Gelovigen denken soms, dat de gemeente (het lichaam van Christus) van de aarde weggenomen wordt, maar na enige tijd (3,5 of 7 jaar) weer op aarde terugkeert. Zij baseren zich meestal op de betekenis, die het Griekse woord parousia (letterlijk: aanwezigheid) in de omgangstaal had. In de tijd, dat Paulus 1 Tessalonicenzen 4:13-18 schreef, betekende dit in het Romeinse rijk, dat men de stad uit liep om een overwinnaar of een koning, die terugkeerde van de strijd, binnen te halen. Zo past men dit toe op de parousia van de Heer Jezus Christus. In die gedachte gaan wij de Heer tegemoet in de lucht, om zo altijd met Hem te zijn, eerst in de hemel, later terug op aarde. Maar wat staat in 1 Tessalonicenzen 4:17?
‘daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Here wezen’
‘daarna zullen wij, de levend achtergeblevenen, tegelijk samen met hen weggerukt worden in wolken, tot een ontmoeting met de Heer naar binnen in de lucht; en zo zullen wij altijd samen met de Heer zijn’ (letterlijker vertaling)
Van groot belang is, dat hier niet staat: ‘de Here tegemoet’. Dat wekt de gedachte, dat wij de Heer tegemoet gaan, net zoals de bevolking in het Romeinse rijk de stad uit ging, de koning tegemoet. Maar er staat, dat wij ‘weggerukt worden’ en dat ‘tot een ontmoeting met de Heer in de lucht’. Daarin gaan wij dus niet zelf actief uit naar Hem toe, maar wij zijn passief en worden door Hem weggerukt van deze aarde vóór de openbaring van Zijn toorn. Hier blijft in onze gedachten, dat wij Hem in de lucht, dus los van deze aarde, ontmoeten. De brieven van Paulus roepen geen gedachte op, dat wij op aarde zullen terugkeren.
Er staat ook ‘zo zullen wij altijd samen met de Heer zijn’; dit houdt niet automatisch in, dat wij wat plaats betreft altijd Hem zullen vergezellen. Paulus zegt bijvoorbeeld, ‘de Heer is nabij’ (Filippenzen 4:5). Dat betekent nog niet, dat Hij naast ons zit waar wij zitten of naast ons loopt waar wij lopen! Het spreekt van geestelijke eenheid en nabijheid.
Als de Heer op aarde zal zijn om Zijn volk Israël te verlossen, betekent dat dus niet automatisch, dat wij in die hele periode ook op aarde zullen zijn.
Paulus zegt later in 1 Corinthiërs 15 dat ons lichaam veranderd zal worden, zodat het aan-gepast zal zijn aan de nieuwe omgeving: de hemelen.
Nóg later schrijft hij in Efeziërs 2:6,7
‘en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus, om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen naar (zijn) goedertierenheid over ons in Christus Jezus’.
"In de hemelse gewesten" is concordant vertaald: "te midden van de hemelingen", en als het om hemelingen gaat, houdt dat in, dat zij aan die hemelen toebehoren. Onze plaats is daar, zoals Paulus schrijft, en zegt dan dat die in de komende eeuwen (eonen) daar (dus niet op aarde) is! Wat een bijzondere toekomst wacht ons als gelovigen toch!