig zijn, want hun werk zal gedaan zijn. Om de geweldige problemen te verstaan die het leven met zich brengt, moeten we ons realiseren dat al wat gebeurt tijdens de aionen in overeenstemming is met de bedoeling van God en door Hem wordt gebruikt om het doel te bereiken dat Hij voor ogen had voordat de aionen begonnen. En dat doel was "Alles in allen"(1Kor. 15:28) te worden in al Zijn schepselen. Alles draagt bij aan dit grootse doel.
Dit begrijpen van de aionische tragedie is noodzakelijk om te verstaan hoe God zonde kan rechtvaardigen. De schade en vernieling, het lijden en schande kan gerechtvaardigd worden omdat God Zelf in deze schepping de voorwaarden introduceerde die deze gevolgen voortbrachten, maar men een doel voor ogen dat de middelen volledig zou rechtvaardigen. De drie grote pilaren van waarheid die de grote leerstelling van rechtvaardiging ondersteunen zijn:
- Alles is uit God.
- Alle zegen is het gevolg van het lijden, de dood en opstanding van Zijn Zoon.
- Alles is voor God. Hij zal alles in allen zijn.
Wie kan de verschrikkelijke hoeveelheid lijden berekenen die is voortgekomen uit Adam's oorspronkelijke zonde? De geschiedenis van de twee voorbije aionen is verduisterd met wanhoop, gedragen met ellende, en verzwaard met smart. Wat een vloed aan rampen is voortgebracht uit die ongehoorzame daad van slechts één man! De uitkomst er van is te zien in miljoenen en miljoenen mensen, gedoemd om vanaf de geboorte te zondigen. Lijden en ellende zijn de nauwe metgezellen geweest voor velen in de meeste van hun dagen. Niemand van ons is in staat de verschrikkelijke vernietiging te bepalen die door zonde in Gods schepping is teweeggebracht. Welke maat of kwantiteit zullen we geven aan het lijden van één mens? Vermenigvuldig dit met de aantallen die sinds Adam zijn geboren, en wat een zielverpletterende som aan ellende en smart wordt hier gepresenteerd! Maar dit alles werd door onze grote God, Die liefde is, zo bedoeld. Laat dit onze harten vasthouden, want het is van groot belang!
Wie kan de omvang van het lijden van Christus meten? Zulk een onderwerp moeten we benaderen met een eerbiedige en aanbiddende geest, maar het past ons het onze ernstigste overweging te geven, want Zijn lijden vormt de basis van de redding van allen.
Hij was vanaf het begin de Geliefde van de Vader geweest. Hij was de enige Zoon van God, geliefkoosd en begunstigd. God had over Hem al Zijn aanhankelijkheid uitgestort en Hem begenadigd met al Zijn geschenken. Hij was uniek in Gods schepping, in het bezit van de heerlijkheid van God en de geest van God, zonder mate. Hij was de Schepper van alles, want door Hem werd het zichtbare en het onzichtbare universum geschapen. Niemand anders dan God was vóór Hem in tijd, en geen ander was Zijn gelijke in status. Hij was allerhoogst. Vóór Zijn vernedering kon Hij het universum zien als Zijn handwerk, iets wat Hij bereikte, geschapen voor Zijn Vader en Hemzelf. En het was het Zijne door het recht van schepping en door het recht van geschenk, want voor Hem was alles geschapen. Deze Verhoogde was het Die leed als gevolg van zonde. Het was Hij Die werd geslagen door de handen van Zijn God, Die hem opofferde om de diepten te tonen van Zijn liefde.
Het lijden van Christus is het antwoord op deze kolossale vragen: Kan God rechtvaardig zijn en een Rechtvaardiger van de zondaar? Welk wonder is er verricht zodat deze daden van ons, die onze medemensen beschadigen en pijn doen en onze liefhebbende God beledigen, gerechtvaardigd kunnen worden? Hoe wordt een zondaar vrijgesproken door het hemelse gerechtshof? Het kruis van Christus levert het antwoord. Maar waarin ligt de kracht van Zijn lijden? Hoe verandert het bloed van Christus het karakter van onze daden? Want dat is wat vereist wordt! Het is geen wettelijke fictie die verricht is geworden, waarbij het verkeerde goed wordt benoemd. Een zonde moet omgevormd worden in een daad die de vereisten van een God Die licht is bevredigt.
Het antwoord is nauw verbonden met de kolossale waarheid dat alles uit God is. Het was God Die de tragedie van de aionen over de mens bracht. Er was voor de mens in deze geen kwestie van keuze. Hij werd door God geschapen met het oog op zijn betrokken worden in kwaad en zonde. God is allerhoogst en doet met Zijn schepselen wat Hij wil. Hij kneedt ze in de vorm die Hij bedoelt, en wij, de gekneden, kunnen tegenwerpen: "Waarom maakt Hij me zo?" Hij die niet de liefde en het doel van God kent, zou kunnen beweren: "Waarom verwijt Hij dan, als alles overeenstemt met Zijn bedoeling?" (lees Rom. 9:19). Maar wie zijn wij om onze Schepper zo'n vraag te stellen? Hij is de Allerhoogste en is vrij om met Zijn schepselen te doen en laten wat Hij wil.
