Paulus schreef aan zeven gemeenten in totaal negen brieven.
De brieven aan de Tessalonicenzen schreef hij eerst, maar spreken over de toekomstige heerlijkheid. Daarin heeft de doop in water geen enkele plaats. Alles is dan in de geest, geestelijk. Daarom wordt in deze brieven niets gezegd over de doop in water.
In Galaten 3:25-28. "‘Want jullie zijn allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus’" (vers 26). Hier staat, dat de positie (in Christus Jezus) van de gelovige zijn of haar deel wordt door geloof (dus zonder werken , zoals de doop in water). Vervolgens blijkt, dat Paulus een vroegere brief schrijft: "want zovelen er van jullie gedoopt zijn, doen Christus aan" (vers 27). Zij, die al eerder naar binnen in Christus gedoopt waren (onder de koninkrijksbediening), bleken in feite al in Christus Jezus te zijn door geloof! Zij waren door geloof in die positie gekomen, door Gods geest. Juist die geest zorgde ervoor, dat zij "in Christus Jezus" waren. Dan verdwijnen alle vleselijke verschillen. "Want jullie zijn allen één in Christus Jezus" (vers 28). Dat is een zuiver geestelijke zaak. Waterdoop doet er niet toe, hoewel er onder de Galaten waren, die wel in water gedoopt waren, zoals we daarnet zagen.
In 1 Corinthiërs komt ‘dopen’ verschillende keren ter sprake:
"Ik ben dankbaar, dat ik niemand uwer gedoopt heb dan Crispus en Gajus; zodat niemand kan zeggen, dat jullie in mijn naam gedoopt zijn. Ook heb ik nog het gezin van Stefanas gedoopt; verder weet ik niet, dat ik nog iemand gedoopt heb. Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen"
1 Corinthiërs 1:14-16
Hier spreekt hij over de waterdoop, dat gebeurde in de tijd waarin Israël nog niet tijdelijk terzijde was gesteld. We zien, dat hij naar de geestelijke dingen (verkondiging van het evangelie) wijst, weg van het vleselijke (waterdoop).
"Want ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee heengingen, allen zich naar binnen in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee…"
1 Corinthiërs 10:1-3
Hier illustreert hij de waarheden die met de doop verbonden zijn: reiniging en eenheid. Zij werden afgescheiden van de Egyptenaren en met Mozes verenigd door de doop. Zij werden in de wolk en in de zee (twee elementen) naar binnen Mozes in gedoopt.
"Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, één lichaam vormen, zo ook Christus; want in één geest zijn wij allen naar binnen in één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één geest gedrenkt."
1 Corinthiërs 12:12,13
Dit is de fundamentele waarheid voor alle leden van het lichaam van Christus. Het element waarin gedoopt wordt, is geest. Het resultaat is, dat de gelovige in het lichaam van Christus is opgenomen; er staat immers ‘naar binnen in’ (Grieks: eis). Het ‘in Christus zijn’ van de gelovige, is hetzelfde als lid zijn van Zijn lichaam.
In Romeinen 6:2-4 spreekt Paulus ervan:
"Of weet gij niet, dat allen, die naar binnen in Christus Jezus gedoopt zijn, naar binnen in zijn
dood gedoopt zijn?
Wij zijn dan met Hem begraven door de doop naar binnen in de dood, opdat, gelijk Christus uit
de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden
wandelen"
Het resultaat van de doop in de geest (het moment van tot geloof komen; géén aparte ervaring daarna!) is, dat de gelovige ‘in Christus Jezus’ is. Hij wordt gedoopt naar binnen in Hem en ontvangt daarmee de geestelijke zegen: deel hebben aan Zijn dood, begrafenis, opwekking en nieuwe leven. De waterdoop illustreerde dit slechts.
Het draait om de doop in de geest; dat maakt ons één met Zijn dood, begrafenis en opwekking. Nadat Hij in water gedoopt was door Johannes, sprak Hij van een doop, die Hij nog moest ondergaan (Lucas 12:50):
"Ik moet gedoopt worden met een doop, en hoe beklemt het Mij, totdat het volbracht is"
Elke doop tot hiertoe was slechts een schaduw geweest van deze doop. Alleen deze doop wast alle zonde weg. Alleen de dood van Christus. Dát was de doop waar Hij van sprak. Voor ons, en voor de hele schepping, nam Hij de totale zonde(n) op zich. Toen was reiniging nodig en toen was doop nodig. Letterlijk water of vuur konden deze reiniging niet geven. Niets minder dan Gods verontwaardiging (toorn), dát vuur, kon de zonde verteren. Alleen Hij kon Hem daarvan reinigen. Als gevolg daarvan weten wij, dat alleen Zijn doop werkelijk reinigt en zuivert. Het draait daarbij om het kruis van de Christus van God.
Tot de dood en opstanding van Christus was er sprake van één doop: die in water. Denk aan de doop van Johannes, en vóór Johannes het mikveh, bij de Joden al in gebruik als een ritueel reinigingsbad.
In de tijd van Handelingen was er sprake van twee dopen: die in water (Handelingen 2 en 8) én die in geest (Handelingen 10). De volgorde is na Handelingen 8 omgedraaid.
Daarna, ná Handelingen 28, geldt één doop (Efeziërs 4:5): die in geest.
Let ook in het tekstverband steeds op het element waarin gedoopt wordt: wolk, zee, water, vuur, geest. Het gevolg of resultaat van een doop is steeds: reiniging (of afscheiding) en eenheid.
Bij Israël gaat dat meestal om iets vleselijks, bijvoorbeeld afscheiding van andere mensen (zoals Egyptenaren) en eenheid met Mozes.
Bij de gemeente, het lichaam van Christus, is dat puur geestelijk: reiniging van de zonde(n) en eenheid met Christus.