Een begrip dat steeds in evangelische kring gebruikt wordt voor het tot
geloof komen van een mens is: wedergeboorte.
Daarom denken we aan de hand van de Schrift na over de betekenis.
Wedergeboorte komt als zelfstandig naamwoord in NBG’51 twee keer
voor, in Mattheüs 19:28 en in Titus 3:5 als vertaling van het Griekse
begrip palingenesia. (ISA heeft paliggenesia, een ander handschrift).
"Heeft doen wedergeboren worden" en "wedergeboren" komt in NBG’51
voor als vertalingen van het Griekse werkwoord anagennao in respec-
tievelijk 1 Petrus 1:3 en 1 Petrus 1:23.
"Wederom geboren worden" wordt in NBG’51 als vertaalwoord gebruikt
in Johannes 3:3,7 voor de Griekse woorden gennao anoothen.
Het basis werkwoord is gennao, dat ‘genereren’, ‘verwekken’ of
‘geboren worden’ kan betekenen, afhankelijk van het tekstverband
waar het in voorkomt. Het grondbegrip is worden en in het
Grieks is het nauw verwant met ginomai, dat ‘worden’ betekent.
In Johannes 3 wordt het door Nikodemus opgevat als letterlijk
‘opnieuw (wederom) geboren worden’. Maar de Heer bedoelde daar
het ‘geboren’ worden uit water en geest, feitelijk: Gods geest.
Het is dan een stijlfiguur, het gaat om een geestelijke zaak en daarvoor
hanteert de Heer een bekend begrip uit het dagelijks leven.
Wat bedoelde de Heer in Johannes 3?
Hij verwees naar het nieuwe verbond, dat Hij met het huis van Juda en
het huis van Israël zal sluiten, Jeremia 31:31-34; Ezechiël 11:16-20.
Dat verbond wordt gekenmerkt door het geven van Zijn geest in hun
binnenste; zij worden dan ‘(op)nieuw geboren’.
Die geest komt dan ‘van boven’ (Grieks: anoothen: opwaarts-plaats),
namelijk van God.
Vandaar de woorden die door de Heer gebruikt worden.
In dit hoofdstuk gebruikt Petrus het samengestelde woord anagennao, dat
letterlijk ‘opwaarts-worden’ betekent. De betekenis is praktisch dezelfde als
het woord dat de Heer in Johannes 3 gebruikte, namelijk ‘wederom
(letterlijk: opwaarts) geboren (of: verwekt, gegenereerd) worden’.
Petrus verbindt het in vers 3 met de opstanding van Christus, en in vers 23
met het woord van God. Door die kracht hadden Petrus en de andere
gelovigen uit de besnijdenis (en enkele proselieten) een enorme, geestelijk
vernieuwende ervaring in hun leven. Nieuwe levenskracht tot eer van God!
Het gaat daar om ‘de wedergeboorte’ en dat is de tijd waarin deze aarde als
herboren zal zijn. Het is de tijd van het herstel van alle dingen waarvan God
spreekt door de mond van Zijn heilige profeten vanaf de eon (Hand.3:21).
In die tijd zal Israël een centrale rol hebben voor de andere volkeren en de
apostelen zullen op 12 tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te
richten.
De apostel Paulus heeft het hier over het ‘bad van de wedergeboorte’ en hij
koppelt er direct het begrip ‘vernieuwing’ (Grieks: anakainoosis) aan vast,
dat ook in Romeinen 12:2 voorkomt, daar: vernieuwing van het denken.
Hier staat het aspect ‘afwassen’ voorop, doordat hij ‘bad’ gebruikt, dat een
vernieuwende werking heeft.
We kijken naar Titus 3.
"1 Herinner hen eraan, dat zij zich aan overheid en gezag onderwerpen,
gehoorzaam, tot alle goed werk bereid zijn,
2 geen lastertaal uiten, niet twisten, vriendelijk zijn en alle zachtmoedigheid bewijzen aan alle mensen.
3 Want vroeger waren ook wij verdwaasd, ongehoorzaam, dwalende,
verslaafd aan velerlei begeerten en zingenot, levende in boosheid en nijd,
hatelijk en elkander hatende.
4 Maar toen de goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland (en)
God verscheen,
5 heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan
hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de heilige geest,
6 die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze
redder,
7 opdat wij, gerechtvaardigd door Zijn genade, erfgenamen zouden
worden overeenkomstig de verwachting van het eonische leven."
Het is goed mogelijk, dat Paulus, door in vers 3 en vers 5 nadrukkelijk wij
te gebruiken, over zichzelf en zijn volksgenoten spreekt.
In vers 2 spreekt hij over de hele mensheid, iets waar hij in Titus 2:11 over
sprak. In vers 4 gaat het opnieuw over alle mensen. Het wij in vers 3 en 5
lijkt erop te wijzen, dat de apostel zich daar rekent bij het volk waar hij toe
behoort. Dat heel de mensheid zich zo gedraagt als Paulus in vers 3 schrijft,
is duidelijk, maar hij zegt: ook wij en doelt dan op het volk Israël. Het erge
is, dat men in Israël onder de Thora zich ook zo gedroeg!
In vers 5 spreekt hij over werken van gerechtigheid die wij zouden gedaan
hebben; een uitspraak die ook typisch bij het Joodse volk past, dat gerechtig-
heid uit de werken van de wet verwachtte (Romeinen 9:31,32). Let ook op de
nadruk op het doen: "….die wij zouden gedaan hebben".
Dan is het logisch dat hij in vers 5 ‘wedergeboorte’ noemt, omdat dat spreekt
van de vernieuwing van het volk Israël dat het koninkrijk van de hemelen
binnengaat. Daarbij spreekt hij van Jezus Christus als redder (Titus 3:6), terwijl
hij in Titus 1:4 spreekt over Christus Jezus, onze redder, als hij Titus aanspreekt.
Uit de vindplaatsen blijkt, dat het bij wedergeboorte steeds om het volk Israël
gaat, en direct te maken heeft met de koninkrijksboodschap. Het gaat om een
geestelijke verandering/vernieuwing die door Gods geest bewerkt wordt.
Paulus noemt het begrip één keer, maar past die in zijn onderwijs niet toe op het
lichaam van Christus. Bij de leden van het lichaam van Christus gaat het om een
dieper ingrijpende verandering, die van een oude naar een nieuwe schepping.
Je kunt dit vergelijken met een verandering van de aarde door water in
Genesis 1:2; dit is een wedergeboorte.
De verandering van oude naar nieuwe schepping gebeurt door vuur; dan onder-
gaan aarde en de hemelen een totale omvorming die veel ingrijpender is dan het
watergericht van Genesis 1:1,2.
Dit illustreert het verschil tussen de wedergeboorte bij Israël en de nieuwe
schepping bij de gemeente die het lichaam van Christus is!