Maar staat God aan de kantlijn van de aionische tragedie, toekijkend als publiek terwijl Zijn grote ontwerpen uitgewerkt worden in Zijn schepselen, maar Zelf daarbij onaangetast? Nee, want Hij, de Heer die niet los te maken is van Zijn werk, is in hoge mate betrokken bij de vreselijke gevolgen van zonde, en wordt veel dieper dan Zijn schepselen er door aangegrepen. Zonde heeft Zijn handwerk vernield, verstoorde Zijn schepping, en heeft Hem de liefde en aanbidding en heerlijkheid ontnomen die Hem, als bron van alles, rechtmatig toekomt. Wijzelf hebben een minuscule waardering van de verwoesting die door de zonde is bewerkt, en voelen elke dag de pijnen en straffen van de vloek van de zonde. Is dit niet een zwakke replica van God, de Bron van alles, moet voelen te midden van Zijn vernielde maaksels? Reageert Hij niet op de tragedie van de aionen? Doet Zijn hart geen pijn? Wordt het lijden van de mensheid niet in het hart van de Vader weerkaatst? Hij lijdt, zonder enige twijfel, met Zijn schepping doorheen de loop van de aionen. Maar de meest bittere klap van de zonde werd uitgedeeld toen die Zijn hart doorboorde, Hem Zijn Geliefde ontnemend. Laten we vooral niet over onze God denken als een harde, onpersoonlijke Godheid, ver boven het aionisch lijden verheven, maar als aan een meelijdende Vader.
God heeft de zonde in het universum geïntroduceerd met het oog op het uitwerken van Zijn bedoeling van het uiteindelijk Alles in allen worden. Om dit doel te bereiken is het essentieel voor al Zijn schepselen om er door en door van overtuigd te zijn dat God Zelf de som van al hun verlangens is, de vervulling van al hun hoop, en de voleinding van de ervaringen van het leven. Het is essentieel dat zij falen en ellende kennen, vernedering en pijn, opdat, wanneer God Zich aan hen onthult, zij zonder aarzelen en spontaan Hem zullen aanbidden en bewonderen als hun liefhebbende Vader en Bron van alle geluk. God Zelf introduceerde de zonde in het universum door middel van Satan, en aan het kruis raakte Hij Zelf nauw betrokken met de vreselijke gevolgen van de vloek van de zonde. Want Zijn Zoon, Zijn Geliefde, werd tot zonde gemaakt ten behoeve van de mensheid. Zonde, die Zijn handwerk vernielde, bereikte zijn meest vreselijk top toen ze Zijn Zoon doodde. Wat een verschrikkelijke catastrofe was dat! De schepping zelf was door zonde verwoest. Nu hing Hij, door Wie alles begon en in Wie alles zijn samenhang heeft, aan een paal, veracht door mensen, tegengestaan door Satan, en verlaten door Zijn God. Zo brachten kwaad en zonde hun meest bittere vrucht voort en degradeerden ze de enig geboren Zoon van God, zodat Hij hing met rovers en misdadigers, te midden van het uitschot van de menselijke gemeenschap.
Maar dit zat in Gods plan voor Zijn schepping. En in dit alles bleef God rechtvaardig. Al Zijn daden waren onberispelijk. Hoewel Hij de zonde introduceerde door middel van Zijn schepselen, zondigde Hij daarin niet. Wat het was geen vergissing of falen van Zijn kant. Het was naar Zijn bedoeling, en het zal gerechtvaardigd worden door de weldadige gevolgen die er door verkregen zullen worden. Zoals in het kruis van Christus, wat de meest vreselijke misdaad van de mensheid was, zo ook in al het andere. God wordt gerechtvaardigd in al wat Hij doet, want Zijn uiteindelijk doel om Zichzelf te verheerlijken en Zijn schepselen te zegenen is het overheersende doel dat luister bijzet bij al Zijn aionisch handelen. In de briljante heerlijkheid van Zijn einddoel worden de somberste en duisterste kenmerken van de aardse geschiedenis omgevormd tot een schitterend vertoon van Zijn kracht, wijsheid en liefde.
In het bloed van Christus wordt zonde gerechtvaardigd omdat door Zijn lijden God in staat is de diepe voorraden van liefde open te stellen, die anders verborgen waren gebleven in Zijn hart. Het was nodig dat Hij Zijn Zoon offerde als Offer, omdat het de enige manier was om Zijn liefde te tonen. De vernedering, schande, het lijden, en de dood van Christus, de geliefde Zoon van God, is Gods methode van het tentoonspreiden van de uitgebreidheid van Zijn aanhankelijkheid aan de menigten van Zijn schepselen. Is dit niet een heldere rechtvaardiging van zonde? Laten we het duidelijk uitdrukken:
- God was van plan Zijn liefde te onthullen.
- Zijn aanhankelijkheid kon alleen onthuld worden door het offeren van Zijn Zoon.
- Het offer kon alleen aanleiding vinden in een harde noodzaak.
- De noodzaak voor een offer werd geleverd door een door zonde vernield universum.
Het Offer werd eerst geleverd en daarna de omstandigheden die riepen om het Offer te introduceren. Hij bepaalde eerst dat Hij Zijn genade zou onthullen en leverde toen de omstandigheden die de grenzen van de diepe bronnen van Zijn liefde testten en die de onmetelijke afmetingen van Zijn aanhankelijkheid onthulden. Het lijden van Christus was de enige methode waarmee dit alles bewerkt kon worden. Het was daarom essentieel dat ze zouden gebeuren. Zijn offer was door God vastgesteld vóór de nederwerping. Zonder dit zou de schepping onwetend zijn gebleven van de liefde van God. De goddelijke orde is de verklaring van rechtvaardiging: het Offer werd eerst geleverd, daarna kwam de zonde. De kruisiging van de Zoon van God was, als je het analyseert, een daad van God. De mens offerde voor God het Offer waarvan de zoete geur zou voortduren doorheen de aionen en daarna. De zonde en vernedering van de mens bereikten hun toppunt in het lijden van Christus, maar vormen tegelijk de noodzakelijke basis voor Gods heerlijkheid en de zegening van de mensheid. De zonden van de mensheid sinds Adam, kwamen voort uit het zelfde karakter als de allerhoogste zonde. De mens is, in principe, oneerbiedig, een verachter van God, weigerend Hem te erkennen, en falend Hem als God te verheerlijken. Niemand zoekt God, maar allen mijden Hem. Maar deze verdorvenheid, dit vernielend gedrag, dat de gemeenschap ontwricht en God pijn doet en beschadigt, wordt gerechtvaardigd, omdat alleen daardoor God in staat wordt gesteld de diepten van Zijn hart te onthullen door Zijn onbeschrijfelijke geschenk. Rechtvaardiging is vast gegrondvest in de genade van God.
God is rechtvaardig als Hij de zondaar rechtvaardigt, maar is Hij rechtvaardig als Hij over Zijn Zoon de onwaardigheden, de schande, het lijden en de dood van het kruis laat komen? Hoe rechtvaardigt God zulk een behandeling van Zijn Zoon? Hij verdiende anders en Hij leed ten behoeve van anderen. Kan dit gerechtvaardigd worden? Ja, want de vrucht van heerlijkheid die Christus zal vergaren als gevolg van Zijn lijden, zal Zijn beloning zijn voor al wat Hij moest doorstaan. Vanwege Zijn gehoorzaamheid bij het verlaten van de hoogten van de hemel en het Zichzelf vernederen, zelfs tot de kruisdood, verhoogt God Hem zeer, en begenadigt Hij Hem met een naam die is boven alle naam, de naam van Jezus, waarvoor elke knie in bewonderende aanbidding zal buigen. Dit is Zijn beloning. Vóór Zijn vernedering was Hij soeverein geweest in het universum, en nu is Hij dat opnieuw, maar met een belangrijk verschil. Nu is Hij Redder, Verlosser, Verzoener. Door Zijn lijden wint Hij de aanhankelijkheid en krijgt de Hij onafgedwongen bewondering van de menigten van Gods schepselen, en dat alles is Gods werk. Zal Hij dan niet Zijn Vader rechtvaardigen voor alles wat Hij op Hem legde op Golgotha? Tijdens de laatste aionen zal ieder schepsel in de hemelen en op de Aarde geleerd hebben over het lijden van de Christus en van de diepten van de liefde van de Vader die daarin werd onthuld, en iedere knie zal buigen voor Hem Die stierf, Hem erkennen als Heer, tot heerlijkheid van God, de Vader. We kunnen zeer zwakjes binnengaan in de vreugde, de bevrediging, de dankbaarheid die de Zijne zal zijn als Hij de uitgebreide mogelijkheden van liefde en bewondering ziet die zullen bonken in het hart van een ieder van de menigten van de blije familie van de Vader.
Zo zal alles uiteindelijk gerechtvaardigd worden. Geen andere manier zou hebben volstaan. Gods onvergelijkelijke wijsheid, dienend in de zaak van Zijn liefde, heeft een methode voortgebracht die de aanbiddende verwondering van onze harten oproept. Wat hebben we een God! Wij aanbidden voor Hem met Paulus' woorden in onze harten:
"33 O diepte van rijkdom en wijsheid en kennis van God! Hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk Zijn wegen!
34 Want wie kende het denken van de Heer, of wie werd Zijn raadgever?
35 En wie geeft eerst aan Hem, en het zal hem terug betaald worden?
36 Want uit Hem en door Hem en tot Hem is het al. Hem zij de heerlijkheid tot in de aionen. Amen."
(Rom. 11:33-36;SW)